Bijdrage Thieme Debat over afschieten wilde zwijnen
Bekijk de bijdrage via debatgemist.nl
Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Acht van elke tien zwijnen op de Veluwe lopen dit jaar tegen een kogel van een jager op. Het is een wettelijk beschermde diersoort zonder werkelijke bescherming. Jaar in jaar uit wordt dit bloedige scenario herhaald zonder dat ook maar één probleem wordt opgelost. Die situatie was voor de Kamer niet langer acceptabel, daarom heeft zij de staatssecretaris opgedragen om met alternatieven te komen. De staatssecretaris weigert de motie echter uit te voeren. Kennelijk speculeert hij erop dat de Kamer dieren niet belangrijk genoeg zal vinden om het tot een confrontatie te laten komen. Wat de Partij voor de Dieren betreft, vergist hij zich daarin. We zijn in een absurde situatie beland waarin de jacht leidt tot een steeds grotere populatie. Zwijnen reageren op het massale afschot met een sterk verhoogde voortplantingsprikkel. Hierdoor moeten er weer meer afgeschoten worden enzovoorts. Een heilloze weg. De natuurlijke populatiedynamiek wordt naar de eeuwige jachtvelden geholpen. Wilde zwijnen worden continu opgejaagd, sociale structuren binnen de populaties worden letterlijk aan flarden geschoten en de dieren rennen voor hun leven, ook richting verkeerswegen. Minder dan een vijfde van het aantal zwijnen haalt het volgende jaar. Er is geen duurzaam beheer met een gunstig langetermijneffect. De overheid heeft de wettelijke taak om dieren in het wild te beschermen. Als na jaren van grootschalig afschot het gewenste effect uitblijft -- er moet immers telkens opnieuw 80% van de zwijnen worden doodgeschoten -- dan wordt het tijd voor alternatieven.
Het massale afschot is gebaseerd op een verzonnen voorjaarsstand. In het rapport over maatwerkbeheer staat dat de nauwkeurigheid van de gebruikte telmethoden slecht is. Er kan dus zeker niet exact worden berekend hoeveel dieren er zouden moeten worden geschoten om tot de doelstand te komen. En toch gebeurt dit. Maar in wezen doet het aantal zwijnen dat zich op de Veluwe of elders bevindt er helemaal niet toe. Het gaat om de effecten van het gedrag van de zwijnen, te weten de eventuele schade die de dieren aanrichten, en om de vraag of de dieren een gevaar vormen voor het verkeer of andersom. Als schade kan worden voorkomen door schadegevoelige gebieden, zoals campings, uit te rasteren, maakt de populatieomvang natuurlijk helemaal niets uit. De belangrijkste vraag -- wat is het effect op de verkeersveiligheid als er niet wordt geschoten? -- is nog nooit beantwoord. En dat met de Flora- en faunawet de bevoegdheid voor het beheer van dieren in het wild is overgedragen naar de provincies, betekent niet dat de rijksoverheid er niets mee te maken heeft. De staatssecretaris is nota bene kampioen doorkruisen van provinciaal beleid. Denk aan het OostvaardersWold. Denk aan de ehs en aan de uitvoering van de Crisis- en herstelwet, die de provincies monddood maakt. Moties moeten gewoon worden uitgevoerd. Zoals Dion Graus eerder heeft gezegd, en ik citeer hem niet vaak: wij zijn gekozen door het Nederlandse volk; de meerderheid van de Kamer beslist en daarmee is de kous af. De staatssecretaris heeft de motie gewoon uit te voeren.
Het onafhankelijke onderzoek naar alternatieven moet er dus komen, gelet op artikel 2 van de Flora- en faunawet en gelet op het feit dat het beheer dat nu wordt gevoerd ineffectief is en leidt tot het jaarlijks afschieten van duizenden zwijnen. En, last but not least, omdat moties gewoon moeten worden uitgevoerd omdat de Kamer het hoogste orgaan is. Ik wil dan ook dat de motie serieus wordt bekeken en wordt uitgevoerd en dat de Kamer daarover op zeer korte termijn wordt geïnformeerd. Voorts -- het zal u niet verbazen, voorzitter -- moet er een einde komen aan de bio-industrie. Dat is de volgende taak van de staatssecretaris.
De heer Dijkgraaf (SGP): Bij het beheer van grof wild, waaronder de wilde zwijnen, komen verschillende regionale belangen en factoren als verkeersveiligheid, overlast en biodiversiteit om de hoek kijken. De afweging hoort daarom bij uitstek op het bordje van de provincie thuis. Bovendien is de provincie Gelderland in haar faunabeheerplan 2009-2014 al overgestapt op maatwerkbeheer. In het gebied Zuid-Oost Veluwe is bijvoorbeeld sprake van fors hogere doelstanden dan voorheen, zeker in voedselrijke jaren. Dat kan omdat bijvoorbeeld het risico op aanrijdingen daar veel minder groot is dan elders op de Veluwe. Het is ook in lijn met de onafhankelijke ex ante evaluatie van ruim een jaar geleden. Mits het maatwerkbeheer de komende jaren goed gemonitord wordt, is een extra onafhankelijk onderzoek volgens mij niet nodig. Ik heb ook niet de indruk dat de betrokken provincies daar behoefte aan hebben. Dat lijkt me een belangrijke notie.
Mevrouw Thieme (PvdD): Mijn eerste vraag staat helemaal los van de inhoud. Vindt de heer Dijkgraaf dat moties dienen te worden uitgevoerd? In dit geval gaat het om een onderzoek ten bate van de provincies. Het staat de regering vrij om dat te doen, er is geen enkele wetgeving die dat tegenhoudt. Vindt de heer Dijkgraaf ook niet dat moties die door de Kamer zijn ondersteund, per definitie moeten worden uitgevoerd? Mijn tweede vraag gaat wel over de inhoud. De heer Dijkgraaf heeft het over maatwerkbeheer. Hij zegt dat er duidelijk gemonitord moet worden. Hij preludeert hierop door te zeggen dat het al werkt en dat het is interessant om dit verder te bekijken. Op welke onderzoeksresultaten baseert hij deze observatie? Hoe wordt het maatwerkbeheer volgens hem op dit moment gemonitord? Ik heb namelijk totaal geen gegevens over wat er precies gebeurt en hoe het gemonitord wordt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Het aardige is dat mevrouw Thieme iets te vroeg is. In mijn volgende paragraaf kom ik daar op terug. Zij heeft een terecht punt. Ten eerste: een aangenomen motie moet in principe worden uitgevoerd. Dat zal ik zo meteen nog eens bevestigen. Ten tweede: ik hecht wel degelijk aan onderzoek, ook aan meer evaluatief onderzoek. Mijn punt is dat dit in principe door de provincie moet worden uitgevoerd. Ik kom zo meteen ook nog met een concreet voorstel om een brug te slaan tussen de motie van mevrouw Thieme en de uitvoering daarvan door de staatssecretaris.
Mevrouw Thieme (PvdD): Het is goed om te horen dat de heer Dijkgraaf daar straks nog op ingaat. Hij kan echter niet blijven zeggen dat het al onderzocht wordt. Maatwerkbeheer gaat namelijk uit van afschot, terwijl de motie over onderzoeken naar alternatieven voor afschot gaat. Je kunt dus niet zeggen dat de motie in die zin overbodig is, omdat er al onderzoek plaatsvindt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb termen als "overbodig" helemaal niet gebruikt. Ik heb gezegd dat maatwerk een goed plan is, omdat je met regionale factoren rekening houdt en dat maakt de inzet van verschillende instrumenten mogelijk. Ik zei dat juist een goede monitoring van dat maatwerk en de effecten daarvan, van belang is om voor de toekomst te beslissen wat je moet doen.
Staatssecretaris Bleker: Als er vandaag of morgen een verzoek komt van de provincie Gelderland, gesteund door de faunabeheereenheid, om het door de Kamer gevraagde onderzoek te entameren, zal ik dat conform te motie ondersteunen en faciliteren. Ik zal zelfs actief de verantwoordelijke gedeputeerde benaderen met de vraag of provincie Gelderland een dergelijke behoefte heeft. Ik zal faciliteiten aanbieden voor het uitvoeren van het onderzoek. Ik zie echter geen heil in het aanbieden van ongewenste onderzoeksdiensten aan medeoverheden. Dat schiet niet op. Er moet een bereidheid zijn om dat met ons samen te doen. Er moet een wens zijn bij de provincie Gelderland om dat te doen. Ik doe niet aan het aanbieden van ongewenste onderzoeksdiensten. Als dat de spuigaten uitloopt dan denk ik dat er van de zijde van de provincies langzaam maar zeker geen afschot van varkens, maar een afschot van ongewenste onderzoeksdiensten zal plaatsvinden.
Mevrouw Thieme (PvdD): De motie is helder. Er wordt niet gevraagd om iets na te laten, maar om iets te laten doen. Dat betekent dus dat er actief iets in gang moet worden gezet. Dat doet de staatssecretaris niet, terwijl de meerderheid van de Tweede Kamer dat wil. Daarmee voert hij de door het hoogste orgaan aangenomen motie niet uit. Ik begrijp niet dat de staatssecretaris meent weg meent te kunnen komen met grapjes over het afschieten van allerlei uitvoerende onderzoeksdiensten als wij dit soort initiatieven ontplooien. De staatssecretaris negeert de Kamer op dit moment echt en dat kan hij echt niet maken.
Staatssecretaris Bleker: Er ligt een wens van de Kamer. Ik geef aan die wens uitdrukking door de provincie Gelderland, gehoord de faunabeheereenheid, te melden dat deze wens in de Kamer leeft, dat zij een serieuze wens heeft om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren. Ik zeg daarbij dat de provincie verantwoordelijk is, ook voor de consequenties die zij aan dat onderzoek wil verbinden. Tevens meld ik dat als de provincie de wens heeft om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren, dit van de zijde van het ministerie zal worden ondersteund en gefaciliteerd.
Dat is toch recht doen aan een wens van de meerderheid van de Kamer, maar ook recht aan de bestuurlijke verhoudingen in Nederland, namelijk dat de provincie hier de exclusieve verantwoordelijkheid heeft gekregen?
Mevrouw Thieme (PvdD): Laat de staatssecretaris nu niet zulke grote woorden spreken over datgene waar de provincie exclusief over gaat, want hij treedt juist alles met voeten waar de provincie over gaat. Hij gaat daar namelijk dwars doorheen. Hij is de koning van het doorkruisen van het provinciaal beleid. Dan gaat het over de ehs en over OostvaardersWold. Hij heeft een en al conflict met de provincies omdat hij er als een tank dwars doorheen gaat. Het is niet zo dat deze motie ging over een uitnodiging tot een onderzoek, uitgevoerd door de provincies. Nee - de staatssecretaris was ook bij het debat daarover - ik stelde nu juist dat de provincie Gelderland niet van zins was om te zoeken naar alternatieven. Zij gelooft in deze heilloze weg. Omdat de provincies niets doen, heeft de Kamer ook gezegd: wij willen dat de staatssecretaris juist in het belang van het beleid in het algemeen een onderzoek laat uitvoeren naar alternatieven. Dus wij kunnen niet accepteren dat de staatssecretaris het doet voorkomen alsof hij door middel van een uitnodiging voldoet aan de wens van de Kamer. Dat is gewoon niet zo.
Staatssecretaris Bleker: Ik heb er helaas wat meer woorden voor nodig dan mevrouw Jacobi gebruikte, maar ik ga doen wat mevrouw Jacobi in tien heldere zinnen verwoordde, volgens mij een van de ondersteuners en indieners van de motie.
Mevrouw Thieme (PvdD): Dan begrijp ik dus dat u een onderzoek laat uitvoeren naar de alternatieven voor de zwijnenjacht. Dan kunnen wij nu gewoon de vergadering sluiten, maar daar gaat de voorzitter over.
Staatssecretaris Bleker: Ik heb goed geluisterd. Volgens mij is er door mevrouw Jacobi gezegd: maak er nu geen lang verhaal van, ga met de provincie praten, bel de gedeputeerde, zeg dat de Kamer graag een dergelijk onderzoek wil. Een dergelijk onderzoek is alleen maar nuttig als de provincie er ook een beetje brood in ziet; hebben jullie er behoefte aan? Als de provincie zegt: dat gaan we doen, maar we hebben nog een aantal beperkingen, experimenteerruimte, wat dan ook, dan kan dat ook in het onderzoek worden bekeken. Allemaal prima, maar wel onder de voorwaarde dat het provinciaal bestuur van Gelderland zegt: wij zien brood in een onderzoek op deze manier, tegen de achtergrond van de motie zoals geformuleerd. Dat was ik van plan te doen. Zo is het netjes geformuleerd door mevrouw Jacobi en daar kunt u van op aan. Als mevrouw Thieme daar ook tevreden mee is, kan inderdaad de vergadering worden gesloten, maar daar gaat u over, voorzitter.
Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. De woordvoerder van de CDA-fractie heeft vanavond een woordspelletje gespeeld. Hij sprak over "laten uitvoeren", alsof dit iets passiefs is, terwijl een opdracht gewoon iets directiefs is, wat een actieve inzet van de staatssecretaris vergt. Ik wil hier verder niet lang bij stilstaan. Ik ben er teleurgesteld over dat de staatssecretaris zegt dat hij het aan de provincies wil overlaten, terwijl toch duidelijk was dat in de motie om een initiatief van de regering werd gevraagd. Ik wil van de staatssecretaris meer dan wat hij tot nu toe in de brief heeft gemeld, namelijk dat hij het initiatief bij de provincies laat en dat hij wel zal bekijken of ze naar hem komen om te kijken naar alternatieven voor de zwijnenjacht. Ik wil daarover dus graag meer duidelijkheid krijgen. Als de staatssecretaris de wens van de Kamer serieus neemt, zal hij met meer moeten komen. Ik heb zojuist overlegd met alle Kamerleden die mijn motie hebben medeondertekend. Ik dien de volgende motie in, waarmee wij duidelijk aangeven dat wij echt willen dat het onderzoek er komt. Niet langer kan het zo zijn dat jaarlijks 80% van een beschermde diersoort in Nederland wordt afgeschoten.
De heer Houwers (VVD): Als de provincie en degenen die erover gaan helemaal geen behoefte hebben om iets te doen met de uitkomsten van het onderzoek, wat is dan de volgende zet van mevrouw Thieme? Het heeft toch geen zin om iets op te leggen aan een instantie over wie je uiteindelijk niet gaat? Of zie ik dat verkeerd?
Mevrouw Thieme (PvdD): We kennen de staatssecretaris als iemand die behoorlijk goed weet hoe hij zijn natuurbeleid kan opdringen aan de provincies. Ik neem aan dat hij zijn autoriteit zal inzetten. Bovendien heeft de Kamer, de volksvertegenwoordiging, nu aangegeven dat zij niet langer wil dat een door landelijke wetgeving beschermde diersoort op deze manier telkens gedecimeerd wordt. De volgende stap is dus dat er een duidelijke aanpassing komt van het beleid dat op dit moment in de provincie wordt gevoerd. Dat is in het algemeen belang.
De heer Houwers (VVD): Ik stel vast dat mevrouw Thieme twee dingen vergelijkt die niet helemaal vergelijkbaar zijn. In de andere dossiers waarnaar mevrouw Thieme verwijst, heeft de staatssecretaris nadrukkelijk een rol. Dat heeft hij hierbij formeel niet. Ook lijkt het alsof mevrouw Thieme al een voorschot neemt op de uitkomst van het onderzoek. Zij zegt immers al dat het onderzoek moet leiden tot een einde aan het afschieten van 80% van de zwijnen. Het is maar de vraag of dit het eindresultaat zal zijn. Dat vind ik ook al bijzonder.
Mevrouw Thieme (PvdD): Ik weet niet waar de woordvoerder van de VVD-fractie het op baseert dat de staatssecretaris geen rol zal hebben in dit beleid. Sterker nog, de voorganger van de staatssecretaris, mevrouw Verburg, heeft al eerder beleidsondersteunend onderzoek gedaan naar de jacht en het afschot. Dit is wel degelijk een zaak van de rijksoverheid, zeker ook gezien de maatschappelijke verontwaardiging over het feit dat duizenden zwijnen worden doodgeschoten, terwijl het aantal verkeersslachtoffers niet afneemt. Dit geeft alleszins het belang aan van een benadering op rijksniveau. Het is in de geest van de Flora- en faunawet dat dieren in principe niet worden doodgeschoten. Als provincies de wetten niet goed uitvoeren, is het van belang dat de uitvoering teruggaat naar de rijksoverheid en dat we gaan bekijken hoe het beleid beter kan worden ingevuld.
De heer Koopmans (CDA): Ik vraag mevrouw Thieme of ook het laatste wat zij betoogt deel van het onderzoek zou moeten zijn.
Mevrouw Thieme (PvdD): Het doel van het onderzoek is heel helder, namelijk zoeken naar alternatieven voor afschieten.
Dat is dus een zuiver inhoudelijk onderzoek, waarvoor wij een onafhankelijk onderzoeksbureau willen inschakelen, bijvoorbeeld Alterra. Zo'n onderzoek gaat niet over de bestuurlijke verhoudingen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Is mevrouw Thieme het met mij eens dat de motie die zij nu indient veel verder gaat dan de motie waarover wij eigenlijk dit debat voeren?
Mevrouw Thieme (PvdD): Geeft u mij aan waarin deze motie dan verder gaat.
De heer Dijkgraaf (SGP): In de nieuwe motie wordt gesproken over het voorleggen van een plan van aanpak en een tijdpad aan de Kamer, terwijl in de vorige motie wordt gesproken over het bieden van een handreiking aan de provincies. Met de vorige motie legde u de verantwoordelijkheid nog vooral bij de provincies neer. Nu trekt u die volledig naar de Kamer.
Mevrouw Thieme (PvdD): Nee. Kennelijk was het de staatssecretaris bij de vorige motie niet duidelijk welke actieve rol hij moest gaan vervullen. Er moest een onderzoek komen naar alternatieven. In de huidige motie staat duidelijk dat er een plan van aanpak moet komen waardoor wordt gekomen tot een onderzoek naar alternatieven. Er wordt nog eens duidelijk gemaakt dat de regierol bij de staatssecretaris ligt. Uiteraard betrekken we daarbij de provincies en de andere betrokkenen in het veld.
De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw Thieme zegt nu: een plan van aanpak om tot een onderzoek te komen. Of is het een plan van aanpak om alternatieven te implementeren voor de 80% afschot?
Mevrouw Thieme (PvdD): Ik doe de staatssecretaris eigenlijk een handreiking. Het lijkt hem blijkbaar nogal moeilijk om gewoon een onderzoek te entameren. Misschien is het daarom goed om een plan van aanpak te formuleren. Dan kom je tenminste tot het echt entameren van een onderzoek. Het is dus een verdere invulling daarvan.
De heer Dijkgraaf (SGP): Even scherp. Is het nu een plan van aanpak om tot een onderzoek te komen? Krijgen we hier dan een soort onderzoeksofferte?
Mevrouw Thieme (PvdD): Nee. Als dat onduidelijk is, zal ik het toelichten. Wij willen gewoon dat er snel een onderzoek komt naar de alternatieven. In die zin is het precies dezelfde motie, alleen hebben we de regierol nog wat duidelijker bij de staatssecretaris willen leggen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Het initiatief dat de staatssecretaris de provincies uitnodigt om te bekijken waar zij hun decentraal beheer verder willen ontwikkelen zodat er alternatieven voor afschot komen, gaat verder dan alleen de Veluwe. Dat gaat ook over het kroondomein en De Meinweg. In samenspel moeten wij uitvoering geven aan de intenties die zijn afgegeven in de motie van mevrouw Thieme. Ik kan daarmee leven. Ik hoop dat de staatssecretaris straks een mooi plan van aanpak met ons kan bespreken.
Mevrouw Thieme (PvdD): Vindt mevrouw Jacobi dat als de staatssecretaris met de provincies en andere betrokkenen om tafel gaat, de insteek moet zijn: hoe initiëren wij onderzoek om alternatieven boven water te krijgen voor preventief afschot?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat lijkt me logisch. Wij houden elkaar hier niet voor de gek.
Mevrouw Thieme (PvdD): Ik werd even van de wijs gebracht omdat mevrouw Jacobi het had over wie waarvoor verantwoordelijk is; zij had het meer over de decentrale bevoegdheden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Bestuurlijk.
Mevrouw Thieme (PvdD): Met mijn motie heb ik juist getracht om een inhoudelijke afweging te laten plaatsvinden en onderzoek te laten doen naar alternatieven.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat behoeft geen betoog. Duidelijk.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik ben erg blij met de steun voor de aanpak die ik heb voorgesteld op basis van de motie en de gedachtewisseling met de Kamer. De Kamer geeft mij het vertrouwen om in eerste aanleg met de provincie en andere betrokkenen aan tafel te gaan om te bezien of daar eveneens behoefte bestaat aan een onderzoek. Ik zal daarbij onderstrepen dat de Kamer positief denkt over nut en noodzaak van zo'n onderzoek. We zullen zien of dit tot een gezamenlijke aanpak kan leiden. Daarnaast ben ik de afgelopen weken benaderd door dierenliefhebbers uit het gebied van de Veluwe. Zij hebben gezegd: u hebt zich in het verleden zorgen gemaakt over de erbarmelijke conditie van sommige dieren in de Oostvaardersplassen, maar hebt u wel eens gekeken hoe het momenteel met de wilde zwijnen gesteld is en welke ellende zich daar afspeelt omdat de foerageermogelijkheden te beperkt zijn? Dat is ook een kant van de medaille. Ik beweer dus twee dingen. Ten eerste is het geen makkie: we willen de zwijnenpopulatie in een bepaald gebied concentreren. Zij mag daar niet buiten komen, terwijl de voortplantingscijfers gigantisch zijn. Ten tweede: als je de voortplanting op zijn beloop laat, riskeer je eenzelfde ongewenste toestand als in de Oostvaardersplassen. Overigens is ook de verkeersveiligheid hierbij in het geding. Met de kennis die er nu is, zijn de faunabeheerder en de provincie mijns inziens weloverwogen bezig. Desalniettemin vind ik dat we voor het populatiebeheer moeten kijken naar meerdere mogelijkheden; mevrouw Thieme zal zich daar wellicht over verbazen. We moeten de populatie niet alleen beheren middels afschot, maar ook middels andersoortige maatregelen. Ik ben ervan overtuigd dat je dit moet doen, uit respect voor het dier en om het maatschappelijk draagvlak in de gaten te houden. Daarom zal ik met de provincie in gesprek gaan en vragen of deze nut en noodzaak ziet van een onderzoek zoals door de Kamer bedoeld en door mij verwoord is. Ik zal de Kamer tijdig rapporteren of we tot iets gezamenlijks kunnen komen. Dat ga ik doen.
Mevrouw Thieme (PvdD): De zogenaamde dierenliefhebbers die de staatssecretaris hebben benaderd, zijn de leden van Vereniging Het Edelhert. Dat is een vereniging van jagers die graag willen dat zwijnen goed in hun vet zitten omdat ze dan daarna kunnen worden afgeschoten. Dat even terzijde; de discussie over bijvoeren is een aparte discussie. De staatssecretaris had het over de hoeveelheid biggen die jaarlijks wordt geboren. Als er niet op dieren wordt geschoten, worden er gemiddeld twee biggen geboren. Nu wordt echter het drievoudige geworpen. De aanwas van herten in de Oostvaardersplassen, waar niet wordt gejaagd, is 0,6 jong per hinde, terwijl het op de Veluwe, waar 50% wordt afgeschoten, 1,1 jong per hinde is. Je ziet dus duidelijk een relatie tussen de jacht en de reproductieprikkel. De staatssecretaris geeft aan dat hij met de provincies gaat spreken over het nut en de noodzaak van onderzoek, die worden gevoeld door de meerderheid van de Kamer. Wanneer gaat de staatssecretaris in overleg treden en binnen welke termijn kan hij de Kamer rapporteren over de resultaten daarvan?
Staatssecretaris Bleker: Het lijkt mij raadzaam dat ik daarover voor 1 mei rapporteer. Er zijn bijna verkiezingen voor de Provinciale Staten en er moet een nieuw college van Gedeputeerde Staten worden gevormd. Ik neem aan dat men daar nu drukke agenda's heeft. Het overleg moet plaatsvinden en moet ambtelijk worden voorbereid. Ik rapporteer voor 1 mei aan de Kamer.
Mevrouw Thieme (PvdD): Dat vind ik echt te laat, want het jachtseizoen op de biggen begint al in de zomer. Het is dus van groot belang dat wij draagvlak creëren en in overleg treden. Staatssecretaris, als u voor eind maart aan de Kamer rapporteert hoe het overleg heeft plaatsgevonden en welke stappen zijn gezet om dat onderzoek in te zetten, dan ben ik uw vrouw.
Staatssecretaris Bleker: Dan maken we er 1 april van. Dan bent u niet mijn vrouw, mevrouw Thieme, maar ik kom wel heel dicht bij u in de buurt.
Mevrouw Thieme (PvdD): Hartstikke mooi.
De heer Van Gerven (SP): In hoeverre wordt het onderzoek dat de staatssecretaris gaat bepleiten of bespreken, een onafhankelijk onderzoek? Zijn daarbij mensen betrokken die onafhankelijk zijn van de provincie?
Staatssecretaris Bleker: Laten we daar niet op vooruitlopen. Er is allereerst een wens tot onderzoek. Hoe zou dat moeten? Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat de provincie als zij bijvoorbeeld opdrachtgever is van dat onderzoek, waarvan wij dan tweede opdrachtgever of ondersteuner zijn, gelet op de politieke discussie, er niet voor zou zorgen dat dit een onafhankelijk, professioneel onderzoek is, want anders zou zij gewoon dom bezig zijn. Dat doe je niet. Als je weet hoe gevoelig het ligt, moet je er onafhankelijke mensen naar laten kijken. Dat betekent onafhankelijk vanuit verschillende invalshoeken, net als in de commissie-Gabor, waarin niet alleen mensen zaten met de opvatting dat je de natuur haar gang moet laten gaan, maar ook die heel actief wilden beheren. Zo moet dat onderzoek ook plaatsvinden. Dat lijkt me logisch.
De heer Van Gerven (SP): We zijn het ermee eens dat er goede, onafhankelijke mensen bij moeten worden betrokken.
Mevrouw Thieme (PvdD): De staatssecretaris heeft nog niet helemaal begrepen wat voor soort onderzoek wij willen. Wij willen onderzoek naar alternatieven voor het preventieve afschot. Als je mensen in dat onderzoek zet die juist daarvoor pleiten en die gaan voor echt populatiebeheer, dan snap je dus niet wat de Kamer wil. Dat wil ik nog even opmerken.
Staatssecretaris Bleker: Van die opmerking heb ik kennisgenomen.
Mevrouw Thieme (PvdD): Omdat de staatssecretaris heeft toegezegd om voor 1 april te komen met de resultaten van zijn inventarisatie bij de provincie, houd ik mijn motie aan.
Interessant voor jou
Inbreng Verslag Wijziging van de Crisis- en Herstelwet
Lees verderInbreng Schriftelijk Overleg Ontwerpbesluit houdende wijziging Besluit algemene regels voor inrichtingen Wet milieubeheer
Lees verder