Bijdrage Arissen AO NVWA


8 februari 2018

Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag neem ik dit algemeen overleg over de NVWA over van mijn partijgenoot Esther Ouwehand, maar ik doe mijn best.

Voorzitter. De fraudegevallen in de veehouderijsector buitelen over elkaar heen. Eerst kwam de mestfraude aan het licht en nu de meerlingenfraude. Deze massale fraude in de veehouderij is het onvermijdelijke gevolg van de onhoudbare massaproductie tegen zo laag mogelijke kosten, die veehouders dwingt mee te draaien in een eindeloze schaalvergroting. De rat race to the bottom. De situatie is onhoudbaar. De Nederlandse landbouw is niet levensvatbaar zonder te frauderen. En dat noemen we: failliet.

De minister houdt de Kamer proactief op de hoogte van haar ontdekkingen ten aanzien van de meerlingenfraude. Nu blijkt uit haar Kamerbrief dat de fraude inderdaad zo grootschalig is als werd gevreesd. We hebben in eerdere debatten aangegeven deze proactieve houding van de minister zeer te waarderen. De minister zit erbovenop en dat is mooi. Dat hebben we bij haar voorgangers weleens anders gezien. Ook zijn door de minister pittige maatregelen aangekondigd. De vraag is echter: durft de minister door te pakken? Durft zij door te zetten met deze maatregelen en durft zij de problemen bij de bron aan te pakken? Door het Planbureau voor de Leefomgeving, maar ook in het rapport van Blauw en Korff uit 2016, waarin de mestfraude nader onder de loep werd genomen, wordt er namelijk op gewezen dat fraude in de veehouderij structureel is. Dus hun advies was: er moet iets gedaan worden aan de fraudedruk. De NVWA vond het plan van aanpak van de sector niet smart genoeg. Is de minister het met ons eens dat een forse daling van het aantal gehouden dieren noodzakelijk is om de fraudedruk te verminderen? Durft de minister de handhaving, en daarmee de pakkans, te vergroten? Zo ja, wil de minister dit dan toezeggen?

Het houden van meer dieren dan is toegestaan, wordt als een van de structurele bronnen van mestfraude genoemd. De Partij voor de Dieren wil daarom graag van de minister weten hoe vaak de NVWA controleert op de daadwerkelijke aantallen dieren die in de stallen worden gehouden. Tijdens het werkbezoek aan de NVWA werd verteld dat het dierenwelzijn op nummer één staat in de top tien van het aantal meldingen dat jaarlijks binnenkomt. Dat vraagt om een evenredige handhavingscapaciteit bij het dierenwelzijnsteam van de NVWA. Echter, dat heeft blijkbaar veel te weinig tijd, zo hoorden wij van de NVWA. De Partij voor de Dieren wil dat de handhavingscapaciteit van het dierenwelzijnsteam fors wordt opgeschroefd, zodat het optimaal kan controleren en handhaven. Wil de minister ook dit toezeggen?

Dan de fipronilcrisis. De fipronilcrisis is een voorbeeld waarin de sector had moeten controleren of het goedje dat in de stallen werd ingezet in de strijd tegen bloedluis wel veilig was, maar waarin de sector toch tegemoetgekomen wordt, via een protocol van de sector, goedgekeurd door de NVWA. Ze mogen nu de met fipronil vervuilde mest aangelengd met schone mest uitrijden op het land. Fipronil, een gevaarlijke gifsoort die, net als neonics, zeer giftig is voor bijen en waarvan het gebruik vergaand aan banden is gelegd, mag in aangelengde vorm toch op het land en dus in ons milieu terechtkomen. Dit is een versoepeling richting de overtreders. Is de minister met de Partij voor de Dieren van mening dat hierdoor milieucriminaliteit gefaciliteerd wordt? Kan de minister uitleggen hoe zich dit verhoudt tot de recentelijk ondertekende Nationale Bijenstrategie?

Voorzitter. Dan nu het Convenant onbedwelmd slachten. Na verwerping van ons initiatiefwetsvoorstel door de Eerste Kamer is dit convenant in het leven geroepen. Het mag duidelijk zijn dat het convenant wat de Partij voor de Dieren betreft absoluut niet ver genoeg gaat. We werken dan ook aan een nieuw wetsvoorstel. Maar tot die tijd hebben wij wel een aantal vragen over het huidige convenant. Hoe is het toezicht van de NVWA in de slachthuizen voor onbedwelmde slacht vormgegeven? Een belangrijk onderdeel van het convenant is dat een dier dat 40 seconden na het aansnijden nog niet buiten bewustzijn is, alsnog moet worden bedwelmd. Om hoeveel dieren gaat het hier en wat gebeurt er daarna met de dieren die na 40 seconden alsnog bedwelmd zijn? Wij vinden dat bij het maximumaantal onbedwelmd geslachte dieren ook de dieren moeten meetellen die de eerste 40 seconden onbedwelmd zijn gebleven en daarna dus alsnog bedwelmd werden. Is de minister dat met ons eens? Hoe staat het met de afspraak dat alle slachthuizen die onbedwelmd slachten de door de wetenschappelijke adviescommissie en de voorganger van deze minister noodzakelijk geachte verbeteringen doorvoeren en vastleggen? Kan de minister bevestigen dat het vastleggen en doorvoeren van deze verbeteringen een voorwaarde is om überhaupt te mogen slachten en geregistreerd te worden als slachthuis voor onbedwelmde slacht? En klopt het dat nog niet alle slachthuizen hieraan voldoen? Mogen daar in de tussentijd wel dieren onbedwelmd worden geslacht? Zo ja, hoe is dat mogelijk?

De voorganger van de minister schreef dat de aangenomen motie-Van Gerven over een verbod op de afschuwelijke kantelbox niet zal worden uitgevoerd. De wetenschappelijke adviescommissie concludeerde dat bij de helft van de runderen en bij ruim 90% van de schapen de fixatie onvoldoende of zelfs slecht was. Zij constateerde: "Voldoende fixatie van de kop ontbreekt vrijwel altijd". Kan de minister garanderen dat deze schokkende bevindingen niet meer zullen voorkomen? Zijn de inspecteurs van de NVWA te allen tijde aanwezig bij de fixatie en bij de eerste 40 seconden na het aansnijden? En hoeveel overtredingen zijn er geconstateerd?

Het convenant is al in werking getreden terwijl afspraken uit artikel 2 en 3 van het addendum nog lopen. Ik vraag de minister hoe het maximumaantal dieren dat onbedwelmd mag worden geslacht — de binnenlandse behoefte noemt men dat — wordt bepaald als het stelsel om het aantal geslachte dieren te beperken tot de binnenlandse vraag, nog niet is uitgewerkt. Hoe zit het met de aan te leveren cijfers om de behoefte te kunnen bepalen?

Tot slot, voorzitter. Ik ben helaas door mijn spreektijd heen. Mijn partijgenoot Esther Ouwehand heeft over de pelsdierhouderij een VSO aangevraagd, waarin zij enkele moties zal gaan indienen.

Voorzitter, dank u wel.

Interessant voor jou

Bijdrage Wassenberg debat gaswinning Groningen

Lees verder

Bijdrage SO over uitvoering motie van het lid Ouwehand over een verbod op BPA in voedselcontactmaterialen (deel 2)

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer