Bijdrage Van Raan AO Klimaat en Energie


13 februari 2019

Voorzitter, dank u wel. De rode draad in ons betoog vanmiddag is dat het kabinet zich rijk rekent met iets wat het niet heeft met betrekking tot biomassa. Dan gaat het met name over het duurzaamheidsaspect daarvan, de beschikbaarheid en de vraag wie daar nou eigenlijk voor betaalt. Maar ik denk dat we moeten beginnen met de vaststelling dat we bijna onderaan staan met duurzame energie en dat de duurzame energie die we wel hebben, voor het grootste deel wordt opgewekt door biomassa; de minister zal dat vast onderschrijven.

Ik zoom nu in op die biomassa. Eén daarvan is mest. De productie van mest kost ook heel veel energie, en de energie die mestvergisten oplevert, blijkt nauwelijks uit de mest te komen. Daar moet nog van alles bij worden gevoegd om via vergisting energie op te kunnen wekken. Is de minister dat eigenlijk met ons eens? En ziet hij dan ook wat in de opmerking van hoogleraar Reijnders, die zegt dat mestvergisting eigenlijk boerenbedrog is?

Andere niet-duurzame biomassa's zijn hout en planten. De vraag is of er niet een papieren werkelijkheid is gecreëerd waarin de verbranding van hout en planten CO2-neutraal wordt gemaakt, want in werkelijkheid zijn dat de meest vervuilende energiebronnen per kilowattuur, vervuilender dan fossiele brandstoffen. Dat schreven 190 wetenschappers aan Europese bestuurders in navolging van dezelfde boodschap van de Europese koepel van de wetenschapsacademies in 2017. Ik neem aan dat de minister deze uitspraken kent en deze boodschap hier en nu gaat ontkrachten, want anders kun je niet volhouden dat biomassa, wat hout en planten betreft, duurzame biomassa betreft. Dat voor wat de duurzaamheid betreft.

Dan de vraag of er wel genoeg biomassa is, laat staan duurzame biomassa. Het PBL waarschuwt de minister dat verschillende sectoren zich niet rijk moeten rekenen maar dat wel doen. Scheepvaart, luchtvaart, vrachtverkeer, energie en warmtevoorziening, alle sectoren zetten in op biomassa om hun klimaatdoelen te halen. Vraag één: erkent de minister deze overvraag? Je zou zelfs -- dat zijn onze woorden -- kunnen spreken van een luchtbel. De vraag is dan: als die overvraag er is -- daar hoor ik van de minister graag wat meer over -- is hij als verantwoordelijk bestuurder dan niet verantwoordelijk voor het doorprikken van die luchtbel?

Verder over die beschikbaarheid: het is duidelijk dat Nederland nooit zelf zo veel hout kan produceren. Al doet Staatsbosbeheer daar onder het mom van duurzaam bosbeheer zijn uiterste best voor, wat er vervolgens gebeurt, is dat loofbomen moeten wijken voor lange rechte dennenbomen, want die groeien nu eenmaal het snelst.

Dan komen we op het volgende probleem. Dat heeft niet meer met de beschikbaarheid te maken maar met de duurzaamheidskenmerken van biomassa, wat hout betreft. Het blijkt desastreus te zijn voor de biodiversiteit.

Nu kom ik op het volgende punt. Er zijn enkele wettelijke duurzaamheidskaders, maar die zijn onvoldoende omvattend en gaan duidelijk niet ver genoeg, want biodiversiteit staat er niet in.

Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat de situatie met betrekking tot het duurzaamheidsaspect van de biomassa en de beschikbaarheid van biomassa al jaren problematisch is. We hebben daarover al heel vaak vragen gesteld aan de minister, maar de antwoorden komen niet. Dan blijft een inhoudelijke discussie uit. Welke antwoorden moeten er dan komen? Je zou kunnen zeggen: waar staat het biomassabeleid van de minister op dit moment? Welke getallen zijn bekend en welke getallen zijn onbekend? Hoe vorderen de duurzaamheidskaders en hoeveel biomassa heeft Nederland tot zijn beschikking? Deelt de minister de conclusies van het PBL dat er simpelweg niet genoeg is en dat de vraag moet worden ingedamd? Zo nee, hoe denkt hij dan wel aan die vraag te kunnen voldoen? Hoe voorkomt de minister dat de toenemende vraag naar biomassa ten koste gaat van ecosystemen, bodems of de beschikbaarheid van voedsel?

Voorzitter. We hebben natuurlijk al vaak gezegd -- we zeggen het elke keer in dit soort discussies -- dat je de energie die je niet gebruikt, ook niet hoeft op te wekken. Het verminderen van het energieverbruik is de eerste stap naar een duurzame-energiebeleid. Ik hoor de minister daar weinig over, maar ik ga ervan uit dat hij het met mij eens is dat er een plan, een nationaal plan, moet komen voor energieverbruiksvermindering.

We hebben het gehad over het duurzaamheidskarakter van biomassa en de beschikbaarheid van biomassa. Nu ga ik nog even in op de betaalbaarheid. Er is natuurlijk veel ontevredenheid over de stijgende energierekening. Tegelijkertijd is het een breed gedeelde wens om kosten eerlijk te verdelen tussen burger en industrie. In plaats van daarnaar te luisteren, kiest de minister ervoor om de subsidieregeling voor duurzame energie te verbreden met de opslag van CO2. Daarmee gaat de burger meebetalen aan de vervuiling door de industrie. Erkent de minister dat dit haaks staat op het principe "de vervuiler betaalt" en erkent de minister dat hiermee de opslag op de energierekening zal gaan stijgen?

Voorzitter, ik wil het hierbij laten. Dank u wel.

Tweede termijn

Voorzitter, dank u wel. De tweede termijn van de Partij voor de Dieren gaat geheel en al over biomassa. Dank voor de antwoorden op de vragen die we gesteld hebben. Eigenlijk komen daarin twee verschillende werelden naar voren: de wereld van de minister en de wereld van de Partij voor de Dieren. Daar wil ik even op inzoomen. Dat verschilt op drie punten: het CO2-neutraal zijn van biomassa, de waarschijnlijkheid dat er genoeg is en de duurzaamheid van biomassa, met name wat betreft biodiversiteit.

De minister noemt biomassa van hout en planten CO2-neutraal en baseert zich daarbij op internationale afspraken. Dat kan, dat mag. Maar erkent de minister dat er op z'n minst andere internationale uitspraken zijn, bijvoorbeeld van de koepel van Europese wetenschapsacademies, waarin de Nederlandse KNAW in is vertegenwoordigd, toch niet de eerste de beste? Die stelt dat er vraagtekens bij zijn. Dat lijkt mij goed om vast te stellen. Erkent de minister dat er echt andere denkbeelden over zijn?

De minister sluit niet uit dat er genoeg is. Hij heeft heel snel geleerd van wat er eerder gebeurd is en omkleedt dat met de grote onzekerheden die er zijn over de hoeveelheid, maar hij stelt dat het zou kunnen dat er genoeg is. Dat lijkt ons als Partij voor de Dieren een heel gevaarlijk uitgangspunt, als je in de plannen zo afhankelijk bent van iets wat waarschijnlijk genoeg is. Daarover verschillen wij ook van mening.

Het derde gaat over de duurzaamheid. De minister zegt in de beantwoording van de vragen dat het duurzaam is, want er zijn normeringen voor de SDE, voor hoe het zit met biomassa, en we stellen ook nog Europese richtlijnen op voor duurzaamheid. Op grond daarvan zegt hij dat het duurzaam is. Tegelijkertijd moet je ook vaststellen dat de huidige productie aantoonbaar leidt tot ontbossing en tot afname van biodiversiteit en concurreert met voedselproductie. Kan de minister dat erkennen?

Daarmee zit ik aan mijn tijd, voorzitter, dank u wel.

Interessant voor jou

Bijdrage Ouwehand aan debat over wijziging Verbod pelsdierhouderij

Lees verder

Inbreng Van Raan Monitor Brede Welvaart (AO begroten en verantwoorden)

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer