Bijdrage Van Esch aan debat over ruimtelijke ordening
Voorzitter,
Afgelopen week hield deze minister de Planologielezing.
Een gloedvol betoog over de planetaire grenzen die worden overschreden.
Als we doorgaan zoals we het afgelopen decennium deden zijn we – in woorden van de minister – “echt aan het spelen met onze toekomst”.
De minister riep de aanwezige studenten daarom op om onder andere de nieuwe Johan van Veen te zijn, de bedenker van de Deltaplannen.
Johan van Veen bedacht niet alleen de Deltawerken, hij waarschuwde al jaren vóór de Watersnood voor het gevaar.
Maar beleidsmakers hielden zich doof. Men vond hem een drammer.
Vandaag zou ik de oproep willen doen aan deze minister en zijn ambtenaren: luister naar de waarschuwingen die nu worden afgegeven: onze leefomgeving is in gevaar als we niet ingrijpen.
Gaat de minister laten zien in zijn contourennotie dat er wordt ingegrepen? Dat de natuur- en biodiversiteitsdoelen worden gehaald?
Want wachten op de nota in 2024 om dan te ontdekken dat het beleid doorgaat met de distributiecentra-explosie en megastaluitbreidingen duurt te lang.
Komen tot goed beleid en het uitvoeren ervan duurt sowieso al te lang.
Drie voorbeelden:
Water en bodem sturend is hartstikke mooi, maar de minister wil het wel pas van toepassing verklaren nadat er eerst 900.0000 woningen zijn ingetekend in de woondeals.
Terwijl de Deltacommissaris – zeg maar de Johan van Veen van deze tijd – waarschuwt dat er nu 820.000 woningen gepland zijn in overstroombare gebieden en op ongeschikte bodems.
Past de minister zijn beleid daar nog op aan?
Wat ook te lang duurt is de aanpak van de verdozing.
Al jaren worden er moties aangenomen die oproepen de verdozing tegen te gaan en nu ligt er een brief van EZK waarin het weer pagina’s lang hosanna is over het economisch belang van distributiedozen en we gaan zoeken naar nieuwe grote locaties.
Jaren verder en verdozing tegengaan is nog altijd niet geregeld.
Hoe kan dat minister?
En dan zien we, dat als het beleid op zich laat wachten, de gekozen principes in de praktijk gaan botsen.
De Lutkemeerpolder bijvoorbeeld.
Prachtige landbouwgrond verdwijnt daar voor nieuwe distributiecentra en self-storage.
In een diep liggende polder zonder dat het werkgelegenheid oplevert..
Dendert men voort. Ten koste van de broedende vogels.
Het tweede punt waar het mis gaat, is dat we denken dat het allemaal tegelijk kan.
Het PBL beschreef recent 4 scenario’s voor de inrichting van Nederland.
Allerlei partijen lieten al weten dat ze vooral én, én, én willen.
Maar ze gaan daarmee voorbij aan een van de bevindingen in het rapport.
Op pagina 30 wordt namelijk gesteld dat, eigenlijk alleen als we de natuur beschermen en als uitgangspunt nemen bij de ruimtelijke ordening, we kunnen voldoen aan verplichtingen ten aanzien van natuurbescherming en waterkwaliteit. Europese verplichtingen.
Kortom; als de minister niet de natuur beschermd en als uitgangspunt neemt dan koerst hij af op een wetsovertreding.
Hoe handelt de minister op deze waarschuwing?
En is de minister bereid om in zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling ook het perspectief te verbreden?
We lezen nu dat de ruimtelijke kwaliteit getoetst wordt op basis van Belevingswaarde, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde.
Die drie moeten in balans zijn.
Kortom; een bos moet je kunnen kappen en je moet er kunnen mountainbiken. Maar heeft volgens de minister een natuurgebied dat is afgesloten voor de mens, waar dieren in rust kunnen verblijven dan geen goede ruimtelijke kwaliteit?
Is de minister bereid ook rekening te houden met de andere levensvormen? Welke ruimte is er voor hen met wie we deze vierkante kilometers delen?
Tot slot nog twee opmerkingen;
In het NRC was te lezen dat de Omgevingswet van de minister ertoe gaat leiden dat het moeilijker wordt om aan de stikstofdoelstellingen te voldoen.
Gaat de minister zijn collega helpen en de Omgevingswet aanpassen of uitstellen?
En
De minister werkte mee aan het artikel in NRC dat ging over de toezichthouder die vroeger vanuit het Rijk de ruimtelijke plannen toetste.
Die zelfs plannen kon vernietigen als ze in strijd met de wet of de nationale doelen waren.
De minister zie dat hij bezig was de nationale regie te herpakken.
Maar hoort zo’n nationale toezichthouder daar ook weer bij wat hem betreft?
Interessant voor jou
Inbreng SO over de Kabinetsreactie evaluatie functioneren van de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA)
Lees verderBijdrage Wassenberg aan debat over de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing
Lees verder