Bijdrage Van Raan begro­tings­debat OCW


6 december 2017

Voorzitter. Felicitaties aan de bewindslieden. Dit is ook voor mij de eerste keer, dus we voeren gezamenlijk voor de eerste keer dit debat. Het gaat over duurzaamheid. Het zal u wellicht niet verbazen.

Voorzitter. In 1992 bracht een groep wetenschappers een brandbrief uit over de achteruitgang van de leefomgeving. 25 jaar later hebben 15.000 wetenschappers dat opnieuw gedaan. Het centrale thema in 1992 en in 2017 is: er worden te weinig en te kleine noodzakelijke stappen gezet om de klimaatverandering tegen te gaan.

Voorzitter. In het licht van de traagheid van verandering van het beleid en de snelheid van de gevolgen van de klimaatverandering is het schokkend om te zien hoe weinig urgentie er lijkt te zijn. We spreken dat eigenlijk in elk begrotingsdebat uit, dus ook in dit begrotingsdebat. Als in 1992 250 wetenschappers hun bezorgdheid uiten en in 2017 15.000 dat doen, als waarschuwingen van wetenschappers over elkaar heen buitelen, dan schort er kennelijk iets aan ons collectief leervermogen, in politiek en in beleid. Dat is naar onze mening ook zo. In het onderwijs begint het slechts langzaam door te dringen hoe belangrijk duurzaamheid is. Aan initiatieven is er geen gebrek. Ik kom daar straks nog even op terug. Kijkend naar de vakken die ik zelf de afgelopen vier jaar gaf op het Pieter Nieuwland College in Amsterdam-Oost, economie en management en organisatie, was het eigenlijk schokkend om te zien dat duurzaamheid bij die vakken achteraan in het hoofdstuk worden genoemd. "En o ja, dat zijn externe kosten. Duurzaamheid is iets duurs. Dat hebben we ook nog." Het wordt gezien als iets lastigs, iets wat je erbij moet doen. Dat geldt eigenlijk voor alle vakken.

Voorzitter. De vraag: hoe kunnen we de noodzakelijke transitie maken als leerlingen en studenten duurzaamheid niet onderwezen krijgen? Duurzaamheid is naar onze mening ten diepste een vraag naar goed en kwaad en daarmee onderdeel van culturele vorming. Als het Wilhelmus daar nou vol mee zat … Dat gaan we per slot van rekening zingen aan het begin van elke schooldag. Maar nee, nergens. Nou ja, misschien een beetje met goede wil in couplet 10. Dat wil ik graag voor u citeren. "Niets doet mij meer erbarmen; in mijnen wederspoet; Dan dat men siet verarmen; des conincks landen goet". Dat is misschien de enige verwijzing naar duurzaamheid, maar we gaan waarschijnlijk alleen maar couplet 1 en 6 zingen, dus couplet 10 zal niet aan de orde zijn. Dus het Wilhelmus gaat ons niet redden in de transitie. En een goed begrip van duurzaamheid in elk vak wellicht wel. Is de minister het met ons eens dat het begrip duurzaamheid een onderdeel is van onze culturele vorming, van hoe je tegen de wereld aankijkt, van goed en kwaad, eigenlijk van ethiek en moraliteit?

Voorzitter. Een hinderpaal naar duurzaam onderwijs kan de bemoeienis van het bedrijfsleven zijn. Het hoeft niet, maar het kan wel. Natuurlijk, in het beroepsonderwijs, de naam zegt het al, is een goeie afstemming met het bedrijfsleven zeer wenselijk en nodig. Maar goed, daar schort het nogal aan, gezien de dreigende tekorten. En dan is de rol van de fossiele industrie, van de hindermachten, des te storender. Onderzoeken van Changerism en De Correspondent, maar ook die van fossielvrij onderwijs en vragen van de fractie van de SP en mijn eigen fractie tonen drie zaken duidelijk. Eén: de beïnvloeding is reëel. Twee: het onderwijs middels een convenant kan zich weinig beschermen tegen die invloed. Drie: de overheid houdt zich actief afzijdig. Is de minister het met ons eens dat, hoe langer de fossiele industrie haar gesubsidieerde CO2 uitbraakt en de kostbare technici van scholen gebruikt voor haar achterhaalde fossiele businessmodel, hoe kostbaarder die transitie wordt? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Groen onderwijs is overgebracht vanuit EZ. Dat vinden we op zich een goeie zaak. We komen daar nog uitgebreid over te spreken. Ik laat het hier even buiten beschouwing. Dat daar ook een duurzaamheidsopdracht ligt, is ons duidelijk.

Voorzitter. De parallel vanuit de economie, die duurzaamheid beschouwt als iets extra's, naar het onderwijsveld, waar duurzaamheid van het personeel ook als iets extra's lijkt te worden beschouwd, ligt voor de hand. Duurzaamheid gaat niet alleen over onze omgang met dier en natuur, maar ook over onze omgang met elkaar. En ik snap inmiddels wel hoe het is gekomen met al die PO in actie, VO in actie, WO in actie, ik begrijp dat inmiddels. Ik heb dat zelf namelijk meegemaakt. Onderwijzend en niet-onderwijzend personeel zijn namelijk nog steeds in de veronderstelling dat als zij zich aan hun deel van de afspraak houden, namelijk goed onderwijs geven, de overheid wel voor het andere deel zorgt: goede werkomstandigheden, voldoende personeel en een aanvaardbare werkdruk. Niets is minder waar.

Voorzitter. Gisteren, als voorbeeld, ontvingen we een delegatie van het wetenschappelijk onderwijs in actie. En sorry hoor, het moet mij van het hart, maar dat deed eigenlijk wat sneu aan, dat deed wat sneu aan. Daar stonden echt toponderzoekers uit binnen- en buitenland overigens, en die hadden een litanie van klachten, geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Zij moeten hun administratie zelf doen, zij moeten 288 werkstukken nakijken in twee weken, en dan hebben we het over de top van de top. Dat is toch beschamend. Wat doet dit kabinet? Ja, dat geeft nog eens een keer een taakstelling ter grootte van 184 miljoen. In het primair en voortgezet onderwijs zijn de geluiden niet anders. Wij als overheid en politiek, hebben ons niet aan de afspraak gehouden. Zij goed onderwijs, wij het geld en de voorwaarden.

Terecht dat docenten nu zelf niet meer gaan zitten wachten. Terecht dat ze oproepen tot stakingen. Terecht dat ze het heft in eigen handen nemen, nadat ze zich — dat moet ook gezegd worden — zelf de kaas van het brood hebben laten eten door technocraten. Onderwijs dat gebaseerd is op standaardisatie, op controle, op concurrentie en op zakelijke managementmodellen, en vooral op de onuitgesproken afspraak dat meer werk wordt opgevangen door de docenten zelf, werkt niet. En nu? Te grote klassen, te veel werkdruk, te weinig docenten, geen vertrouwen. Is de minister het met ons eens dat de doelen van de lumpsumfinanciering inderdaad niet gehaald zijn? Waarschijnlijk is ze dat, want we gaan het immers evalueren. Toch graag een reactie. En — dat is ook een vraag — wordt het niet eens tijd dat er een onderzoek komt of de werkdruk en de welzijnsaspecten van leraren kunnen worden opgenomen als parameter bij de beoordeling van scholen door de inspectie? Vreemd genoeg is dat nu niet het geval. Alsof de gesteldheid van de docent geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van lesgeving. Graag een reactie van de minister. In dit licht juichen we overigens wel de plannen van D66 toe, die de 1.040 urennorm wil loslaten en terug wil naar 20 lesuren per week.

Voorzitter. Dan terug naar het duurzaamheidsinitiatief in het onderwijs. Ruim 40 jongerenorganisaties tekenden eind 2014 het Verdrag Duurzaamheid in het Onderwijs. Dankzij een aangenomen motie van de Partij voor de Dieren die breed werd gedeeld door D66, ChristenUnie, PvdA, GroenLinks en 50PLUS is de regering met een voorstel gekomen over de wijze waarop duurzaamheid integraal in het onderwijs kan worden opgenomen. Dat leverde naar goed gebruik natuurlijk eerst een rapport op. De conclusie van dat rapport was verontrustend. "Slechts een klein gedeelte van de scholen en instellingen is systematisch met duurzaamheid bezig. Er is in Nederland te weinig aansluiting tussen onderwijs en de uitdagingen van morgen." Is de minister bereid om bij nieuwe prestatieafspraken in het beroepsonderwijs harde eisen te stellen aan de betrokkenheid, en daarbij te kijken naar de kans op een baan in een van de cruciale transitiesectoren bij de curriculumontwikkeling, bij stageplaatsen en leerwerkplekken? Graag een reactie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik vind het interessante woorden die de heer Van Raan hier spreekt. Even voor mijn duidelijkheid: wil heer Van Raan hiermee zeggen dat het beroepsonderwijs wat hem betreft meer moet aansluiten bij bedrijven van de eenentwintigste eeuw in plaats van die van de twintigste eeuw?

De heer Van Raan (PvdD):
Ja, ik denk dat dat zeker een goed startpunt is bij het beroepsonderwijs, zeker als je kijkt naar de verleidingen van de fossiele industrie. Als technici daar te werk worden gesteld is dat eigenlijk zonde, want we moeten een transitie naar duurzame energie gaan maken. Als startpunt van de discussie kan ik me daar dus zeker in herkennen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dan zou je dus duurzaamheid als een jas over het hele onderwijs willen hebben. De heer Van Raan pleit immers toch niet voor een extra vak duurzaamheid, neem ik aan? Pleit hij er dan voor dat je die hele filosofie meeneemt in alles wat je doet?

De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor die vraag. Voor zover wij van mening zijn dat duurzaamheid culturele vorming is, is het wat ons betreft evident dat dit bij alle vakken aan de basis ligt. Dat kunt u een jas noemen, dat klopt.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Raan (PvdD):
Momenteel wordt dus het curriculum van het vo herzien. Daarin is ruimte opgenomen voor duurzaamheid in de vakken Nederlands, rekenen, Engels, burgerschap, digitale geletterdheid en techniek. Maar hoe bestaat het nu dat het vak economie niet in dit lijstje voorkomt? Twee weken geleden bracht Tegenlicht de Britse econome Kate Raworth en haar donut-economie in beeld, en die uitzending laat overtuigend zien hoe belangrijk het is dat we ons beeld van de economie bijstellen. Is de minister met ons van mening dat we daarin ook moeten veranderen? Graag een reactie.

Voorzitter. Vanuit de overheid is het programma DuurzaamDoor het belangrijkste instrument met 7 miljoen per jaar. Binnen DuurzaamDoor coördineert de coöperatie Leren voor Morgen alle duurzaamheidsinitiatieven die er zijn en dat zijn er hartstikke veel. Er zijn echt honderden, misschien wel duizenden mensen thematisch — niet structureel maar wel met goede bedoelingen — bezig met duurzaamheid. De overheid coördineert dat onder de noemer Leren voor Morgen met een bedrag van 100.000 euro per jaar, naar ik meen. Bijna niks. Graag ontvang ik een reactie hierop. EZ betaalt dat nota bene trouwens, terwijl we een onderwijsbegroting van 30 miljard hebben. Gezien de vraag uit de onderwijswereld krijg ik graag een reactie van de minister op de vraag of dit bedrag substantieel vergroot kan worden.

Voorzitter, ik rond af. Om Obama te citeren: "Wij zijn de eerste generatie die met de gevolgen van de klimaatverandering wordt geconfronteerd, en de laatste die er iets aan kan doen." We zijn het de planeet, onze kinderen en kleinkinderen verplicht om onze economie radicaal te veranderen, om binnen de ecologische grenzen te blijven die batterijen van wetenschappers hebben geïdentificeerd. Er is geen betere plek om met die radicale verandering te beginnen dan de school. "Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst", wordt er vaak gezegd, maar eigenlijk had de oude Wibaut gelijk, die zei: "wie de toekomst heeft, heeft de jeugd". De radicale verandering die wij schetsen is wat ons betreft de toekomst. Duurzaamheid moet daarom een prominente plaats krijgen in alle curricula. Duurzaamheid maakt immers deel uit van culturele vorming, zeker in het vak economie.

De voorzitter:
Gaat u afronden? Anders heeft u helemaal niets meer over voor de tweede termijn.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, ik rond af. Dat duurzaamheid niet structureel is, wil niet zeggen dat er niet duizenden mensen mee bezig zijn en dat de regelfunctie niet mag worden versterkt. De coördinerende rol van de coöperatie Leren voor Morgen, verdient meer steun.

Dank u wel.

De heer Beertema (PVV):
Het ging eigenlijk alleen maar over duurzaamheid. Ik begrijp dat de Partij voor de Dieren het onderwijs wil gaan gebruiken als een soort activistisch instrument om iedereen tot haar eigen standpunten te krijgen, maar duurzaamheid is nog steeds een politieke kwestie. Waarom zouden we dan op deze indringende manier met duurzaamheid bezig zijn? U promoveert het zelfs tot een religie. Het gaat over diepe existentiële vragen van goed en kwaad. Gaat dat niet een beetje ver?

De heer Van Raan (PvdD):
Het mooie is dat de heer Beertema zelf het antwoord al geeft. Hij zegt: u maakt het tot een politieke kwestie. Dat is het ook, het is een politieke kwestie. Dus gaat het uiteindelijk om de vraag hoe je met elkaar omgaat. Dus moet je daarover spreken, ook in het onderwijs. Dat wij daarover van mening verschillen, wil niet zeggen dat u gelijk heeft.

De heer Beertema (PVV):
Dat vind ik een hele wonderlijke. Dat zal ongetwijfeld door sinterklaasavond komen. Het is een politieke kwestie. U en ik denken daar anders over. Waarom moeten wij het onderwijs in dienst stellen om uw visie over al die kinderen uit te smeren, of ze willen of niet? Daar is het onderwijs niet voor bedoeld. Het onderwijs is ervoor bedoeld om kritische burgers te maken en om een stabiele samenleving te maken waar samenhang is, waar solidariteit is enzovoort. Niet om uw politieke stokpaardjes uit te smeren over al die kinderhoofdjes. Daar is het onderwijs niet voor bedoeld. Dat is indoctrinatie. Dat is politieke meningen opdringen op een verschrikkelijke manier. De Partij van de Dieren zou zich met andere dingen moeten bezighouden dan hiermee.

De heer Van Raan (PvdD):
Het is overigens de Partij vóór de Dieren, niet ván de Dieren. Daar zijn we het niet over eens. Wij zijn het er wel over eens dat duurzaamheid politiek is, maar als u denkt dat de inrichting van onderwijs en het bedrijven van onderwijs geen politiek is, dan moet u nog een hoop leren voor zo'n verstandige man.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Beertema (PVV):
Ja, tot slot. Ik hoorde weer een karikatuur langskomen over het Wilhelmus. Het CDA heeft dat geïntroduceerd. Ik heb daar altijd om gevraagd en het CDA heeft die moties altijd weggehoond. Maar goed, toen het uitkwam, moest het opeens wel gebeuren. U gelooft toch niet zelf dat als het Wilhelmus wordt geherintroduceerd in de curriculum van basisscholen dat ze daar iedere ochtend op het schoolplein het Wilhelmus gaan staan zingen? Zo brengt u het wel.

De heer Van Raan (PvdD):
Ja, voorzitter. Dank u wel.

------------------------------------

Moties:

- Vleesloze dag op scholen
- Verduurzamen van het vak economie
- Verbeter werkdruk en welzijn van leraren

+

Tweede termijn:

De heer Van Raan (PvdD):
Dank aan de minister voor de antwoorden, maar ik heb eigenlijk geen enkel antwoord gekregen op mijn vragen. Dat zou natuurlijk kunnen komen omdat ik steeds "de minister" adresseerde, waardoor u tweeën misschien niet wist wie van u ik adresseerde. Ik zou toch déze minister willen vragen om enige reflectie op de term "duurzaamheid". Ik vond het echt verheugend dat zij Martha Nussbaum citeerde en aanhaalde als inspiratiebron; dat is goed nieuws. Ik zou daar dus toch graag een reflectie op krijgen. Daarna heb ik nog een vervolgvraag.

Minister Van Engelshoven:
U heeft een aantal vragen gesteld over de manier waarop duurzaamheid in het curriculum vorm moet krijgen. Volgens mij zijn we in de schriftelijke beantwoording ingegaan op hoe dat een plaats krijgt in de discussie over het nieuwe curriculum. U heeft ook gevraagd naar de samenwerking tussen het mbo en het hoger onderwijs en sectoren, en naar de manier waarop via de routes daar het werken in een duurzamere sector een rol kan krijgen. Kijk, wat wij zien en wat ik stimuleer is dat zowel in het mbo als in het hoger onderwijs, in de regio goed bekeken wordt welke maatschappelijk opgaven er zijn en op welke manier onderwijs en onderzoek daaraan tegemoet kunnen komen. We weten allemaal dat het een van de grootste opgaven van dit kabinet en ons allen is om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen. Dat betekent dat ook duurzaamheid eigenlijk niet langer een sector apart is, maar verweven moet worden in al die sectoren die er zijn. Ik verwacht, zeker ook van de beroepsopleidingen, dat zij daar aandacht aan geven. Of het nu gaat om autotechniek, voeding of groen onderwijs, overal zal in de curricula terug moeten komen dat duurzaamheid een essentieel onderdeel is van onze toekomstige samenleving, en dus ook van de opleidingen.

De heer Van Raan (PvdD):
Ik ben heel blij met dit antwoord. Ik zal aan de andere minister nog wat concrete vragen stellen over het curriculum vo economie, maar dat komt straks wel.

+

Minister Slob:
Voorzitter, de vasthoudendheid van de heer Van Meenen bij dit onderwerp is mij niet ontgaan, maar ook velen in het voortgezet onderwijs niet. Het zou inderdaad heel mooi zijn als we binnen de ruimte die er nu al is met elkaar stappen kunnen zetten en maximaal kunnen verkennen welke ruimte we misschien nog extra nodig hebben. Laten we dat proces met elkaar doen.

De heer Van Raan (PvdD):
In onze bijdrage hebben we ook het aspect van de inspectie van scholen genoemd, in de zin dat die nu eigenlijk geen parameter is bij de beoordeling van de werkdruk en het welzijn van de docent. De vraag was eigenlijk of de minister bereid is om dit mee te nemen. Vreemd genoeg is dit namelijk nu helemaal geen onderdeel van de inspectie; dat wordt overgelaten aan de arbo, alsof de werkdruk en het welzijn van de docenten niets te maken hebben met de kwaliteit van lesgeven.

Minister Slob:
We hebben net met elkaar het inspectietoezicht vastgesteld en dat is nog maar net van start gegaan. Dus daar ga ik nu niet direct aan sleutelen, maar ik ben het wel met de heer Van Raan eens dat het belangrijk is dat als we met elkaar spreken over het verminderen van werkdruk, ook inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze men dan maatregelen hiervoor neemt. Ik kom er straks bij het primair onderwijs nog even apart op terug. Ik denk dat we moeten zoeken naar een vorm die niet opeens weer enorm belastend voor scholen gaat worden, want die bezwijken al behoorlijk onder de bureaucratische last van verantwoording. Het gaat erom dat er transparantie is over wat in de scholen gebeurt.

De heer Van Raan (PvdD):
Ik hoor dat er net nieuwe inspectienormen zijn vastgesteld. Dan lijkt het mij voor de hand te liggen dat dit ook binnen een halfjaar wordt geëvalueerd. Misschien is dat dan ook het moment om eens te kijken naar het aspect dat hij net noemde. Is de minister daartoe bereid?

Minister Slob:
Een halfjaar lijkt mij erg snel. Volgens mij zijn er afspraken gemaakt over de evaluatie. Op het moment dat er een evaluatie is, wordt de Kamer daarbij betrokken en is iedereen vrij om datgene in te brengen wat hij dan nodig acht. Ik acht de heer Van Raan zo assertief dat hij dan ook zijn punten zal maken.

+

De heer Van Meenen (D66):
Het was mijn geachte collega Tjeerd de Groot. Dat krijg je als je zo'n grote fractie hebt, allerlei schitterende ideeën! Maar ik heb er zo-even ook al een tweet aan gewijd: "de moestuin is geen moettuin". Helemaal niet! Dit is een oproep om te kijken wat er mogelijk is, ook aan gemeenten. Ik herinner me overigens dat ik vroeger zelf ook met zo'n berg spinazie thuiskwam. Daar bleef dan zo'n klein prutje van over; dat was helemaal niks. Maar wel erg leerzaam!

De voorzitter:
Of de hele week wortels eten! Dat kan ook.

De heer Van Meenen (D66):
Maar laat er geen enkel misverstand over bestaan: dit is helemaal niet bedoeld als een verplichting voor scholen. Ik kan het dus alleen maar met de minister eens zijn.

Minister Slob:
Dank. Deze tweet van de heer Van Meenen was me ontgaan. Ik vind 'm wel ijzersterk, "de moestuin is geen moettuin". Maar laten we dan ook oppassen dat we dit soort onderwerpen er niet te snel zomaar even in gooien, want het maakt echt heel veel los in het onderwijs. Ik snap dat, zeker ook gezien de discussie waar we nu middenin zitten, over werkdruk en over wat er allemaal moet, over hoe moeilijk is en over het lerarentekort. Ik kom daar bij het primair onderwijs nog uitgebreid op terug. Dat kunnen we op dit moment gewoon even niet hebben.

De voorzitter:
Helder.

De heer Van Raan (PvdD):
Laat ik de heer Van Meenen eerst geruststellen: spinazie is altijd zo groot en wordt altijd heel klein. Dat is niet specifiek aan uw moestuin gerelateerd!

Ik begrijp de opmerking en ik begrijp ook het probleem met verplichtingen. Wel wijs ik erop dat dit kwetsbaar is en dat het iets extra's is. Scholen zullen vanuit hun natuurlijke druk, gezien de keuzes die ze moeten maken, niet snel geneigd zijn om daarvoor te kiezen. Ik zou er toch graag begrip voor vragen dat dit geen natuurlijk proces is, als je het aan de scholen overlaat. Sommige dingen verdienen wel degelijk steun, of moeten worden voorgeschreven. Is de minister het daarmee eens?

Minister Slob:
Die discussie mag natuurlijk altijd gevoerd worden, maar liefst wel op geëigende momenten. Ik vond dit niet echt een geëigend moment, zeg ik er nog maar een keer bij. Maar we moeten echt oppassen. Dat geldt ook voor wat uzelf gisteren in eerste termijn deed. U had een heel betoog. Ik vond dat een mooi betoog. U bent een man die zelf ook uit het onderwijs komt. Dat bleek uit alles waarover u sprak. U sprak met liefde voor het onderwijs. U wilt dat uw liefde voor duurzaamheid goed tussen de oren van mensen komt en dat ook jonge mensen daarmee bereikt worden. Maar pas ook hier op met scholen zo te gaan belasten. In de hele curriculumdiscussie kan het overigens wel gewoon meegenomen worden. Daar zal het ook ingebracht worden, maar pas op. Dat geldt ook voor leermiddelen. We hebben daar ook schriftelijk al wat over gewisseld want daar waren hele uitgebreide Kamervragen over gesteld. Ik heb daar ook uitgebreid op gereageerd en geprobeerd om u recht te doen. Maar laten we scholen ook in dat opzicht ruimte geven om hun keuzes te maken. Als we vinden dat dingen niet goed gaan: niet gelijk naar Den Haag wijzen. Er is ook gewoon nog een soort medezeggenschapstructuur binnen een school om dingen aan de orde te stellen. Als u vindt dat schoolboeken niet kloppen, dat daarop misschien invloed wordt uitgeoefend, door wie dan ook, waarvan u zegt dat het oneigenlijk is, laat het daar dan plaatsvinden. Laat daar de discussie gevoerd worden, in plaats van dat we Kamervragen gaan stellen om dat door een minister te laten oplossen die niet gaat treden in dit soort vrijheden van scholen om daarin keuzes te maken.

De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor de warme woorden van de minister. Hij blijft in zijn beantwoording heel braaf tussen heel smalle economische lijntjes lopen. Het feit dat scholen moeilijke keuzes moeten maken, is natuurlijk omdat de middelen steeds heel beperkt zijn. Naarmate scholen meer ruimte en geld hebben, naarmate we dat belangrijker vinden, hebben zij ook meer rust, ruimte en regelmaat om bijvoorbeeld moestuinen aan te leggen.

De voorzitter:
De minister.

De heer Van Raan (PvdD):
Ik zou de minister willen aansporen en aanmoedigen om wat minder tussen die brave economische lijntjes te lopen.

Minister Slob:
Ik ben mij er helemaal niet van bewust dat ik braaf tussen economische lijntjes loopt. Ik probeer mij daar iets bij voor te stellen. Wat in mijn beantwoording als achterliggende waarde heel erg meespeelt, is dat ik vind dat scholen ruimte moeten hebben om keuzes te maken. Natuurlijk moeten zij dat ook weer doen binnen de financiële kaders die er zijn. Natuurlijk, dat is begrijpelijk. Maar laten we ook niet net doen alsof de financiële kaders zo smal zijn dat er helemaal geen eigen keuzes meer gemaakt kunnen worden. Laten we verder oppassen dat we niet in de vrijheden gaan treden die scholen zelf hebben, ook als het gaat om het kiezen van lesmateriaal. Nogmaals, als er problemen zijn met lesmateriaal of als er vragen zijn over lesmateriaal, adresseer die dan op de goede plek.

+

Minister Slob:
Ik heb aangegeven dat we in januari verder zullen spreken over achterstandenbeleid en over wat wel en niet nodig is. Laten we dat debat dan voortzetten en alle rapporten die erover gaan erbij betrekken. Wat uw eerste punt betreft, de gedragscode of hoe we het ook willen noemen: we zien nu dat er onder de docenten een geweldige emancipatie plaatsvindt. Ik vind dat ook een heel mooie emancipatie. Er vindt steeds meer beroepsgroepsvorming plaats. Docenten laten zich veel meer horen, ook buiten hun eigen school. Dat vind ik mooi, zeker als ze de zaken waarmee ze in hun dagelijkse praktijk te maken hebben, met ons willen delen en als we de problemen die er zijn, ook kunnen gaan oplossen. Ik ga ervan uit dat dit onderwerp nog weleens opgepakt zou kunnen worden bij die verdere vorming van de beroepsgroep, als daar onderwerpen opgepakt worden, maar ik ga daar van mijn kant niet heel actief op zitten.

De heer Van Raan (PvdD):
Een van de antwoorden luidt: "Tegelijkertijd wil ik ook waarschuwen voor overladenheid van het curriculum in het onderwijs." Daar zijn we het allemaal over eens. Het moet niet overladen worden. Ik heb wel een vraag. Duurzaamheid komt in het huidige economievak niet aan de orde. Nou is er een herziening van het curriculum. Een vijftal vakken valt daaronder, maar economie niet. Ik kan u echt verzekeren dat we in het economieonderwijs nu hele leergangen sprookjes vertellen met betrekking tot de transitie die we moeten maken. Bent u bereid om met de mensen die nu de herziening aan het doen zijn, eens te spreken over de vraag hoe het onderwerp duurzaamheid in het economieonderwijs kan gaan zitten? Want dat is nu niet het geval.

Minister Slob:
Ik heb net al uitvoerig aangegeven hoe het traject op dit moment loopt, met de scholen en de teams die gevormd worden. Dat laat ik nu gewoon even gebeuren. Ik ga daar niet opeens tussen zitten om er een onderwerp in te gaan voegen omdat daar belang aan wordt gehecht. Laat men nu eerst eens aan het werk gaan. Dat komt terug, naar wij hopen zelfs al vrij snel in 2018. Laten we dan nog eens opnieuw ernaar kijken, ook met uw ogen, want het zou best weleens kunnen dat u op een heel aangename manier verrast zult worden. Ik heb daar wel vertrouwen in.

De heer Van Raan (PvdD):
Dat zou heel fraai zijn, maar nogmaals: juist omdat je het curriculum niet wilt overladen, is het van belang dat je hier vroeg bij bent.

Minister Slob:
Ik ga ervan uit dat alles wat hier over het curriculum gewisseld wordt en alles wat vanuit de verschillende fracties is aangegeven, ook vanuit de Partij voor de Dieren, niet alleen maar in dit gebouw blijft. Maar men zal ongetwijfeld meegeluisterd hebben. Wie weet vindt dat ook zijn weg.

+

De heer Van Raan (PvdD):
Ik zet even mijn bril op. Dan zie ik wat ik voorlees. Ik zie ook wat oud-leerlingen op de publieke tribune.

Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. Ook wij hebben wat gemengde gevoelens. Aan de ene kant is er enorm veel enthousiasme voor het onderwijs. Aan de andere kant is het natuurlijk niet voor niks dat iedereen aan de poort staat te rammelen en dat er onvrede heerst.

We hebben met instemming geluisterd naar de minister, die we in de eerste termijn hebben horen spreken over het belang van andere waarden in het onderwijs dan louter economische waarden. We onderschrijven dat van harte. Aangenaam verrast waren we ook om de minister in dit verband te horen verwijzen naar het werk van Martha Nussbaum. Het is haar levenswerk geweest om te waarschuwen voor een te groot vertrouwen in de homo economicus, dat fictieve schepsel uit de economie dat alles door de bril van kosten en baten bekijkt en dat in het economieonderwijs nog steeds de boventoon voert. Dan is de minister vast ook bekend met het werk dat Nussbaum samen met Amartya Sen heeft geschreven, waarin ze komen tot een lange lijst van voorwaarden die noodzakelijk zijn voor menselijke bloei. Dat is niet alleen toegang tot goed onderwijs. Ze gaan ook uitdrukkelijk uit van de mogelijkheid om in harmonie te leven en te zorgen voor onze omgeving, dieren, natuur en klimaat. We kijken uit naar de komende tijd, waarin we over deze onderwerpen gezamenlijk zullen spreken.

Desalniettemin hebben we drie moties. Mijn collega Wassenberg zal nog een vierde indienen. Er komt ook nog een amendement. Dat betreft verdubbeling van het goede werk dat de coöperatie Leren voor Morgen doet. Maar dat komt dus nog.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkdruk en welzijnsaspecten van leraren nu geen expliciete parameter zijn bij de beoordeling van scholen door de inspectie;

overwegende dat de gesteldheid van de docent invloed heeft op de kwaliteit van lesgeven;

verzoekt de regering de inspectie opdracht te geven bij de eerstvolgende evaluatie van het inspectiebeleid te onderzoeken of werkdruk en welzijnsaspecten van leraren als expliciete parameter kunnen worden opgenomen bij de beoordeling van scholen door de inspectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Westerveld, Van den Hul en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (34775-VIII).

De heer Van Raan (PvdD):
De volgende motie gaan we wellicht aanhouden, omdat ik wat betreft de curriculumherziening van economie goed heb geluisterd naar minister Slob.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de curriculumherziening ruimte biedt aan de verduurzaming van het onderwijs;

van mening dat het vak economie dringend aan herziening toe is, waarbij het breed welvaartsbegrip en schaarstevraagstukken een prominentere plaats dienen te krijgen teneinde meer kennis over een circulaire economie en duurzaamheid te verkrijgen;

verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat het hernieuwde curriculum van het vak economie past binnen de duurzaamheidsopgave die voor ons ligt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (34775-VIII).

De heer Van Raan (PvdD):
Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie van vlees een hoog energieverbruik kent en gepaard gaat met een grote uitstoot van CO2;

constaterende dat, als alle Nederlanders één dag per week geen vlees zouden eten, dit een reductie teweegbrengt van 3,2 megaton CO2-uitstoot, vergelijkbaar met 1,4 miljoen minder auto's op de weg;

constaterende dat de wereldwijd succesvolle campagne Meat Free Monday van Sir Paul McCartney ertoe heeft geleid dat in steeds meer landen de kantines op scholen en overheidsinstellingen een dag zonder vlees hebben ingesteld;

overwegende dat scholen en andere onderwijsinstellingen een voorbeeldfunctie hebben;

verzoekt de regering scholen en andere onderwijsinstellingen aan te moedigen een dagje zonder vlees in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (34775-VIII).

Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb slechts één korte motie. Voordat ik die voorlees, maak ik eerst even excuses aan de minister. Ik was niet bij haar termijn. Dat kwam omdat mijn aanwezigheid dringend gewenst was bij een AO waar de milieucriminaliteit op de agenda stond. We zijn de laatste verkiezingen gegroeid, maar met vijf zetels zijn we misschien nog net iets te klein. De motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in ieder geval tot 2020 nog ruim 9,5 miljoen euro per jaar voor het BPRC is begroot;

constaterende dat een Kamermeerderheid een snelle afbouw wil van het BPRC;

verzoekt de regering om deze subsidie aan het BPRC zo snel mogelijk te stoppen en te beginnen met de afbouw van het BPRC,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (34775-VIII).

Interessant voor jou

Bijdragen begroting LNV 2018

Lees verder

Bijdrage Wassenberg begroting OCW (proeven op apen in BPRC)

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer