Bijdrage Ouwehand Debat over de uitspraak van de rechter inzake de uitstoot van broeikasgassen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Nederland heeft wereldwijd altijd in de belangstelling gestaan als het gaat om klimaat. Nog niet zo heel lang geleden was dat omdat Nederland vooropliep in de erkenning van de problemen van de opwarming van de aarde en dus ook van de grote gevaren die dat met zich brengt voor ons hier en vooral voor het perspectief en de leefbaarheid van mensen elders, van de mensen die geen aandeel hebben in de opwarming van de aarde. Het is onze uitstoot die vooral bijdraagt aan de klimaatverandering, maar mensen in ontwikkelingslanden die geen bijdrage hebben geleverd, krijgen de eerste en de hardste klappen. Nederland wist dat. Ik heb niet de illusie of de indruk dat dit vergeten is. Wij weten dat nog steeds.
De belangstelling van de wereld voor de Nederlandse rol in het wereldwijde klimaatbeleid en voor het adresseren en oplossen van het probleem is omgeslagen van iets waarop wij trots konden zijn, in iets waarvoor wij ons moeten schamen. Dat Nederland van koploper is veranderd in een natie waarin burgers naar de rechter moeten stappen om de Staat te bewegen dat te doen waarvan hij weet dat het nodig is, is van een niveau waarvan ik niet had durven dromen toen ik mijn eerste stappen zette als milieuactivist; het is een nachtmerrie.
Mijn vraag is dan ook waar de minister-president vandaag is. Dit is een historische uitspraak van de rechter met dank aan de burgers en Urgenda. Ik zou denken dat de Nederlandse Staat zich dat aantrekt, dat er een visie en een plan komen en dat wij tegen de burgers in dit land zeggen: ja, het is moeilijk, maar als wij nog langer wachten met aan de slag gaan, wordt het nog veel moeilijker. De minister-president is toch de man die alles kan? Hij is toch de man die aan mensen kan uitleggen: als wij dit nu niet doen, zijn de problemen straks nog veel groter? Ik heb veel respect voor de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Milieu, maar ik meen dat wij de baas nodig hebben. Waar is de minister-president?
Het is van groot belang dat Nederland de rol terugpakt die het had. Het gaat niet alleen om onze eigen uitstoot, maar ook om de klimaattop in Parijs. Als Nederland de uitspraak van de rechter gaat aanvechten dat wij te weinig doen om de klimaatverandering te beperken — dat heeft het kabinet gisteren gedaan toen het hoger beroep aantekende — slaan wij nog geen deuk in een pakje boter bij die onderhandelingen. Wij worden uitgelachen, kan ik u vertellen. Ook in het licht van de internationale aanpak van klimaatverandering is het dus ongelooflijk dom om dat hoger beroep in te stellen.
Ik ken politici die er niet van kunnen slapen als zij denken aan de gevaren van de opwarming van de aarde. Die politici zitten in deze Kamer en zelfs de leider van een regeringsfractie is onder hen. Die politici hebben het angstzweet in hun handen voor de dag dat hun kinderen zullen vragen: wat heb jij gedaan? Het antwoord is vooralsnog: ik heb het erop laten aankomen, er moesten mensen naar de rechter om mijn eigen regering op de vingers te tikken en toen heb ik het laten gebeuren dat mijn regering terugvocht in plaats van in actie te komen.
De Partij voor de Dieren heeft één oproep: verander, vandaag nu het nog kan, ga aan de slag. Wij hoeven niet te ruziën over de maatregelen die nodig zijn; die kent het kabinet al lang. Ga in sprongcassatie voor de juridische vragen die opheldering verdienen, maar nu aan de bak. Zo niet, dan kan ik niets anders concluderen dan dat wij een beschamende natie zijn geworden. Laten wij dit alsjeblieft veranderen vandaag.
Interrupties bij andere partijen:
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. De Tweede Kamer beoordeelt vandaag het besluit van onze regering over de klimaatzaak die Urgenda heeft aangespannen tegen de Staat. Die uitspraak van 24 juni komt erop neer dat de Staat meer maatregelen moet nemen om CO2-vervuiling in Nederland tegen te gaan. De uitstoot van broeikasgassen in Nederland moet worden teruggebracht tot een niveau van 25% onder emissies van 1990.
Namens mijn fractie wil ik eerst iets zeggen over Urgenda, over de 886 mede-eisers en ook over het team dat Urgenda heeft bijgestaan in de rechtbank. De betrokkenheid bij CO2-vervuiling door de mens en de grote persoonlijke inzet, in het bijzonder van Marjan Minnesma en Roger Cox, geven blijk van actief burgerschap en een grote betrokkenheid bij onze samenleving. Die betrokkenheid resulteert in een bijdrage aan de oplossing voor het grootste probleem van onze tijd: de vervuiling van onze atmosfeer met broeikasgassen, waardoor het leven op onze aarde ernstig wordt bedreigd. Dat is een prestatie van formaat die internationaal veel teweeg heeft gebracht. Daarvoor wil de Partij van de Arbeid haar grote waardering uitspreken, op zulke Nederlanders ben ik trots; ik zou nog veel meer van dit soort mensen willen zien, zij zijn een voorbeeld voor velen! Voorzitter. De uitspraak van de rechter en vooral de wijze waarop het kabinet met de uitspraak wenst om te gaan, is het hoofdonderwerp van dit debat. Als de voorzitter het mij toestaat, zou ik graag iets meer zeggen over wat Nederland op dit moment doet aan de reductie van CO2. Het is toch belangrijk om vast te stellen dat onze regering meer investeert dan welke voorgaande coalitie dan ook in de transitie naar een CO2-vrije samenleving.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voordat we weer moeten horen dat we al zo goed bezig zijn met onze maatregelen, zou ik graag een principiële vraag stellen. Ik ben ook heel erg trots op de burgers die samen met Urgenda naar de rechter zijn gestapt. Maar ik heb wel gemengde gevoelens, want het is toch zeker verschrikkelijk dat wij de rechter nodig hebben om ons, gekozen volksvertegenwoordigers, met alle kennis die we hebben over de opwarming van de aarde en over het belang van de 2ºC-doelstelling, op de vingers te tikken! Dat is toch verschrikkelijk? Kan de Partij van de Arbeid dat misschien ook erkennen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik zie het niet als verscrhrikkelijk, maar als de essentie van onze rechtsstaat. We kennen in Nederland een trias politica, waarover veel gesproken is. De trias politica in Nederland gaat niet uit van een scheiding van machten, zoals wel vaak wordt gezegd, maar van de spreiding van macht. Dat betekent dat we een bestuur van het land hebben, de regering, een wetgevende macht, de Kamer — daar hebt u zelf een plaats in — en de rechter. Die drie machten bepalen met elkaar wat er in Nederland gebeurt. Die drie machten zijn ook juist zo opgedeeld en de bevoegdheden zijn ook juist zo over die machten verdeeld dat ze elkaar kunnen corrigeren. Wat hier gebeurd is, is een heel mooi voorbeeld van het springlevende karakter van onze rechtsstaat.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker. Ik ben daar ook zeer voor. Ik ben blij dat de rechter er is, ik ben blij dat die burgers naar de rechter zijn gestapt, maar mijn vraagt blijft staan: het is toch verschrikkelijk dat u het nodig hebt om u te laten corrigeren?
De heer Jan Vos (PvdA):
U is in dit geval de Staat en de wetgever en daar maakt u, mevrouw Ouwehand, net zo goed onderdeel van uit als ikzelf. Wij vertegenwoordigen de Nederlanders die in dit land op ons hebben gestemd. Als u mij aanspreekt, spreekt u daarmee ook uzelf aan. En nogmaals, ik zie het niet als verschrikkelijk. Ik denk dat het prachtig is dat onze democratie, onze rechtsstaat, op deze manier functioneert.
(…)
De heer Jan Vos (PvdA):
Mevrouw Dik-Faber heeft net in haar eigen bijdrage uiteengezet dat er een aantal heel belangrijke rapporten aan komen. Het betreft het rapport van de Borgingscommissie van de heer Nijpels, de Nationale Energieverkenning en een aantal andere rapporten. Zij noemde ECN en PBL. Mede op verzoek van mijn fractie werd de sluiting van de kolencentrales nader belicht. We hebben daar een brief over ontvangen. In die brief hebben ECN en PBL gesteld dat zij voor half oktober een nadere uiteenzetting kunnen geven van de elementen waarmee wij rekening moeten houden als we zouden overgaan tot het sluiten van alle kolencentrales in Nederland. Overigens heeft het kabinet al vijf kolencentrales gesloten. Laten we dat vooral niet vergeten. Mevrouw Dik-Faber vraagt of we dat nu eventjes gaan regelen lopende de begrotingsbesprekingen die deze week worden gehouden. Ik verwijs haar naar haar eigen argumentatie om die belangrijke rapporten zo spoedig mogelijk hier te behandelen en op basis daarvan een weloverwogen besluit te nemen. Het moet snel, maar op die twee of drie maanden komt het natuurlijk ook niet aan.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik maak op twee punten toch echt bezwaar tegen de inbreng van de fractie van de Partij van de Arbeid, te beginnen met de suggestie dat de rechter ons nieuwe informatie heeft verschaft. De PvdA-fractie erkent toch het klimaatprobleem als urgent, erkent het belang van de 2°C-doelstelling en weet wat er nodig is? Graag een antwoord daarop.
Al die woorden over de inzet nu vind ik leuk en aardig, maar de PvdA zit niet in een kleuterklas waar je punten krijgt als je je best doet. De PvdA zit in het kabinet. De rechter heeft het over een onrechtmatige daad. Is de PvdA bereid om dat voorop te stellen en als uitgangspunt te kiezen om haar coalitiepartner, de VVD, de mond te snoeren? Dat zou ik doen als ik in het kabinet zat. Is de PvdA dus bereid om, als het kabinet geen overtuigende redenen heeft om in hoger beroep te gaan omdat juridische vragen ook in cassatie kunnen worden beantwoord, vandaag tegen het kabinet te zeggen: dat gaan we dus niet doen, we gaan niet in beroep, maar we gaan aan de slag?
De heer Jan Vos (PvdA):
In het algemeen ben ik een tegenstander van het de mond snoeren van politieke medestanders en politieke tegenstanders. De vrijheid van meningsuiting is een van de andere elementen van onze rechtsstaat, dus ik wil die suggestie niet volgen.
Mevrouw Ouwehand zegt dat de rechtbank nieuwe informatie heeft verstrekt, maar ik denk dat dat niet zozeer het geval is. Ik heb die uitspraak gelezen en ik heb niet heel veel nieuwe informatie gezien.
Mevrouw Ouwehand zegt dat de Staat op de vingers wordt getikt door de rechter. Dat is haar formulering, maar ik denk dat zij wel een heel eind in de goede richting komt. De rechtbank heeft gezegd: Staat, u doet niet genoeg, u moet meer doen. Vervolgens heeft de Staat gezegd: dat gaan we dan ook doen, maar we zijn het niet met u eens; we willen wel in hoger beroep gaan. De PvdA heeft ook gezegd dat die uitspraak van de rechtbank moet worden nageleefd.
Van de inbreng van mevrouw Ouwehand blijft dan alleen het element van de kleuterklas over. Tegen degenen die het parlement desavoueren zeg ik: dat moet u niet doen. Het is een eerbiedwaardig instituut waarmee we zorgvuldig moeten omgaan. Het is heel bijzonder om zo'n mooie, levendige democratie te hebben en daar moeten we trots op zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker. Ik zou ook graag trots zijn op de Partij van de Arbeid, maar dat lukt mij vandaag nog niet. Waarom kiest die fractie er niet voor om op dit unieke moment te zeggen: jongens, we worden beticht van een onrechtmatige daad, wat onze politieke opstellingen ook zijn? Natuurlijk kijk ik dan naar de VVD, want we kunnen allemaal wel reden wie er zit tegen te stinken. Waarom blijft de Partij van de Arbeid hangen in die coalitiegedachte: we moeten het nu eenmaal samen doen? Waarom grijpt zij dit moment niet aan om met de steun in de rug van de rechter en de burgers waar de heer Vos zo trots op is te zeggen: nu alles op alles?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik begrijp het niet helemaal, want we zetten alles op alles. De uitspraak van de rechtbank wordt volledig nageleefd en uitgevoerd. Dat is een enorm succes voor Urgenda, voor mevrouw Ouwehand en zelfs voor de Partij van de Arbeid, want ik maak onderscheid tussen mijn rol als parlementariër en de rol van onze bewindspersonen in het kabinet. Ik kan niet anders concluderen dan dat we daarmee een nieuwe stap vooruit hebben gezet op de weg van een CO2-vervuilende samenleving naar een energieneutrale en CO2-neutrale samenleving. Ik zal mij daar de komende periode heel hard voor blijven inzetten.
(…)
De heer Remco Dijkstra (VVD):
In dat geval laat je het inhoudelijke deel liggen en ook daar hebben wij opmerkingen over. Ik denk dat de landsadvocaat op dat vlak een betere job moet doen, want ik wijs erop dat wij een ambitieus klimaatbeleid hebben. Wij kunnen dat larderen met tal van voorbeelden. Wij doen al heel veel. Nu wordt net gedaan alsof wij niets doen, maar dat is onzin. Wij doen al heel veel. Wij hebben een ambitieus klimaatbeleid. Als de rest van de wereld net zo veel zou doen als Nederland en Europa, kwamen we ergens.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik begin toch een scherper beeld te krijgen van het kleuterklasniveau van dit kabinet met de VVD als onderdeel daarvan.
De voorzitter:
Nee, niet doen, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De VVD vindt hoger beroep nodig, zowel inhoudelijk als procedureel. De VVD vindt wel vaker iets en dat is niet altijd even verstandig. Wij hebben een rondetafelgesprek georganiseerd met rechtsgeleerden. Daar zaten zowel mensen bij die pleitten voor cassatie als mensen die wel voelden voor een hoger beroep. Wij hebben daar uitgebreid over gesproken. Aan het einde van dat rondetafelgesprek hebben wij iedereen het volgende gevraagd: is het om de principiële rechtsvragen beantwoord te krijgen, nodig om in hoger beroep te gaan. Iedereen zei "nee" en slechts één rechtsgeleerde zei dat hij er niet genoeg verstand van had om die vraag te kunnen beantwoorden. De vraag is dus of de VVD op zoek is naar iets anders dan een antwoord op die principiële rechtsvragen of niet.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We steunen dit besluit om twee redenen. Ten eerste willen wij helderheid van een hogere rechter over hoe het zit met dit juridische precedent. Ik heb al gezegd dat de rechter niet op de stoel van de politiek moet gaan zitten. Wij moeten hier aan belangenafweging doen. Dat moet niet in de rechtszaal gebeuren. De gevolgen daarvan kunnen wij onvoldoende overzien. Daar moeten wij eerlijk over zijn. Ten tweede — en daar vraagt mevrouw Ouwehand naar en de vorige sprekers ook — valt er volgens de VVD inhoudelijk heel veel af te dingen op het vonnis van de rechter. Ik heb net een paar voorbeelden genoemd. Gelukkig deelt het kabinet die mening. Het vonnis wordt dus ook inhoudelijk aangevochten. Ik vind dat een goede zaak, omdat je dit inhoudelijk wilt weten. Misschien zitten er gaten in, misschien ook niet, prima, maar dan is dat zo meteen aan een hogere rechter en weten wij echt waar wij aan toe zijn. Ondertussen voeren wij het vonnis uit. Daar kan mevrouw Ouwehand niet ontevreden mee zijn, want dit betekent dat wij gewoon streven naar 25% CO2-reductie in 2020 en 40% in 2030. Wij hebben een ambitieus klimaatbeleid, dus wij hebben hetzelfde doel, ook wat betreft het tempo waarin dat moet gebeuren. De rechter heeft nu de uitspraak gedaan dat het iets sneller moet. Wij gaan dat netjes op een rijtje zetten en dan bekijken wat er nodig is. Het gaat ons met name om de juridische vraag hoe het met zo'n precedent zit. Hoever kan de rechter gaan? Daar wil ik uitsluitsel over en zo dadelijk zal ik daar nog vragen over stellen aan de staatssecretaris.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Over dat laatste punt bestaat geen verschil van mening in de Kamer; daar ging het rondetafelgesprek ook over. Het antwoord is dat die principiële rechtsvragen kunnen worden beantwoord in cassatie. Ik zie hier echter een coalitiepartner die zegt dat zij de discussie inhoudelijk opnieuw wil voeren, terwijl de andere coalitiepartner de Kamer wil doen geloven dat het om de principiële rechtsvragen gaat. Ik ben benieuwd naar het antwoord van het kabinet.
De voorzitter:
Dat was een opmerking, geen vraag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat klopt. Ik ben er ook benieuwd naar.
Beantwoording door de staatssecretaris van Infra en Milieu en de minister van Economische Zaken
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. We zijn allemaal overtuigd van de noodzaak klimaatverandering tegen te gaan. Het kabinet staat dan ook voor ambitieus klimaatbeleid. Dat blijkt uit onze mondiale, Europese en nationale inzet. Op mondiaal niveau hebben wij ons de afgelopen jaren bijvoorbeeld sterk gemaakt voor een grote betrokkenheid van niet-statelijke actoren. Dat zijn eigenlijk gewoon andere partijen dan de overheid: bedrijven, steden, gemeenten en ngo's. Dat heeft succes opgeleverd. Zo heeft het geleid tot regelmatig overleg tussen bedrijfsleven en klimaatministers. Het is nu donderdag en dat betekent dat ik overmorgen in New York met internationale bedrijven zal spreken over hun rol in de groene economie, de circulaire economie en een economie die ervoor zorgt dat het goed gaat met het klimaat.
(…)
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris zegt dat we staan voor een ambitieus klimaatbeleid, dat dat tot succes heeft geleid, dat we nu praten met bedrijven en dat Europa streeft naar klimaatneutrale economieën. Zij voegde daar gelukkig zelf aan toe dat dat maar woorden lijken. Ik denk dat het belangrijk is om in dit debat niet alleen te spreken over ambities, maar ook af te tasten waar de daadwerkelijke bereidheid en moed zit om iets te doen. Is het kabinet nog steeds van mening dat de klimaatverandering een groot en urgent probleem is en dat het noodzakelijk is die te beperken tot maximaal 2°C? Dat betekent namelijk het een en ander voor wat we vervolgens zouden moeten doen.
Staatssecretaris Mansveld:
Wij hebben inderdaad gezegd dat de 2°C-grens een belangrijke grens is. Ik hoop ook dat wij dat kunnen vaststellen in Parijs.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zou het toch graag wat scherper hebben. Is het kabinet van mening dat het noodzakelijk is om de klimaatverandering te beperken tot maximaal 2°C?
Staatssecretaris Mansveld:
Zoals ik al zei, denk ik dat het een belangrijke mijlpaal zou zijn. Ik wil echter weten hoe wij dat op papier krijgen in Parijs.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mijn vraag ging niet over Parijs. Mijn vraag gaat over de mening van het kabinet.
Staatssecretaris Mansveld:
Die heb ik net aangegeven. Ik denk dat het belangrijk is dat wij vaststellen dat klimaatneutraliteit en klimaatweerbaarheid in de tweede helft van deze eeuw moeten worden bereikt. Ik heb dat ook bewerkstelligd in de Milieuraad afgelopen vrijdag. Dat betekent nul uitstoot.
(…)
Minister Kamp:
Mevrouw Van Tongeren trekt allerlei conclusies die ik niet trek. Ik heb gezegd dat wij van mening zijn dat op een aantal punten een herbeoordeling moet plaatsvinden. Wij hebben juridische en inhoudelijke bezwaren. De juridische bezwaren zijn aan de orde geweest. Ik heb drie inhoudelijke bezwaren genoemd waarvoor ik een andere conclusie denkbaar en mogelijk wenselijk acht als de rechter een afweging maakt. Dit kun je in hoger beroep bereiken. Die drie punten waarover naar mijn mening een nieuwe inhoudelijke afweging moet worden gemaakt, heb ik al genoemd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil scherp krijgen welke afweging het kabinet heeft gemaakt. Twee partijen vormen samen de coalitie. De Partij van de Arbeid heeft gezegd dat het haar om de principiële rechtsvragen gaat. Daartegen maakt eigenlijk niemand in de Kamer bezwaar. Wij zien daar allemaal het belang van in. Dat kan in cassatie. De VVD wil ook inhoudelijk de kermis optuigen. Namens het kabinet wordt nu gezegd dat het om de principiële rechtsvragen gaat, maar ook om inhoudelijke verschillen.
De voorzitter:
Waar wilt u naartoe, mevrouw Ouwehand?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Kunnen wij concluderen dat de VVD hier haar zin heeft gekregen?
Minister Kamp:
Die conclusie begrijp ik niet goed. Het kabinet maakt een eigen afweging. Wij hebben de uitspraak beoordeeld en zijn in de eerste plaats tot de conclusie gekomen dat die uitspraak bij voorbaat uitvoerbaar is en dat wij dus maatregelen moeten nemen. In de tweede plaats heeft het kabinet vastgesteld dat er zowel juridische als inhoudelijke bezwaren zijn. Die hebben wij onder ogen gezien en dat heeft ertoe geleid dat wij van mening zijn dat er hoger beroep moet worden aangetekend; dat is inmiddels gebeurd. Dat is een zelfstandige afweging van het kabinet. Het is niet zo dat het kabinet gaat zitten kijken wie we deze keer eens zijn zin zullen geven. Nee, het kabinet komt zelf tot een analyse en een conclusie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik snap dat de minister de ruimte neemt die de Kamer hem geeft, maar ik wil de discussie even afpellen. Als de Kamer vandaag besluit — daar is eigenlijk een meerderheid voor — het kabinet te vragen om het hoger beroep in te trekken en alsnog over te gaan tot cassatie, dan blijft staan dat de principiële rechtsvragen kunnen worden beantwoord maar het inhoudelijke deel niet. We hebben daar een Kamermeerderheid voor, want de Partij van de Arbeidfractie heeft al volmondig onderschreven dat het oordeel van de rechter nog maar het begin is van wat we moeten doen.
Minister Kamp:
Ook die conclusie kan ik niet onderschrijven. Ik heb aangegeven dat het kabinet van mening is dat er hoger beroep moet worden aangetekend. Uit de eerste termijn heb ik nog niet de conclusie hoeven trekken dat steun van de Tweede Kamer daarvoor achterwege zal blijven. Ik denk dus dat die steun er zal zijn. Dat betekent dat wij het hoger beroep zullen afwachten en zullen kijken naar de uitkomst.
(…)
Minister Kamp:
Wij komen dit jaar met ons energierapport. Het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur is een zeer belangrijke bouwsteen die op mijn verzoek is aangedragen voor dat energierapport. In het kader van het energierapport zal ik ook nader ingaan op het advies dat u hebt aangehaald, een wettelijke verankering van het doel voor 2050.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil de minister er graag aan herinneren dat de wereld meekijkt, dat het klimaatprobleem niet nieuw is. Het Nederlandse kabinet heeft dat al in 1991 in de eerste Nota Klimaatbeleid erkend. Daarin stond letterlijk: "we moeten de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer zo snel mogelijk op een zo laag mogelijk niveau brengen." Ik zou heel graag willen dat we kunnen vertrouwen op de woorden van het kabinet: nee hoor, we willen niet vertragen, we zien dat het urgent is en we gaan echt ons best doen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het kabinet heeft de schijn tegen. Ik geef één concreet voorbeeld. Vorig jaar heeft deze Kamer een motie aangenomen over een langetermijnvisie op het klimaat. Kom daar nou eens mee, want we moeten op de lange termijn een strategie ontwikkelen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Waar is die visie?
Minister Kamp:
Onze langetermijnvisie op het klimaat is dat het een internationaal probleem is. Het is een mondiaal probleem dat van een mondiaal antwoord moet worden voorzien. Wij zijn het eens met de analyse dat de opwarming tot twee graden Celsius moet worden beperkt. Wij zijn het eens met de analyse dat daar een 80% tot 95% CO2-reductie in het jaar 2050 vergeleken met het jaar 1990 bij hoort. Wij zijn het ermee eens dat wij in Europa een ambitieuze en leidende rol moeten spelen. Wij zijn het ermee eens dat wij tussen nu en 2050 een tijdpad moeten hebben waarbij er steeds concrete stappen in de richting van het einddoel worden gezet. Dat is onze klimaatvisie.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat zei het kabinet het jaar daarvoor ook, en het jaar daarvoor ook en het jaar daarvoor ook. Naar aanleiding van een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving, waarin terecht stond dat er moed en lef nodig is om grote dingen te veranderen, zei de Kamer vorig jaar bij de algemene politieke beschouwingen: kom dit parlementaire jaar met zo'n visie. Die ligt er niet, maar het kabinet vraagt wel aan de Kamer om in te stemmen met de Klimaatwet, terwijl het Planbureau voor de Leefomgeving nog goed wil onderzoeken of deze Klimaatwet wel zo handig is. De Klimaatwet stond een paar jaar geleden ook al op de agenda.
De voorzitter:
De minister.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus de vraag is nu: waar mogen we van uitgaan? De woorden hebben we nu wel gehoord, dat duurt al 24 jaar. Wanneer gaat blijken dat het kabinet werk maakt van het redden van het klimaat?
Minister Kamp:
Die kabinetsvisie op het klimaat ligt bij ons, die heb ik net verwoord. Ik wil het best nog uitgebreid verwoorden.
De voorzitter:
Nee, daarvoor hebben we geen tijd. Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.
Minister Kamp:
Ik heb het voor dit debat maar even samengevat. Mevrouw Ouwehand stelt dat we aan het uitstellen zijn, maar ik weet niet waar dat op slaat. We hebben een zeer ambitieus energieakkoord en we zullen nog een heleboel moeten doen om dat uitgevoerd te krijgen. Als het lukt om dat uitgevoerd te krijgen, bereiken we 21% reductie van uitstoot van broeikasgassen in het jaar 2020. De maatregelen die genomen worden in het kader van het energieakkoord zijn zeer verstrekkend. Het kabinet zet zich daarvoor met grote overtuiging in en levert zo een belangrijke bijdrage aan de beheersing van het klimaatprobleem.
Tweede Termijn:
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Het is een bijzondere dag, maar niet een heel vrolijke. Het klimaatprobleem brengt toekomstige generaties en ook mensen nu al in heel grote gevaren. Wij weten wat wij moeten doen. De Kamer weet dat en het kabinet weet dat ook. En toch falen wij, zo oordeelde de rechter. En ook zonder de rechter hadden wij die conclusie kunnen trekken. Nu hebben wij een steun in de rug -- zo zou je deze uitspraak kunnen zien -- om aan de slag te gaan. Tegen mensen die bezwaar hebben tegen de maatregelen, die natuurlijk pijn gaan doen, moeten wij zeggen: het moet, wij kunnen niet anders, als wij nog langer wachten, wordt het nog veel moeilijker. En het kabinet benut die kans niet. Dat is zeer treurig. Ik heb een motie van treurnis.
Motie van treurnis over het optreden van de regering naar aanleiding van het Klimaatvonnis
Interessant voor jou
reng SO Gezondheidsraad d.d. 24/25-09-2015 (hormoonverstordende stoffen)
Lees verderBijdrage Thieme Tweede Termijn AO Dierenwelzijn
Lees verder