Bijdrage Ouwehand Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (1e en 2e termijn Kamer)
Voorzitter. Dank u wel. Elk individu heeft recht op maximale vrijheid om invulling te geven aan het eigen leven. Daarbij mag hij gebruikmaken van een gedeelte van de natuur. Hij mag zelfs een gedeelte van de natuur opeisen, mits hij genoeg van dezelfde kwaliteit overlaat voor anderen. Niemand mag meer aanspraak maken op de natuur dan een ander, want de mogelijkheden die de natuur ons biedt zijn niemands persoonlijke verdienste. Is dat een mooie gedachte van de Partij voor de Dieren? Nee, van John Locke, een van de grondleggers van het liberalisme. Ik dacht, laat ik wat verbinding zoeken vandaag.
Voorzitter. Voedselveiligheid en voedselzekerheid worden door internationale onzekerheid een grotere uitdaging. Daarom moeten we inzetten op een situatie waarin we zelfvoorzienend zijn. Nederland moet niet allerlei grondstoffen uit andere landen halen, maar ervoor zorgen dat we zelf voedsel kunnen produceren voor onze eigen bevolking. Dat waren wijze woorden van de heer Buma van het CDA. Bij D66 dacht ik: even kijken waar we verbinding kunnen vinden. Ik had iets meer moeite om daar wat grondbeginselen te vinden, maar wat bij D66 altijd wel bovenaan staat, is het geluid "wat er ook op ons afkomt, we moeten het gewoon slim aanpakken". Daar ben ik erg voor. Als je de uitgangspunten van deze drie partijen loslaat op de situatie van de wereld — we zitten in de zesde uitstervingsgolf, omdat we onze plant- en diersoorten, de biodiversiteiten waar we met z'n allen afhankelijk van zijn, massaal aan het verliezen zijn — dan lijkt het alsof we toch niet zo goed handelen in onze eigen geest.
Dat is vervelend. In Nederland hebben wij het nog wel goed. Wij zullen de laatsten of een van de laatsten zijn die daar de harde klappen van zullen ervaren, maar met name de mensen die leven in gebieden waar het toch al ongelooflijk moeilijk is om op een normale manier in het levensonderhoud te voorzien en om niet kapot te gaan van de honger, hebben de grootste last van onze vernietiging van de aarde. Daar komt het op neer. Deze minister — hartelijk welkom nogmaals; we hebben elkaar al even gesproken in een algemeen overleg — heeft als geen ander, denk ik, de blik op onze internationale verantwoordelijkheid. We staan voor mondiale uitdagingen en de begroting die voorligt, spreekt daar ook nadrukkelijk over: Nederland neemt verantwoordelijkheid in het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen, wereldwijd en in eigen land. Maar dat betekent wel dat we dat ook concreet moeten maken: armoede en honger bestrijden, ongelijkheid aanpakken, verlies van ecosystemen — waarvan de kwetsbaarste mensen op deze aarde rechtstreeks afhankelijk zijn — tegengaan en klimaatverandering echt stoppen. Want die droogte en overstromingen, de ontwrichting van de toch al kwetsbare leefgebieden van deze mensen slaat enorme kraters in de mogelijkheden om uit die armoede te komen.
Voorzitter. Waarom gebeurt dat dan niet? Het antwoord lijkt toch te liggen in een van de pijlers die ik bij de ChristenUnie vond, namelijk Petrus, die zei: "Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik." Ik denk dat daar de crux ligt. De crux ligt in de vraag of wij daadwerkelijk bereid zijn om ons eigen aandeel in de mondiale crisis te adresseren en aan te pakken. Dan moeten we constateren … Ik zie dat er wat interrupties zijn, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie het ook, mevrouw Ouwehand, maar misschien kunt u eerst uw zin afmaken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik denk dat deze interruptie …
De voorzitter:
Nee, ik denk dat het goed is als u eerst even uw zin afmaakt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Misschien wordt de interruptie dan nog feller. Ik wilde namelijk de volgende zin uitspreken. We kunnen niet anders dan constateren dat Nederland een handelsland is, wat ons rijk heeft gemaakt en nog steeds heel rijk maakt, maar dat die handel een ongelofelijk hoge prijs heeft. We zijn maar niet bereid om de doelen waar we op papier wel achter staan, namelijk het bestrijden van hoger, armoede, klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit, daadwerkelijk leidend te laten zijn boven onze enorme handelsdrift.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ken mevrouw Ouwehand als een goed citeerder van de Bijbel. Ze kent die goed, maar ze weet volgens mij ook heel goed wat daar bedoeld wordt. Het is niet een soort goedpraten van het kwade doen, maar juist een oproep om het goede te doen. Dat is zij toch ook met mij eens?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker. Ik ben christelijk opgevoed en inmiddels niet meer gelovig, maar ik denk dat veel mensen in de Bijbel dingen hebben gezegd waar we wat van kunnen leren. Ik vond dit citaat zo interessant omdat ik denk dat het inzicht geeft in de psychologie van de mens. We willen wel degelijk. Niemand twijfelt daaraan, maar er trekken krachten aan ons die ervoor zorgen dat we dat toch niet doen. Als je het vertaalt naar de moderne tijd, zou een van die krachten kunnen zijn dat we wel heel erg gehecht zijn aan onze manier van leven en van handeldrijven. Dat is nou eenmaal onze gewoonte, terwijl we …
De voorzitter:
U mag daarop reageren, meneer Dijkgraaf, maar niet te veel van het onderwerp afdwalen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Volgens mij is dit juist de kern van het OS-beleid. De vraag is: zijn we dan ook bereid om in de spiegel te kijken en om keuzes te maken die ten gunste zijn van mensen in Afrika? Is mevrouw Ouwehand dat met mij eens?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker, maar ik moet daar bij de SGP, met alle respect, nog wel wat meer bewijzen van zien. Ik moet echt zien dat de SGP daartoe bereid is.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De vrije vertaling van die tekst van Petrus is: de geest is gewillig, maar het vlees is zwak. Ik wilde dat net tegen de Partij van de Dieren zeggen, maar toen bedacht ik me dat die vertaling ook weer niet helemaal zou landen.
(Hilariteit)
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dus ja, daar gaat de vergelijking weer. Maar ik begrijp de intentie van mevrouw Ouwehand. De vraag is natuurlijk detzelfde. Met betrekking tot de klimaatdoelen heeft het kabinet vooral ingezet op sub-Sahara-Afrika. Ik heb dat net ook aan de minister gevraagd. Ik neem toch aan dat dit ook de steun van de Partij van de Dieren heeft.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jazeker, zeker, absoluut. Volgens mij ben ik redelijk aardig begonnen — jullie zijn dat niet zo van mij gewend — maar wat ik hier wilde uitspreken, is dat ik best geloof in de wil, maar dat het dus meer vraagt. Daarom heb ik dit citaat ook aangehaald. Het vraagt ook van ons dat wij onze eigen gewoontes en patronen overwinnen. Niks is makkelijker dan de dingen te blijven doen zoals we gewend zijn en te kijken naar het handelsoverschot dat het is ons oplevert. Dat is hartstikke mooi, maar we moeten ook kijken naar de gevolgen daarvan. Die gevolgen willen we eigenlijk aanpakken, maar dat doen we niet omdat we in onze oude gewoonten blijven hangen. Daar wil ik vanaf.
De voorzitter:
De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Maar dan zal mevrouw Ouwehand toch ook zien dat we in de handelsverdragen ook klimaatverwijzingen hebben? Dan zal zij toch ook zien dat we natuurlijk met elkaar om tafel moeten, ook met het maatschappelijk middenveld, om de klimaatdoelen te kunnen realiseren? Wat ons betreft moeten we ook inzetten op de allerarmsten, juist om klimaatvluchtelingen in de toekomst te kunnen voorkomen.
De voorzitter:
Dat was geen vraag, maar …
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Absoluut, maar daar is nog meer voor nodig. Het pleidooi voor investering in sub-Sahara Afrika is me natuurlijk uit het hart gegrepen, maar we moeten er ook voor zorgen — en dat is veel moeilijker — dat het de mensen in die regio's niet nog moeilijker wordt gemaakt dan het nu al is. Dat betekent dat we de morele plicht hebben om die klimaatverandering echt te stoppen. Alleen maar verwijzingen naar het klimaatakkoord en een regeerakkoord dat zegt "vertrouwt u ons maar; we komen nog met de invulling" zijn dan onvoldoende.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil kijken of we de Partij van de Dieren een handreiking kunnen doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wie weet.
De voorzitter:
Het is de Partij voor de Dieren en niet van de Dieren.
De heer Amhaouch (CDA):
Excuus, Ik moet daarop oefenen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het komt vast goed.
De heer Amhaouch (CDA):
U noemde het zelf al: we zijn een rijk land. We zijn goed in handel. Volgens mij zijn wij kampioen handel. We zijn kampioen als tweede wereldexporteur op het gebied van agro en food. Hoe kunnen wij samen optrekken om die kampioenschappen bijvoorbeeld in Afrika in te zetten om de klimaatveranderingen tegen te gaan of om de voedselzekerheid beter te garanderen? Ziet u een mogelijkheid voor samenwerking tussen de Partij voor de Dieren en het CDA op dat gebied?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die mogelijkheid ligt er zeker, maar dat betekent wel dat het CDA de stap moet zetten naar kiezen voor een benadering van voedsel als een mensenrecht en niet primair als handelswaar. Het is prachtig als we ergens kampioen in kunnen zijn, maar dan eerst, op de allereerste plaats — wat ons betreft op plaats één tot en met plaats tien — kampioen in het beschermen van de kwetsbaren wereldwijd. Dat betekent — ik zeg het nogmaals — dat we voedsel primair moeten zien als een mensenrecht dat we niet kunnen aantasten, terwijl dat kampioenschap van Nederland in de export toch echt gebaseerd is op voedsel als handelswaar. Dat zou geen probleem zijn als het gevolg daarvan niet was dat mensen honger hebben, dat er klimaatverandering is en dat we natuur kwijtraken.
De voorzitter:
De heer Amhaouch, tot slot.
De heer Amhaouch (CDA):
Voedsel als mensenrecht; ik denk dat dit misschien het begin is van een goede samenwerking met de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kijk er zeer naar uit.
De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De pijnlijke conclusie is dus dat we wel goede ambities hebben en daar ook echt achter staan met z'n allen, maar dat er ook iets moet veranderen in onze centrale manier van leven en denken. Dan ontkom je er niet aan om de handelspolitiek van Nederland gewoon simpelweg ter discussie te stellen. Ja, we worden er rijk van, maar is het de prijs wel waard? De Partij voor de Dieren denkt van niet. Gelet op de ambities van het kabinet, hinkt het kabinet eigenlijk ook op twee gedachten: ja, we willen echt de klimaatverandering wel aanpakken en armoede bestrijden, maar we willen dat kampioenschap van Nederland als tweede exporteur van landbouwproducten in de wereld niet opgeven. Wij denken dat dat niet kan en dat we toe moeten naar een andere benadering, maar ik heb ook oplossingen. In de Verenigde Naties is een Speciaal Rapporteur voor de mensenrechten aangewezen om die hele voedseldiscussie, die wereldwijd heftig gevoerd wordt, van een mensenrechtencomponent te voorzien: Hilal Elver. Haar voorganger was Olivier De Schutter. Deze rapporteurs over het recht op voedsel kijken onafhankelijk naar alle beschikbare wetenschappelijke studies over hoe je de landbouw wereldwijd zou moeten inrichten om ervoor te zorgen dat mensen overal te eten hebben; voedsel als een mensenrecht en niet primair als handelswaar. Kunnen we met elkaar afspreken dat we die benadering kiezen, dus dat voedsel een mensenrecht is, en dat we vanuit dat startpunt kijken hoe we onze landbouw moeten organiseren? Dan heeft Nederland veel te bieden in de kennis over de veredeling. Ik noem Rijk Zwaan als een van de bedrijven die daar zeer goed in zijn en echt een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling in kwetsbare gebieden van een regionale eigen landbouweconomie. Maar de keerzijde is ook dat we moeten toegeven dat industriële landbouw meer nadelen dan voordelen kent en dat de vleesconsumptie in het rijke Westen — hier in Nederland niet in de laatste plaats — de wereldwijde ambitie om iedereen te eten te geven, rechtstreeks bedreigt. Kunnen we volwassen genoeg zijn om dat toe te geven en ook te zoeken naar verandering?
Voorzitter. Kijkend naar de rest van de handel, even los van het voedsel, is het ook echt de vraag of het zo slim is om verder te gaan met die handelsagenda, waarvan we zien dat er — laat ik het voorzichtig zeggen — grote risico's zijn voor het klimaat, zonder dat we nog maar een idee hebben hoe we zelf die klimaatdoelen gaan realiseren. Ja, de ambities zijn er wel, maar als je je in de tussentijd vastlegt op nog meer vrijhandel, waarvan we misschien over een jaar of over twee jaar moeten concluderen dat dit het halen van ons klimaatdoel ingewikkeld maakt, hoe kunnen we dan nog terug? Een van de meest pregnante voorbeelden daarvan is het CETA-verdrag tussen de Europese Unie en Canada, dat alom wordt geprezen als een verdrag waarin aan alle belangen recht wordt gedaan, maar in Canada wordt teerzandolie gewonnen, waarvan we weten dat dat een van de meest vervuilende fossiele brandstoffen ter wereld is. Deze Kamer vond eerder dat het met het oog op mensenrechten, biodiversiteit en klimaat eigenlijk beter zou zijn om die teerzandolie helemaal niet meer te importeren naar de Europese Unie. Dat wilden we heel graag. Daar heeft de voormalig staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over gesproken in Europa. Het antwoord was: dat kan eigenlijk niet, want we zijn ook in overleg met Canada over een vrijhandelsverdrag. We weten nu dat die teerzandolie 23 keer vervuilender en gevaarlijker is voor het klimaat dan gemiddeld qua fossiele brandstoffen en dat we de invoertarieven hebben opgeheven. Dan moeten we toch vaststellen dat dat het niet makkelijker maakt om de klimaatdoelstellingen te halen, dat dat het niet makkelijker maakt om mensenrechtenschendingen en het verlies van kwetsbare ecosystemen wereldwijd aan te pakken, want dat gaat allemaal gepaard met die teerzandolie. Dat is ook mijn pleidooi: kijk nou eerst naar de doelen waar je achter staat, en beslis dan pas of het wel zo verstandig is om een deal te sluiten met, in dit geval, Canada.
De heer Bouali (D66):
Ik zal maar niet ingaan op de handschoen die mevrouw Ouwehand mij toewierp. Ik vind het altijd heel sympathieke voorstellen die de Partij voor de Dieren op tafel gooit, maar het glas is bij u altijd halfleeg. En u kiest net CETA als voorbeeld uit.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja.
De heer Bouali (D66):
Bent u het met mij eens dat, doordat we het CETA-akkoord met Canada sluiten, in ieder geval de milieustandaarden van de Europese Unie nu gelden, die hoger zijn?
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Ouwehand, want deze discussie is gevoerd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik doe dat niet voor niks, want ik ben me er zeer van bewust dat CETA wordt verkocht als die groene handelsdeal waar de hele wereld beter van wordt. Ik durf het er juist uit te pikken, omdat ik denk dat dat niet waar is. Hoe kun je klimaatdoelstellingen serieus vorm gaan geven als je de meest vervuilende brandstof ter wereld, die teerzandolie, niet uit Europese tanks weet te houden vanwege die deal met Canada?
De heer Bouali (D66):
Mevrouw Ouwehand geeft geen antwoord op mijn vraag, dus ik stel hem nog een keer. De normen die we in de Europese Unie hebben, zijn hoog; dat weet u ook. Klopt het dat juist door CETA een land als Canada zich moet houden aan die hoge normen van de Europese Unie?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, dat klopt, maar de heer Bouali weet ook — tenminste, dat hoop ik — dat we de afspraken die we hebben gemaakt om klimaatverandering te stoppen, en trouwens ook om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan, wat niet in zo'n juridisch afdwingbaar akkoord zit, nog nooit hebben gehaald, evenmin dus als de doelen die we hebben afgesproken binnen het Biodiversiteitverdrag. Dan kan D66 toch niet anders dan toegeven dat de normen in Europa, welke we ook mogen hebben, omhoog moeten? En fors omhoog, want de klimaatverandering is een groot probleem, en het verlies aan biodiversiteit is een groot probleem. En dan houd ik de mensenrechten nog even buiten de discussie.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik rond mijn betoog af, voorzitter. Je weet dus dat de normen omhoog moeten omdat we die doelen moeten zien te halen. Het staat bijna letterlijk in het regeerakkoord: we weten nog niet hoe, maar we gaan het doen. Is het dan slim, zo vraag ik niet alleen aan D66 maar aan de hele Kamer, en uiteraard aan de minister en aan het kabinet in zijn geheel, om verder in te zetten op de stimulering van nog meer vrijhandel, en van voedselproducten waarvan je je kunt afvragen of het goed is om die over de hele wereld heen te slepen, gelet op de enorme uitstoot die daarmee gepaard gaat? Een onderzoeksbureau heeft al een aantal jaren geleden becijferd dat de hoeveelheid energie die is gemoeid met de teelt van de soja voor Nederland en de import door Nederland van soja, onder andere om onze eigen veestapel te voeren, voldoende is om vijf miljoen Nederlandse huishoudens van energie te voorzien. Zou het dan slim zijn om die energie te besparen en om in het licht van de klimaatverandering een einde te maken aan die soja-importen, of zou het slim zijn om te blijven inzetten op het gesleep met voedsel over de hele wereld? Het mag geen verbazing wekken dat dit de Partij voor de Dieren niet zo slim lijkt. Zij roept deze minister op om de mooie ambities op het gebied van het klimaat, het bestrijden van armoede en het bestrijden van honger ook daadwerkelijk te toetsen aan het dagelijkse handelen van het Nederlandse kabinet.
Dank u wel.
23 november 2018 tweede termijn:
Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording en de verdediging van haar eerste begroting. De Partij voor de Dieren kijkt uit naar vele inspirerende debatten met haar. Wij hebben daar goede hoop op omdat de minister blijk heeft gegeven een voorstander te zijn van een open geest. Kijk, dat kunnen we goed gebruiken, gelet op de enorme uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien!
Ik wil de minister meegeven dat bij alle bezwaren die zij zal ontmoeten in het daadwerkelijk inzetten op duurzaamheid en eerlijkheid in de richting van ontwikkelingslanden en in ons handelsbeleid, bezwaren op haar af zullen komen dat we daar economisch misschien wel eventjes last van hebben.
Het vervelende is, we zijn volledig afhankelijk van wat de aarde ons te bieden heeft en de mensen in ontwikkelingslanden zijn dat op de allereerste plaats. Sinds 1971 maken we, de mensheid als geheel, meer grondstoffen op dan de aarde jaarlijks kan leveren. De term die daarvoor is bedacht, is "Earth Overshoot Day", dus het moment waarop we door onze hele jaarvoorraad heen zijn. In 1971 was dat op 21 december, dus dan leefden we nog maar een paar dagen van dat jaar op de pof. Dit jaar viel die dag, waarop we dus door alle grondstoffen heen waren al, op 2 augustus. We leven inmiddels bijna vijf maanden per jaar op grondstoffen die we niet hebben. Dat gaat nu al ten koste van mensen in ontwikkelingslanden en natuurlijk op niet al te lange termijn van toekomstige generaties. We moeten dus af van oude manieren van denken.
Ik heb voor de minister het boek meegenomen van Kate Raworth, die zegt: laten we nou niet blind vasthouden aan economische groei als heilige graal maar andere manieren verzinnen. Ik overhandig dat boek via de bode aan de minister ter inspiratie. De auteur houdt in haar model rekening met dat grote ecologische tekort. Wij hebben het boek al gelezen en daarom heb ik ook een motie.
Motie (34775-XVII, nr. 39)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat we sinds 1971 ieder jaar meer grondstoffen gebruiken dan de aarde jaarlijks zonder schade kan reproduceren;
constaterende dat inmiddels sprake is van een ecologisch tekort van meer dan 35%;
verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat haar (handels)beleid in ieder geval niet leidt tot een vergroting van het ecologische tekort,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (34775-XVII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Een tweede motie, die hiermee samenhangt:
Motie (34775-XVII, nr. 40)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het bestrijden van klimaatverandering op gespannen voet staat met het bevorderen van vrijhandel;
verzoekt de regering de strijd tegen klimaatverandering altijd leidend te laten zijn boven het bevorderen van economische groei en vrijhandel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (34775-XVII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb in dit debat veel aandacht besteed aan een van de keuzes die we zullen moeten maken. Kiezen we bij de wereldvoedselvoorziening nou primair vanuit de gedachte dat toegang tot voldoende en voedzaam voedsel een mensenrecht is, of blijven we half hangen in een model waarin we voedsel toch vooral zien als handelswaar? Dat laatste gaat niet helpen om de honger de wereld uit te krijgen; vandaar de volgende motie.
Motie (34775-XVII, nr. 41)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de VN-rapporteur voor het recht op voedsel adviseert een mensenrechtenbenadering te kiezen om voedselzekerheid te kunnen borgen, ook op lange termijn;
spreekt uit dat voedsel primair als mensenrecht benaderd moet worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Diks en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41 (34775-XVII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, tot slot.
Motie (34775-XVII, nr. 42)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voedsel een basisvoorziening is;
verzoekt de regering voedsel buiten vrijhandelsverdragen te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (34775-XVII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank. Ik kijk uit naar een nauwe samenwerking met de nieuwe minister. Veel succes!
Interessant voor jou
Bijdrage Van Raan debat over het Belastingplan 2018 (eerste en tweede termijn)
Lees verderBijdrage Arissen Wetgevingsoverleg Water
Lees verder