Bijdrage Ouwehand AO Grondstoffen en Afval
Bijdrage Ouwehand AO Grondstoffen en Afval
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Een debat over grondstoffen en afval waarin je uitgebreid met elkaar kunt ruziën over cijfers in rapporten die al dan niet kloppen, maar het is ook een onderwerp dat wij iedere dag samen zelf kunnen zien. Wij hebben gisteren wat petities in ontvangst mogen nemen. De voorbeelden van wat wij zoal op straat kunnen aantreffen als gevolg van ons falende afvalbeleid zien wij ook op Twitter met alle zwerfies. Ik wil de staatssecretaris in elk geval even voorhouden wat Stichting De Noordzee heeft verzameld. De stichting heeft 400 meter over het Noordzeestrand gelopen en daarbij de troep opgeruimd. Dan vind je honderd doppen. Geëxtrapoleerd naar de hele Nederlandse kust, betekent dat dat er permanent 90.000 doppen liggen. Als iedereen die netjes zou oprapen, is er niks aan de hand, maar ik zie ook dat de VVD geen legertje afvalrapers heeft, niet binnen haar eigen gelederen en ook niet in de begroting. Je kunt dus ruziën over hergebruikpercentages wat je wilt, maar feit is dat Nederland vol ligt met troep en dat die troep in zee belandt en daar verschrikkelijke dingen doet met de ecosystemen.
De belangrijkste vraag aan de staatssecretaris is of zij bereid is om los van het geruzie over de gehaalde percentages het grote geheel te zien. Ik zou dan zeggen dat er aan de r'en die centraal in dit debat staan -- de staatssecretaris noemde reduce, re-use, recycle en renew -- een paar r'en kunnen worden toegevoegd: refuse -- als je van metal houdt, zeg je daar meteen "resist" achter -- rethink en repair. De staatssecretaris heeft toegezegd dat ze het refuse-gedeelte interessant vindt en wil bespreken als suggestie in de brancheverduurzamingsplannen. Ik ben heel benieuwd hoe zij dat voor zich ziet. Wij weten allemaal dat bedrijven niet zijn opgericht om het collectieve belang van het behoud van ecosystemen te waarborgen. Bedrijven zijn opgericht om winst te maken. Daar is niks mis mee, maar het is dus niet hun taak om publieke belangen te borgen. En dan kom je meteen op het spanningsveld met de marketingwaarde van een verpakking: een mooi doosje, individueel verpakt, een fancy laagje plastic. Wat je daarmee kunt verdienen, is belangrijker dan de milieuwinst die je als bedrijf zou moeten willen halen. Dat zijn gewoon de feiten. Wij zijn als overheid uitgevonden om te zorgen dat het publieke belang niet ondersneeuwt door de marketingbelangen van bedrijven.
Daarom vraag ik de staatssecretaris welke concrete voorstellen zij wil uitwerken om te komen tot een cultuurverandering om een einde te maken aan die wegwerpmaatschappij. Ik complimenteer haar met de brief waarin staat dat zij in elk geval nu geen einde maakt aan statiegeld. Dat is voor nu een redelijke geruststelling. Wij zagen die afschaffing al helemaal gebeuren. Maar er moet natuurlijk veel meer gebeuren dan dat. Een uitbreiding van statiegeld ligt veel meer voor de hand dan blijven denken over de mogelijkheid om het af te schaffen. Iedereen kan mooie woorden spreken over middel en doel, maar feit is dat het zwerfafval zo'n groot probleem is, dat er nog geen aantoonbaar beter systeem is om het te reduceren dan het op zijn minst handhaven van statiegeld. Pas als je met overtuiging kunt laten zien dat je de hoeveelheid grondstoffen die je gebruikt en wegwerpt fors kunt reduceren, zou je die discussie kunnen aangaan.
Ik vraag de staatssecretaris concreet naar afspraken over de horeca. Ik heb een vies plaatje meegebracht met de gevolgen van de staking van de schoonmakers op NS-stations. Binnen no-time valt je op hoeveel zooi wij eigenlijk kopen en weer weggooien. Waarom worden met de horecapartijen geen afspraken gemaakt over al die wegwerpverpakkingen waarmee wij ons drinken en eten inmiddels gewend zijn te kopen?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wij hebben het hier al vaker gehad over de rol van het bedrijfsleven. Is er ook moraal in het bedrijfsleven? Ik geloof van wel. Naast het winst willen maken is er ook de verantwoordelijkheid om iets te willen doen. Daarom geloof ik er ook in dat je samen afspraken kunt maken. Als ik het betoog van mevrouw Ouwehand zo hoor, is dat eigenlijk helemaal niet mogelijk. De bedrijven zouden alleen maar uit zijn op winst. Klopt dat beeld nou echt?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, het is belangrijk om de verschillende rollen scherp te houden. Als overheid moeten wij niet doen alsof wij de verantwoordelijkheid voor het bewaken van het collectieve belang, in dit geval de gezonde ecosystemen en het niet uitputten van onze aarde, kunnen afschuiven op bedrijven. Dat is hun rol niet en daarmee zouden wij onszelf degraderen. Wij weten dat dat niet kan werken, omdat bedrijven een ander belang hebben. Bedrijven zijn niet opgericht als het CDA om te strijden voor bepaalde waarden in de samenleving. Bedrijven draaien om het maken van winst. Als dat anders zou zijn, zou dat heel gek zijn. Dat staat namelijk lijnrecht tegenover de doelstelling van een bedrijf. Daar moet je helder en reëel in zijn. Als je dat gaat vermengen en doet alsof bedrijven de verantwoordelijkheid wel zouden kunnen dragen voor het waken over het publieke belang, dan krijg je dit soort geruzie over convenanten die niet werken en afspraken die niet worden nagekomen. Niemand kan de deur op slot doen en zeggen: zo is het genoeg.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb me al vaker verbaasd over deze denkwijze van de Partij voor de Dieren over bedrijven. Ik zie dat bedrijven wel hun best doen en dat ze zich zorgen maken over de continuïteit van hun bedrijf voor hun medewerkers. Zij doen daar heel erg hard hun best voor. Ik heb daarnet zelf het voorbeeld van Unilever genoemd, dat aan de slag is gegaan met de microplastics. Ik denk dat wij ook die rol van bedrijven best mogen benadrukken. Wij moeten bedrijven als een partner zien om die 52% te halen. Of het nou 52% of 53% is, het CDA staat voor een totale verbetering van de recycling …
De voorzitter: Wat is uw vervolgvraag?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik ben echt helemaal verbaasd over deze opstelling van de Partij voor de Dieren. Ik moest dit echt even kwijt.
De voorzitter: Dat is een conclusie en geen vraag. Ik stel voor dat mevrouw Ouwehand haar betoog voortzet. Daar heeft zij nog een minuut voor.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil er wel kort iets over zeggen, want mij worden dingen in de schoenen geschoven. De Partij voor de Dieren heeft deze analyse niet zelf bedacht, maar de analyse is afkomstig van onder anderen Robert Reich, voormalig minister in Amerika, niet het land waar het bedrijfsleven het meest wordt gehaat. Hij zegt heel duidelijk: scheid dat nou. Natuurlijk moet je bedrijven aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Natuurlijk moeten zij ook verantwoordelijkheid dragen, maar het kan niet zo zijn dat de verantwoordelijkheid die wij als publieke instituties dragen, op het bordje van het bedrijfsleven schuiven, want dat staat haaks op hun belangen. Zo komt het dus niet goed. Het zou het CDA sieren om er ook op die manier naar te kijken. Anders kunnen wij onszelf hier wel opheffen.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren heeft een beetje een eng wereldbeeld. Zij zegt dat bedrijven er alleen maar zijn om winst te maken en verder niks om hun omgeving geven. Ik neem daar afstand van. Ik wil mevrouw Ouwehand vragen hoe zij zonder gemeentes en bedrijven deze wereld überhaupt beter wil maken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is de grap. Als politiek zijn wij er zo ontzettend aan gewend geraakt om te polderen, om het bedrijfsleven een dikke vinger in de pap te geven bij de besluiten die wij nemen of niet meer nemen -- wij spreken bijna alleen nog maar over convenanten -- dat het simpele pleidooi om de verantwoordelijkheid voor het bewaken van het publieke belang weer steviger in handen te nemen, stuit op dit soort karikaturale reacties. Het simpele feit dat bedrijven niet zijn opgericht om een soort semi-overheidsrol te vervullen, gaat er bij de VVD blijkbaar niet in en doet alle alarmbellen rinkelen. Dat is precies het probleem dat onder anderen Robert Reich probeert aan te dragen. Vergeet niet dat je publieke instituties nodig hebt om de gerechtvaardigde belangen van het bedrijfsleven om winst te maken -- dat is niet verkeerd -- zo binnen de perken te houden dat het niet ten koste gaat van het publieke belang van toekomstige generaties.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Het is inderdaad een eng wereldbeeld. Zonder bedrijven die zorgen voor vermindering van verpakkingen of voor het betalen van de kosten, zonder gemeentes die de uitvoering doen en zonder samenwerking komt hier niks van de grond. Alleen in Noord-Korea lukt dat misschien. Misschien is het ook de reden waarom de Partij voor de Dieren zich in het Europees Parlement bij de linkerkant heeft aangesloten. Dat is nu heel erg helder.
De voorzitter: Ik hoor wederom geen vraag. Ik geef mevrouw Ouwehand opnieuw de mogelijkheid om een reactie te geven, maar ik benadruk nog even dat het de bedoeling van een interruptie is om een vraag te stellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Blijkbaar is het nogal prikkelend als je hier de stelling poneert dat bedrijven niet goed of slecht zijn, maar per definitie niet opgericht om het publieke belang te dienen. Blijkbaar zijn wij daar met zijn allen zo ontzettend van vervreemd geraakt dat alleen al het inbrengen van zo'n punt in het debat iedereen achterover doet slaan. Het lijkt mij meer dan zinnig om daar eens over na te denken en om vooral na te denken over onze rol als onderdeel van de overheid om ervoor te zorgen dat publieke belangen niet ondersneeuwen door het op zichzelf gerechtvaardigde belang van het bedrijfsleven om winst te maken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Soms kom je in een debat op een punt waarvan je denkt: hé, dat is interessant om even met elkaar uit te discussiëren. Ik ben niet zo pessimistisch als mevrouw Ouwehand over de rol van het bedrijfsleven. Er zijn ook maatschappelijke bedrijven, die een heel duidelijke maatschappelijke doelstelling hebben en die hun winst gebruiken om die maatschappelijke doelstelling te bereiken. Hoe kijkt mevrouw Ouwehand aan tegen bedrijven als Unilever, die willen groeien en die winst willen maken, maar die ook een milieueffect willen realiseren? Hebben wij als overheid niet vooral de taak om te zeggen wat er moet gebeuren? Wij kunnen het daarbij prima aan andere partijen overlaten hoe zij dat doen. Is dat niet een belangrijk onderscheid dat wij moeten maken? Zit in het borgen van het debat niet een heel belangrijk gedeelte van de borging van onze publieke functie en het publieke belang? Die borging moet je goed neerleggen. Bij het hoe is echter wel ruimte te geven.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nogmaals, als iedereen het simpele inbrengen van dit element in het debat uitlegt als een einde maken aan het bedrijfsleven, dan is er dus heel wat meer over te zeggen. Unilever is een goed voorbeeld. Als Unilever zijn ecologische voetafdruk in 2050 wil halveren maar zijn productie dan verdubbeld wil zien, dan schiet je per saldo niets op. Wij moeten ons dan de vraag stellen of Unilever ooit aan mensen gaat vertellen dat het vanwege de enorme milieubelasting beter is om wat minder Magnums te kopen. Dat gaat Unilever niet doen. Het is aan ons om het totale beeld te bewaken, in de zin van hoe groot die voetafdruk in zijn geheel mag zijn en welke normen daarvoor moeten gelden en moeten worden gehandhaafd. Dat gaat Unilever zichzelf niet opleggen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dit is een invulling van een van de drie vragen die ik stelde. Ik heb gevraagd naar de maatschappelijke bedrijven. Als overheid gaat het mij vooral om het borgen van de randvoorwaarden. Over wat er moet gebeuren gaan wijzelf, maar ten aanzien van het "hoe" kun je mijns inziens prima de bedrijven gebruiken om uit te werken hoe ze daaraan gaan voldoen en wat ze er aan bij kunnen dragen.
Mevrouw Ouwehand (PvdA): Jazeker. Het is ook helemaal geen oproep om bedrijven te ontslaan van hun eigen verantwoordelijkheid. Het is wel een krachtige oproep om een stap te zetten waar het gaat om de gewenning die we hebben aangeleerd om in convenanten te praten en vooral te zorgen dat het bedrijfsleven ook tevreden is met de plannen die we hebben, terwijl we weten dat de convenantenaanpak in negen van de tien gevallen niet voldoende oplevert, en dan zeg ik het nog heel voorzichtig. We zijn met z'n allen iets te bang geworden om daadwerkelijk normen te stellen en de naleving ervan af te dwingen als we zien dat het de spuigaten uitloopt. Ik heb hier nog niemand horen zeggen, behalve de VVD, dat het allemaal wel meevalt met de afvalproblematiek in Nederland.
De heer Bisschop (SGP): Ik heb ademloos geluisterd naar de rechtsstaatfilosofische beschouwingen van mevrouw Ouwehand. Werkelijk verbazingwekkend. Ik ben er nog niet uit of die zich nu meer op de uiterst rechtse flank dan wel op de uiterst linkse flank van de visie op de overheid bevinden, maar ik hoor haar eigenlijk ontkennen dat je vooral samenwerking nodig hebt om je maatschappelijke doelen te bereiken. Ik hoor haar eigenlijk een beeld van de overheid schetsen van de strenge bovenmeester die de jongetjes en de meisjes in de klas zo nodig bij het oor neemt en zegt: we gaan het zo doen. Als een docent dit doet, zeker tegenwoordig, dan heeft die binnen een half jaar een burn-out. Mij lijkt echter dat je beter zou kunnen insteken op een aanpak van: wij gaan aan tafel en gaan kijken hoe we het gaan doen. Is dat niet wat mevrouw Ouwehand bedoelt?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Grappig is dat juist een van de fractieleden van de SGP zinnige studies heeft gedaan over het beperkte resultaat van de convenantenaanpak. Er is helemaal niets ergs aan om ook met het bedrijfsleven te spreken over hoe we het gaan doen en om het bedrijfsleven te vragen een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Mijn pleidooi gaat erover dat we blijkbaar niet durven om normen te stellen als het bedrijfsleven die normen niet zo leuk vindt en dat we dus zijn doorgeslagen in de overlegstructuur richting het bedrijfsleven en we niet meer als publieke institutie strenger durven toe te zien op naleving van de normen die we moeten borgen. Kijk naar de zelfregulering in de vleessector. Daar zijn we goed van teruggekomen. Dat is een van de meest prangende voorbeelden. Blijkbaar heb je die dus nodig om duidelijk te maken dat we als publieke institutie sterker en strenger moeten zijn en niet te veel de oren moeten laten hangen naar wat het bedrijfsleven toevallig goed uitkomt.
De heer Bisschop (SGP): Mevrouw Ouwehand doet het nu voorkomen alsof er objectieve vaststaande normen bestaan ten aanzien van de werkwijze. Ik vraag mij af of zij niet beter de insteek kan kiezen van het gezamenlijk zoeken naar wat haalbaar is en naar de gezamenlijke doelstelling, waaraan we ons vervolgens dan ook moeten houden, want afspraak is afspraak.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De norm die wat mij betreft gewoon staat maar waar bijna niemand aan wil, is dat we maar één aarde hebben. Wat we ook doen, wat we ook verzinnen en hoeveel vrijheid we ook geven aan het bedrijfsleven, we zullen moeten respecteren dat de reproductiecapaciteit van de aarde beperkt is en dat we dus niet de aarde mogen leegroven of zodanig mogen belasten dat er geen herstel meer mogelijk is. Dat zou de norm moeten zijn waar wij over waken. Daarbinnen kun je met het bedrijfsleven praten over de invulling daarvan. Echter, als dat bedrijfsleven niet binnen die norm past, dan houdt het toch op met die overlegstructuur? Dan heb je als overheid toch de verantwoordelijkheid om te zeggen: prachtig, maar dat gaan we niet doen, want dat kunnen we niet maken ten opzichte van volgende generaties? Dat is mijn pleidooi.
Voorzitter. Dan nog iets over de toekomst. Nick en Lisa Dekker, een tweeling uit Noordwijk, probeert aandacht te vragen bij ons hier voor de nadelen van ballonwedstrijden. Dat vind ik heel dapper, want die kinderen zijn 10 jaar. Ballonnen zijn gezellig en leuk en dan vind ik het nogal wat als je op 10-jarige leeftijd durft te zeggen dat we met die ballonen zouden moeten stoppen omdat die erg slecht zijn voor het milieu, omdat de microplastics in het water terechtkomen en dieren er in stikken. Ik heb begrepen dat de brief die ze aan de koning hebben gestuurd, is doorgeleid naar de staatssecretaris. Dat bericht hebben we van de RVD gekregen. Staatssecretaris Dijksma heeft dezelfde brief gekregen. Zij onderschreef wel degelijk de ernst van de situatie, maar ging vervolgens toch op het dak van een nu niet nader te noemen warenhuis staan om ballonnen op te laten. Dus ik denk dat Nick en Lisa licht teleurgesteld zijn over de manier waarop met hun pleidooi om te kijken naar mogelijkheden om die ballonoplatingen te stoppen, is omgegaan door het kabinet. Misschien kan deze staatssecretaris in de herkansing eens reflecteren op hoe ze het pleidooi van deze dappere tweeling zou kunnen onderstrepen.
Interrupties bij andere partijen
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wilde mijn interruptiemogelijkheid bewaren, maar als de heer Dijkstra gaat schermen met liberale principes, dan zou ik hem toch het volgende willen voorhouden. Een van de grondleggers van het liberalisme heeft heel duidelijk gezegd dat je best dingen uit de natuur mag halen, dat je de natuur best mag belasten, maar je mag haar aan andere generaties niet slechter nalaten dan je haar aantrof. Dat is de liberale grondhouding. De heer Dijkstra zegt: waarom zou je een plastic fles niet in die bak gooien? Hoe wil de VVD voorkomen dat de natuur er ook echt niet op achteruitgaat? Moeten wij denken aan een plasticflessenpolitie die bij iedere verkochte plastic fles controleert of de fles daadwerkelijk in de bak gaat? Hoe wil de VVD voorkomen dat plastic op plekken wordt aangetroffen waar nog geen mens is geweest, omdat dingen die hier bij Albert Heijn worden gekocht in zee worden gegooid?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Nederland is kampioen recycling. Alleen op plastics kunnen wij het nog veel beter doen. Het is helemaal niet logisch om een anderhalveliterfles Fanta te kopen, mee naar huis te nemen, op te drinken en onderweg naar de supermarkt in de berm te gooien. Als je dat doet, ben je asociaal bezig. Dat moet je niet doen. Daar verandert statiegeld niets aan. Op wijnflessen zit ook geen statiegeld en die worden ook niet in de natuur gegooid. Dat geldt ook voor pakken melk. Ik heb niet de verwachting dat mensen anderhalveliterflessen opdrinken en vervolgens zomaar wegmieteren. Dat is totaal niet logisch. Ik denk dus ook niet dat de hoeveelheid zwerfafval zal toenemen. Mocht dat wel gebeuren, dan zijn daar afspraken voor gemaakt. Ook gemeentes krijgen een vergoeding van €1,19 per inwoner om een aanpak te hebben. Ook gemeentes zijn dus aan zet. Kortom, alle waarborgen zijn er. Bovendien wordt het nog eens gemonitord. Volgens mij hoeft mevrouw Ouwehand zich dus geen zorgen te maken.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand voor een kórte vervolgvraag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoor helemaal geen waarborgen. Ik hoor de heer Dijkstra alleen dromen dat iedereen netjes zijn afval in de afvalbak gooit, maar de realiteit is anders. Wij kunnen uitgebreid zeuren over rapporten, maar wij kunnen ook een uurtje zwerfafval rapen. Dan zien wij dat de natuur en de straten vol liggen met verpakkingen waar geen statiegeld op zit. Ik roep de heer Dijkstra op om zich nog eens even te bezinnen op die liberale principes. Gelukkig zijn er bij de VVD ook mensen die wat dieper doordenken over de grondslagen van het liberalisme. Wij weten dat de achterban voor het behoud van statiegeld is. Durft de heer Dijkstra die discussie in zijn partij aan? Wij zullen proberen een wat kritischer geluid bij de achterban te mobiliseren.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Grappig is dat ik op het laatstgehouden congres en in de afgelopen weken heel veel VVD'ers heb gesproken over de vraag waarom ik statiegeld wil afschaffen. Als ik de tijd krijg om het toe te lichten, dan blijkt dat wij hetzelfde doel hebben, namelijk hogere recyclingresultaten. Als ik zeg hoe wij dat gaan doen en welke waarborgen er allemaal zijn, dan droom ik niet. In de raamovereenkomst staat precies de aanpak van zwerfafval. Wij hebben daar Nederland Schoon voor. Er is 20 miljoen per jaar voor gereserveerd. Er zijn allemaal waarborgen. Er is geld voor de gemeentes. Er zijn voldoende opruimacties.
(…)
Mevrouw Cegerek (PvdA): Wat ons betreft zijn de afspraken niet gehaald en is het vrijgeven van statiegeld op dit moment dus niet aan de orde. We willen wel vasthouden aan de raamovereenkomst, omdat daarmee goede resultaten worden behaald. Tegelijkertijd willen we aanvullende afspraken en een onderzoek waarin naar verschillende modellen wordt gekeken. Zo moet ik constateren dat Plastic Heroes op dit moment nog niet goed ingeburgerd is. Misschien zijn er wel mogelijkheden -- ik kijk bijvoorbeeld naar het Duitse model -- die ook in Nederland toegepast kunnen worden. Ik zie graag dat er eerst gekeken wordt welke systemen en modellen mogelijk zijn. We kunnen van alles roepen vandaag maar het is goed om er eens breed naar te kijken om vervolgens een oordeel te vellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoorde de PvdA-woordvoerster in haar laatste zinnen eigenlijk twee tegengestelde dingen zeggen. Ik ben benieuwd waar haar voorkeur dan naar uitgaat. Om zwerfafval aan te pakken zou je inderdaad op iedere honderd meter een afvalbak kunnen plaatsen. Maar dat is ook een beetje een fundamentele discussie want je faciliteert de wegwerpgedachte en de wegwerpcultuur. De vraag is of je daarmee een fundamentele verandering bewerkstelligt. Dus als de PvdA naar verschillende modellen wil kijken, waar ik op zichzelf blij mee ben, dan houdt ze wat mij betreft ook de deur open naar uitbreiding van het statiegeldsysteem. Waar zit voor de PvdA dan de fundamentele voorkeur? Bij het faciliteren van de wegwerpcultuur of juist bij het zetten van een stap richting uitbreiding van de gedachte dat je dingen niet moet weggooien maar weer moet inleveren?
Mevrouw Cegerek (PvdA): Wij constateren op dit moment dat er maar één afspraak is gemaakt met betrekking tot zwerfafval en die betreft het beschikbaar stellen van die 20 miljoen. Dus wij willen dat daarnaar goed gekeken wordt en dat er een plan komt om zo veel mogelijk zwerfvuil tegen te gaan. Al het andere staat voor ons nog open.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoop een beetje dat de PvdA, zeker nu die ruimte er ook is, zich vrij voelt om haar voorkeur uit te spreken dat problemen bij de bron worden aangepakt. Wat betreft het opruimen van zwerfafval: volgens mij moet je daar zo ontzettend veel geld tegenaan gooien dat je dat nooit voor elkaar krijgt. Ik zou de PvdA willen uitnodigen om, even los van haar bereidheid om naar verschillende modellen te kijken, duidelijk te maken waar haar eigen voorkeur ligt. Ik heb altijd begrepen dat die ligt bij het in beginsel aanpakken van de problemen zodat je niet aan het einde van de rit allerlei moeite gaan doen en geld moet uittrekken. Hoe ziet de PvdA dat?
Mevrouw Cegerek (PvdA): Ik hoor mevrouw Ouwehand zeggen dat het probleem bij de bron aangepakt moet worden. Als we in die geest redeneren, moet iedereen zodanig opgevoed worden dat die keurig netjes alles in de juiste afvalbak deponeert. Ik denk echter dat dit op dit moment niet werkt. We hebben op dit moment een goed werkend statiegeldsysteem. 95% van de flessen komt weer terug. Zolang er niet een ander goed werkend systeem is dat ook maar in de buurt van het huidige systeem komt, zullen we niet spreken over het vrijgeven ervan. Ik heb volgens mij mijn voorkeur al herhaaldelijk aangegeven. Ook heb ik mijns inziens een voldoende opening gegeven om te kijken naar wat de hoogst haalbare doelen zijn.
Beantwoording door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Uit de bijdragen van de leden tot nu toe kan ik in ieder geval een conclusie trekken en die is: we delen ambitie. Bij onderwerpen die over milieu gaan, zeker waar het gaat om Van afval naar grondstof, zie ik steeds weer een woord naar voren komen waar ook echt de sterretjes van afspetteren, namelijk het woord ambitie. Die ambitie delen we dus maar de vraag is hoe we daar komen. Dat geeft heel scherpe debatten. Er is veel gesproken over statiegeld. Ik ben daar zelf ook heel druk mee bezig geweest. Ik heb de Kamer deze week geïnformeerd over mijn beslissing hierover. Het is een onderwerp dat de gemoederen bezighoudt en terecht.
Mevrouw Ouwehand sprak in dit verband over het publieke belang. Ik laat de typering van hoe zij naar bedrijven kijkt, even voor haar rekening. Zij sprak van een wegwerpmaatschappij. De afgelopen jaren zijn er veel kunststofproducten bijgekomen en zie je ook dat het gedrag is veranderd. Een van de acht doelstellingen van Van afval naar grondstof is nu precies gedragsverandering. We recyclen nu 80% van ons afval. Daarmee zijn we internationaal koploper. We willen naar 83%. We willen van 220 kilogram afval per individu in Nederland terug naar 100 kilogram. We willen de totale restafvalstroom van 10 miljoen ton terugbrengen naar 5 miljoen ton en we willen de recycling van huisafval van 50% naar 75% verhogen. Dit zijn ambities. (…)
Ik heb al aangegeven hoe ik naar de afspraken over statiegeld kijk. Op dit moment is het antwoord "nee". Als we daarover na de zomer verder praten is dat geen enkel probleem, want er staat geen enkele druk op. Ik heb het besluit daarover op dit moment genomen en zal daar verder naar kijken als er nieuwe gegevens beschikbaar zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vind het heel fijn om van de staatssecretaris bevlogenheid en ambitie te horen en ook de onderstreping dat het gaat om een cultuurverandering. Waarmee ik echter blijf zitten, is de vraag wat ze dan gaat doen aan de aanbodkant. Je kunt mensen aanspreken en geloof me, ik ben er zo eentje die dat omarmt. Maar de staatssecretaris zegt zelf ook dat je, als je je ervan bewust bent dat je je eigen boodschappentas moet meenemen, desondanks nog steeds dat plastic tasje krijgt aangeboden. Ik heb een vaste beker om onderweg in de trein koffie te halen, maar het gebeurt me regelmatig dat de medewerkers de koffie dan eerst in een gewoon bekertje schenken om de koffie vervolgens over te gieten. Bij een niet nader te noemen koffiebedrijf kun je het bekertje, als je geen eigen bekertje bij je hebt, niet eens meekrijgen zonder plastic dekseltje. Als er koffie overheen gaat en op je hand terechtkomt, zijn ze bang dat je dat bedrijf gaat aanklagen. Dat dekseltje is dus verplicht. Als we daarover geen goede afspraken maken, komen we er nooit. Wat gaat de staatssecretaris op dat punt doen?
Staatssecretaris Mansveld: Ik praat de blaren op m'n tong om te zeggen dat ik geen plastic tasje nodig heb. Wat de plastic tasjes betreft, bieden de supermarktketens ze in ieder geval niet meer gratis aan. Dat soort kleine dingen moet inderdaad veranderen, maar dat gaat om gedrag van u en mij. Ik ben blij te horen dat mensen mijn beleid op het gebied van plastic tasjes steunen. We zullen moeten kijken of we dat Europees kunnen regelen; daar ben ik mee bezig. Ik heb gezegd dat ik ervanaf wil en als ze toch blijven moeten ze 100% recyclebaar zijn in tien dagen. Ik zal de Kamer berichten over de ontwikkelingen op dit punt. Het is belangrijk dat we aanvullende afspraken maken en dat gemeenten kijken hoe ze een en ander kunnen faciliteren. Die aanvullende afspraken staan in de raamovereenkomst. De afspraken over pvc zijn helaas niet gehaald. Dat was voor de supermarkten een negatieve verrassing, want zij dachten dat geregeld te hebben. Ook voor mij was dat een negatieve verrassing, wat betekent dat we daarin nu een stap moeten zetten om die ambitie omhoog te laten gaan.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben hier toch niet helemaal gerust op. Want aan de ene kant onderschrijft de staatssecretaris dat er stappen moeten worden genomen, maar aan de andere kant blijf ik haar horen zeggen: dat zijn u en ik. Nee, wij komen al met onze eigen tas, het gaat erom dat we hebben afgesproken dat we afwillen van die gratis tasjes. Maar ze worden je nog steeds aangeboden. Waarom spreken we niet af dat dat vanaf nu niet meer mag? Waarom spreken we geen doelstellingen af voor het verminderen van het aanbod van wegwerpplastic?
Staatssecretaris Mansveld: Als je naar de plastic tasjes kijkt, vind ik het belangrijk dat er een stukje zelfregulering komt. Verder vind ik het belangrijk dat er initiatieven worden genomen op de plekken waar ze genomen moeten worden. Maar u kent mij uit het spoordossier: ik wil hier kiezen voor dezelfde aanpak, namelijk goedschiks. Mensen moeten het uit zichzelf gaan doen. Daarmee hoop ik het gedrag te veranderen. Lukt het niet goedschiks, dan volgt een kwaadschikse aanpak. Dan moet ik kijken of ik een wettelijk verbod kan regelen. Op die manier probeer ik met de branche en de VNG gesprekken te krijgen. In dat kader is de ketenverantwoordelijkheid van de producent belangrijk. Bronbeleid is het beste, want het moet aan de voorkant gebeuren. Dan is de vraag hoe de keten zich gaat opstellen. We moeten zo veel mogelijk aan de voorkant regelen om ervoor te zorgen dat het daarachter automatisch verandert. Wat mij betreft zullen de eerste stappen goedschiks zijn. Als er afspraken zijn, moeten die worden nagekomen. Daar ben ik duidelijk in, wat ik ook al heb getoond bij het statiegeld. Als het niet goedschiks kan, bekijk ik welke stokken ik kwaadschiks kan gebruiken.
Interessant voor jou
Bijdrage Ouwehand AO MIRT
Lees verderBijdrage Ouwehand Raming 2015 – begroting van de Tweede Kamer
Lees verder