Bijdrage PvdD aan SO COVID-19: mogelijke relatie met dieren en gevolgen voor land-, tuinbouw- en visse­rij­sec­toren


20 mei 2020

Inbreng SO COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren, 20-05-2020

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met de nodige verbazing kennisgenomen van de brieven van de minister over de relatie tussen onze omgang met dieren en de coronacrisis waar we nu middenin zitten en over de gevolgen van deze crisis voor dieren in de veehouderij. En ook van de beantwoording van de vragen die de leden over deze onderwerpen hebben gesteld. Het is veelzeggend dat de minister in de gevraagde brief over de gevolgen van de coronamaatregelen voor dieren in de veehouderij begint met de opmerking “Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt.” Pas op pagina 6 komt de nijpende situatie voor de dieren aan bod.

Al in maart, na het afkondigen van de maatregelen, waarschuwde de Partij voor de Dieren voor de problemen die zouden ontstaan in de veehouderij als gevolg van de maatregelen tegen het coronavirus. De Partij voor de Dieren riep op tot het snel ingrijpen om ellende te voorkomen: stel fokbeperkingen in, verlaag de slachttempo’s om medewerkers en te beschermen en grote risico’s voor de voedselveiligheid en dierenwelzijn te voorkomen en kondig een stop af op de lange afstandsdiertransporten.

Wat we sindsdien zagen, was dat er door de grenscontroles direct lange files ontstonden waardoor vrachtwagens vol levende dieren nog veel langer onderweg waren. Een groep van maar liefst 36 Europese dierenbeschermingsorganisaties deed een oproep om onder deze omstandigheden de transporten naar landen buiten Europa stil te leggen en ook transporten binnen Europa stil te leggen wanneer zij meer dan acht uur zouden duren.

Ook ontstonden er al snel ‘overschotten’ aan dieren. Door het sluiten van horecagelegenheden en beperkte exportmogelijkheden kelderde de vraag naar een aantal dierlijke producten, zoals kalfsvlees, eendenvlees, plofkippenvlees en kooieieren. Er ontstond een ‘overschot’ aan kalfjes die daardoor langer in de stallen bleven staan, terwijl in de melkveehouderij ondertussen nieuwe kalfjes geboren bleven worden om de melkproductie op gang te houden. Varkensslachterijen kregen meer varkens aangeboden dan ze door het slachthuis konden jagen. Pluimveeslachterijen raakten het kippenvlees niet meer kwijt en riepen pluimveehouders op minder dieren te fokken. Er was geen vraag meer naar eendenvlees, waarop de fok van eenden werd stilgelegd. Veel van het vlees van deze dieren is regelrecht de vriezer in gegaan.

Door uitval van slachthuismedewerkers, NVWA-toezichthouders en keuringsmedewerkers stond ook het slachtproces onder druk. Zelfs in Noord-Brabant waar het coronavirus zich razendsnel verspreidde, bleven er dagelijks tienduizenden varkens naar slachthuizen worden gestuurd, waar medewerkers schouder aan schouder moesten doorwerken om het hoge slachttempo te kunnen bijbenen. Inmiddels hebben we gezien dat in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven over de hele wereld al tienduizenden medewerkers zijn besmet en tientallen slachthuizen hun deuren daardoor hebben gesloten. Met in de Verenigde Staten als gevolg dat er miljoenen levende dieren zijn vernietigd en hun karkassen werden begraven of verbrand.

En wat deed de minister? De minister steunde de oproep om de lange diertransporten stil te leggen niet en ging hier dus ook niet op aandringen bij de Europese Commissie. Ze wees er hierbij op dat transporten langer dan 8 uur zijn toegestaan binnen Europa. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen de minister of zij zich herinnert dat het beperken van de duur van diertransporten binnen Europa tot maximaal acht uur één van de speerpunten is van haar beleid? Erkent de minister dat ze hiermee haar eigen belofte heeft verbroken?

Terwijl stallen vol dreigden te lopen met dieren en er naarstig werd gezocht naar extra vriezers om al het onverkochte vlees in op te slaan, weigerde de minister in te grijpen. Ze verschool zich achter het feit dat er in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden zouden zijn om verplichte fokbeperkingen op te leggen, omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is.

Ze hield het bij het verkennen van de mogelijkheden met de sectoren om op vrijwillige en tijdelijke basis productiebeperkende maatregelen te treffen.

De leden hebben hierover enkele vragen.

Heeft u onderzocht op welke manier het wel wettelijk mogelijk zou zijn om verplichte fokbeperkingen in te stellen? Zo ja, wat waren hierbij uw bevindingen? Zo nee, waarom niet?
Welke sectoren en hoeveel veehouders zijn overgegaan op vrijwillige productiebeperking? Hoeveel dieren zijn er hierdoor minder gefokt in de afgelopen maanden? Hoe houdt u hier zicht op en wat is uw rol hierbij?
Hoeveel kilo vlees, uitgesplitst per diersoort, exporteerde Nederland in 2019 en naar welke landen ging dit?
Hoeveel kippenvlees, hoeveel eendenvlees, hoeveel kalfsvlees, hoeveel varkensvlees, hoeveel geitenbokjesvlees, hoeveel schapenvlees en hoeveel rundvlees ligt er op dit moment al in de vriezers? Hoeveel vlees ligt er verder nog opgeslagen in Europese vriezers? Om hoeveel dieren gaat het hierbij in totaal, uitgesplitst per diersoort?
Hoeveel vlees zal hier naar verwachting de komende maanden nog bij komen?
Hoeveel ruimte is er nog voor het invriezen van vlees?
Hoe lang zou het, uitgesplitst naar vleessoort, duren voordat deze voorraad volledig is verkocht?
Hoe lang kunnen deze voorraden, uitgesplitst per vleessoort, worden bewaard voordat ze moeten worden vernietigd?
Erkent u –als minister verantwoordelijk voor het tegengaan van voedselverspilling- dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen plofkippen, (blank) vleeskalfjes en kooikippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor de export?
Heeft u gezien dat vrieshuizen voor kippenvlees onder andere vol zitten doordat de markt voor kippenvlees van gangbare vleeskuikens, oftewel plofkippen, is ingestort omdat de vraag vanuit de horeca en extra (!) consumptie via fastfoodketens en snackbars is weggevallen nu “mensen wel chips eten voor de tv, maar om 22.00 uur geen kippenvleugels in het vet gooien”?[1]
Beschouwt u het snacken van kippenvleugels als noodzakelijk voedsel?
Kunt u bevestigen dat de gemiddelde Nederlander sowieso teveel eiwitten consumeert en dat daarbinnen het aandeel dierlijke eiwitten te hoog is?
Erkent u dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen plofkippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor fastfood?

Over de coronabesmettingen in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven hebben de leden van de Partij voor de Dierenfractie een aantal sets schriftelijke vragen gesteld. De leden verzoeken de minister deze spoedig te beantwoorden. Op 7 mei nam de Kamer tevens de motie Van Esch/Ouwehand aan die de regering verzocht af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven. De Kamer heeft nog altijd geen brief ontvangen van de minister met uitleg op welke wijze ze deze motie uitvoert. De leden ontvangen deze graag per ommegaande.

Eendenhouderij

Een van de sectoren waarvan bekend is dat zij zijn overgegaan op productiebeperking, is de eendenhouderij. Eendenvlees wordt in Nederland nauwelijks gegeten en het vlees van de meer dan 8,5 miljoen eenden die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood wordt voornamelijk geëxporteerd voor de horeca elders. Hoewel de eendensector dus nagenoeg geen bijdrage levert aan de Nederlandse voedselvoorziening, levert hij wel enorme dierenwelzijnsproblemen op. De eenden worden binnen gehouden in stallen met stro, komen nooit buiten en kunnen niet zwemmen, niet op een natuurlijke manier voedsel zoeken, niet poetsen en niet vliegen. Terwijl eenden van nature een groot deel van de tijd in het water doorbrengen en er niet op zijn gebouwd om de hele dag op het droge door te brengen. En de eenden in de vleeseendenhouderij al helemaal niet, omdat ze net als de plofkip zijn doorgefokt om extra veel borstvlees te ontwikkelen en snel te groeien. In 7 weken tijd wordt een eendenkuikentje vetgemest tot een gewicht van meer dan 3 kilo. Met gewrichtsontstekingen en botafwijkingen als gevolg. Als ze vervolgens ruw worden gevangen en in kratten naar het slachthuis worden afgevoerd, worden ze daar bij volledig bewustzijn ondersteboven aan hun poten opgehangen aan haken. Dit is in strijd met de aangenomen Kamermotie uit 2014.[2]
Vervolgens gaan de eenden met hun kop door een elektrisch waterbad, wat lang niet altijd leidt tot een volledige bedwelming. NVWA-inspecteurs constateren dan ook regelmatig dat eenden bij bewustzijn worden aangesneden bij eendenslachterij Tomassen, de enige eendenslachterij in Nederland[3]. Voorgangers van de minister beloofden al sinds 2009 dat deze methode zou worden uitgefaseerd. De leden vragen de minister of hun indruk klopt dat zij deze ambitie volledig heeft losgelaten.

Naast enorm dierenleed voor de eenden, levert de sector ook grote risico’s op voor de gezondheid van mens en dier, aangezien eenden vatbaarder zijn voor vogelgriep dan kippen. In de periode 2014-2018 zijn er in de eendenhouderij maar liefst zeven uitbraken geweest van de zeer besmettelijke vogelgriep. Volgens de universiteit van Wageningen is vogelgriep een voortdurende en onvoorspelbare bedreiging. Virologen van het Erasmus MC hebben aangetoond dat vogelgriep zich kan ontwikkelen tot een variant die makkelijk van mens op mens overdraagbaar is.

Nu de sector heeft besloten om voorlopig geen nieuwe dieren meer te houden en de laatste eenden op 8 mei zijn geslacht, staan we wat de Partij voor de Dieren betreft voor een keuze. Gaan we deze sector weer opnieuw optuigen? Of grijpen we dit moment aan om een volgende stap te zetten in de richting van een diervriendelijke, natuurinclusieve kringlooplandbouw die binnen de milieu- en klimaatgrenzen past. Wat de Partij voor de Dieren betreft wordt dit moment dan ook benut om over te gaan tot beëindiging van de eendenhouderij.

Is de minister nog steeds met de sector in gesprek over financiële steun? Is de minister er van op de hoogte dat het bedrijf Tomassen Duck-To, dat alle schakels in de eendensector in handen heeft, beursgenoteerd is in Thailand? Klopt het dat het bedrijf een omzet heeft van 20 miljoen euro per jaar en dat het hele concern waar Tomassen Duck-To onderdeel van is, een omzet heeft van een kwart miljard euro per jaar?
Deelt de minister de mening dat de eendensector in ieder geval geen steun zou moeten krijgen als de aandeelhouders niet zelf eerst meebetalen?

Indien de minister overgaat tot het bieden van financiële steun, kan deze wat de leden van de Partij voor de Dierenfractie betreft worden gebruikt voor een warme sanering. De leden roepen de minister nogmaals op om dit scenario serieus te onderzoeken.

Uitbraak bij nertsenfokkerijen

Nederland heeft de dubieuze eer om als eerste land ter wereld een uitbraak van het coronavirus te hebben in de veehouderij. Inmiddels zijn al op vijf bedrijven nertsen aangetroffen die zijn besmet en soms al overleden aan het coronavirus. Gisteravond laat kwam hier het nieuws bij dat het virus van nertsen op mensen overdraagbaar blijkt te zijn. Wat de Partij voor de Dieren betreft is dit een zeer dringende reden om over te gaan tot versnelde beëindiging van deze sector. De leden gaan hierover graag zeer spoedig in debat met de minister. Vooruitlopend daarop hebben de leden alvast een aantal vragen.

Erkent de minister dat de adviezen die heeft gekregen, waarin werd geconcludeerd dat de impact van besmettingen bij dieren op de humane gezondheid verwaarloosbaar werd geacht, er drie weken later compleet naast bleken te zitten?
Gaat de minister, nu SARS-CoV-2 wordt aangewezen als besmettelijke dierziekte volgens artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, per direct over tot het instellen van een fokverbod, gevolgd door definitieve vervroegde beëindiging van de sector vanuit het voorzorgsbeginsel

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben op 28 april vragen over gesteld over de eerste besmettingen bij nertsenfokkerijen en hebben de minister verzocht deze vragen voorafgaand aan de eerstvolgende persconferentie te beantwoorden. De antwoorden zijn echter nog steeds niet binnengekomen. De leden verzoeken de minister deze zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Ook hebben de leden nog enkele aanvullende vragen:
Is het virus rechtstreeks van nertsen op de medewerker overgesprongen? Wat hebben deze sprongen tussen diersoorten voor mogelijke gevolgen:
Is er al meer bekend over de besmettelijkheid van het virus dat is gevonden stofdeeltjes in de stallen?
Zijn de drie katten die het coronavirus hebben opgelopen bij één van de nertsenbedrijven besmet via de stofdeeltjes waarin het virus is aangetroffen of rechtstreeks via de besmette nertsen?

Konijnenhouderij

In de brief over de eerste twee nertsenfokkerijen waar het coronavirus werd aangetroffen, schreef de minister dat ook de konijnenhouderijen in de omgeving zullen worden onderzocht. De leden vragen de minister om hoeveel bedrijven dit gaat. Wat is er tot nu toe bekend over de vatbaarheid van konijnen voor het coronavirus? Op welke manier wordt hier nu onderzoek naar gedaan en wat zijn tot nu toe de bevindingen?

Steun aan kalversector

De minister schreef in haar brief van 7 mei dat ze van mening is dat ook voor kalfsvlees op Europees niveau maatregelen nodig zijn. Voor wat voor steunmaatregelen voor de kalverhouderij pleit de minister in Brussel, vragen de leden haar.

Daarbij schrijft de minister “Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.” Waar doelt de minister hier op? Wat zou er concreet moeten worden verbeterd? Welke eisen stelt ze hierbij? Gaat de minister dan ook steunmaatregelen afwijzen als deze verbeteringen hierbij niet als eis worden gesteld door de Europese Commissie?
Kan de minister bevestigen dat er al miljoenen euro’s steun gaan naar de kalversector?
Kan de minister bevestigen dat voor de jaren 2015 tot en met 2020 in totaal 50 miljoen euro van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen zijn aangewend om het besluit om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de facto (grotendeels) teniet te doen?
Erkent de minister dat het een heel vreemd en onwenselijk signaal is naar alle ondernemers die op dit moment met veel moeite deze crisis proberen door te komen als het kabinet zich inzet voor steun voor een sector waar één bedrijf dat alle onderdelen van de keten in handen heeft, met een eigen vermogen van 1 miljard. Geleid door een familie die op nummer 7 staat in de Quote 500.
Wat heeft de minister tot nu toe gedaan om de aangenomen motie Ouwehand uit te voeren die de regering opriep om de import van kalfjes tot een minimum te beperken?[4]
Is de minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de melkveehouderij, om daarmee zowel de overschotten aan zuivelproducten als aan kalfsvlees niet nog verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?
Is de minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de varkenshouderij om het overschot aan varkensvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?
Is de minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de pluimveehouderij om het overschot aan kippenvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?

Europese importstop vlees uit derde landen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de regering er nadrukkelijk op wijzen dat door een opeenstapeling van handelsverdragen, in dit specifieke geval met name de verdragen met Oekraïne en de op handen zijnde deals met Thailand en de Mercosur-landen, boeren over de hele meer en meer tegen elkaar uitgespeeld worden en gedwongen worden tot een keiharde strijd op de wereldmarkt. Dit leidt tot een concurrentie op kostprijs, met als gevolg schaalvergroting en intensivering, met desastreuze gevolgen voor de dieren, het klimaat en de natuur in zowel Europa als landen elders. Ook voor het welzijn en inkomen van Nederlandse boeren en boeren elders pakt deze concurrentiestrijd erg slecht uit.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat van kringlooplandbouw geen sprake kan zijn zolang de Europese markt wagenwijd wordt opengezet voor spotgoedkope landbouwproducten van buiten de EU, terwijl er voor de eigen Nederlandse landbouwsector wordt ingezet op een agressieve exportstrategie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering hoe eerlijk het is om van de Nederlandse boeren een inspanning te vragen om het stikstofprobleem helpen op te lossen, terwijl die boeren tegelijkertijd steeds meer worden blootgesteld aan oneerlijke concurrentie van boeren van buiten Europa.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het niet uit te leggen dat de import van kippenvlees uit landen als Brazilië, Oekraïne en Thailand gewoon doorgaat, terwijl er in Nederland en andere Europese duidelijke aanwijzingen zijn dat door het wegvallen van de vraag naar kippenvlees de stallen met vleeskuikens overbevolkt raken.

Daarover hebben de leden de volgende vragen. Is de regering bereid om zich in Europa hard te maken voor een volledige invoerbeperking van kippenvlees van buiten de EU? Is de regering bereid om alle mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Wat wil de regering zeggen tegen boerenbelangenorganisaties die pleiten voor het aan banden leggen van de import van kippenvlees van buiten Europa? Is de regering bereid om bij de regeringen van Brazilië, Oekraïne en Thailand op bilaterale of multilaterale basis te pleiten voor fokbeperkingen van in ieder geval kippen in die landen, mede om te voorkomen dat ook in die landen de stallen overvol raken?

Zoönosen

De coronapandemie waar we nu middenin zitten, is het zoveelste voorbeeld van een zoonose: een dierziekte die op mensen overdraagbaar is. Zo’n 75 procent van de infectieziekten van de afgelopen tien jaar zijn zoönosen. Denk aan SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, HIV, ebola, zika en nu het coronavirus COVID-19. Wetenschappers en de Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwen al jaren dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie. Een alomvattend aanvalsplan is nodig om virusuitbraken als corona te voorkomen. De nietsontziende exploitatie van dieren en natuur door de mens heeft het risico op pandemieën aanzienlijk vergroot. De veehouderij moet op de schop, de ontbossing moet een halt toegeroepen worden en de handel in dieren moet worden aangepakt.

In haar brief van 22 april beschrijft de minister echter vooral de rol van dieren in de verspreiding van corona. En gaat de minister in op de vraag of dieren die door mensen zijn besmet, op hun beurt weer andere mensen kunnen besmetten. Over het ontstaan van zoönosen, het aanpakken van de oorzaken en dus het voorkomen van een volgende wereldwijde pandemie, rept de minister met geen woord.
Dat verbaast zeer.

Want het signaleren en bestrijden is één ding, maar het gaat er vooral om dat je ze voorkomt. En de landbouwminister van het meest veedichte land ter wereld, met een veehouderij die door de minister zelf “omvangrijk en intensief” wordt genoemd, heeft hier nogal een grote verantwoordelijkheid in, vinden de leden. De nuchtere stelling dat dieren een rol spelen bij de problematiek van zoönosen, boezemt de leden niet veel vertrouwen in.

Deze leden hebben dan ook een aantal vragen over de door de minister geschetste “zoönosestructuur”.

Hoeveel mensen bij het ministerie van LNV houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop op dit dossier?
Hoeveel mensen bij het ministerie van VWS houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop op dit dossier?
Hoe vaak vinden de genoemde signaleringsoverleggen plaats binnen de zoönosenstructuur? Wie nemen er deel aan deze overleggen?
Hoe vaak is de minister zelf op jaarbasis bezig met dit onderwerp?
Waarom laat de beantwoording van de vragen die de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren op 24 april hebben gesteld over zoönosen zo lang op zich wachten? Heeft de minister niet eerder kennisgenomen van de in de vragen genoemde onderzoeksrapporten en bevindingen van deskundigen?
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de VN (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen wordt vergroot door de grootschalige en intensieve veehouderij, door ontbossing, door de toename van contact tussen mensen en wilde dieren, door de illegale handel in wilde dieren, het gebruik van antibiotica in de veehouderij en klimaatverandering?
Kunt u bevestigen dat tussen 2009 en 2015, met een gemiddelde van één per jaar, wereldwijd zes grote uitbraken zijn geweest van zoönosen, te weten: Q-koorts, het Schmallenbergvirus, MERS, vogelgriep, ebola en zika.”?[5]

De nachtmerrie is dat er nog zo’n virus ontstaat, en de vogelgriep wordt al sinds lang aangewezen als het rampscenario met een dodelijkheid van 60% volgens de WHO. Voordat het ook kan overspringen van mens naar mens, is een mutatie van het virus nodig. De WHO stelt dat als dat gebeurt, dit “zeer serieuze consequenties heeft voor de volksgezondheid”[6].

Wetenschappers van het Erasmus MC hebben in 2011 al aangetoond dat vogelgriep via mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die via de lucht van mens op mens overdraagbaar is. [7] Deze mutaties zouden ook op natuurlijke wijze kunnen ontstaan.

Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 bij zeventien Nederlandse pluimveebedrijven uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep zijn geweest, waarvan er zeven uitbraken waren bij vier eendenbedrijven?[8] Kunt u bevestigen dat dit in totaal dus tenminste twintig uitbraken waren bij vier eendenbedrijven en dertien kippenbedrijven? Zo nee, hoeveel waren dit er dan? Kunt u bevestigen dat bij minstens één van deze kippenbedrijven twee keer een uitbraak van vogelgriep is geweest?
Kunt u bevestigen dat minstens zeven van deze uitbraken van vogelgriep plaatsvonden op zes gesloten kippenbedrijven of bedrijven waar de kippen helemaal niet buiten kwamen? Kunt u bevestigen dat slechts vier van deze kippenbedrijven vrije uitloop hadden? Kunt u bevestigen dat dit betekent dat van de zeventien bedrijven met uitbraken van vogelgriep, er tien waren waar de dieren niet buiten kwamen? Zo nee, hoe zit dit dan?
Kunt u bevestigen dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie die aan 95 mensen het leven kostte en daarnaast nog 500 mensen chronisch ziek heeft gemaakt, het aantal geiten nog veel verder is toegenomen, van 352.828 in 2010 naar 614.645 geiten in 2019?
Kunt u bevestigen dat ondanks de provinciale geitenstops, het aantal geiten in 2019 wederom is toegenomen, ook in Gelderland en Noord-Brabant?[9] Waarom bent u nog altijd niet overgegaan tot het invoeren van een rechtenstelsel voor de geitenhouderij, zodat deze explosieve groei was voorkomen? Erkent u dat omwonenden hierdoor nog altijd extra worden blootgesteld aan gezondheidsrisico’s zoals een verhoogde kans op longontstekingen, waardoor deze groep extra kwetsbaar is bij besmetting met het coronavirus?

Voorwaarden aan steun voor de sierteelt en fritesaardappelsector

De leden van de Partij voor de Dierenfractie constateren dat de COVID-19-crisis verschillende problemen van het geglobaliseerde voedselsysteem heeft blootgelegd. De Nederlandse landbouwsector, in het verleden vaak geprezen om zijn exportrecords, blijkt nu zeer kwetsbaar te zijn. Er zijn producenten die vrijwel uitsluitend voor de horeca produceren (fritesaardappelen, maar ook kooieieren) en er zijn hele sectoren die nagenoeg compleet afhankelijk zijn van de export (o.a. sierteelt en eendenfokkerijen). Wanneer de export moeizaam gaat of geheel wegvalt door internationale ontwikkelingen, zoals nu de COVID-19-crisis, komen deze sectoren stil te liggen. Ook wordt in de huidige situatie (nogmaals) duidelijk dat deze sectoren bepaald niet cruciaal zijn voor de voedselzekerheid in Nederland.

De sierteeltsector, onderdelen van de voedingstuinbouw die exclusief voor de horeca telen, en de fritesaardappelensector hebben hun problemen door vraaguitval tijdig en succesvol kenbaar gemaakt bij de minister en zij ontvangen een steunpakket van het Kabinet om de verliezen te compenseren. Voor de leden van de Partij voor de Dierenfractie is het onbegrijpelijk dat er aan die steunpakketten geen voorwaarden verbonden zitten voor verduurzaming, in het belang van de volksgezondheid, de biodiversiteit en de waterkwaliteit. Daarnaast zijn de leden van de Partij voor de Dierenfractie onaangenaam getroffen dat de regeling reeds is opengesteld, nog voordat de Tweede Kamer dit heeft kunnen behandelen. Erkent de minister dat zij de Kamer hiermee heeft gepasseerd? Op welke manier gaat zij de inbreng van de Tweede Kamer alsnog integreren in de reeds opengestelde regelingen voor financiële steun?

De teelt van consumptieaardappelen en de sierteelt (voornamelijk lelies en tulpen) zijn precies de sectoren waarin het meeste landbouwgif wordt gebruikt[10]. In 2016 werd 40% van alle landbouwgif in Nederland gebruikt voor de teelt van aardappelen. Op de tweede plek staan de bloembollen.

Al jarenlang worden telers, hun gezinnen en omwonenden van percelen blootgesteld aan landbouwgif wanneer er wordt gespoten[11], terwijl consumenten de resten van het gif op hun bord vinden (op 9% van de Nederlandse aardappelen zijn hormoonverstorende stoffen gevonden, terwijl die al sinds 2009 verboden zijn)[12]. De leden van de Partij voor de Dierenfractie herinneren de minister eraan dat insectenpopulaties op het Nederlandse platteland in hoog tempo afnemen[13], onder meer door het grote gebruik van landbouwgif. Daarnaast is de ecologische kwaliteit van ons oppervlaktewater slechts op 1% goed en ook hier speelt de vervuiling door landbouwgif een grote rol.[14]

De leden van de Partij voor de Dierenfractie stellen dat de minister de problemen rondom het gebruik van landbouwgif wel lijkt te erkennen, maar dat zij er nog niet in geslaagd is deze op te lossen. In haar Toekomstvisie gewasbescherming 2030 schrijft de minister dat de gehele landbouwsector in 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk moet voorkomen.[15] Daarvoor wil zij inzetten op weerbare plant- en teeltsystemen, het verbinden van landbouw en natuur, en het nagenoeg uitsluiten van emissies naar het milieu en residuen op producten.

De tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst door het PBL maakt echter duidelijk dat reductiedoelen er op papier mooi uit kunnen zien, maar dat deze zonder verplichtende maatregelen voor telers (tot nu toe) niet gehaald worden. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen zich daarbij af of de vertraging die het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 heeft (deze stond gepland voor voorjaar 2019), erop duidt dat het maken van afspraken met de sector, waarmee de doelen daadwerkelijk gehaald zullen worden, stroef verloopt. Graag een reactie van de minister.

Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat bijna 90% van de bloemen, planten en fritesaardappelen voor het buitenland worden geproduceerd[16], terwijl de schadelijke gevolgen voor de natuur en omwonenden van het gifgebruik in Nederland achterblijven. Door de vraaguitval uit het buitenland door de COVID-19-crisis, hebben deze sectoren te maken met een gigantische overproductie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie wijzen de minister op de pessimistische economische vooruitzichten voor de komende jaren, als gevolg van de COVID-19-crisis. Dit wijst erop dat de internationale handel niet spoedig aan zal trekken en er dus een langdurige disbalans zal zijn tussen vraag en aanbod.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie zouden het als een gemiste kans beschouwen als deze crisis niet zou worden aangegrepen om dit deel van de tuinbouwsector ingrijpend te veranderen. In de transitie naar natuur-inclusieve kringlooplandbouw is het belangrijk dat het landbouwareaal zo efficiënt mogelijk ingezet wordt om de lokale bevolking, op duurzame wijze, te voeden. Een omschakeling van areaal bollenteelt (dat de afgelopen jaren sterk is toegenomen) naar duurzame voedingstuinbouw past in deze ontwikkeling. Voedingstuinbouw draagt bij aan de voedselzekerheid en heeft daarmee meer maatschappelijke waarde dan de op export georiënteerde sierteelt.

Deze ontwikkelingen beschouwend, stellen de leden van de Partij voor de Dierenfractie dat een steunpakket voor de aardappel- en sierteelt vanwege de coronacrisis voorwaarden moet bevatten voor het toekomstbestendig maken van de sectoren, onder andere door het in balans brengen van de lokale vraag en aanbod en het drastisch terugdringen van gifgebruik. Juist het geven van financiële steun biedt een uitgelezen kans om ook andere maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Graag een reactie van de minister.

Wat betreft de sierteeltsector stellen de leden van de Partij voor de Dierenfractie dat de gangbare overproductie niet in stand gehouden moet worden met gemeenschapsgeld. De financiële steun die de sector ontvangt moet ingezet worden door telers om hun activiteit af te bouwen en om te schakelen op duurzame voedingstuinbouw. Voor siertelers die voor de lokale markt willen blijven produceren, stellen de leden de voorwaarde dat zij alleen steun kunnen ontvangen wanneer zij hun gifgebruik drastisch verminderen. Zo moeten zij verplicht de principes van geïntegreerde gewasbescherming toepassen en mogen zij tot 250 meter van woningen, speelplekken en scholen niet spuiten. De milieukwaliteitsdoelen en drinkwaternormen mogen niet meer overschreden worden: de kwaliteit van het oppervlaktewater rond percelen zal daartoe veel strenger gecontroleerd moeten worden. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen de minister waarom zij geen voorwaarden heeft verbonden aan de financiële steun voor de sierteeltsector.

Wat betreft de fritesaardappelen pleiten de leden van de Partij voor de Dierenfractie voor de voorwaarde aan het steunpakket dat telers niet vaker dan eens in de vijf jaar aardappels op een perceel telen. Door deze ruimere vruchtrotatie krijgen bodem, milieu en biodiversiteit meer tijd om te herstellen van deze (relatief intensieve) teelt. De afname van de productie van fritesaardappelen die hierdoor zal ontstaan, zal de lokale vraag en aanbod meer in balans brengen. Daarnaast stellen de leden van de Partij voor de Dierenfractie dezelfde voorwaarde van een drastische reductie van het gifgebruik als hierboven uiteengezet voor de sierteelt. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen de minister waarom zij geen verduurzamingsvoorwaarden heeft verbonden aan de financiële steun voor de fritesaardappelsector en of zij voornemens is dit alsnog te doen.

Visserij:

Wat betreft de visserijsector vinden de leden van de Partij voor de Dierenfractie het onaanvaardbaar dat overbevissing en natuurvernietiging in Nederlandse en Europese wateren in stand wordt gehouden en zelfs wordt gefacilieerd met belastinggeld. Ook vissenleed in de aquacultuursector en bij vangst en doding van vissen zou niet in stand gehouden mogen worden met belastinggeld. De leden van de Partij voor de Dierenfractie pleiten ervoor dat elke vorm van financiële steun, zowel bestaande subsidies als de steun die gegeven wordt om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, nooit zonder voorwaarden gegeven zou mogen worden en alleen gekoppeld zou mogen zijn aan substantiële verbeteringen op het gebied van natuurbescherming, verkleining van de vloot en het tegengaan van overbevissing.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie zien mogelijkheden om in deze moeilijke periode de vloot versneld te verkleinen, zodat deze binnen de grenzen van de draagkracht van het mariene ecosysteem blijft. Zo mag de steun niet gaan naar het vergroten van de capaciteit van de vloot of naar grote pelagische bedrijven, noch naar kotters met sleepnetten. Is de minister bereid financiële steun te koppelen aan verkleining van de vloot en de capaciteit? Is de minister bereid in ieder geval grote pelagische bedrijven uit te zonderen van de steunmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Is de minister bereid om een stillegregeling te koppelen aan warm saneren voor vissers die daar juist nu behoefte aan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn is de minister van plan dit te doen?

De leden van de Partij voor de Dieren merken op dat tijdelijk ecologisch herstel kan plaatsvinden gedurende de coronacrisis en het stilliggen van de schepen. Tijdens deze periode kan daarom goed en gedegen onderzoek verricht worden naar de effecten van de visserij op de ecologie. Is de minister bereid om een onderzoek naar de impact van de visserij op de ecologie in te stellen?

Ook vragen de leden van de Partij voor de Dieren vragen zich af waarom de regeling afhankelijk is van het motorvermogen van de schepen. De leden zijn van mening dat de minister hiermee juist overbevissing stimuleert, omdat er meer geld gaat naar grote schepen, die meer vissen. Dit betekent dat Nederland juist die sectoren steunt die de meeste schade aanrichten aan de vissenstand en ecologie, zoals grote pelagische bedrijven en demersale kotters. Kan de minister aangeven waarom de stillegregeling gekoppeld wordt aan het motorvermogen? Kan de minister aangeven welke andere voorwaarden er gelden om in aanmerking te kunnen komen voor de stillegregeling?

Ten slotte maken de leden van de Partij voor de Dierenfractie zich zorgen over de periode na de stillegregeling, wanneer de vraag waarschijnlijk weer aantrekt. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen zich af wat de impact zal zijn op de visbestanden en ecologie wanneer vissers hun jaarlijkse quota in een kortere tijd zullen opvissen. Uit voorzorg pleiten de leden van de Partij voor de Dierenfractie daarom voor het bijstellen van de quota naar rato voor de maanden die overblijven na de stillegregeling. Kan de minister aangeven wat de mogelijke schadelijke ecologische gevolgen zijn van het opvissen van de jaarlijkse quota in een kortere tijd? Kan de minister onderzoek instellen om deze impact te monitoren? Kan de minister uit voorzorg de huidige quota naar rato bijstellen voor de maanden die overblijven? Zo niet, waarom niet?



[1] https://www.boerderij.nl/Pluimveehouderij/Achtergrond/2020/4/Wegvallen-horeca-zet-vleeskuikenmarkt-op-slot-565318E/
[2] Kamerstuk 28286, nr. 688
[3] https://www.animalstoday.nl/structureel-dierenleed-tomassen-duck-to/
[4] Kamerstuk, nr. 25295-346
[5] https://www.ad.nl/wetenschap/wereldwijde-ziekte-uitbraak-we-maken-het-virussen-veel-te-makkelijk~afa98c26c/
[6] https://www.who.int/influenza/human_animal_interface/avian_influenza/h5n1_research/faqs/en/
[7] https://www.erasmusmagazine.nl/2011/11/25/erasmus-mc-ontwikkelt-dodelijk-griepvirus/
[8] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/05/15/antwoorden-op-kamervragen-over-de-eendenhouderij-en-vogelgriep
[9] Het aantal dieren in die provincies is dit jaar vergeleken met 2018 in Gelderland met 6 en in Brabant met 2 procent toegenomen. In Gelderland groeide het aantal geiten met ongeveer 8,6 duizend. De groei was in Noord-Brabant met iets meer dan 3 duizend dieren minder groot. Meer dan de helft van het aantal geiten in Nederland is in deze twee provincies te vinden.
[10] PBL, Tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, 2019, p. 81
[11] Onderzoek Blootstelling Omwonenden, RIVM, 2018
[12] https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/groenten-en-fruit-zijn-vaak-vervuild-met-hormoongif~b14bcc2c/?utm_campaign=shared_earned&utm_medium=social&utm_source=twitter
[13] https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/31/insectensterfte-door-landbouw-a3978794
[14] https://www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2019/03/Onderzoeksrapport-Waterkwaliteit-en-biodiversiteit.pdf
[15] Toekomstvisie gewasbescherming 2030, ministerie LNV
[16] https://www.royalfloraholland.com/nederlandse-sierteelt-dreigt-om-te-vallen en https://www.agraaf.nl/artikel/245162-compensatie-fritesaardappelen-valt-tegen/