Bijdrage Van Raan: Verantwoordingsdebat 2017
Voorzitter. Woensdag gehaktdag. De dag waarop per ministerie verantwoord wordt hoeveel geld er is uitgegeven, waaraan het geld is uitgegeven, welke concrete doelen zij wilden bereiken en welke van die doelen concreet bereikt is. De ervaring leert dat tijdens dit debat weinig over gehakt wordt gesproken en veel over geld, alsof dat het enige is wat telt. Maar, zoals mijn fractievoorzitter pleegt te zeggen in zulk soort situaties: wat heb je aan je geld als de ijskap smelt? Vandaag lijkt die vraag actueler dan ooit tijdens het Verantwoordingsdebat. Laten we vandaag gebruiken om ruime verantwoording te vragen in de wetenschap dat we volgend jaar gaan verantwoorden met behulp van een breed welvaartsbegrip.
Laten we het vandaag dan over gehakt hebben. Jarenlang werden in ons land 450 miljoen dieren per jaar tot gehakt verwerkt, na veelal een kort en ellendig leven in de intensieve veehouderij. Niet alleen in de koets van madame Bovary zijn de gordijnen gesloten, maar ook in de vee-industrie. Gelukkig gaan ze binnenkort wat meer open. In de afgelopen jaren is er veelvuldig voor gepleit door advieslichamen van de regering en door de regering zelf om de veestapel in ons land drastisch te verkleinen in het belang van dier, natuur, milieu, volksgezondheid en biodiversiteit. Maar in plaats van verkleind is het aantal geslachte dieren in ons land dramatisch vergroot tot inmiddels 650 miljoen dieren. Dat is bijna 50% meer dan in pak 'm beet vijf jaar. Naast de V100 moeten we het dus ook over de V650 miljoen hebben. Hoe kan het kabinet dat verantwoorden?
Ik schets kort de goede voornemens waarmee het pad naar deze hel voor landbouwdieren geplaveid was. We moeten daarvoor ver terug in de tijd. Een onderzoekscommissie onder leiding van Neelie Smit-Kroes uit 1992 over het functioneren van het ministerie van Landbouw stelde: "We moeten concluderen dat bij deze specifieke onderwerpen tot nu toe de landbouwbelangen altijd centraal stonden, de maat der dingen was. Eerst door de problematiek jarenlang te ontkennen, en door vervolgens, toen dat niet langer meer was vol te houden, de problematiek te bagatelliseren, en toen ook dat niet meer kon, deze halfslachtig aan te pakken." De commissie-Wijffels stelde in 2011: "De intensieve veehouderij moet ingrijpend worden veranderd. Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag, zoals het buiten rondscharrelen. Het transport van levende dieren moet worden beperkt en het fokken van vee moet niet uitsluitend gericht zijn op toename van de productiviteit. De omgang met dieren is niet zoals wij willen en het milieu wordt te veel belast. Varkens moeten wroeten, kippen moeten scharrelen en de koe moet in de wei." Minister Brinkhorst van Landbouw reageerde namens het kabinet. "Dit rapport wordt uitgevoerd, niet om een sector de grond in te duwen, maar om ervoor te zorgen dat we weer trots op de veehouderij kunnen zijn." Het Planbureau voor de Leefomgeving schreef in 2010 het volgende. "Er blijven tal van problemen op het gebied van dierenwelzijn. Veel dieren worden ernstig ingeperkt in hun natuurlijk gedrag. Het transport van varkens over lange afstanden is niet afgenomen. De import van vleeskalveren, en het daarmee gepaard gaande vervoer, nemen sterk toe." In 2012 schrijft de evaluatiecommissie-Van Dijk over de aanpak van de Q-koorts: "Het onderzoek naar de vermoedelijke infectiebron van de Q-koorts is lange tijd gehinderd door het beroep op de privacy. Dit heeft het exact lokaliseren van de besmette bedrijven bemoeilijkt. Het argument van bedrijfsprivacy kan niet domineren in een proportionele aanpak van een volksgezondheidsprobleem en zeker niet in een aanpak gestoeld op het voorzorgsbeginsel." De Algemene Rekenkamer heeft in zijn vervolgonderzoek over duurzaamheid in de veehouderij in 2013 het volgende bepleit. "Vooral bij varkens en vleeskuikens worden de welzijnsregels onvoldoende nageleefd: in 2011 overtrad meer dan 50% van de houders van vleeskuikens en meer dan 30% van de varkenshouders de dierenwelzijnsregels.
De conclusie die we kunnen trekken uit al deze citaten, is dat de adviesorganen van de regering keer op keer stellen dat in onze staatshuishouding de provisiekast niet op orde is. Ik denk dat de Kamer het daarmee eens zal zijn. We produceren te veel dierlijke eiwitten tegen te lage kosten. Externaliteiten en de echte prijs van melk, vee, eieren en kaas worden niet in rekening gebracht bij de consument, maar komen voor rekening van de belastingbetaler, die daarover onwetend is. In het rapport De echte prijs van vlees, wordt gesteld dat die prijs 35% te laag is. Vlees wordt dus in feite fors gesubsidieerd. Uit het recente onderzoeksrapport De echte prijs van melk, dat is opgesteld in opdracht van de G. Pierson Foundation, blijkt dat melk meer maatschappelijke kosten met zich meebrengt dan er baten zijn.
In onze staatshuishouding blijkt het voedselbeleid uiterst inefficiënt te zijn. Dat beleid brengt hoge kosten en enorme maatschappelijke nadelen met zich mee. Daarom wil ik me tijdens dit Verantwoordingsdebat eigenlijk maar op één vraag richten: hoe verklaart het kabinet de dramatische groei van het aantal geslachte dieren in relatie tot alle voornemens om de aantallen terug te brengen tot overzichtelijke proporties? Als de minister-president daarvoor een goede verklaring kan geven, is deze gehaktdag wat mij betreft al geslaagd.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat is niet waar. Die varkens zullen niet naar Holland hollen, nee.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Misschien is mijn vraagstelling niet duidelijk geweest. De Nederlandse houderij van varkens, kippen, koeien, en alle sectoren van de Nederlandse landbouw behoren gewoon tot de top van de wereld als het gaat om natuur en milieu, maar ook als het gaat om dierenwelzijn. Is dat volgens de heer Van Raan niet zo?
De heer Van Raan (PvdD):
Ik dank de heer Dijkgraaf voor zijn vraag. Nee, dat is niet waar. Bovendien is het eigenlijk een valse tegenstelling. Het gaat er niet om hoe goed het gaat, maar het gaat erom dat we het terugbrengen. De ecologische voetafdruk van deze giga-industrie is zodanig dat dit niet vol te houden is. Ik heb zojuist volgens mij overtuigend aangetoond dat dit niet iets is wat alleen door de Partij voor de Dieren wordt gezegd, maar ook door talloze adviescommissies van nota bene de regering zelf.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van Raan (PvdD):
En dat is het punt dat gemaakt dient te worden.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Als je gewoon naar alle cijfers kijkt met de voetafdruk ten opzichte van andere landen — we kunnen toch niet ontkennen dat we binnen een Europese markt en vaak een wereldmarkt actief zijn? — dan horen onze boeren tot de top. Dat is geen politieke mening maar gewoon een feit.
De heer Van Raan (PvdD):
Het is een bijzondere constatering dat de boeren tot de top behoren. Het zijn overigens wel steeds minder boeren, want er stoppen zeven boeren per dag. Dat is dus helemaal niet in orde. Dat zul je toch ook moeten erkennen.
(….)
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb een vraag over de beslisboom, en dat brengt me ook een beetje terug bij onze eigen inbreng. Is de spreker het ermee eens dat de analyse van alle rapporten die ik noemde in mijn bijdrage aanbeveelt om een inkrimping van de veestapel teweeg te brengen? Past dat in zo'n beslisboom die u beschrijft?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik zit even te zoeken naar het haakje, mevrouw de voorzitter. Ik denk dat ik mijn tekst over de beslisboom nog een keer moet uitspreken. Het staat in het verslag en dus is het naleesbaar. Het heeft niet zo veel met de vraag te maken.
De heer Van Raan (PvdD):
Deelt de spreker de analyse in de rapporten die een inkrimping van de veestapel bepleit? Vindt de spreker dat de minister-president verantwoording zou moeten afleggen over het feit dat alhoewel de krimp wordt voorgesteld, de veestapel met 50% is gegroeid?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Met alle respect, ik vind dit een onzinnige vraag in dit debat. Wij hebben allerlei landbouwdebatten. Daarin gaat het over inkrimping van de veestapel, ja of nee. Als de geachte afgevaardigde ons volgt, dan weet hij dat wij het daarmee volstrekt oneens zijn, net als met de opmerking dat alle rapporten dat zeggen. Dan weet hij dat ook wij willen investeren in dierenwelzijn, natuur en milieu en dat dit wel moet worden terugverdiend door de boeren. Maar wat dat met mijn verhaal te maken heeft over evaluatie en beslisbomen? Mijn IQ is te laag om dat te bevatten.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik zal geen uitspraken doen over het IQ. Ik stel wel vast dat dit een verantwoordingsdebat is en dat een vraag over groei terecht zijn. Het spijt me dan ook dat spreker vindt dat de vraag onzinnig zou zijn.
Beantwoording bewindspersoon
Wat betreft de vraag over de slacht: ik heb me op alles voorbereid, maar ik wil die toch maar even doorverwijzen. Ongetwijfeld vinden er ook nog verantwoordingsdebatten plaats met alle ministers afzonderlijk. Dat kan zomaar waar zijn. Dat klopt, hoor ik. Wellicht kan die vraag daarin nog een keer gesteld worden. Hier begeven we ons namelijk op een terrein waar ik natuurlijk alles vanaf weet, maar dat misschien niet helemaal in het kader van dit debat past.
De heer Van Raan (PvdD):
Uiteraard past het wel in het kader van dit debat. De vraag die gesteld is gaat eigenlijk over het volgende. Er zijn allerlei rapporten die aangeven dat een bepaalde beweging niet gemaakt moet worden — in dit geval gaat het over de hoeveelheid dieren, maar dat terzijde — en dat de groei ongewenst is. We zien dat er sprake is van groei. Wat vindt de minister-president daarvan?
Minister Rutte:
Dan ga ik toch mijn kennis hier spuien. Om te beginnen streeft dit kabinet uiteraard in algemene zin naar een veehouderij met breed draagvlak in de samenleving, waarin goed geld wordt verdiend door de boeren en waarbij we ervoor zorgen dat de omgeving er geen last van heeft, sterker nog, dat er ook veel draagvlak is op het platteland. Er zijn veel stappen in die richting gezet. Kijk bijvoorbeeld naar de emissiereductie in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof, de reductie van het antibioticagebruik in de intensieve veehouderij en de ondersteuning van de plannen van de varkenshouderij om te komen tot vitalisering. Denk ook aan het SER-advies over de verduurzaming van de intensieve veehouderij. Het aantal gehouden dieren in Nederland is grosso modo stabiel, vanwege het stelsel van productierechten voor varkens en pluimvee. Het beleid van dit kabinet is er nu op gericht om export van slachtdieren te verminderen. Dit heeft als doel om het transport van levende dieren te verminderen in het kader van het dierenwelzijn. Dat betekent dat er ook meer slachtingen in Nederland plaatsvinden. In 2017 zien we een piek in de slachtingen van rundvee. Dat komt door de noodzaak — dat weet de heer Van Raan ook — om de mestproductie van melkvee terug te dringen, zodat Nederland onder het fosfaatproductieplafond van de Europese Nitraatrichtlijn komt.
Als de heer Van Raan nu nog één vraag stelt, heb ik echt geen reactie meer, want dan ben ik door al mijn kennis heen.
De voorzitter:
U hebt alles al gezegd.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank u voor het antwoord, minister. Ik hoor u zeggen dat de boeren goed moeten verdienen. Dat vindt de Partij voor de Dieren ook. Maar dat is helemaal niet het geval. Er stoppen zeven boeren per dag. Kunt u daar een reactie op geven?
Minister Rutte:
We kijken in die sector natuurlijk constant naar de balans tussen platteland, omgeving, productie en impact op het milieu. Er vindt soms natuurlijk ook schaalvergroting plaats. We hebben ook te maken met economische omstandigheden in de verschillende sectoren, zoals de melkprijs en andere prijzen. Daar kun je dus geen algemene reactie op geven.
Tweede termijn
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Ik heb drie punten. In de eerste plaats maak ik een compliment aan de heer Omtzigt. Het is heel mooi dat wij de analyse delen over het gebruik van modellen. Wij delen wellicht niet de conclusie, maar wel de analyse. Het is fijn dat het CDA nu ook zover is.
Dan mijn tweede punt. Ik werd geprikkeld door de minister-president, die weer de gaafheid van het land bezong. Daar heeft hij voor een heel groot deel ook groot gelijk in. Is hij zich ervan bewust dat onze manier van leven op dit moment anderhalve aardbol vereist? En kijkt hij er, net als wij, naar uit om dit ecologische tekort samen op te lossen door enthousiast kansen te pakken?
Ik kom op mijn derde punt. De vraag in mijn bijdrage in eerste termijn was: hoe verklaart het kabinet de dramatische groei van het aantal geslachte dieren in relatie tot alle voornemens om het terug te brengen tot overzichtelijke proporties? Eigenlijk zei de minister-president: dat klopt niet, want het aantal dieren is al teruggebracht. Ik vraag de minister-president of het klopt wat ik zeg over zijn analyse. Is er dus helemaal geen dramatische groei? Is het aantal al teruggebracht?
Ik dien één motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat belangrijke adviesorganen van de regering al decennialang bepleiten om de veestapel te verkleinen;
overwegende dat de Nederlandse veestapel zich in omgekeerde evenredigheid met dat voornemen heeft ontwikkeld in dezelfde periode;
verzoekt de regering, met een plan van aanpak te komen om de Nederlandse veestapel aanzienlijk te verkleinen, voorzien van concrete en afrekenbare doelstellingen binnen een helder tijdpad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34725).
De heer Van Weyenberg (D66):
De portee van minder dieren zit ook in het verkiezingsprogramma van D66. Dat is doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving, wat ik de Partij voor de Dieren trouwens kan aanraden. Ik vroeg me even af hoe de Partij voor de Dieren deze motie ziet in het licht van het feit dat we met een demissionair kabinet zitten. Ik vind de motie interessant en de handreiking om mee te gaan regeren is genoteerd, maar ik probeer haar even politiek te duiden qua timing.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik weet niet zeker of ik een vraag heb gehoord. U vraagt hoe u de motie moet duiden?
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik deed de volgens mij feitelijk correcte constatering dat er een demissionair kabinet zit. We weten allemaal niet voor hoelang. Vraagt u dit nu aan het demissionaire kabinet? Begrijp ik dat goed?
De heer Van Raan (PvdD):
Ja. Dank, ik begrijp uw vraag nu beter. In onze ogen is de krimp van de veestapel essentieel. En als het huidige kabinet daarmee een begin maakt, hebben wij daar uiteraard geen bezwaar tegen.
(…)
Minister Dijsselbloem:
We zullen de staatssecretaris voor Landbouw vragen om dat in een korte brief aan u te onderbouwen. Dat is overigens een heel andere vraag dan in de motie staat. Het aantal geslachte dieren is niet hetzelfde als de omvang van de veestapel. Als je alle diertjes laat lopen, dan heb je nul geslachte diertjes en is je veestapel nog even groot. Dit leer ik nou op de Landbouwuniversiteit Wageningen.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat zou ook een goed idee zijn. Dat steunen we wel.
Interessant voor jou
Bijdrage Ouwehand debat over de gevolgen van TTIP voor de landbouw
Lees verderBijdrage Ouwehand AO L&V-raad 9 mei 2017
Lees verder