Bijdrage Ouwehand Wet windenergie op zee
Eerste Termijn
Voorzitter. We behandelen vandaag het wetsvoorstel voor windenergie op zee. Op dit moment is het ook mogelijk om windmolenparken op zee te bouwen. Met het wetsvoorstel dat het kabinet heeft gepresenteerd, zou dit makkelijker en sneller moeten verlopen. Op zichzelf is dat een goede ambitie, maar de Partij voor de Dieren is er nog niet van overtuigd dat met dit wetsvoorstel daadwerkelijk bereikt wordt wat nodig is voor de bredere ambities om de aarde leefbaar te houden: tempering van de klimaatverandering, maar ook bescherming van kwetsbare natuur hier.
De noodzaak is wel duidelijk. Op 14 april ligt het klimaatbeleid van dit kabinet voor in de rechtbank in Den Haag. Dat is niet voor niets. Nederland heeft zich in internationaal verband gecommitteerd aan het beperken van de broeikasgasuitstoot, zodat de gevaarlijke grens van twee graden opwarming van de temperatuur op aarde wereldwijd, niet wordt overschreden. Dat is van groot belang voor de leefbaarheid van de aarde, maar het blijft helaas bij woorden. Het klimaat- en energiebeleid van dit kabinet stevent met rasse schreden af op een veel grotere opwarming van de aarde: drie of zelfs vier graden mondiale temperatuurstijging is in zicht en lijkt zelfs onafwendbaar. Dat zal desastreuze consequenties hebben voor de natuur, want zowel op zee als op land staat die onder grote invloed van de klimaatverandering. Zeeën verzuren, soorten verdwijnen. Het zal ook grote gevolgen hebben voor ons, voor onze kinderen en kleinkinderen en helaas in nog veel grotere mate voor mensen rond de evenaar, die geen aandeel hebben gehad in de klimaatverandering, maar die wel het hardst getroffen zullen worden door de gevolgen daarvan.
De noodzaak van een snelle transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame, hernieuwbare energie is dus van het allergrootste belang. We moeten af van kolen- en gascentrales. We moeten niet beginnen aan schaliegas, niet nog meer boren naar gas onder het wad of bij woonwijken. Kernenergie is simpelweg geen duurzame oplossing. We moeten geen energie groen gaan noemen die dat aantoonbaar niet is. De productie van biobrandstoffen stoot mensen het brood uit de mond, zorgt voor grootschalig verlies van biodiversiteit en is dus niet groen.
Dan hebben we ook nog de mestvergisters, die door het enorme mestoverschot in ons land overal als paddenstoelen uit de grond poppen. De Partij voor de Dieren heeft al vaker op verschillende fronten aangegeven een fel tegenstander te zijn van mestvergisters. Het is van belang om in een breder kader te bekijken wat hier gebeurt. Het is een wereldwijde noodzaak om onze energieproductie te verduurzamen en om energie te besparen. Mest komt namelijk niet zomaar uit de lucht vallen. Voor de productie van mest wordt juist ongelofelijk veel energie gebruikt. Aan de andere kant van de wereld vindt grootschalig verlies van biodiversiteit plaats, omdat we regenwouden kappen om plaats te maken voor monocultures waar genetisch gemanipuleerde soja en mais komen te staan. Er wordt ongelofelijk veel kunstmest gebruikt om die gewassen te laten groeien. En laat kunstmest nou een enorme energieverspiller zijn: alleen al in Nederland gaat 6% van de gasproductie op aan de productie ervan. Die soja en mais komen hierheen en worden aan dieren gevoerd, en wij blijven zitten met het mestoverschot. De energieproductie die dat alleen al voor de import van het veevoer in Nederland vraagt, is 62 petajoule per jaar. Dat is genoeg om jaarlijks 5 miljoen huishoudens in Nederland van energie te voorzien. Wij hebben er waardering voor dat het kabinet de noodzaak ook ziet om in te zetten op groenere energie. Binnen dat kader vinden wij het onvoorstelbaar dat de noodzaak tot vleesvermindering -- die wordt ons aanbevolen door klimaatwetenschappers en iedereen die verstand heeft van natuur, energie en biodiversiteit -- niet eens op de agenda van dit kabinet staat en niet eens een onderdeel is van de klimaatbesprekingen in Parijs. Als je dan toch inzet op verduurzaming van energie, vinden wij dat je ook naar deze problematiek moet kijken. Ook als dit een beetje pijn doet, moet je het wel onder ogen zien en aanpakken. De enige optie om echt duurzaam in onze energievraag te voorzien, is dus om de vraag zelf te verminderen. Op dat punt is de vleesconsumptie een van de meest voor de hand liggende dingen.
Energie is namelijk nooit gratis. Aan elke vorm van energieopwekking kleven nadelen. Op dit moment begeven veel van die nadelen voor mens, dier en natuur zich grotendeels buiten ons gezichtsveld. Voorbeelden zijn de kolenwinning in Colombia, waar mensenrechten op grove schaal worden geschonden, de winning van teerzandolie, waarvoor mensen van hun land gejaagd worden en ecosystemen worden verwoest, en de barbaarse strijd van ISIS, die gefinancierd wordt door olieopbrengsten.
De heer Jan Vos (PvdA):
Is dit het debat over de Wet windenergie op zee?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wat mij betreft wel.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik meen dat we vandaag het plan bespreken om miljoenen gezinnen in Nederland te voorzien van duurzame energie die is opgewekt met windmolens. We hebben een spreektijd van vijf minuten toegestaan. Ik stel dan ook voor dat we die spreektijd daaraan besteden.
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek. Dit is een wetsbehandeling, en daarbij heeft ieder Kamerlid het recht om er net zo lang over te praten als hij of zij zelf wil. Mevrouw Ouwehand heeft ons verteld dat ze ongeveer een kwartier zal praten. Als ze van tevoren had gezegd dat ze drie kwartier of vijf uur wil praten, had dat ook gemogen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dan wens ik mevrouw Ouwehand heel veel succes met het behandelen van de onderwerpen die ze wenst te bespreken, maar ik zou haar toch vriendelijk willen verzoeken om zich te beperken tot de behandeling van het wetsvoorstel.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik begrijp de vraag wel, maar het punt is nou juist dat de Partij voor de Dieren niet zomaar heel enthousiast is over het plaatsen van windmolens in zee, omdat dit effecten zal hebben op de natuur. Ik wil graag stilstaan bij alle andere mogelijkheden waarvan ik vind dat we die als overheid ook moeten benutten voordat we de natuur op zee nog verder belasten. Want dat is wat wij gaan doen met dit wetsvoorstel. Voor mijn fractie, zo zal ik de heer Vos van de Partij van de Arbeid zeggen, is die afweging niet zomaar gemakkelijk te maken. Wij zien de noodzaak om over te stappen op duurzame energie, maar wij vinden ook dat je het niet kunt maken om allerlei voor de hand liggende oplossingen te laten liggen en wel te zeggen: op de Noordzee kan de natuur wel eventjes onze wanprestatie op andere terreinen dragen. Voor ons is dus nog niet duidelijk of wij deze wet steunen. Ik ben daarom heel benieuwd naar de reactie van de minister op mijn specifieke vragen over dit wetsvoorstel, en naar zijn ambitie namens het kabinet om ook de andere problemen op te pakken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hecht er dus aan om te schetsen dat de huidige manier van energieopwekking grote nadelen heeft. Dichter bij huis zien we dat bij de gaswinning in Groningen, maar ook bij de uitstoot van kwik in de Waddenzee door de kolencentrales. Ook de grote hoeveelheden schadelijk stikstof zetten onze natuur en gezondheid onder zware druk.
En dan? Daarin zit het dilemma, want ook de productie van hernieuwbare energie uit zon, wind en water heeft effecten die je niet zomaar weg mag poetsen, hier en elders. Voor de productie van zonnepanelen wordt gebruikgemaakt van schadelijke stoffen: zoutzuur, arseen, fosfor en cadmium. Die zijn gevaarlijk voor het milieu en worden onder erbarmelijke omstandigheden gewonnen. Bij de productie van energie in waterkrachtcentrales wordt nog al te vaak een groot stuk natuur verwoest en bij gemalen zijn vissen op grote schaal het slachtoffer. Ook windmolens, waar we vandaag over spreken, hebben effecten op mensen, vogels, vleermuizen, vissen en zeezoogdieren. De Partij voor de Dieren hecht eraan te noemen dat we die zorgen serieus moeten nemen. Voor mensen hebben die zorgen betrekking op slagschaduw, geluidsoverlast en de effecten op de gezondheid die we moeten erkennen. Dat geldt dan ook voor de effecten op de natuur. Dieren worden geraakt door de wieken, hun routes worden verstoord of zij sterven of raken verdwaald door het heien van windmolens onder water en het onderwatergeluid dat de molens produceren als ze draaien. Laten we niet doen -- zo is mijn pleidooi -- alsof er aan de productie van duurzame energie geen nadelen kleven voor mens, dier en milieu, want die nadelen zijn er wel.
Een onontkoombaar effect van de transitie naar een decentrale, hernieuwbare energievoorziening, die de Partij voor de Dieren onderschrijft, is dus dat we de effecten van die productie op mens, dier en milieu ook voor een deel naar ons toe zullen trekken. Geen kolen meer uit Colombia betekent energieopwekking hier en voor een deel de milieueffecten hier. Maar het allerbelangrijkste dat in die noodzaak moet gebeuren, is besparen. Besparen, besparen, besparen. Aan alle vormen van energieopwekking zitten nadelen. Ook als we de criteria heel scherp stellen en alleen gebruikmaken van zon, wind en water, zullen we echt ons best moeten doen om ervoor te zorgen dat we niet zo veel energie nodig hebben, want wat je niet opmaakt, hoef je ook niet op te wekken. Dan is het wel moeilijk te verkroppen dat we de natuur op zee zouden willen aantasten zodat het licht 's nachts in kantoorgebouwen kan blijven branden, dat we energie produceren met windmolens die vervolgens vooral wordt omgezet in onbruikbare warmte door inefficiënte hallogeenlampen en dat we winkeldeuren in de winter wagenwijd openhouden waardoor winkeliers eigenlijk voor de straat stoken. En ik heb het al gezegd: de noodzaak voor vleesvermindering, hét cruciale onderdeel van klimaatbeleid, staat niet eens op de agenda van het kabinet. We willen ook in dit debat het kabinet aansporen om hier wel werk van te maken, omdat we zien dat ook windmolens nadelen hebben.
De natuur onder water is kwetsbaar. Het plaatsen van windmolens op zee gaat gepaard met grote schade aan het onderwaterleven. Zeker wanneer windmolens worden geheid, sterven duizenden vissen en de nog kwetsbaardere vislarven. Ook wanneer de windmolens eenmaal draaien, hebben ze impact op vis- en zeezoogdieren die verstoord worden door het geluid, want het geluid onder water draagt ver.
Naar aanleiding van de vragen die we daarover gesteld hebben, werd duidelijk dat er geen windmolens in beschermde Natura 2000-gebieden zelf worden geplaatst. Daar zijn we blij over. De Partij voor de Dieren houdt echter zorgen over de vraag of de effecten op de natuur wel goed worden ingeschat en gemonitord. We lezen immers in dit wetsvoorstel dat de natuurbeschermingstoets wordt ingevoegd in de procedures voor het aanwijzen van de kavels. Dat betekent dus dat er geen aparte vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet meer hoeft te worden afgegeven. Wij zijn er niet gerust op -- zo zeg ik tegen de minister -- dat de bescherming van de belangrijke natuurwaarden op zee hiermee niet aan kwaliteit inboet. Graag krijg ik daar nog een nadere reactie op. In de beantwoording van de minister op de schriftelijke vragen lezen wij namelijk tussen de regels door dat er snel gekozen zal worden voor compenserende maatregelen in plaats van mitigerende als de plaatsing van windmolens in Natura 2000-gebieden wel significante gevolgen heeft, met andere woorden: dat er dus niet gekozen zal worden voor locaties en technieken waarmee voorkomen wordt dat het gevolgen heeft voor de natuur, maar dat het kabinet dan zal kiezen voor oplapmaatregelen. Is dat zo? Ik zou namelijk de garantie van het kabinet willen dat die keuze niet volgt, hetgeen belangrijk is voor onze afweging om voor dit wetsvoorstel te stemmen.
De Partij voor de Dieren heeft ook voorgesteld om in dit wetsvoorstel een bovengrens op te nemen voor het niveau van onderwatergeluid dat zou mogen optreden bij de plaatsing en het in werking hebben van windmolens. Het kabinet zegt dat het dat niet in de wet wil opnemen en verwijst naar het nog te ontwikkelen kader ecologie. Daarin, zo zegt het kabinet, zal dieper worden ingegaan op de cumulatieve ecologische effecten en de mitigerende maatregelen. Aan de hand van dat toetsingskader zal beoordeeld worden of kan worden uitgesloten dat windparken op zee significante negatieve effecten op de ecologie zullen hebben. Om eventueel optredende significante negatieve effecten te voorkomen zullen zo nodig voorschriften worden opgenomen in de kavelbesluiten, zo stelt het kabinet. De Partij voor de Dieren wil meer duidelijkheid over dat kader voordat we over deze wet stemmen. Kan de minister aangeven aan welke kaders en voorschriften nu wordt gedacht? Wordt daarin een bovengrens voor onderwatergeluid opgenomen, zoals Duitsland ook al doet? Zo ja, hoe hoog wordt die grens dan? Zo nee, op welke manier wil de minister dan zorgen voor innovatie en een forse vermindering van de huidige schade die windmolens toebrengen aan de natuur? De weifelende antwoorden op onze schriftelijke vragen stellen namelijk nog niet echt gerust.
Het Rijk wijst kavels aan waar windmolens mogen komen en laat het vervolgens aan marktpartijen over om met voorstellen te komen om daar windparken te realiseren. Een ander punt van zorg. We lezen namelijk dat de aanbesteding voor die parken vervolgens alleen gebeurt op basis van een financiële afweging. Er wordt dus onder de streep alleen maar gekeken naar wie het goedkoopste is en vervolgens mag die partij gaan bouwen. De Partij voor de Dieren heeft voorgesteld om bij de gunning niet alleen te kijken naar het goedkoopste maar juist ook naar het beste plan, het plan dat dus de negatieve gevolgen voor dier, natuur en milieu het meest weet te verkleinen. Ik begrijp niet waarom het kabinet dat voorstel afwijst. Door in de aanbesteding te kiezen voor het beste plan kun je namelijk de innovatie aanjagen, die wel degelijk zeer hoopvol is, op het gebied van het verkleinen van de effecten van windenergie op natuur. Ik hoor graag van de minister waarom hij dat plan afwijst. Hij zegt alleen maar dat de subsidieregeling niet geschikt is om op andere doelen te sturen dan kosteneffectiviteit. Wij zijn dat gewoon echt met hem oneens. Een goede subsidieregeling voor duurzame energie zorgt ervoor dat energie echt zo duurzaam mogelijk wordt opgewekt. Dat betekent dus ook dat je de natuureffecten zo klein mogelijk houdt. Ik overweeg een motie op dat punt.
Dan een andere keerzijde van de windmolens. Windmolens worden met anodes beschermd tegen roest. Hierdoor lossen stoffen als aluminium, zink en andere zware metalen geleidelijk op in het water, wat betekent dat er giftige metalen in zee terechtkomen. Nou bestaan er technieken om het staal te beschermen zonder deze schadelijke stoffen. Dat is weliswaar duurder maar ook in dit geval vindt de Partij voor de Dieren dat je wel moet kiezen voor de beste in plaats van de goedkoopste oplossing. Zo zorg je er ook voor dat er geen zware metalen in het milieu terechtkomen. Als de minister zich afvraagt waar hij dat dan van zou moeten betalen, wijs ik hem op de overdreven subsidie voor de mestvergisters. Ik wil graag van de minister horen of hij de zorg over de vervuiling van de zee door windmolens onder de huidige regels deelt. Is hij bereid om de minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen, daadwerkelijk voor te schrijven? Wat ons betreft, komt dat echt in de voorschriften en de subsidieregeling.
Met de bouw van windmolens wordt de natuur op zee nog verder aangetast dan nu al het geval is. Dat maakt de afweging moeilijk. Industriële bevissing, olieboringen, gasboringen: de Noordzee staat al hevig onder druk door al die economische activiteiten. Het kabinet staat erbij en kijkt ernaar -- dat is een groot bezwaar van de Partij voor de Dieren tegen het huidige kabinetsbeleid -- ondanks de internationale verdragen die dienen ter bescherming van de marine natuur. Het OSPAR-Verdrag is laatst door de minister van Infrastructuur en Milieu afgewezen met de woorden: we doen ons best, maar er is geen resultaatverplichting. Het OSPAR-Verdrag gaat over het beschermen van onze marine ecosystemen. Ik vind dat het kabinet dat gewoon moet naleven, want onze handtekening staat eronder.
Er zijn te veel gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn al beschermd hadden moeten worden, maar dat nog niet zijn; het kabinet laat het erbij zitten. Ik denk daarbij aan de Centrale Oestergronden, de Bruine Bank, de Zeeuwse Banken, de Borkumse Stenen, de Kustzee en de Voordelta. Andere landen weten dat wel te doen. Duitsland heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft zijn deel van de Borkumse Stenen aangewezen als Natura 2000-gebied, maar Nederland weigert dat. Naast Duitsland beseft ook Groot-Brittannië de urgentie van het beschermen van de marine ecosystemen. Dat land heeft onlangs het grootste zeereservaat ter wereld gecreëerd: 834.000 km2. De Partij voor de Dieren vindt dat het kabinet niet alleen moet inzetten op groene energie, wat belangrijk is, maar ook op het beschermen van de natuur, wat we samen mogelijk moeten maken in de Noordzee. Het is tekenend dat we het wel makkelijk maken om windmolenparken op zee neer te zetten, maar dat we ondertussen niet investeren in natuurreservaten.
Concluderend: de klimaatverandering moet worden aangepakt. Daarvoor is de transitie naar groene energie echt noodzakelijk. Dat is ook in het belang van de natuur op zee. Ik heb de verzuring van de zeeën en oceanen als gevolg van de klimaatverandering al genoemd. Het is belangrijk dat wij bij wat wij doen altijd ook de natuureffecten meewegen, evenals de andere effecten die in dit geval windmolens kunnen hebben. De consequenties van windenergie op mens, dier, natuur en milieu mogen we niet bagatelliseren omdat het noodzakelijk is om de klimaatverandering aan te pakken. We moeten op alle fronten strijden, zo zeg ik tegen het kabinet. Ik roep de minister op om echt zijn best te doen voor meer energiebesparing. Een wet die er slechts op is gericht om de vergunningprocedure voor de bouw van windparken te versnellen, waarbij nog onduidelijk is op welke manier de natuur beschermd wordt, krijgt dus niet zomaar de steun van de Partij voor de Dieren. We zijn kritisch. We zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister. We zullen in onze fractie een afweging moeten maken op basis van de reactie van het kabinet.
Interrupties bij andere partijen
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoor GroenLinks geen zorgen uiten over de natuureffecten van windmolens op zee. De Partij voor de Dieren maakt zich in elk geval wel zorgen over het gemak waarmee het kabinet de natuurbeschermingstoets eventjes in die kavelbesluiten fietst. Hoe ligt dat voor GroenLinks? Hoe schat GroenLinks die effecten en de mogelijke schade op het onderwaterleven in, aangezien de Noordzee al niet het meest robuuste ecologische mariene systeem ter wereld is?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Net als de Partij voor de Dieren ben ik er enorm voor dat de zeereservaten gerealiseerd worden. Ik heb in een vorig werkzaam bestaan nog mogen protesteren voor de Borkumse Stenen en andere zeereservaten, dus dat zou ik graag willen. Ik heb ook onderzoek gezien waaruit blijkt dat een windpark ook een rustpunt kan geven, mits de visserij geweerd wordt uit zo'n gebied. Ik zie daar dus plussen en minnen aan. Ik ben het ermee eens -- de Partij voor de Dieren heeft dat keurig verwoord -- dat we bij een windmolenpark moeten kijken naar betere materialen en of er gewerkt kan worden met minder aantasting. Ik vind dat die windparken er moeten komen. Als het echt noodzakelijk is -- mevrouw Van Veldhoven zei dat geloof ik ook -- mag er wat opzijgezet worden, maar dat moet niet als een automatisme gebeuren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik herinner mij die acties voor de Borkumse Stenen nog wel. Het is treurig dat Nederland dat gebied nog steeds niet beschermt ondanks de inzet van mevrouw Van Tongeren in een vorig leven. Het is ook een beetje treurig dat het kabinetsbeleid eigenlijk zo is dat de enige manier waarop er geen verdere natuurverstoring plaatsvindt in een gebied op zee, dus dat er geen bodemberoerende visserij plaatsvindt, is als we er windmolenparken zetten, waardoor de boten er echt niet kunnen komen. Het voelt ook wel een beetje zuur, om in termen van de verzuring van de oceaan te blijven, dat het kabinet zo veel dingen laat liggen op het gebied van bescherming van natuur en de noodzaak om energie te besparen terwijl het ook nog eens natuurbeschermingsregels verder afstoft en uitkleedt. Kunnen we samen bekijken of het kabinet dat wel als een harde voorwaarde kan hanteren omdat je wanprestaties op het gebied van energie en klimaat niet kunt afwentelen op de Noordzee?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook GroenLinks vindt dat zaken zoals visserij en mijnbouw enorm beperkt zouden moeten worden en dat er meer beschermde natuur moet komen op de Noordzee. Ik weet dat mijn collega Klaver, die woordvoerder is op het gebied van natuur, graag met de Partij voor de Dieren optrekt om zo veel mogelijk waarborgen in te bouwen. Inderdaad is het heel vervelend om geduwd te worden in een positie waarin je tussen twee kwaden moet kiezen. Klimaatverandering tast de natuur over de hele planeet aan. Door er wat aan te doen, tast je de natuur gedeeltelijk lokaal aan. Als ik een totaalset aan maatregelen zou mogen maken voor de Noordzee, zou de Noordzee daar inderdaad stukken beter van worden. Op dat punt trekken we graag met de Partij voor de Dieren op.
(…)
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De heer Vos was een beetje verbaasd over mijn bijdrage aan dit debat, waarin ik probeerde het kader te schetsen waarbinnen mijn fractie haar afwegingen moet maken: niet genoeg doen voor het klimaat en niet genoeg doen om energiebesparing echt te realiseren, maar dan wel met opzijschuiving van de natuurtoets windmolens plaatsen in de Noordzee, terwijl we weten dat die er ook niet al te best voor staat. Wij vinden dat lastig. Ik vraag mij dus af wat de Partij van de Arbeid ervan vindt als het kabinet de Natura 2000-gebieden, die Duitsland wel belangrijk vindt, wil laten zitten en het internationale OSPAR-Verdrag om de zee beter te beschermen niet wil volgen. Kijkt de Partij van de Arbeid zo naar het kabinet als totaal? De noodzaak van groene energie ziet de Partij voor de Dieren ook, maar willen we het kabinet niet aansporen om iets meer te maken van natuurbescherming?
De heer Jan Vos (PvdA):
De Partij voor de Dieren vindt de Partij van de Arbeid naast zich als het gaat om natuurbescherming. We hebben in de afgelopen jaren op meerdere momenten succesvol kunnen samenwerken op dat vlak. Dat zal in de toekomst ook zo zijn. In mijn ogen is wind op zee op de nu geplande afstand van de kust een heel goede manier om duurzame energie op te wekken. Natuurlijk kleven er aan windmolens ook nadelen, maar we moeten verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die redenering snap ik wel, want de klimaatverandering gaat de zee ook geen goed doen. De vraag is wel of de Partij van de Arbeid zich aansluit bij het amendement van mevrouw Van Veldhoven, dat ik mee mag ondertekenen, waarin staat dat de natuurtoets niet zomaar aan de kant mag worden gezet, niet standaard. Roept de Partij van de Arbeid het kabinet wel tot de orde als dat geen zin zegt te hebben in inspanningen voor de bescherming en het herstel van de natuur op de Noordzee? We creëren met die windmolens een extra natuureffect op de Noordzee, terwijl die toch al niet zo veel kan hebben. Het gaat dus concreet om de voorliggende moties waarin wordt verzocht om de Borkumse Stenen aan te wijzen als beschermd gebied en om het internationale OSPAR-Verdrag te volgen, dat we hebben ondertekend. Kunnen we rekenen op de Partij van de Arbeid?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als het gaat om de naleving van internationale verdragen vindt de Partij voor de Dieren de Partij van de Arbeid natuurlijk zeker aan haar zijde. Amendementen die worden ingediend zal ik beoordelen. Mevrouw Ouwehand zal het merken als we tegenstemmen. Als we voor stemmen zal zij dat ook zien.
Beantwoording door de minister
Minister Kamp:
Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft aangegeven dat zij ziet dat er voor de natuureffecten al snel wordt uitgeweken naar compenserende maatregelen. Zij vindt dat je eigenlijk mitigerende maatregelen moet nemen om de schade aan de natuurwaarden te voorkomen en dat je niet meteen met compenserende waarden moet komen door ergens anders iets extra's te doen. Zij vindt dat de natuurbescherming in het gebied zelf voorop moet staan. Er wordt niets afgedaan aan de eisen die de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet stellen aan de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Die blijven onverkort gelden. Dat betekent dat er een passende beoordeling moet worden gemaakt van de gevolgen van een windmolenpark voor de Natura 2000-gebieden. Een kavelbesluit kan alleen worden genomen als verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet worden aangetast. De oplossing moet worden gevonden in mitigerende maatregelen om eventuele effecten te voorkomen of tegen te gaan. In concreto wordt bijvoorbeeld de capaciteit van windmolens vergroot: je gaat van 3 MW naar 3,2 MW. Daarmee kun je bereiken dat je op bepaalde delen van de dag en in bepaalde delen van het jaar met een lagere snelheid draait of dat je zelfs helemaal niet draait, afhankelijk van hoe de vleermuizen en de vogels vliegen, zodat je daarmee rekening kunt houden. Dat zijn mitigerende maatregelen. Dat is het uitgangspunt waarop wij koersen. Wij gaan die mitigerende maatregelen voorschrijven in de kavelbesluiten die wij nemen. Compensatie is wat mij betreft niet aan de orde. Ik koers erop aan dat wij dat via mitigerende maatregelen doen. Als dat uiteindelijk onmogelijk is, moet er iets anders gebeuren, maar dat is niet mijn bedoeling.
In aansluiting hierop zeg ik richting mevrouw Van Veldhoven dat het niet de bedoeling is dat wij de natuurwetgeving buiten werking stellen. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet blijven gewoon van toepassing. Het kavelbesluit treedt alleen in de plaats van een vergunning die anders zou moeten worden afgegeven. Dat wil niet zeggen dat die vergunning en de vergunningsvoorwaarden niet meer aan de orde zijn. Het komt nu als onderdeel van het kavelbesluit naar voren. Inhoudelijk blijven de wetten die ik net heb genoemd daarbij volledig van toepassing.
Mevrouw Ouwehand sprak over het kader ecologie en cumulatie. In het bijzonder sprak zij over de gevolgen van het heien voor bijvoorbeeld de dieren in het water, het onderwatergeluid. Zij wil meer duidelijkheid over wat op dat punt gaat gebeuren. Wij maken over die effecten een apart kader ecologie en cumulatie. Dat wordt binnenkort openbaar gemaakt. Daarop kan dan worden gereageerd en een aantal maanden later wordt het vastgesteld. Uit dat kader ecologie en cumulatie zal blijken dat het nodig is om een bovengrens te stellen aan het onderwatergeluid. Vervolgens nemen wij dat op in de kavelbesluiten. Een ontwerpkavelbesluit zal eerst geconsulteerd worden. Daarop kan gereageerd worden. Wij zijn nog bezig om precies te onderzoeken hoe die normen concreet moeten worden ingevuld.
Mevrouw Ouwehand sprak over de mogelijkheid dat er schadelijke stoffen in het water terechtkomen. Wij gaan ervan uit dat er geen lozingen uit de molens in het water zullen zijn, bijvoorbeeld van roest. Als er toch sprake is van de een of andere vorm van lozingen, dan geldt de vergunningsplicht op grond van de Waterwet. Die zal vervolgens worden gehanteerd. Wij moeten op die manier, met die vergunning en de voorwaarden, de kwaliteit van het Noordzeemilieu waarborgen.
Mevrouw Ouwehand zegt dat wij met de SDE+-procedure kiezen voor het goedkoopste plan in plaats van voor het beste plan. Dat is in zekere zin waar. De SDE+-regeling is een subsidie-instrument om een bepaald doel te bereiken. Het doel dat we daarmee willen bereiken, is dat voor een zo laag mogelijke prijs de transitie naar duurzame energie wordt gerealiseerd. Uit allerlei onderzoeken en ook uit rapportages van de Rekenkamer is gebleken dat als je met een subsidie-instrument verschillende doelen wilt bereiken, daar weinig van terechtkomt. Het is goed om één doel te hebben en te proberen dat met een subsidie-instrument te bereiken. Dat doen wij dus: het realiseren van duurzame energie op een kosteneffectieve wijze. Dat wil echter absoluut niet zeggen dat al die natuureffecten en wat eromheen speelt niet van belang zijn. Die zijn zeker van belang. Daarom worden in het kavelbesluit en de kavelbesluiten randvoorwaarden vastgelegd waar je aan moet voldoen. Als je daar die windmolens gaat realiseren, moet je voldoen aan de voorwaarden die daarin gesteld geworden. Dat zijn voorwaarden die erop gericht zijn om ervoor te zorgen dat de natuurbelangen worden geborgd. De SDE+ ziet inderdaad alleen op kostenefficiency. Alle andere dingen die de natuurwaarden en de natuureffecten betreffen, worden via het kavelbesluit en de kavelbesluiten gerealiseerd.
Mevrouw Ouwehand bevroeg mij ook nog over vleesvermindering en de noodzaak die zij daartoe ziet. Ik ben nu bezig met duurzame energie en de ambitie die we op dat terrein hebben. We spreken over de noodzaak om voor een deel windenergie op zee te realiseren, de manier waarop ik dat wil gaan doen en de wijze waarop deze wet daar een bijdrage aan kan leveren. Ik denk dat een bespiegeling over de wenselijkheid van het minder eten van vlees en het minder produceren van vlees voor menselijke consumptie niet iets is wat ik daarin moet meenemen. Ik heb niet het gevoel dat dat de besluitvorming hier dichterbij zal brengen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb dat genoemd, omdat alle experts, onafhankelijke wetenschappers op het gebied van klimaat, energie en biodiversiteit, dat aanwijzen als een van de belangrijkste instrumenten waarmee we de doelen op het gebied van klimaat, energie en biodiversiteit kunnen gaan halen. Het kabinet kijkt echter de andere kant op. Ook bij andere dingen die het kabinet laat liggen op het gebied van energiebesparing heeft de Partij voor de Dieren gezegd dat het wel erg wrang en zuur is om de natuur op de Noordzee dan maar de lasten te laten dragen, terwijl we op andere terreinen zo slecht presteren. In het kader van de moeilijke afweging die je moet maken als je bent voor groene energie en ook voor goede bescherming van de natuur in een gebied dat al onder druk staat, roep ik het kabinet op om ook op andere terreinen meer zijn best te doen. Wanneer komt het moment dat het kabinet daar een beetje gevoelig voor begint te worden?
Minister Kamp:
Daar zijn we zeer gevoelig voor. Als hier een discussie is over de onderwerpen die mevrouw Ouwehand van belang vindt, bijvoorbeeld het minder consumeren van vlees, moet daarover gesproken worden door de regering en het parlement. Ik zie dat echter niet als een onderwerp dat we vanavond moeten bespreken. Besparing van energie vind ik ook van het grootste belang, net als het meer toepassen van warmte. Daar is van alles en nog wat over te zeggen en dat doen we ook. Daar hebben we regelmatig overleggen over. Gegeven het belang van energiebesparing is het, zo hebben we vastgesteld, ook van belang dat we de productie van elektriciteit gaan verduurzamen. Daar hoort onder andere het realiseren van windmolens op zee bij. Dat is het onderwerp dat vanavond aan de orde is. Het is dus niet zo dat ik van andere dingen wegkijk. Nee, over andere dingen praat ik op een ander moment. We hebben nu vastgesteld in het energieakkoord en in het regeerakkoord dat dit een belangrijk onderdeel is van dat heel brede geheel. Vanavond spreken we over de vraag hoe we dat onderdeel kunnen realiseren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat snap ik, maar de Partij voor de Dieren is niet zo van de gefragmenteerde beleidsonderdeeltjes behandelen. We zien dit graag in het bredere kader. Daarom doe ik een oproep aan minister ten aanzien van die SDE+-subsidieregeling, waar hij in elk geval zelf wel over gaat, in het kader van het subsidiëren van mestvergisting. Ik heb uitgelegd dat dat aan de voorkant ongelooflijk veel energie vraagt. We zijn niet alleen maar in Nederland bezig om energie- en klimaatproblemen op te lossen. Juist niet. We veroorzaken veel problemen over de grens. Is de minister dan ook vanavond niet bereid om te zeggen: misschien is het wat zonde, water naar de zee dragen, om mestvergisting te subsidiëren, gelet op de enorme energieverspilling die ook daar zit? Kunnen we iets horen van de minister? Het gaat immers niet alleen maar over wind op zee. Het zit in een breder kader.
Minister Kamp:
Het zit in een breder kader, waar energiebesparing een belangrijk onderdeel van is. We hebben gelegenheden waarop we daar met elkaar over spreken. Als we spreken over energie als geheel, over de jaarlijkse rapportage over energie, de Nationale Energieverkenning, of over het energierapport dat aan het eind van dit jaar komt, komen al die verschillende onderdelen aan de orde. Ook een belangrijk onderdeel is dat we elektriciteit duurzaam gaan produceren. Als wij ons best doen om volgens de ambitie van het energieakkoord iets voor elkaar te krijgen waarvan ik denk dat mevrouw Ouwehand dat ook wil, namelijk om de overgang van fossiele energie naar duurzame energie — een onderdeel daarvan is windenergie op zee — te bewerkstellingen, dan vind ik het een beetje jammer dat zij ontevreden is omdat ik het niet over vleesvermindering en energiebesparing heb. Zo komen we toch niet verder? Zo zoeken we toch alleen maar de tegenstellingen waar we juist met elkaar overeenstemmen?
(…)
Minister Kamp:
In het amendement op stuk nr. 17, ingediend door mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Ouwehand, wordt geregeld dat lagere overheden in beroep moeten kunnen gaan tegen het kavelbesluit. Artikel 8 van het wetsvoorstel verklaart hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet van toepassing op een kavelbesluit. Daarmee zijn de versnelde procedures van toepassing en kunnen de lagere overheden geen beroep instellen tegen besluiten. Via de Europese richtlijn hebben wij een opgave gekregen voor het realiseren van duurzame energie. Wij hebben op dit punt een grote achterstand op andere landen. Dat wordt mij voortdurend onder de neus gewreven in de Kamer. Wij moeten die achterstand inhalen. Wij hebben een ambitie. Met alle betrokkenen hebben wij het SER-akkoord gesloten. Dit betekent dat wij de bepalingen in de Crisis- en herstelwet nodig hebben om het vereiste tempo te kunnen realiseren. Het amendement op stuk nr. 17, dat ertoe strekt om lagere overheden wel het beroepsrecht te geven, is daarmee niet in overeenstemming. Mijn uitgangspunt is dat overheden niet tegen elkaar moeten procederen, maar via overleg moeten proberen om tot een vergelijk te komen. Ik zal dat steeds proberen. Voor de transitie naar duurzame energie wil ik echter niet in de vertraging komen. De mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt, wil ik graag benutten. Ik ontraad derhalve het amendement op stuk nr. 17.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 18, ingediend door mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Ouwehand. Dit amendement strekt ertoe dat de mogelijkheden voor het afwijken van de Flora- en faunawet worden beperkt. Ik ontraad dit amendement. Ik vind het wenselijk om alleen de Europese beschermingsregels van de Vogel- en Habitatrichtlijn toe te passen. Die geven een goed beschermingsniveau. Dit wetsvoorstel voorziet daarin. Er is een ander wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig waarin de nationale kop van de Flora- en faunawet eraf gaat. In overeenstemming daarmee gebeurt hetzelfde in dit wetsvoorstel. Het amendement op stuk nr. 18 strekt ertoe dat de nationale kop er toch weer bovenop gezet wordt. Dat is niet wat ik wil. Via het amendement wordt ook een extra toets ingebouwd, waarbij wij niet slechts vooraf, bij het nemen van een kavelbesluit, moeten toetsen of er geen andere oplossing is, maar in concrete gevallen steeds opnieuw moeten bezien of er geen ander alternatief is. Dat is de nationale kop. Ik denk dat dit niet goed is. Dit staat ook haaks op de wijziging van de Wet natuurbescherming, waarin de nationale kop er eveneens af gaat. Om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 18.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister zei eerder in de beantwoording dat er helemaal niets van de Natuurbeschermingswet buiten beschouwing werd verklaard door artikel 5. Nu zegt hij in feite dat hij dit wel van plan is. Als ik artikel 4 vergelijk met de artikelen die in artikel 5 buiten beschouwing worden verklaard, zie ik dat de nu geldende Natuurbeschermingswet daar niet volledig in wordt opgenomen. Wat er in artikel 19d lid 2 en 3 staat, namelijk dat je handelingen kunt verrichten die noodzakelijk zijn voor het beheerplan bijvoorbeeld, kan dan niet meer. Dat is niet opgenomen in artikel 4. Dus volgens mij is niet de hele bescherming van de huidige wetgeving opgenomen in artikel 4 en de bescherming onder het kavelbesluit.
Minister Kamp:
In het begin heb ik gezegd dat de relevante Europese richtlijnen voor Natura 2000-gebieden gerespecteerd worden. Alle procedures en alle afwegingen die daarvoor gelden, worden gevolgd en gemaakt. Hier gaat het om de kop op de Flora- en faunawet. Wat doen we daarmee? Het kabinet heeft al een wetsvoorstel voor natuurbescherming aan de Kamer voorgelegd waarin die kop eraf gehaald wordt. Dat staat ook in het regeerakkoord. Het zou raar zijn als ik in dit wetsvoorstel, waar al die dingen zoals het kavelbesluit, de vergunningverlening en de subsidietoezegging met elkaar in verband worden gebracht en de relevante voorwaarden daaraan gekoppeld worden, iets anders zou doen. Het is dan logisch om nu te handelen in overeenstemming met het andere wetsvoorstel dat wij de Kamer hebben gedaan. Dat doen wij nu. Dit is niets anders dan het in overeenstemming brengen met het wetsvoorstel natuurbescherming.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Onder de Natuurbeschermingswet mag je niet zomaar schade aanrichten in Natura 2000-gebieden. Je moet sowieso aantonen dat er geen andere mogelijkheden zijn. In feite is hetgeen hier geëxpliciteerd staat, iets wat ook onder de huidige Natuurbeschermingswet valt. Ik merk gewoon op dat artikel 4 niet volledig dekt wat in artikel 5 wordt uitgesloten. Volgens mij zegt de minister net dat dit wel de bedoeling is. Misschien zou dit al een eind kunnen worden opgelost als in artikel 4 wordt aangegeven dat de aantasting moet worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 19d, lid 1, 2 en 3. Volgens mij zorgen wij dan voor een volledige transplantatie van hetgeen in artikel 5 buiten beschouwing wordt gelaten, omdat het in het kavelbesluit wordt geplaatst, naar de werkelijke bescherming onder dat kavelbesluit. Dan veranderen wij nog helemaal niets aan wat er in de huidige regelgeving staat.
Minister Kamp:
Ik denk dat dit niet zo is, maar ik zal daar zo nog even opnieuw naar kijken. Ik kom daar eventueel in tweede termijn op terug. Maar de lijn is als volgt: wat er in de relevante Europese richtlijnen staat met betrekking tot de natuurbescherming, voeren wij helemaal uit. Die procedures worden gevolgd en daar wordt niets aan afgedaan in dit wetsvoorstel. De nationale kop op de Flora- en faunawet wordt eraf gehaald via het wetsvoorstel natuurbescherming dat bij de Kamer ligt. In dit wetsvoorstel doen wij precies hetzelfde als in dat wetsvoorstel. Die twee voorstellen zijn met elkaar in overeenstemming. Mevrouw Van Veldhoven zei dat er toch nog aandacht aan besteed moet worden. Ik zal het zo opnieuw bekijken en daar in tweede termijn nog even op terugkomen. Als ik dat niet doe, is het zoals ik net heb gezegd. Dan blijf ik ook bij mijn advies, namelijk dat ik het amendement op stuk nr. 18 ontraad.
Nu ga ik in op het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Ouwehand. Zij zegt dat de kwaliteit van de maatregelen ter voorkoming van schade aan flora en fauna een van de rangschikkingscriteria moet worden bij de vergunningverlening zonder subsidie. Het amendement voegt een rangschikkingscriterium toe in het geval de procedure van vergunningverlening zonder subsidie wordt toegepast. De maatregelen die een vergunninghouder moet toepassen ter voorkoming van schade aan flora en fauna worden in het kavelbesluit opgenomen. Wij nemen dus een kavelbesluit en daaraan koppelen wij voorwaarden om ervoor te zorgen dat schade aan flora en fauna voorkomen wordt. Ik heb al gesproken over mitigerende maatregelen in plaats van compenserende maatregelen. Door het toevoegen van dit rangschikkingscriterium zullen er ook voorschriften over de maatregelen aan de vergunning moeten worden verbonden. Wij hebben dat echter geregeld via het kavelbesluit. Als de Kamer zou doen wat mevrouw Ouwehand zegt, gaan het kavelbesluit en de vergunning door elkaar heen lopen. Dat doorbreekt de systematiek van het wetsvoorstel en heeft geen meerwaarde. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Ouwehand. Mevrouw de voorzitter, kunt u mij een schorsing van twee minuten gunnen? Over een van de amendementen wil ik nog even overleggen. Ik kom er dan zo op terug. Is dat mogelijk?
Tweede Termijn
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Zoals gezegd, geen enkele vorm van energieopwekking kent geen nadelen. De noodzaak om afstand te nemen van fossiele brandstoffen en over te stappen op echt duurzame energiebronnen als zon, wind en water is groot. Wat dat betreft steunen wij de ambitie van het kabinet om werk te maken van windenergie, maar het blijft zuur dat dit kabinet ongelooflijk weinig doet aan energiebesparing, maar wel bereid is om de bescherming van de toch al kwetsbare natuur in de Noordzee wat af te zwakken om daar windmolens neer te zetten. Wij vinden dat de natuur in de Noordzee op zichzelf bescherming verdient en wij roepen het kabinet op om dat serieus te doen en dus ook gebieden als de Borkumse Stenen aan te wijzen als zeereservaat, het OSPAR-Verdrag na te leven en de effecten van windmolens op zee op de natuur zo klein mogelijk te maken. Wij zijn daar, de antwoorden van de minister beluisterend, nog niet helemaal gerust op. Daarom dien ik een aantal moties in.
Ik heb ook gevraagd om bij de mogelijke gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden te allen tijde te kiezen voor mitigerende maatregelen. De minister heeft daar wel iets geruststellends over gezegd, maar ons nog niet helemaal tevredengesteld. Ik dien een motie in om dit vast te leggen.
Dan het lekken van zware metalen vanaf de windmolens in het water. De minister maakte zich daar geen zorgen om. Hij zei: als het wel het geval is, dan moet een vergunning worden afgegeven op grond van de Waterwet. Het lijkt ons beter om het meteen in de vergunningvoorwaarden en de subsidieregeling op te nemen. Nog vandaag waarschuwde het Duitse instituut voor de gevolgen. De Duitsers lijken dus voorop te lopen in het mogelijk maken van windenenergie en het effectief beschermen van de natuur.
De minister zal zeggen: dat kost meer geld. Klopt. Daar hebben wij een potje voor als wij de SDE+-gelden niet meer besteden aan manieren van energieopwekking die eigenlijk water naar de zee dragen zijn.
Tot slot, voorzitter. De minister wilde het debat niet breder trekken. De Partij voor de Dieren doet dat juist altijd wel. De noodzaak om de opwarming van de aarde tegen te gaan, onder andere door in te zetten op duurzame energie, is levensgroot, maar we gaan het niet redden met alleen maar windmolens. We moeten echt besparen, besparen, besparen, ook vanwege het argument dat iedere vorm van energieopwekking nadelen kent. Daarom deze motie om de minister een steuntje in de rug te geven.
Motie Ouwehand: de handhaving van de Wet milieubeheer op orde maken
Beantwoording door de minister
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik begin bij de motie op stuk nr. 22 van mevrouw Ouwehand, waarin de regering wordt verzocht om net als Duitsland een bovengrens voor onderwatergeluid op te nemen in het kader ecologie en cumulatie voor windenergie op zee. Ik heb al toegezegd dat er maatregelen in de kavelbesluiten zullen worden opgenomen tegen de onderwatergeluiden die het gevolg zijn van het heien. Die maatregelen moeten niet in het kader ecologie en cumulatie worden opgenomen maar in de kavelbesluiten. Ik zie dus het punt van de onderwatergeluiden. Ik vind ook dat daar iets voor moet komen. Ik kom ook met iets. Ik koppel dat aan de kavelbesluiten, maar doe dat niet in het kader ecologie en cumulatie. Hoewel er inhoudelijk geen verschil van mening is, maar gelet op de tekst van de motie, ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, korte vraag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan ben ik wel benieuwd of de minister het zelf efficiënt vindt. Komt dan in ieder kavelbesluit dezelfde bovengrens te staan? Of is het niet toch handiger om dat in één kader vast te leggen? Of neemt de minister voor zichzelf de ruimte om per kavel af te wijken en per kavel te bepalen welk geluid er wordt toegestaan?
Minister Kamp:
Het kader ecologie en cumulatie is een eerste stap die we moeten nemen om het vervolgens hard te kunnen maken. We ontwikkelen dus een kader en vervolgens blijkt welke dingen belangrijk zijn en wat je daaraan wilt doen. Als je dat vervolgens hard wilt maken, doe je dat door het te koppelen aan het kavelbesluit. Uit dat kader zal waarschijnlijk naar voren komen dat dit punt aandacht moet hebben. Daarvan ben ik overtuigd. Vervolgens ga ik dat punt als voorwaarde aan het kavelbesluit koppelen. De keuze die mevrouw Ouwehand maakt om het in dat kader op te nemen, is volgens mij niet de goede keuze. Ik denk dat het inderdaad iedere keer in het kavelbesluit moet worden vastgelegd, als dit zo voortvloeit uit de analyse in het kader ecologie en cumulatie. Dat acht ik waarschijnlijk.
In de motie op stuk nr. 23 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering bij mogelijk significante gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden op zee te kiezen voor mitigerende maatregelen. Ik heb al gezegd dat ik van plan ben om dat te doen. Ik wil het doen via mitigerende maatregelen. Daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
Het is een handgeschreven motie. Dat komt bijna niet meer voor, mevrouw Ouwehand. Het is wel mooi.
Minister Kamp:
Mevrouw Ouwehand heeft een net schrift en kan dat dus doen.
In de motie op stuk nr. 24 verzoekt mevrouw Ouwehand om in de voorschriften en de subsidieregeling voor wind op zee op te nemen dat er gebruik wordt gemaakt van minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen. Bij het nemen van kavelbesluiten zal worden bezien welke schadelijke stoffen in het milieu kunnen terechtkomen. Als dat nodig is, zullen we maatregelen nemen in dat kavelbesluit, en zullen daarin ook voorwaarden worden gesteld. Dat is niets anders dan wat in de motie van mevrouw Ouwehand staat. Als mevrouw Ouwehand zich kan vinden in de uitleg die ik geef, laat ik ook het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, prima.
Minister Kamp:
In de motie op stuk nr. 25 geeft mevrouw Ouwehand aan dat de regering de SDE+-regeling moet aanpassen, zodat mestvergisters erbuiten blijven. Ik ben niet bereid om dat te doen. Dat is een van de manieren waarop je in Nederland duurzame energie kunt produceren. Dat is ook in overeenstemming met de Europese richtlijn. Ik ontraad deze motie dus.
In de, opnieuw handgeschreven, motie op stuk nr. 26 schrijft mevrouw Ouwehand dat de regering wordt verzocht om de handhaving van de Wet milieubeheer op orde te brengen, bijvoorbeeld door deze taak te beleggen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. In het energieakkoord hebben we reeds afspraken gemaakt over het intensiveren van de handhaving van de Wet milieubeheer. Ik heb er ook met de Kamer over gesproken op welke manier ik dat wil doen. Deze motie van mevrouw Ouwehand vind ik dus overbodig. Om die reden ontraad ik haar.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb die motie ingediend om de minister een steuntje in de rug te geven. Handhaving staat inderdaad wel in het energieakkoord, maar is naar de gemeenten gegaan. Daar heeft handhaving niet de allerhoogste prioriteit, gegeven de decentralisaties. Het zou gewoon efficiënter zijn. Vandaar dit voorstel. Het sluit aan bij wat de minister op grond van het energieakkoord al wil doen.
Minister Kamp:
Het is vastgelegd in het energieakkoord. Ik heb het de Kamer ook al toegezegd. Ik ben het helemaal niet eens met mevrouw Ouwehands bewering dat wij ongelooflijk weinig doen aan energiebesparing. Dat is helemaal niet waar. Wij doen heel veel aan energiebesparing. Wij zijn ook zeer gemotiveerd. Wij zijn nu ook nog bezig om er in de Warmtevisie nadere invulling aan te geven. Wij scherpen de convenanten aan. Wij komen met maatwerk. Wij accepteren de doelstelling van 1,5% meer energiebesparing per jaar. Ik ben het dus niet eens met de benadering van mevrouw Ouwehand. Gelet op wat ik al heb toegezegd, vind ik haar motie overbodig. Dat was de motie op stuk nr. 26.
Interessant voor jou
Inbreng SO Eindadvies Beheer Advies Commissie Oostvaardersplassen
Lees verderBijdragen Ouwehand en Hazekamp Debat Staat van de Europese Unie
Lees verder