Bijdrage Ouwehand Verbod Nertsenfokkerij
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het goede nieuws is dat wij vandaag nogmaals -- met dank aan mevrouw Van Velzen, de initiator van het wetsvoorstel, die achter de huidige indieners zit en voor wie ik veel respect heb -- gaan bevestigen dat een ruime meerderheid van de bevolking en van de volksvertegenwoordiging zich schaart achter de stelling dat het fokken en doden van dieren, ongedomesticeerde en lastig te domesticeren dieren, niet van deze tijd en moreel verwerpelijk is. Wij gaan daar nu naar handelen. De problemen die bij de uitvoering daarvan komen kijken, worden opgelost. In tweede instantie heb ik ook veel respect voor de indieners die het stokje hebben overgenomen en met een tweede novelle komen. Het mag geen geheim zijn dat de PvdD liever gisteren dan vandaag af is van de nertsenfokkerij.
Wij hebben met kromme tenen aangezien welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan in de sector. De parlementair advocaat heeft gezegd dat het als ondernemingsrisico moet worden gezien als je je bezighoudt met een manier van ondernemen die op veel weerstand in de samenleving stuit. Je mag verwachten dat er op zeker moment consequenties worden verbonden aan die weerstand in de samenleving. Het is dus onrechtvaardig om te stellen dat elke manier van ondernemen altijd tot achter de komma zou moeten worden gecompenseerd als de overheid er een streep door zet. Dat geldt zeker voor de nertsenfokkerij, waarover al jarenlang een debat woedt. Niemand kan beweren dat hij niet heeft zien aankomen dat de bevolking ertegen is en dat de volksvertegenwoordiging ertegen is, en dat er dus vroeg of laat een streep door wordt gezet.
De PvdD vindt het jammer dat het al zover gekomen is dat een sanering door op korte termijn een einddatum met een schadeloosstelling af te spreken, buiten bereik is komen te liggen. De enorme uitbreidingen die de sector willens en wetens heeft uitgevoerd, maken dit onmogelijk. Wij vinden dat jammer, maar waarderen de pogingen van de indieners om het met een tweede novelle voor eens en voor altijd voor elkaar te krijgen. Niets dan lof en steun van de zijde van de PvdD. Laten wij vandaag opnieuw een historische dag maken, die hopelijk binnenkort door de Eerste Kamer wordt bekrachtigd.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb begrepen dat in het verkiezingsprogramma van de PvdD staat dat er 70% minder dieren moeten worden gehouden in Nederland. Mag ik ervan uitgaan dat mevrouw Ouwehand de betreffende ondernemers de aanzegging zal doen met ongeveer gelijkluidende voorstellen als de voorliggende?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben blij dat mevrouw Snijder-Hazelhoff over het verkiezingsprogramma van de PvdD begint. Er is namelijk maar één aarde. Hoewel de VVD bijna religieus lijkt te geloven dat de aarde een soort voorraadkast is die zich altijd maar blijft vullen, een principe dat we uit vergelijkbare verhalen in de Bijbel kennen, is dat niet waar. De PvdD vindt dus dat wij rekening moeten houden met de draagkracht van de aarde. Dat betekent dat de huidige veehouderij, met haar huidige omvang en met onze huidige consumptie, daar niet meer in past. Wij stellen daarom voor om die af te bouwen, zodat wij wel binnen ons natuurlijk kapitaal blijven. Wij kunnen niet ongestraft oneindig doorgaan met alles opmaken. Wij hebben daarvoor onder andere het voorstel om de huidige Europese landbouwbudgetten te gebruiken om boeren te helpen met omschakelen en terugschakelen en om tal van andere maatregelen te nemen om tot die transitie te komen. Wij hopen op steun van de VVD, want ook op natuurlijk kapitaal moet je heel zorgvuldig passen.
De voorzitter: De heer Dijkgraaf wilde er al bijna tussen komen om zijn visie hierop te geven, maar hij laat het toch zitten.
**
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik deel die laatste stelling van mevrouw Ouwehand, maar ik vroeg haar of zij haar doel gaat bereiken met net zo'n voorstel als het voorstel dat zij nu omarmt.
De ondernemers moet gewoon worden gezegd dat het voor hen de dood in de pot is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wij gaan het eerst de fracties van de VVD en het CDA heel moeilijk maken. Morgen bespreken wij een nieuwe wijziging van de Crisis- en herstelwet en de Natuurbeschermingswet. Ik wijs mevrouw Snijder op haar verantwoordelijkheid. Voor de intensieve veehouderij is er op dit moment nog steeds geen rechtszekerheid. Als je vanuit de positie van de ondernemer denkt, moet je je dat aantrekken. De voorstellen van de heer Koopmans zijn altijd met groot enthousiasme gesteund door de VVD-fractie. Mevrouw Snijder weet of zou kunnen weten dat er op een zeker moment een grote klap gaat vallen bij het Europees Parlement. Dan zal blijken dat al die veehouders die er illegaal zitten ten onrechte vergunningen hebben gekregen. De VVD-fractie heeft gezegd dat dat mag. Vervolgens gaat of de staatskas open en heeft de minister van Financiën een enorme strop, of moeten de boeren alsnog weg, met alle investeringen die zij dankzij de VVD-fractie hebben gedaan. Ik ga de komende jaren vooral de VVD-fractie aanspreken op haar verantwoordelijkheid, ook in financieel opzicht. Ik nodig haar uit onze lijn te volgen.
Interrupties bij andere partijen
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ook in economisch zwaar weer zijn ondernemers goud waard. De markt voor bont is goed en de vraag neemt elk jaar toe, constateert menig nertsenfokker nuchter. Met andere woorden, waarom zouden nertsenfokkers hun opvolgers afraden om in de pelsdierhouderij te gaan? Ondanks een al jaren dreigend verbod op de bontindustrie komen er in Nederland nog steeds nertsen bij, conform de vigerende wetgeving en de vigerende bestemmingsplannen, dus op een manier die is toegestaan.
[...]
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De heer Koopmans weet ook dat de Kamer een motie heeft aangenomen van de fractie van de Partij voor de Dieren voor een Europees verbod op het fokken van dieren voor hun pels. De CDA-minister wilde de motie niet uitvoeren. De CDA-fractie wijst altijd graag op het gevaar dat de productie zich gaat verplaatsen en met deze motie hadden wij stappen kunnen maken. Tijdens de rondetafelgesprekken hebben wij gehoord dat de nertsenhouderij niet door de toets komt, gezien de eisen die aan de diersystemen wordt gesteld. Mag ik hieruit concluderen dat de CDA-fractie koste wat het kost het verbieden van de nertsenhouderij onmogelijk wil maken, ook als dat in Europees verband had gekund?
De heer Koopmans (CDA): Er zijn natuurlijk buitgenwoon interessante moties ingediend door de fracties van de Partij voor de Dieren en het CDA. Eentje daarvan is de motie waarin wordt gevraagd in Europees verband te komen tot strengere dierenwelzijnregels. De regering werd verzocht zich daarvoor in te zetten. Het is nog maar drie weken geleden dat wij in deze Kamer moesten concluderen -- en met wij bedoel ik de gehele Kamer, inclusief mevrouw Ouwehand -- dat onze staatssecretaris, die Nederland vertegenwoordigt in de Europese raad van landbouwministers, de voorliggende conclusies over dierenwelzijnsregelgeving moest onderschrijven. Deze regels gaan overigens absoluut niet zo ver als mevrouw Ouwehand, de rest van de Kamer en ik zouden willen.
De staatssecretaris moest de regelgeving, die strenger is dan het vigerende beleid, onderschrijven, omdat wij liever een stap willen zetten waarin een aantal verbeteringen zitten dan dat wij geen stap zetten, waardoor in Europa minder strenge regels van kracht worden. Ook de handhaving zou dan minder goed geregeld zijn. Wij wilden de staatssecretaris een Nederlands moreel vingertje meegeven.
Mevrouw Ouwehand vroeg of wij geen stappen hadden kunnen maken. Dat is echter niet aan de orde. In Europa worden die stappen niet gezet. Wij hebben de regelgeving gezien en het groenboek gelezen. Ik ben er geen voorstander van, maar als in Europa ooit wordt gekozen voor een verbod, dan is dat een feit. Ik zie er geen noodzaak toe, maar het is dan wel een feit waarmee wij in Nederland te maken krijgen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De heer Koopmans heeft erg veel tijd nodig om om de vragen heen te praten. Er was een aangenomen motie voor een Europees verbod op de pelsdierfokkerij. De minister en later de staatssecretaris van het CDA weigerden die motie uit te voeren, terwijl er goede kansen lagen. Er zijn namelijk niet zo veel landen met zo'n intensieve nertsfokkerij als Nederland.
De voorzitter: Koopmans!
**
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mag ik heel even dit punt afmaken nu de heer Koopmans breedsprakig de andere kant opgaat?
We hadden coalities kunnen vormen met landen die niet met een intensieve nertsfokkerij zitten. Dat waren er best veel geweest, maar dankzij de strategie van het CDA is die route afgesloten. Nu komt de heer Koopmans met de obligate praatjes dat nertsfokkers uit Nederland zich zouden verplaatsen naar een ander Europees land. Dat heeft inhoudelijk geen enkele grond. Het heeft ook geen morele grond. Het enige wat het CDA hier doet, is een verbod op de nertsenhouderij hoe dan ook onmogelijk maken. Alle argumenten die worden aangevoerd, raken kant noch wal of -- om het dieronvriendelijk te zeggen -- slaan als een tang op een varken.
De heer Koopmans (CDA): Als dat varken vooruit moet, kun je er wel eens even met een tang op tikken!
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik was er al bang voor dat de heer Koopmans dat nog zou doen ook!
De heer Koopmans (CDA): Ik heb genoeg met varkens gewerkt om te weten dat dit wel eens nodig is.
Het gaat er in de kern om dat ook mevrouw Ouwehand denkt dat de wereld verandert als hier een motie wordt aangenomen. Zo simpel is het niet en in veel gevallen is het maar gelukkig ook dat het niet zo simpel is. Moties zijn slechts uitspraken van de Kamer, waarna men overgaat tot de orde van de dag. Het kan niet zo zijn dat mevrouw Ouwehand denkt dat heel Europa met hangende pootjes naar Nederland kijkt en het fantastisch vindt wat wij gedaan hebben als hier een motie wordt aangenomen. Ik was niet zozeer breedsprakig als wel compleet toen ik zei dat wij eerder een andere motie hebben aangenomen, waarin werd uitgesproken dat het in algemene zin strenger moet, maar dat Europa dat niet doet. De prioriteiten in Europa liggen namelijk volstrekt anders en het is -- en mevrouw Ouwehand heeft het begin van mijn betoog op dat punt gemist -- in deze economisch zware tijd maar goed ook dat Europa andere prioriteiten heeft.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand heeft een tweede interruptie gevraagd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil mijn laatste interruptie in dit debat graag aan de heer Koopmans richten. Het is namelijk klinkklare onzin en het stelt me ook teleur dat de heer Koopmans, die op andere punten toch opkomt voor de positie van de Kamer, hier zegt dat een motie "maar" een uitspraak is, waarna wordt overgegaan tot de orde van de dag. Op andere punten hoor ik hem vaak zeggen dat een aangenomen motie moet worden uitgevoerd. Ook al weet je niet zeker dat je het in Europa voor elkaar krijgt, het betekent wel dat je het gaat doen. We hebben brief na brief gekregen -- ik heb er heel vaak naar gevraagd -- waarin de CDA-minister zei de motie niet te zullen uitvoeren en eerst af te wachten of de Tweede Kamer het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer zou krijgen. Maar dat stond niet in de motie; daarin stond dat rechtstreeks zou worden ingezet op een Europees nertsenfokkerijverbod. Dankzij het CDA heeft Nederland die inzet niet gepleegd. Ik vind het diep bedroevend dat de heer Koopmans in zijn laatste week als Kamerlid die positie van de Kamer nog eens eventjes extra ondermijnd.
De heer Koopmans (CDA): Ik heb betoogd dat moties geen wet zijn en dat ook nooit moeten worden. Het is niet te wijten aan de Tweede Kamer, maar te danken aan de Eerste Kamer dat de regering die positie zo neerzet. De regering van dit land heeft niet alleen te maken met de Tweede Kamer der Staten-Generaal, maar ook met de Eerste Kamer. Het lijkt me volstrekt logisch dat de regering op dat punt afwacht wat er straks gebeurt met dit wetsvoorstel, het voorliggende wetsvoorstel en de twee novelles.
[...]
De voorzitter: Mijnheer Koopmans, u hebt nu precies 45 minuten gesproken. U hebt aangegeven dat u 45 minuten wilde spreken. Hoelang denkt u nog nodig te hebben?
**
De heer Dibi (GroenLinks): Nog 45 minuten!
De heer Koopmans (CDA): Een halfuur.
De voorzitter: Een halfuur? Realiseert u zich dat u uw andere collega's een beetje tekortdoet als u 45 minuten opgeeft maar uiteindelijk een halfuur langer spreekt? Ik heb daar de interrupties vanaf gehaald.
**
De heer Koopmans (CDA): Van dat laatste ben ik overtuigd. Daarom heb ik uiteindelijk ook ingestemd met uw voorstel om het aantal interrupties te beperken. Maar sinds het moment dat ik mij ingeschreven heb en zeker ook nog afgelopen weekend, heb ik heel veel nadere informatie ontvangen die in mijn ogen van belang is voor een goede wetsbehandeling. Het is van belang om die informatie te melden.
De voorzitter: Het staat u vrij om dat te doen, mijnheer Koopmans. We behandelen hier een wetsvoorstel. Ik vind het wel belangrijk om duidelijk te maken dat het aanmelden van indicaties van tijd niet voor niets is. Het staat u echter vrij om die informatie te geven.
Mevrouw Ouwehand mag nog één korte vraag stellen.
**
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel het op prijs als de heer Koopmans hier in alle eerlijkheid zou antwoorden op de vraag of hij bezig is met het stellen van een ondoenlijke hoeveelheid vragen, zodat hij het de indieners moeilijk maakt om het debat vanavond in goede orde af te ronden. De indieners zijn Kamerleden. Wanneer zij een wetsvoorstel indienen, respecteren we dat altijd nog meer dan dat de regering een wetsvoorstel indient.
De voorzitter: Ik hoor dat de indieners overigens totaal ontspannen zijn over de vragen.
**
De heer Koopmans (CDA): Ik wil hierop drie dingen zeggen. Ten eerste, als dat mijn bedoeling was, is dat mijn goed recht. Ten tweede gaat mevrouw Ouwehand echt voorbij aan het feit dat beide indieners in elk geval in mijn ogen heel slimme mensen zijn, die in staat zijn om tal van vragen, ook de mijne, te beantwoorden. Ten derde ben ik in praktische zin zo aardig geweest om deze schriftelijke inbreng voor deze vergadering aan beide indieners te geven, zodat er op dat punt in elk geval geen sprake is van doelbewuste obstructie. Maar nogmaals, als ik dat zou willen, mag dat; dat is niet verboden. Dat is echter niet mijn doel.
Ik heb de bijdrage ook gegeven aan de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van EL&I.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is voorbeeldig!
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand roept dat dit voorbeeldig is. Ze zijn dus weer vriendjes.
**
[...]
Beantwoording door indieners wetsvoorstel
[...]
De heer Van Gerven (SP): Ik ga maar even terug naar 2001. Toen lag er ook al een wet van Brinkhorst, ook met een termijn van tien jaar en zonder flankerend beleid. Ik noem de vossen en de chinchilla's: ook tien jaar, afgesproken op morele gronden, gewoon doorgevoerd en klaar.
[...]
Wij volgen keurig die lijn, die ook door de Kamer is gesteund. Op verzoek van de Eerste Kamer zijn wij met flankerend beleid gekomen. De discussie over de vraag of tien jaar afdoende is, is door de Kamer in feite al beëindigd.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ingetrokken wetten vallen niet onder de voorzienbaarheid. Als een wet wordt ingetrokken, is zij weg. Dat moeten wij hier glashelder stellen. Wij zijn hier een nieuwe wet aan het maken. Bij nieuwe wetten zouden eigenlijk dezelfde kleine lettertjes moeten gelden als bij polissen: successen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Wij zullen voor deze sector, voor deze situatie, voor deze context heel helder moeten zijn dat het werkt, dat het kan, dat het redelijk is, dat het wettelijk gegrond is, dat zaken bij de rechter standhouden. Daar moeten wij zeker van zijn. Die zekerheid zou ik graag van de indieners horen.
De heer Van Gerven (SP): De Tweede Kamer heeft een wet aangenomen, waarin een afbouw in tien jaar tot 2024 wordt voorgesteld. Dat is al wet, daar heeft de Tweede Kamer zich al over uitgesproken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is geen wet.
De heer Van Gerven (SP): Nee, maar de Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel aanvaard. Het ligt nu bij de Eerste Kamer. Wij behandelen nu de novelle. De meerderheid van de Tweede Kamer heeft geoordeeld dat de afbouw in tien jaar redelijk is. Sterker nog, er was een meerderheid die de afbouw al in 2018 wilde voltooien. Ik kijk even naar de Partij voor de Dieren, namens welke leedwezen is uitgesproken dat de termijn met zes jaar verlengd werd. Over de termijn van tien jaar voor de vossen en chinchilla's bestaat overigens jurisprudentie.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand wil interrumperen, wellicht naar aanleiding van de uitnodiging door het noemen van het jaar 2018.
**
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee hoor, de heer Van Gerven constateerde terecht dat de Partij voor de Dieren haar leedwezen uitsprak over de verlenging van de termijn.
Het oordeel van de parlementair advocaat dateert van een tijdje geleden. Er wordt nu lichtvaardig over de voorzienbaarheid gesproken, als zou deze gebaseerd zijn op een peiling van Maurice de Hond. De Kamers hebben een Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangenomen, waarin bepalingen zijn opgenomen en een gedachterichting is geschetst waarvan te voorzien is dat die strijdig zijn met de praktijk in de nertsenhouderij. Dat hebben wij bevestigd gekregen in het rondetafelgesprek. Als je nu de nertsenhouderij zou onderwerpen aan de preventieve huisvestingstoets, dan zou zij er niet doorheen komen. Klopt het dat de parlementair advocaat dat aspect nog niet eens heeft meegenomen in zijn oordeel dat een verbod op de nertsenhouderij zou kunnen worden voorzien?
De heer Van Gerven (SP): Ik kan dat niet helemaal overzien. Wij behandelen de novelle en niet de tienjaarstermijn. Die is door de Kamer aanvaard. Wij hebben het over een sloopregeling, wij hebben het over een fiscaal regime, wij hebben het over een pensioenvoorziening. De discussie over termijnen zou ik willen beëindigen, want dat is geen onderdeel van besluitvorming.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is niet mijn bedoeling om de discussie over de termijnen te heropenen. Ik wijs er alleen op dat er door een aantal partijen in de Kamer nogal vurig wordt ingezet op de vraag of het wel stand houdt bij de rechter. In dat verband zou ik een extra argument willen aandragen dat volgens mij nog niet is meegenomen. Is de indiener het met ons eens dat uit het aannemen van een wetsvoorstel dat de gezondheid en het welzijn van dieren regelt, een voorzienbaarheid mag worden gedestilleerd, in de zin dat de sector tot de conclusie kan komen dat het voor haar mogelijk problematisch is?
De heer Van Gerven (SP): Als een meerderheid van de Kamer om zoiets zou vragen, dan is dat natuurlijk aan de Kamer zelf. Ik denk wel dat het losgekoppeld moet worden van de behandeling van deze novelle. Mevrouw Ouwehand heeft overigens wel een punt dat het een extra argument zou kunnen zijn bij de beoordeling van schadeclaims et cetera, maar wij zouden nu niet willen voorstellen om dat te regelen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voor de orde van het debat: ik zou dan heel graag de visie van de staatssecretaris hierop vernemen. Ik begrijp dat de heer Koopmans dat ook wil, dus dat maakt mij dan weer argwanend. Ik hoor heel graag van staatssecretaris Bleker wat het voor de voorzienbaarheid voor bepaalde sectoren zou kunnen betekenen als de Kamer een wet aanneemt met dierenwelzijnsbepalingen.
De voorzitter: Ik begrijp dat de regering daar straks op zal reageren.
**
Tweede termijn
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik denk dat het een historische dag is. Dit initiatiefwetsvoorstel is geïnitieerd door mevrouw Van Velzen en het is al een paar keer in de Kamer aan de orde geweest. Voor zover ik dat kan vaststellen, is dit de laatste wijziging van het initiatiefwetsvoorstel. Vandaag hebben wij die besproken en het lijkt erop dat er voor de aanpassing een meerderheid is.
Ik voel mij uitgenodigd om nog een keer uit te spreken dat het voor de Partij voor de Dieren wel echt slikken is. 2024 is nog ver weg. Als wij vandaag een definitieve streep zetten door de nertsfokkerij, moeten wij nog heel lang wachten voordat de laatste nerts uit het kooitje is verdwenen. Desalniettemin steunt ook de Partij voor de Dieren deze aanpassing van het wetsvoorstel.
Ik dank de indieners voor hun harde werk en voor hun uitgebreide toelichting. Ik dank ook de staatssecretarissen voor de beantwoording. De staatssecretaris van Financiën is nu weg, maar ik heb hem wel gehoord. Ik ga ervan uit dat de Nederlandse regering met de aangenomen motie alsnog de boer op gaat voor een Europees nertsfokverbod. Wellicht kan dit de laatste mooie toezegging zijn die staatssecretaris Bleker voor het zomerreces voor de dieren gaat doen.
[...]
De heer Koopmans (CDA): De heer Jansen sprak in een soort hulplijntje naar mevrouw Jacobi over die 26 mln. Dat getal van 26 mln. staat echter niet in deze wet. Het is een amendement. Het gaat er juist om op welke wijze een schadevergoeding, schaderegeling, compensatieregeling, sloopkostenregeling of pensioenregeling -- het maakt allemaal niets uit als het maar euro's zijn -- geregeld gaat worden. Wat die 26 mln. betreft is het de vraag of die op enigerlei wijze het antwoord is op datgene wat door het wetsvoorstel wordt veroorzaakt. De CDA-fractie vindt dat dit van geen enkele kant het geval is. Het is wel heel bijzonder dat mevrouw Jacobi en de heer Jansen dan stellen dat het amendement van destijds, dat bij de eerstvolgende kabinetsformatie of de eerstvolgende begroting weer kan worden herroepen, het antwoord is. De Eerste Kamer heeft de indieners gevraagd hoe het zit met het verworpen amendement dat eerder was aangenomen. De indieners hebben toen aangegeven dat zij die 2 mln. per jaar hadden geregeld. Daarna heeft de Eerste Kamer gevraagd hoe het met het wetsvoorstel staat. Het wetsvoorstel levert niets op.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil eigenlijk opmerken dat het fijn is dat de Handelingen die naar de overkant worden gestuurd gewoon op papier staan en geen geluidsfragment bevatten, want er wordt nu zo hard geschreeuwd dat men daar misschien een beetje van zou schrikken.
De voorzitter: U kent de opmerking: schreeuwen versterkt de stem, maar niet het argument.
**
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Precies, maar de heer Koopmans kent die misschien nog niet. Ik vind het raar dat de CDA-fractie zulke grote vraagtekens plaatst bij de aangenomen amendementen over de sloopregeling. Heeft de heer Koopmans dan zo weinig vertrouwen in de Eerste Kamer? Zijn fractie zit ook in de Eerste Kamer. Waarom is het nu nodig om hier zo hard over te schreeuwen, want er is wel geld voor de sloopregeling geregeld. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat dit wordt teruggedraaid. Als de CDA-fractie op dit terrein al niet zo goed van vertrouwen is, dan weet ik nog andere voorstellen die hier van tafel kunnen.
De heer Koopmans (CDA): Een reactie en daarmee ga ik ook in op de opmerking van de indiener, de heer Dijsselbloem, dat hij eigenlijk amendementen had verwacht. Noch de heer Dijsselbloem, noch mevrouw Ouwehand, noch de geachte afgevaardigde Koopmans, is gek. Ik ben in dit overleg oprecht en uit overtuiging bezig, gesteund door mijn fractie, om te bezien hoe wij dit wetsvoorstel van tafel kunnen krijgen. Mocht het wetsvoorstel toch worden aangenomen, dan wil ik proberen om dat zoveel mogelijk te vullen met euro's.
Dat eerste, namelijk om het wetsvoorstel tafel te krijgen, gaat niet lukken. Dat is helder. Het vullen door middel van euro's is echter ook niet gelukt. Ik kijk dan even naar de heer Dijsselbloem en naar de staatssecretaris van Financiën. Ik zeg het nog een keer. Dat is vakkundig afgedicht.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Wij hebben nog gezorgd voor 2 mln. per jaar, maar de heer Koopmans heeft nog geen cent geregeld.
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter, met alle respect. Ik ga het nog een keer zeggen. Het is van tweeën een. Ik wil het eigenlijk nog veel luider zeggen. Het kan toch niet waar zijn dat wij 170 gezinnen, als dit soort wetsvoorstellen wordt aangenomen, brodeloos maken? Het maakt u allemaal geen zak uit, maar mij wel.
De voorzitter: Ik heb er helemaal niets mee te maken, maar u spreekt via de voorzitter. De term "u" is dus verkeerd geadresseerd.
**
De heer Koopmans (CDA): Mevrouw Ouwehand heeft het goed begrepen, want mij maakt het wel wat uit. Het maakt mij wel wat uit dat 170 gezinnen na dit soort wetsbehandelingen alleen maar kunnen wachten op de soep van de SP bij de achterdeur.
De heer Paulus Jansen (SP): Wij hebben €170.000 per nertsenhouder geregeld. De CDA-fractie echter geen cent. Dat is de realiteit. Dank u wel.
De heer Koopmans (CDA): De CDA-fractie wil dat dit wetsvoorstel het putje in gaat. Daar zullen wij tot de laatste seconde voor vechten, omdat het een onredelijk wetsvoorstel is waarin geen enkele schadeloosstelling wordt geregeld, een wetsvoorstel dat geen schaderegeling kent en geen specifieke fiscale regeling met zich brengt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil nog iets opmerken voor de Handelingen. Daar hoef ik niet voor te schreeuwen, want dat lees je toch niet terug. De heer Koopmans moet zich niet aanmatigen dat hij weet waar ik me wel of geen zorgen over maak.
De voorzitter: Dat mag u allemaal in uw eigen termijn zeggen.
**
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De heer Koopmans heeft een behoorlijk lelijke aanval op mij gedaan. Ik snap het wel, want het is voor de bühne. Hij heeft er ook belang bij om de PvdD voortdurend weg te zetten als een partij die zich nergens zorgen over maakt. Hier ligt echter een wetsvoorstel met een overgangsregeling die voldoende is, namelijk tot 2024. Dat is ver weg. Er zijn amendementen aangenomen om ervoor te zorgen dat er een sloopregeling komt. Daar wordt geld voor vrijgemaakt. Er is echter ook sprake van een ondernemersrisico. Dat geef ik eerlijk toe. Een ondernemer moet inzien dat hij misschien iets doet waar grote weerstand tegen bestaat. Hij moet inzien dat hij er rekening mee moet houden dat daar een keer een eind aan komt. Er is echter meer dan voldoende tijd om af te schrijven. Er is ook nog een aanvullende regeling getroffen. Ik laat mij dus niet aanpraten dat ik me geen zorgen maak over hoe het gaat met mensen in het land. Dat neemt de heer Koopmans maar lekker voor zijn eigen rekening.
De voorzitter: De heer Koopmans gaat nu zijn termijn afronden.
**
De heer Koopmans (CDA): Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om dit tot mij te nemen. Mevrouw Ouwehand is niet geïnteresseerd in 170 gezinnen in Nederland die na dit wetsvoorstel brodeloos zijn. Ik vraag iedereen om dit goed tot zich te nemen.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Er is een beperkt aantal vragen gesteld.
[...]
Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag gesteld over de motie. Ik wacht de behandeling van het wetsvoorstel en van de novelle af. De regering zal zich dan beraden op de positie die zij in Europees verband moet innemen inzake de nertsenhouderij.
[...]
Mevrouw Ouwehand (PvdD): In die motie die in 2009 is aangenomen, staat niet dat de regering moet wachten tot de Kamer de beraadslaging heeft afgerond. Er staat: verzoekt de regering zich in Europa in te zetten voor een nertsenfokverbod. Deze staatssecretaris gaat niet zo heel lang meer mee, maar laatst was hij een beetje teleurgesteld dat het nieuwe actieplan voor Europees dierenwelzijn zo weinig omvatte. Ja, als je niet met goede ideeën en aangenomen moties uit deze Kamer de boer opgaat, dan komt er natuurlijk niets van terecht. Ik krijg graag de toezegging dat de Nederlandse regering de motie uitvoert zoals ze is bedoeld en aangenomen.
Staatssecretaris Bleker: Ik heb er niets aan toe te voegen. Daar komt bij dat wij samen met Oostenrijk het initiatief nemen om een aantal verbeteringen in het dierenwelzijnprogramma van Europa aan te brengen. Ik ben tot nu toe nog niet benaderd door welk land dan ook om dit als topprioriteit te definiëren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, u bent gevraagd door de gekozen volksvertegenwoordigers van Nederland en die zijn toch wel wat waard.
Staatssecretaris Bleker: Heel veel en daarom zeg ik ook dat wij ons zullen beraden hoe wij verder met de motie omgaan nadat duidelijk is geworden wat de uitkomst is van dit initiatief.
Interessant voor jou
Bijdrage Ouwehand AO MIRT (Rijnlandroute)
Lees verderBijdrage Ouwehand Permanente Crisis- en herstelwet Plenair Debat
Lees verder