Bijdrage Ouwehand aan debat over aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur
Vooralsnog zijn er nog mogelijkheden. Misschien moeten we de komende drie weken benutten om daarnaar te kijken, maar dan moet het "go/no go"-moment wel duidelijk wor- den. De Partij voor de Dieren zit nog op de lijn "laten we kijken wat er nog kan", maar ik maak me wel grote zorgen over het gebrek aan helderheid dat andere partijen hebben gegeven over de onwaarheden die hier zijn verteld. De enige beweging die we hebben gezien bij de VVD … We hebben de hele machinatie dit weekend volop zien draaien. Vóór dit weekend was het nog: "Ik heb niet gelogen. Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan. Ik heb niet gelogen". Vandaag was het: "Oké, oké. Ik heb wel gelogen, maar dat was naar eer en geweten". Voor de Partij voor de Dieren is dat niet per se een teken van diepe zelfreflectie en bereidheid om te veranderen; laat ik het maar zo zeggen.
De voorzitter:
Volgens mij was u bijna klaar. Ik zou even afronden, want u heeft nog zes seconden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
O, maar ik wilde even een slokje water. Dat mag, hè?
De voorzitter:
Vooruit. Dan ga ik toch naar de heer Rutte.
De heer Rutte (VVD):
Wat ik daar net over zei, is niet anders dan vorige week, namelijk dat ik helaas ontdekte, toen ik het stuk las om 11.00 uur en dat bij het telefoontje via via om 7.30 uur hoorde, dat ik het vermoedelijk toch had gehad over Pieter Omtzigt. Maar het is precies zoals de heer Van der Staaij mij vorige week vroeg: daarmee heb je dus een onwaarheid gesproken in de week daarvoor. Dat klopt. Niet bewust, want ik herin- ner mij oprecht niet dat ik dat had besproken. Dat is nog precies dezelfde situatie. Dit omdat mevrouw Ouwehand nu meent iets nieuws van mij gehoord te hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Daar wil ik wel even op reageren, buiten die zes seconden om. We hoorden toch net "maar mevrouw Ouwehand heeft gelijk"? Ik weet dat het heel vervelend is, dat gelijkhebbe- rige, maar de premier zei het zelf: "Maar mevrouw Ouwe- hand heeft gelijk. Ik heb gelogen. Ik heb het over Pieter Omtzigt gehad. Ik heb dat alleen naar eer en geweten gedaan". Dat zei hij vanmiddag. Vorige week was het nog: "Ik heb niet gelogen. Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan".
De heer Rutte (VVD):
Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan. Toen ik dat zei, wist ik niet dat het over Pieter Omtzigt was gegaan. Maar als je nu de aantekening ziet — dat is precies de interruptie die ik kreeg van Van der Staaij in het debat vorige week donderdag — dan blijkt dat ik dus onwaarheid heb gesproken. Dat heb ik niet expres, bewust of wat dan ook gedaan. Ik herinnerde mij simpelweg niet dat het over Pieter Omtzigt was gegaan in dat gesprek. Daarmee is wat ik net zei niets anders dan vorige week, ook in reactie op de interruptie van Van der Staaij.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan concludeer ik dat er geen progressie in zit. Dat lijkt me voor partijen die formatiegesprekken willen voeren rele- vante informatie. Ik wil mijn collega's oproepen om zich niet te laten chanteren. Natuurlijk, we hebben te maken met een coronacrisis, maar hoe helpt het ons land als de premier gewoon door kan, terwijl heel Nederland denkt: ja, maar op wat die man zegt, kunnen we toch niet bouwen?
Dank u wel, voorzitter.
Interrupties
Interrupties bij de minister-president
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Eerst even de feiten rechtzetten. De heer Rutte heeft niet alleen gezegd "Omtzigt zou minister kunnen worden", ver- wijzend naar gesprekken die daar al of niet over zijn gevoerd, maar hij heeft vooral gezegd: je moet wat met Pieter Omtzigt. We pakken de draad op waar we donderdag- avond gebleven zijn. We hebben hier uitvoerig gedebat- teerd. Er zijn moties aangenomen. Daarna heeft de heer Rutte hier in de microfoon gezegd: ik ga er alles aan doen om het vertrouwen te herstellen. Ook een heel paasweek- end, waarin we allerlei VVD-machinaties hebben gezien, heeft niet geleid tot een ander inzicht. Mijn vraag is: hoe ziet de heer Rutte dat dan voor zich? Want we hebben hier gedebatteerd. De hele oppositie heeft gezegd: dat verhaal van "o, dat kan ik me niet herinneren" geloven we niet. De coalitiepartijen, minus de VVD, zeggen hetzelfde. Eigenlijk zegt de hele Kamer minus de VVD: de heer Rutte heeft niet de waarheid gesproken. De heer Rutte en de VVD zeggen: welles. Hoe ga je dat herstellen?
De heer Rutte (VVD):
Dat is op zichzelf lastig te herstellen, want daar zijn we het niet over eens. Ik heb te respecteren dat mensen zeggen: je hebt niet de waarheid gesproken. Dat kan ik niet veran- deren, maar ik kan hier nu ook niet liegen dat ik niet heb gelogen. Dat zou ook raar zijn. Wat we hebben besproken in dat gesprek blijkt uit die aantekening. Het is een stommi- teit van mij dat ik me dat niet herinner. Ik was daar niet alleen in, maar het is zeker een stommiteit. Daar hebben we het vorige week uitvoerig over gehad. Wat daar vervol- gens staat, is niet: Omtzigt, functie elders. Dat is echt iets anders. Ook Hoekstra heeft vorige week uitvoerig uitge- boord met de verkenners dat dat echt iets anders is. Wat daar staat, is niet anders dan wat ook door de leider van het CDA in de campagne genoemd was. Dat hele debat kunnen we overdoen. Ik denk alleen, als je in alle eerlijkheid kijkt naar die discussie, dat wat daaronder ligt een veel fundamenteler vraagstuk is. Dat is een veel fundamenteler vraagstuk over: hoe dichtgetimmerd is een regeerakkoord? Hoe ga je in de toekomst om met de relatie tussen een kabinet en een Kamer? Hoe ga je om met vraagstukken rondom bijvoorbeeld een coalitieoverleg? Hoe ga je in de toekomst om met vraagstukken rondom het versterken van de positie van de Kamer zelf, ook als het gaat om bijvoor- beeld onderzoeksmogelijkheden, het als Kamer veel meer in staat zijn, ook de bestaffing daarvoor hebben om ambte- naren en burgers te horen en veel eerder op de hoogte te zijn als er in de uitvoering dingen verschrikkelijk fout gaan, zoals bij de kinderopvangtoeslag? Ik noem een paar thema's; er zijn er nog veel meer. Ik zou pleiten voor dat brede onderwerp van macht en tegenmacht, van bestuurscultuur. Dat gaat veel verder dan het debat van vorige week. Dat is iets wat we met elkaar in de afgelopen 30, 40 jaar hebben gebouwd. Ik denk dat we met elkaar vaststellen dat er een aantal fundamentele vraagstukken aan de orde zijn. Ik denk dat het kan helpen — maar ik ga alleen over mijn eigen inbreng bij de informateur — en dat het verstandig zou zijn om in dat gesprek ook dit soort thema's aan de orde te stellen en te bezien of ons dat helpt gezamenlijk een nieuwe oriëntatie te vinden op deze onderwerpen. Die kunnen ook weer bijdragen aan een nieuwe basis om verder te gaan.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is een superlang antwoord, maar nog geen begin van het antwoord op mijn vraag. Ik zal even verhelderen waarom ik eraan hecht om hier een beeld te krijgen van hoe het herstel van vertrouwen eruit zou moeten zien of wat de heer Rutte daarvoor gaat doen. Ik denk dat de heer Wilders een punt heeft dat we het land geen plezier doen met een kansloos formatieproces als dat vertrouwen toch niet hersteld kan worden. Degenen die het vertrouwen willen herstellen, staan wel op achterstand, kan ik zeggen. Ik zie nog steeds dat de hele Kamer, minus de VVD-fractie, zegt "de heer Rutte heeft niet de waarheid gesproken" en dat de VVD zegt "welles". Ik weet niet of u weleens gepro- beerd hebt vertrouwen te herstellen tussen twee mensen die van mening verschilden, maar dit welles-nietes helpt natuurlijk niet. Wat gaat de heer Rutte nou doen? Hoe ziet hij voor zich dat er vertrouwen kan komen bij partijen die zeggen "u heeft niet de waarheid gesproken", terwijl hij blijft volhouden: jawel hoor, wel, welles? Hoe gaat dat eruitzien?
De heer Rutte (VVD):
Ik heb natuurlijk helemaal niet de waarheid gesproken, want dat bleek wel besproken te zijn. Ik heb alleen naar beste eer en geweten antwoord gegeven op de vraag: heeft u het over Omtzigt gehad? Daar kan ik niet iedereen hier van overtuigen. Dat klopt. Maar vervolgens gaat de vervolgvraag wat mij betreft veel verder. Die gaat over de discussie die daaronder ligt, over de vraag wat de relatie is tussen ons hier en het land. Wat is de relatie tussen Kamer en kabinet? Al dat soort vraagstukken zullen we met elkaar moeten bespreken. Daarover gaat het debat al veel langer, ook in alle hevigheid versterkt door de uitkomst van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie. Ik vermoed al wat mevrouw Ouwehand daarover naar voren gaat brengen — maar daar ga ik niet over — maar ik denk dat het zou kunnen helpen als we, in een fase waarin we de komende weken in gesprek gaan met een informateur, niet zozeer al gaan praten over het klimaatbeleid of het migra- tiebeleid in de komende vier jaar, maar wel over dit onder- werp, omdat dit volgens mij een centraal punt is: het ver- trouwen tussen ons hier en tussen ons en de samenleving. En daar pleit ik voor. Dat raakt dus wel degelijk ook aan een kernpunt in het debat van afgelopen donderdag en ook aan kritiek in mijn richting als onderdeel van die Nederlandse bestuurscultuur in de afgelopen tien jaar. Daar heb ik ook op te reflecteren. Daar heb ik dan in die gesprekken mijn punten over naar voren te brengen. Waar gingen dingen wel goed en waar gingen dingen niet goed? Waar kunnen dingen anders? Ik was niet van plan om mijzelf verantwoor- delijk te houden voor alles wat we in de afgelopen 40 jaar met elkaar gedaan hebben, maar ik denk dat dat dienstig kan zijn. Ik denk dat zo'n gesprek — ik hoop dat mevrouw Ouwehand daar ook aan deelneemt — ons kan helpen om het land ook weer op dit punt perspectief te geven.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zal straks ook de vraag stellen aan de partijen die er tot nu toe nog niet heel helder over zijn geweest, maar ik denk dat dit dus niet helpt. Ik denk dat dit niet helpt. Voor de Partij voor de Dieren is het duidelijk. De Kamer is het hoogste orgaan. Daar heb je respect voor op te brengen. In de Kamer liegen tegen de Kamer? Dan ben je gewoon af. Als daar geen enkele reflectie op komt in de zin van "ik heb gelogen; ik heb een probleem, ik zoek hulp en ik ga het oplossen", weet ik veel, dan zegt de Partij voor de Dieren: dit kan dus niet. Ik ben heel erg benieuwd hoe de andere partijen daarover denken. Maar ik kan u wel zeggen, meneer Rutte: dit is de poging om na het Paasweekend te vragen "heeft u enig inzicht gekregen?", en wat hier nu vandaag weer gebeurt, helpt niet, hoor.
De heer Rutte (VVD):
Mevrouw Ouwehand heeft gelijk: ik heb gelogen dat we het wel over Omtzigt hadden. Dat klopt. Ik heb dat alleen naar beste eer en geweten gedaan. Omdat een meerderheid in de Kamer zegt "we geloven je niet", kan ik toch moeilijk zeggen: o, sorry, dan heb ik het verkeerd gezegd? Dat is het enige punt dat ik van mevrouw Ouwehand niet helemaal snap. Daar kun je eindeloos over van mening verschillen. Maar uiteindelijk is dan toch de vraag hoe je kunt proberen die discussie ook weer enigszins in banen te leiden die weer iets opleveren voor de toekomst? Dan gaat het toch om een veel groter vraagstuk, namelijk hoe we ons verhouden tot de samenleving?
Interrupties bij D66
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Kaag heeft eerder gezegd: we gebruiken ook het paasweekend om te reflecteren. Bij de heer Rutte heeft dat ertoe geleid dat hij nu zegt: ik heb gelogen, maar naar eer en geweten. Dat was vorige week nog net iets anders. Maar de vraag is: wat verwacht D66 eigenlijk dat er moet gebeu- ren voordat er weer vertrouwen kan komen in de VVD? Want mevrouw Kaag was vorige week relatief duidelijk: als de motie die zij heeft ingediend tegen haar was ingediend en aangenomen werd, dan zou ze zelf de eer aan zichzelf houden en opstappen. Dus wat moet er gebeuren volgens D66 om te komen tot een stabiele coalitie?
Mevrouw Kaag (D66):
Dat zijn grote vragen. We hebben juist deze motie ingediend om in de rustperiode het proces van bezinning, reflectie op de politieke cultuur en op de voorwaarden waaronder het vertrouwen eventueel hersteld kan worden uit te leggen. Voor ons gaat het over de politieke cultuur. Ik heb al eerder in de campagneperiode gesproken over het afschaffen van coalitieoverleggen, het versterken van het dualisme en het versterken van de rol van het parlement. Daar zijn heel veel fasen en lagen in. Wat ik donderdag heb gezegd, staat nog steeds. De afstand en het belang en de noodzaak om het vertrouwen niet alleen te herstellen maar eventueel ook te kunnen versterken, zijn ontzettend belangrijk. Ik start deze fase vanaf een nulpunt, zonder verwachtingen of verplich- tingen. Ik vind dat ook het meest zuivere in deze start van het proces.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag dit omdat we ... Nogmaals, we hebben een zware verantwoordelijkheid om te doen wat nu het beste is voor Nederland. Als dit nergens op uitloopt ... Of het wordt een kansloos formatieproces óf we zitten straks met een kabinet waarvan iemand die zware moties van de Kamer aan zijn broek heeft gekregen gewoon weer deel uitmaakt. Dan denk ik: daar schiet Nederland niks mee op. Het paasweekend is voorbij. Mevrouw Kaag zou zelf zijn afgetreden als deze moties tegen haar aangenomen zouden zijn. De heer Rutte laat zien dat hij niet van plan is om zulks te doen. Dus wat zijn dan de voorwaarden die D66 stelt aan bijvoorbeeld formeren met de VVD? Er zijn ook nog andere opties buiten de VVD om. Het lijkt me goed om helder te hebben wat de voorwaarden zijn van D66 om eventueel weer gesprekken aan te gaan met de VVD.
Mevrouw Kaag (D66):
Er zijn algemene voorwaarden voor ons allemaal. Ik heb een aantal voorwaarden, suggesties zou ik zeggen, genoemd. Het is natuurlijk aan eenieder, en in dit geval natuurlijk ook aan de heer Rutte, om uit te tekenen hoe hij de vertrouwenskloof wil en/of kan herstellen. Er zal werk gemaakt moeten worden, zeker door degenen die al veel langer meedraaien in de politiek dan ikzelf, van de vraag hoe we een bestuurscultuur kunnen opstarten, opbouwen en uitbouwen met veel meer openheid en transparantie. Dat is een persoonlijke committering en een partijcommit- tering. Verder wil ik niet vooruitlopen op de gesprekken die ik juist zo belangrijk acht. Hopelijk gaat de heer Tjeenk Willink daar de informateur in zijn, als dat bevestigd wordt door deze Kamer. Dat is juist het moment waarop we dat kunnen uittekenen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik denk — en dat zou D66 toch met mij eens moeten zijn — dat Nederland op dit moment transparantie verdient over waar de verschillende partijen zich aan vast zullen houden als er nog een formatieproces wordt opgestart. Dus wat zijn nou de ijkpunten voor D66? Voordat dit gedoe er kwam, hebben we allemaal netjes met de verkenners gesproken en een brief gestuurd over onze inzet. Mijn simpele vraag is: wat is de inzet van D66? Welke randvoorwaarden stelt D66 als het gaat om het herstel van vertrouwen in de rechtsstaat, gelet op wat er vorige week is gebeurd? Want daar hoort natuurlijk ook bij dat D66 hierop reflecteert. Het is vorige week niet aan de orde gekomen, omdat ik vond dat het echt moest gaan over de rol van de minister-presi- dent en de leider van de grootste partij in dit huis. Maar de verkenners, waarvan een van D66-huize is, lijken toch echt te hebben meegeholpen aan het creëren van een onwaar- heid; laat ik het heel voorzichtig zeggen. Ik merk bij D66 nog niet de morele ondergrens, de randvoorwaarden waaronder zij zeggen: zo zouden wij weer in een formatie- proces gesprekken kunnen voeren. Ik denk dat Nederland die transparantie wel verdient.
Mevrouw Kaag (D66):
Ik weet niet of ik de vraag goed begrijp. Als u het heeft over de motie van afkeuring: daarover ben ik duidelijk geweest. Ik heb wat er gebeurd is, ook de rol van de verkenners in het proces van de verkenning, afgekeurd in diezelfde motie. Daar zijn we niet ambivalent over geweest. De dames, de verkenners Jorritsma en Ollongren, zijn afgetreden. Zij hebben ook hun verantwoordelijkheid genomen. Dat is één. Dat is heel helder en dat weten onze kiezers ook. We hebben overigens ook schriftelijk gecommuniceerd met onze eigen achterban. Onze randvoorwaarden zult u terugzien in de brief aan de heer Tjeenk Willink die ik aan het schrijven ben, mocht het proces inderdaad heel snel kunnen starten. Een heel groot deel zal gaan over de politieke cultuur, de bestuurscultuur. Daar kunnen we randvoorwaarden in herkennen: wat we willen met het versterken van de rol van het parlement, wat we willen met transparantie. Als partij zijn we daar sowieso altijd voor. Sommige dingen zijn techniek, veel dingen zijn politieke keuzes. Maar als de echte vraag is "sluit u de heer Rutte uit?", dan is dit niet het moment om daarop te antwoorden. In eerste instantie — dat heb ik vorige week ook gezegd — heeft de VVD de ver- kiezingen gewonnen. De VVD heeft bijna 2 miljoen kiezers op haar conto. Dat is een deel van Nederland dat op de VVD stemt en ook op de heer Rutte. Maar er zal heel veel moeten gebeuren, ook vanuit de keuzes en de grenzen van de heer Rutte. Dat is onderdeel van alle gesprekken. Ik kan alleen voor D66 spreken. We spreken allemaal met de heer Tjeenk Willink. De vertrouwenskloof zal heel veel vergen en daarom vind ik dat dit proces zorgvuldig en rustig moet plaatsvin- den. Dat is heel belangrijk. Ik ga niet voor de troepen uit lopen, ik ga niet vooruitlopen op allerlei elementen die we nog met zijn allen moeten bespreken. Ik ben ook heel geïnteresseerd in hoe andere partijen naar de inhoud van herstel kijken, want daar gaat het op dit moment om.
(...)
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Volgens mij zien we hier precies waarom het zo belangrijk is om geen spelletjes te spelen of laatdunkend te doen over de waarheid. Mevrouw Kaag zegt hier iets. Ze wordt aange- vallen door de heer Wilders. Dan komt de heer Rutte ter verdediging van mevrouw Kaag naar voren. Maar in alle eerlijkheid, hoe stevig hij ook zegt "dat is echt niet gebeurd, hoor", half Nederland denkt: dat zal wel; dat is die Rutte en je kan geen waarde hechten aan wat hij daar zegt. Maar daarom kwam ik eigenlijk niet naar voren.
De voorzitter:
Dat is goed om te weten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb nog een vraag aan mevrouw Kaag, of een observatie. We debatteren vandaag over hoe we verdergaan. Het zal geen geheim zijn: bij de Partij voor de Dieren zien we het somber in. Ik snap goed dat bijvoorbeeld de heer Wilders zegt: laten we nu al de conclusie trekken dat het niks meer wordt. Laten we er even van uitgaan dat D66 oprecht het vertrouwen wil herstellen, ook dat in de rechtsstaat, en oprecht een einde wil aan die bestuurscultuur, die voor heel grote problemen heeft gezorgd. De heer Azarkan bracht niet voor niks de toeslagenaffaire in. Mijn vraag is dan om ook even te kunnen proeven waarin D66 precies verandering gaat aanbrengen en waar het bereid is voor te vechten. Vorige week hebben we gezien dat de heer Rutte niet de waarheid heeft gesproken. Hij geeft nu toe dat hij gelogen heeft, naar eer en geweten.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De verkenners hebben daaraan meegewerkt. Waarom hebben mevrouw Kaag en haar fractie niet voor de motie gestemd die vroeg om ook nog een parlementaire onder- vraging te houden om erachter te komen wat zich daar precies heeft afgespeeld? Wie heeft wie onder druk gezet? Hoe kwam het dat niemand het zich kon herinneren, of dat zei? Waarom wilde mevrouw Kaag die ondervraging niet?
De voorzitter:
Dat was de laatste vraag. Mevrouw Kaag.
Mevrouw Kaag (D66):
Wij hebben daar vorige week niet voor gestemd. Wij vonden dat er voldoende informatie was gedeeld. Het was een treurige conclusie van een heel lang proces. Ik denk niet dat er nog meer te leren was. Ik denk dat nu belangrijk is dat we nieuwe randvoorwaarden stellen en daar ook alle energie op richten. De verkenners zijn afgetreden en hebben hun verantwoordelijkheid genomen. We hebben alle handgeschreven aantekeningen gezien. We hebben de getypte aantekeningen gezien. Er zijn gesprekken geweest. De verkenners zijn gehoord. De heer Rutte is uitvoerig gehoord. Voor ons was het beeld compleet. Dat was een treurig beeld. Daar moeten we lering uit trekken.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u wijst naar de heer Wilders, maar het was een nieuw punt dat hij inbracht. Als u echt een laatste vraag stelt, dan wil ik daarna naar de volgende sprekers gaan. Kort graag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Een korte vraag, of eigenlijk een constatering: D66 heeft er op dit moment dus nog er geen belangstelling voor om ook de dieperliggende oorzaken — bewindspersonen uit de wind houden; allemaal meewerken om de waarheid een beetje onder de pet te houden — verder uit te zoeken? Dat vind ik zorgwekkend voor de rest van het proces. Laat ik het dan maar zo zeggen.
De voorzitter:
Dat was een conclusie.
Mevrouw Kaag (D66):
Ik deel die conclusie absoluut niet. Ik denk dat de insteek van wat er eventueel nog gevonden zou worden heel weinig zou zijn. Ik denk dat we er meer baat bij hebben om nieuwe randvoorwaarden te stellen en daar duidelijk over te zijn, met alle lessen die nu al geleerd zijn.
Interrupties bij het CDA
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb twee korte vragen. Wat moet er volgens de CDA- fractie bij de VVD gebeuren, gelet op de ingediende en ook aangenomen motie, om dat vertrouwen te herstellen? En de tweede vraag: wordt die inzet gedeeld en gesteund door de hele fractie van het CDA?
De heer Hoekstra (CDA):
Ik begrijp dat het wat kort was, maar we hebben vorige week tot 3.00 uur, 3.30 uur 's nachts gedebatteerd. Ik zou naar dat debat, naar mijn inbreng en naar de tekst van de motie willen verwijzen als het gaat over hoe nu verder. Voor de goede orde — ik dank mevrouw Ouwehand voor de gelegenheid om dat nogmaals te benadrukken — ook met het nieuwe traject met deze, inmiddels, informateur is de CDA-fractie niet aan zet. Dat waren wij al niet en dat zijn wij zo mogelijk nog minder. Ik heb vorige week ook gezegd allerlei partijen te zien met wie ik in theorie graag in onderhandeling zou willen, omdat ik inmiddels weet welk deel van het tafelzilver ze in de aanbieding hebben gedaan. Maar wij zijn niet aan zet en wij zullen ook niet snel aan zet komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat van dat tafelzilver is leuk. De heer Hoekstra heeft vast gelezen dat de Partij voor de Dieren niet een forse krimp van de veestapel heeft weggegeven in dat eerste rondje gesprekken. Het wordt dus spannend of we kunnen forme- ren buiten de VVD om, want dan zullen het CDA en de Partij voor de Dieren moeten samenwerken.
De voorzitter:
U zou het kort houden, zei u net.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, maar dit kan ik toch niet laten lopen, voorzitter?
De voorzitter:
Dat dacht ik ook. Nu de vraag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
U kent me. De vraag wordt toch wel concreet. We hebben gezien dat de drie coalitiepartijen gezamenlijk de motie hebben gesteund die de heer Hoekstra mede heeft inge- diend. Een van de coalitiepartijen heeft gezegd: wij zien niet voor ons dat we gaan samenwerken met de VVD met Rutte. Ik vraag me af welke helderheid de CDA-fractie vandaag kan geven, omdat we wel met elkaar moeten aftasten wat de beste en verstandigste stap voorwaarts is. Gaan we een formatieproces in dat toch dood gaat lopen? Wat is wijsheid hier? Het zou helpen als het CDA helder is vandaag.
De heer Hoekstra (CDA):
Interessant om te merken — de afgelopen jaren heb ik het niet zo gevoeld — dat de Partij voor de Dieren nu kennelijk denkt dat er met het CDA samen geformeerd zou moeten worden. Ik zou daar toch aan willen toevoegen: bezint eer ge begint. Wat die vraag betreft: daar heb ik vorige week en ook vanochtend wat over gezegd. Ik vind dat de tempe- ratuur in Den Haag moet afkoelen en ik vind dat het CDA niet aan zet is.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar we moeten wel goed kijken naar de situatie zoals die is. De hele oppositie heeft gezegd geen vertrouwen in Rutte te hebben. Dat valt allemaal af. Dan kunnen er nog maar twee dingen gebeuren: óf de huidige coalitiepartijen gaan toch met Rutte samenwerken óf we gaan buiten de VVD om. Het CDA is niet de eerste voorkeurspartner van de Partij voor de Dieren, zeker niet, maar dan moet die route verkend worden. Als de heer Hoekstra zegt dat dat ook niet gaat gebeuren, dan moeten we volgens mij vandaag de motie van de heer Wilders steunen en concluderen dat het echt allemaal geen zin meer heeft.
De heer Hoekstra (CDA):
Ik verwijs mevrouw Ouwehand naar mijn vorige antwoord.
Interruptie bij FvD
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Eén korte vraag. Ik zou willen opmerken dat de Partij voor de Dieren op zichzelf enthousiast is over dit soort voorstel- len, op hoofdlijnen. Dus ik vind het een beetje unfair als de heer Baudet hier doet alsof hij de enige is die een alternatief heeft. Want vorige week heeft hij de motie medeonderte- kend, die zegt: laten we een informateur aanstellen. Wek dan niet de suggestie dat niemand in de Kamer die informa- tiefase op een andere manier zou willen vormgeven, als u zelf ook hebt gezegd "laten we het via een informateur doen". Dat was de kanttekening die ik wilde plaatsen. Verder zie ik uit naar dit soort voorstellen na de volgende verkiezin- gen, want ik denk dat daar goede ideeën tussen zitten.
De heer Baudet (FVD):
Dat is dus een beetje een gelijkhebberige opmerking van Esther, eigenlijk. Toch?
Interessant voor jou
Bijdrage Ouwehand aan debat over Omtzigt-notitie
Lees verderBijdrage Wassenberg aan debat over nieuwe Kamervoorzitter
Lees verder