Bijdrage Wassenberg begroting 2016 Econo­mische Zaken 2016 onderdeel Landbouw en Natuur


2 december 2015

Frank Wassenberg:

Natuur
Voorzitter. Ook namens mij hartelijke gelukwensen aan de staatssecretaris. De kwaliteit van de Nederlandse natuur hoort volgens wetenschappers tot de slechtste van Europa. De grootste veroorzaker van die slechte kwaliteit is de intensieve landbouw, in het bijzonder de bio-industrie. De bio-industrie is niet alleen onnatuurlijk en schadelijk voor de dieren, maar ook voor de natuur. In de afgelopen decennia is die tegennatuurlijkheid meer en meer gegroeid. De grootste studie die ooit gedaan is naar de kwaliteit van de natuur, de state of nature, trekt deze conclusies ondubbelzinnig, terwijl veel van onze politici tot en met de minister-president die olifant in de kamer negeren, bagatelliseren, ontkennen of wegwuiven.

De impact van de intensieve landbouw op de natuur is nergens zo zichtbaar als op het platteland zelf. De enige diersoorten die op het platteland in aantal toenemen zijn varkens, kippen, geiten en koeien. En dat gebeurt achter gesloten deuren. De populatie van andere diersoorten zoals weidevogels neemt in vliegende vaart af. Wat oogt als groene weilanden, is voor de biodiversiteit een landbouwwoestijn: steeds eentoniger, steeds grootschaliger, met steeds meer onherbergzaam raaigras. Het grootschalig gebruik van mest en gif vernietigt alle kruiden, bloemen en grassen die niet gewenst zijn. Daardoor verdwijnt het dierlijke leven, ook de insecten die nodig zijn voor de bevruchting van bloemen en planten. Agrarisch natuurbeleid voorziet duizenden boeren van natuursubsidies, terwijl zij met hun praktijken het landschap juist aantasten. Waarom is er bezuinigd op het hoognodige natuurbudget? Waarom is er wel geld gestoken in natuursubsidies aan boeren?

Er moet een einde komen aan de regeling die duizenden boeren van natuursubsidies voorziet, terwijl ze door gebruik van mest en landbouwgif juist aantasten. Dat was de uitkomst van een onderzoek van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur dat in 2013 plaatsvond. Dat gebeurde onder leiding van oud-CDA-minister Agnes van Ardenne. Zij noemde het natuurbeheer door de boer een groot fiasco. Als voormalige CDA-bewindslieden deze kwalificaties geven aan agrarisch natuurbeheer, mag je toch wel aannemen dat er — vergeeft u mij de onparlementaire term, voorzitter — stront aan de knikker is. Agrarisch natuurbeheer heeft volgens studies niets opgeleverd. Ook de staatssecretaris stelde vast dat het huidige agrarisch natuurbeleid onvoldoende bijdraagt en onacceptabel duur is. Dat is duidelijke taal. Is de staatssecretaris voornemens om het falende natuurbeleid, dat komend jaar zo'n 70 miljoen euro kost, te stoppen?

De schadelijke effecten van de intensieve landbouw en veehouderij beperken zich niet tot akkers en veestallen. Nee, de schade dringt door tot diep in de Nederlandse natuurgebieden. Stikstof afkomstig uit mest doet brandnetels en grassen welig tieren en laat kwetsbare heiden en duinen als sneeuw voor de zon verdwijnen. De bio-industrie legt tot in de wijde omtrek een deken van stikstofverbindingen neer, waardoor kwetsbare plantensoorten verdwijnen. Ook in natuurgebieden die soms kilometers verder liggen, neemt de variatie aan planten en dieren in hoog tempo af. Recentelijk is nieuw natuurbeleid ingegaan. Het heeft op papier tot doel om natuurgebieden te herstellen en de stikstofuitstoot te laten dalen, maar dit stikstofbeleid heeft in de praktijk geleid tot een ware run op vergunningen voor meer stallen. Uiteindelijk betekent dat meer uitstoot en minder natuur. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe uitbreiding van de veehouderij gepaard gaat met het terugdringen van de hoeveelheden mest en stikstof? En hoe zou uitbreiding van de veehouderij gunstig kunnen zijn voor de natuur, zonder dat dieren opgesloten worden in potdichte stallen waarin ze nooit meer hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen? Graag ontvang ik een reactie daarop van de staatssecretaris.

Het Kamerlid Van Dam sprak ooit zijn verontwaardiging uit over partijen die commerciële belangen voorrang geven op de natuur, zoals nog te zien is in een Youtubefilmpje. Erkent de staatssecretaris dat de economische belangen van de veehouderij al lange tijd voorrang hebben op de natuur, met alle negatieve gevolgen voor die natuur van dien? Gaat de staatssecretaris, die zegt beter te willen waken over de natuur, met deze traditie breken en er radicaal verandering in aanbrengen? Hoe zou hij dat dan kunnen doen? Ik verneem, als dat kan, graag een aantal concrete maatregelen. Het regeerakkoord biedt er ruimte voor en er zijn meerderheden voor te vinden in beide Kamers van de Staten-Generaal. Hoelang laat de staatssecretaris zich nog gijzelen door het geld- en menscentrale denken van de coalitiepartner, die het allerkostbaarste wat we hebben, namelijk de natuur, onomkeerbaar en onherstelbaar aantast? Ook daarop ontvang ik graag een reactie.

Ik wil nog enkele cijfers geven uit het al eerder aangehaalde rapport State of nature in the EU van mei van dit jaar. In Nederland is 60% van de beschermde dieren en planten en 77% van hun leefgebied in gevaar. Slechts 4% van hun leefgebied verkeert in een gunstige staat van instandhouding. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het oprekken van de regels bijdraagt aan het verbeteren van de natuur? Het terugschroeven van ambities, het afschuiven van verantwoording naar provincies en maatschappij, bezuinigingen: hoe gaat de staatssecretaris het definitieve bankroet van onze natuur voorkomen? Ook daarop ontvang ik graag een reactie.

De inzet van het kabinet is tot dusver dik onvoldoende. Wat dat betreft heeft de bel voor de laatste ronde luid en duidelijk geklonken. Wil de staatssecretaris nog íéts positiefs bereiken voor dieren, natuur en milieu — en dus tevens voor de mensen — dan zal hij nu vol aan de bak moeten met een ambitieus natuurbeleid en een radicale koerswijziging. Internationaal afgesproken natuurdoelen worden niet gehaald. Voorgangers van de staatssecretaris hebben de verantwoording voor het falen van deze doelen bij provincies, bedrijven en burgers neergelegd. Zij moeten er nu voor zien te zorgen dat de biodiversiteit weer toe gaat nemen na een decennialange afname. Is deze staatssecretaris wél bereid om eigen verantwoordelijkheid te nemen, bijvoorbeeld door een sterkere regie ten opzichte van de provincies te nemen? Graag ontvang ik een reactie.

We hebben dit jaar gedebatteerd over de nieuwe Natuurbeschermingswet. Anders dan zijn naam doet vermoeden, beperkt die wet natuurbescherming zich tot het absolute Europese minimum, ondanks het feit dat 90% van de Nederlandse burgers aangeeft goede bescherming van de natuur heel belangrijk te vinden. Het Kamerlid Van Dam heeft over dierenwelzijn gezegd dat het nemen van extra maatregelen met normen die hoger liggen dan de Europese normen, logisch en rechtvaardig is. Deelt de staatssecretaris deze opvatting? En is hij voornemens om voor de bescherming van de natuur extra maatregelen te nemen, waarbij de normen hoger liggen dan de Europese normen? Ook daarop zou ik graag een reactie horen.

Bijensterfte
Ik kom op de bijensterfte. Het kabinet deelt onze zorgen over de verontrustend hoge bijensterfte en de bijdrage van neonicotinoïden — dat zijn gevaarlijke landbouwgiffen — aan deze hoge sterfte. Een ruime meerderheid van de Kamer wil een landelijk verbod op deze neonicotinoïden. Mijn fractie heeft, samen met een gespecialiseerde jurist, een plan opgesteld waaruit blijkt dat er heel veel mogelijkheden zijn om deze wens uit te voeren en gevaarlijke soorten landbouwgif te verbieden op nationaal niveau. Ik wil van de staatssecretaris weten of hij naar aanleiding van dit plan de wens van de Kamer wil uitvoeren. Zo ja, op welke termijn gebeurt dat en zo nee, waarom wil hij dat niet? En deelt de staatssecretaris onze zorgen dat dodelijk gif voor bijen niet gebruikt kan blijven worden bij de zogenaamde bescherming van gewassen?

Kwekersrecht en gentech
Er zijn weinig landbouwdebatten waarbij we het als Kamer en kabinet breed met elkaar eens zijn. Maar als het gaat om het patenteren van ons voedsel is er een luid en duidelijk nee te horen in Den Haag. Eerdere bewindspersonen zijn door Europa getrokken om steun te krijgen voor het kwekersrecht voor boeren om de vrije beschikbaarheid van onze plantenrijkdommen te beschermen. Oprechte dank daarvoor. Het monopoliseren van de voedselvoorziening door gentechgiganten is een groot probleem. Het kabinet heeft eerder erkend dat er gevaren op de loer liggen bij de grootschalige teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen, maar de uitvoering van de recente motie van de Partij voor de Dieren om de teelt van die gewassen in Nederland te verbieden, wacht al maanden op een afwegingskader. Ik wil van de staatssecretaris weten wanneer wij een reactie kunnen verwachten op de motie die oproept om de genetisch gemanipuleerde gewassen in Nederland te verbieden.

Zeereservaten
Ik kom op zeereservaten. De staatssecretaris draagt verantwoordelijkheid voor natuurbehoud, natuurbescherming en natuurversterking, ook als het gaat om de bescherming van de natuur in zee. En die bescherming is heel hard nodig. Als ik breed kijk naar het leven in de zeeën, dan ontkom ik niet aan het recente rapport van het Wereld Natuur Fonds, Living Blue Planet. Daaruit blijkt dat het leven in de zeeën en oceanen in de afgelopen 40 jaar is gehalveerd. Ook met de Noordzee, ons allergrootste natuurgebied, gaat het helaas niet goed. De Noordzee kampt met onvoorstelbare roofbouw. De staatssecretaris steunt de internationale doelstelling om wereldwijd te komen tot 10% beschermde mariene gebieden. Dat is niet heel veel overigens. Dat betekent namelijk dat in 90% van de oceanen en zeeën nog steeds mag worden gevist en roofbouw mag worden gepleegd op de ecosystemen. Maar zelfs die schamele 10% bescherming is voor Nederland nog te hoog gegrepen. Slechts 0,25% van de Noordzee is nu een vissersvrije zone. Dat is 40 keer zo weinig als het streefgetal. Overige gebieden die van cruciale waarde voor het ecosysteem zijn krijgen geen of slechts zeer gedeeltelijk bescherming. Daar zijn nog steeds niet alle visserijactiviteiten en economische activiteiten verboden. Bovendien liggen die beschermde gebieden her en der verspreid in de Noordzee zonder al te veel samenhang.

Het Europees Milieuagentschap waarschuwt niet voor niks dat de huidige bescherming onvoldoende is om ecosystemen in zee in stand te houden. Ook de Europese lidstaten moeten beschermde mariene gebieden vergroten, beter met elkaar verbinden en beter beschermen. Hoe wil de staatssecretaris hier gehoor aan geven en het zeeleven en het ecosysteem in de Noordzee de noodzakelijke bescherming bieden? Is hij van plan om meer en grotere visserijvrije zeereservaten aan te wijzen? En is de staatssecretaris voornemens om zich in te zetten om de samenhang tussen die beschermde gebieden te vergroten, bijvoorbeeld via Natuurnetwerk in de Noordzee?

Ik maak me er ook zorgen over dat de staatssecretaris een oplossing voor lege oceanen denkt te vinden in de kweekvisserij. Via subsidie en het aanbieden van locaties geeft de staatssecretaris ruimte om deze nieuwe vorm van bio-industrie te laten groeien. Maar de viskwekerij vormt een extra aanslag op de populaties wilde vis. Veel gekweekte vissen worden namelijk gevoerd met wilde vis, met gevangen vis. Voor één kilo kweekzalm is ongeveer vier kilo wilde vis nodig. Viskwekerijen zijn bovendien verre van diervriendelijk. De vissen worden in hoge dichtheden gehouden. Ze beschadigen elkaar. Stress en kannibalisme komen op grote schaal voor. Voortijdige sterfte is het gevolg. Dat is het geval bij de helft van de gekweekte paling. Vissoorten die zich niet goed voort blijken te planten in gevangenschap, worden op verschillende manieren gemanipuleerd om die voortplanting en groei te bevorderen. In Amerika komt zelfs de eerste genetisch gemanipuleerde zalm in de winkel.

Ook ziekten liggen op de loer als veel vis in kleine bassins of bakken worden gefokt. Kweekvissen krijgen daarom veel antibiotica toegediend. Net als in andere takken van de bio-industrie ontstaan er door dat ongeremde antibioticagebruik resistente bacteriën. Daarnaast gebruikt de industrie op grote schaal gif om onder meer parasieten te doden die afkomen op de vissen en hun uitwerpselen, waarin zij zwemmen.

Van viskwekerijen die hun vissen houden in afgescheiden stukken open water is inmiddels bekend dat zij een groot gevaar vormen voor de biodiversiteit. Hormonen, antibiotica en resistente bacteriën komen in de natuur terecht, en ontsnapte kweekvis kruist zich met vissen uit het wild. Dat richt ravages aan onder natuurlijke vissenpopulaties. Erkent de staatssecretaris dat kweekvisserij geen duurzaam alternatief is voor het leegvissen van de oceanen? Hoe wil hij voorkomen dat er een nieuwe tak aan de bio-industrie wordt toegevoegd? Graag een reactie hierop.

Via de Noordzee steek ik over naar de natuur op onze Caribische eilanden. Het beheer van natuurparken op het land en in de oceanen daar dreigt in gevaar te komen als Nederland de subsidie stopt. Investeren in natuur wordt vaak gezien als een onderdeel van een linkse en dure hobby, maar uit onderzoek blijkt dat elke door de overheid geïnvesteerde euro in de natuur terugkomt. Is de staatssecretaris bereid om het natuurbeheer op de Cariben, het grootste natuurgebied binnen ons Koninkrijk, eindelijk veilig te stellen? Is hij bereid om verantwoordelijkheid te nemen voor de natuur op de BES-eilanden?

Dierproeven
Mijn laatste onderwerp betreft dierproeven. In de vraagstukken rond dierproeven hebben wij de afgelopen jaren talloze mooie woorden en voornemens gehoord, maar wij zien weinig concrete actie om vanuit de overheid de wettelijke opdracht om dierproeven af te bouwen ook daadwerkelijk uit te voeren. Een nieuwe ronde, met nieuwe kansen, met een nieuwe bewindspersoon met idealen. Ik roep hem op om hard aan de slag te gaan met het afbouwen van dierproeven.

Dat brengt mij op onze aangenomen motie uit 2013, waarin wij de staatssecretaris hebben gevraagd om de praktijk van de teenknip, waarbij dieren van elkaar onderscheiden worden door het afknippen van tenen, per direct te verbieden. De staatssecretaris liet twee jaar later, begin november van dit jaar, weten dat er gekeken wordt naar alternatieven voor die teenknip. Twee jaar later! In de wet staat dat aantasting van dierenwelzijn slechts bij zwaarwegend maatschappelijk belang zou mogen. Ik verwacht daarom dat de staatssecretaris haast maakt met het invoeren van een alternatief voor de teenknip bij dieren, "want in een beschaafd, ontwikkeld land horen we niet alleen met elkaar fatsoenlijk om te gaan, maar horen we ook dieren een fatsoenlijk leven te gunnen". Dit zei het Kamerlid Van Dam bij de voortzetting van het debat over de onverdoofde rituele slacht op 22 juni 2011. Dat belooft wat! Graag vraag ik de staatssecretaris of hij achter de genoemde woorden van het Kamerlid Van Dam staat en of hij vindt dat deze woorden ook van toepassing zijn op proefdieren.

In Nederland worden elk jaar 600.000 proefdieren gebruikt. Dat aantal daalt al jaren niet meer. Naast die 600.000 proefdieren worden er bijna net zo veel proefdieren in reserve gehouden of voor de fok gebruikt. Die dieren worden na een jaar afgemaakt. Dit betekent dat er in de verschillende proefdiercentra in ons land in totaal meer dan een miljoen dieren worden gehouden en gefokt om te worden ingezet als proefdier. Dat is een schrikbarend hoog aantal. Toch zegt de overheid te streven naar het verlagen van het aantal dierproeven.

Ik heb biologie gestudeerd en als student in Utrecht dierproeven van heel nabij meegemaakt. Voor mij was dat uiteindelijk de directe aanleiding om mij in te zetten voor de bescherming van dieren. In die tijd heb ik gezien dat bij de ontwikkeling van medicijnen of behandelwijzen van ziekten de onderzoekers helemaal niet geïnteresseerd zijn in wat die medicijnen met dieren doen. Het gaat uiteindelijk bijna altijd om de mens; het dier is niet meer dan een modelsysteem voor de mens. Als het dier niet genoeg op de mens lijkt, proberen onderzoekers dat te veranderen. In dat geval wordt het dier bijvoorbeeld via genetische manipulatie zo veranderd dat het menselijke ziektes kan krijgen. De resultaten van dierproeven worden dan uiteindelijk geëxtrapoleerd, vertaald naar de mens. En daar gaat het mis.

Als ik zeg dat de resultaten van dierproefonderzoek vaak te wensen overlaten, dan druk ik mij heel zacht uit. NRC Handelsblad schreef op 14 november jongsteleden uitgebreid over de valse hoop die dierproeven veel te vaak bieden aan patiënten. In 50% tot 80% van de dierproeven blijken er volstrekt andere resultaten uit te komen als die proeven worden herhaald. Ze zijn dus niet reproduceerbaar. In de wetenschap geldt dat als een absolute doodzonde. Bart Roep, hoogleraar diabetologie bij het Leids Universitair Medisch Centrum, noemde in het artikel in NRC Handelsblad de euforie bij elke geslaagde dierproef de grootste leugen van de biomedische wetenschap. Van de 307 middelen die in de afgelopen jaren diabetes bij muizen leken te bestrijden, zijn er slechts 3 die ook iets voor de mens betekend hebben. Dat is minder dan 1%. Een model met een dergelijk lage betrouwbaarheid wordt in geen enkele andere industrie als bruikbaar gezien. Wij verkeren nu in de bizarre situatie dat wij muizen kunnen genezen van alzheimer, diabetes, kanker en verschillende andere ernstige ziektes, die wij dieren eerst hebben laten krijgen. Mensen, patiënten kunnen wij echter niet helpen.

Nederland besteedt honderden miljoenen euro's aan dierproeven, maar de grote gezondheidsdoorbraken blijven uit. Steeds meer wetenschappers geven toe dat dierproeven de medische vooruitgang vaak eerder belemmeren dan vooruit helpen. Of een middel dat bij proefdieren werkt ook bij mensen werkt, is volstrekt niet te voorspellen. Ik noemde het zo-even al: een proefdier is een model voor de mens. Uitkomsten van proefdieronderzoek moeten worden vertaald naar de mens. Die vertaling is moeilijk of vaak zelfs onmogelijk en de resultaten zijn onbetrouwbaar of soms misleidend. Maar het is natuurlijk van het allergrootste belang dat we de medische wetenschap vooruithelpen in de zoektocht, de speurtocht naar de genezing van ziekten. De dierproef gaat ons daarbij niet helpen. Waar we naartoe moeten, is het gebruik van andere modelsystemen, zonder dieren, die betrouwbaarder zijn, die sneller uit te voeren zijn en, heel belangrijk, waarvan de resultaten beter te vertalen zijn naar de mens.

Voor een deel bestaan die andere modelsystemen al. Ik zal er een paar noemen: celkweek, weefselkweek en het gebruikmaken van restweefsels uit de operatiekamers van ziekenhuizen. Maar er moeten nog veel meer alternatieven worden ontwikkeld, waarbij geen dieren gebruikt hoeven te worden en die betere resultaten opleveren voor de mens, want we willen allemaal gezond blijven en gezond worden. Wat daarnaast ook heel belangrijk is, is dat de staatssecretaris zich gaat inzetten om de alternatieven die er al zijn, in Europa erkend te krijgen, want de validatie, het erkennen van de alternatieven voor dierproeven, is ook een probleem. Daarmee gaat heel veel tijd verloren en daarom vraag ik de staatssecretaris om zich in te zetten om op Europese schaal de validatie, de erkenning van alternatieven voor dierproeven, te bevorderen.

We willen dadelijk een amendement indienen, zodat het budget voor alternatieven werkelijk betekenisvol wordt. Leidend daarbij is wat ZonMw heeft berekend, namelijk dat we met dat bedrag het aantal dierproeven met 15% per jaar kunnen verminderen. Het amendement sluit aan bij het in opdracht van het ministerie van Economische Zaken verschenen adviesrapport In transitie! Daarin wordt proefdiervrije samenwerking in de topsectoren geadviseerd door de TKI-toeslagregeling te stimuleren. Daarbij blijven we overigens binnen het TKI-toeslagbudget, want we oormerken dit geld voor proefdiervrije alternatieven.

De heer Geurts (CDA):
Er zijn op de bijdrage van de Partij voor de Dieren heel veel interrupties te plaatsen, maar dat heb ik maar nagelaten. Ik beperk me tot één interruptie en wel over het verband dat er werd gelegd tussen agrarisch natuurbeheer, fiasco en oud-minister Van Ardenne. Ik denk dat de Partij voor de Dieren het rapport Onbeperkt houdbaar heeft gebruikt, een rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur uit 2013. Op pagina 66 wordt verwezen naar de periode 1975-1990 en daarop zou het woord "fiasco" betrekking hebben. Dat gaat niet over de veldpraktijk, maar over het feit dat de beheersovereenkomsten administratief niet van de grond kwamen. Ik wil die feitelijke nuance op de bijdrage van de Partij van de Dieren toch echt aanbrengen.

De voorzitter:
Het is eigenlijk een opmerking voor de Handelingen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, mag ik de heer Geurts corrigeren? Dat is inderdaad het rapport waarop ik doelde, maar de uitdrukking "fiasco" heb ik uit een artikel uit Trouw gehaald. Ik doe de heer Geurts dat krantenartikel graag toekomen.

De heer Geurts (CDA):
Dat krantenartikel ken ik. Het is aan de redactie om een kop boven een krantenartikel te zetten, maar feitelijk is het uit het rapport niet te halen en dat heb ik zojuist aangetoond.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik pak het stuk er even bij, want dat maakt het makkelijker om hierop te reageren. De allereerste conclusie van het rapport luidt: "Als agrarisch natuurbeheer in zijn geheel zou worden afgeschaft, zijn negatieve effecten op de biodiversiteit beperkt." Dat is politiek jargon voor: het helpt geen moer.

De heer Geurts (CDA):
Het woord "fiasco" werd gebruikt en ik heb de heer Wassenberg even gecorrigeerd door aan te geven dat het geen betrekking heeft op de lijn die hij suggereert.

De heer Wassenberg (PvdD):
Als we het erover eens kunnen worden dat het geen moer helpt, zijn we het daar in ieder geval over eens.

De heer Graus (PVV):
Er wordt veel gedubbeld en dat neem ik de heer Wassenberg natuurlijk niet kwalijk, omdat hij een vervanger is en niet alles hier heeft gevolgd. Alles wat hij zei over vervanging, verfijning en versnelling bij de alternatieven voor dierproeven, is in deze regeringstermijn al vastgelegd in toezeggingen van de staatssecretaris van het ministerie van EZ en in vier aangenomen moties van het lid Graus. Het is leuk en aardig om het allemaal te herhalen en het is ook leuk voor de bühne, maar het lijkt mij beter om nieuwe dingen aan te snijden. Ik zou tegen de heer Wassenberg willen zeggen: don't imitate, innovate! Dat is wat ik hem wil adviseren voor het geval hij nog een keer in de Kamer terugkomt.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, mag ik daarop reageren? Ik heb naar de cijfers gekeken. Die cijfers laten zien dat het aantal proefdieren vanaf de jaren tachtig daalt tot onder de 1,5 miljoen dieren. Maar die daling is al vijftien jaar gestaakt. We zien nu een stabilisering op ongeveer 600.000 tot 700.000 proefdieren en daar gaat helemaal niets meer van af. Er is zelfs een tijdelijke stijging te zien geweest als gevolg van het gebruik van biotechnologie bij dieren. Wat wij ook zien — dat is heel alarmerend — is dat het aantal dieren die in reserve worden gebruikt en die dus onder dezelfde condities worden gehouden als proefdieren, is gestegen van 300.000 naar 500.000 à 600.000. Het totale aantal dieren in de proefdiercentra is dus zelfs gestegen, en niet zo'n beetje ook. De heer Graus zegt dat er heel veel over is gesproken in de Kamer. Dat is heel interessant, maar kennelijk is het aantal proefdieren niet verminderd. Daarover wil ik het hebben.

De heer Graus (PVV):
Mijnheer Wassenberg komt er misschien ooit nog weleens achter: alles in Den Haag, zelfs de liftdeuren, gaat zo snel als dikke stront door een trechter, om maar binnen het vakjargon te blijven.

De voorzitter:
Nou, nou ...

De heer Graus (PVV):
Het gaat gewoon allemaal niet zo snel als u wilt. De moties zijn allemaal vrij recent aangenomen, maar wij moeten de staatssecretaris natuurlijk wel de kans geven om er iets mee te doen. Iedereen is nu aan het jasje van de staatssecretaris aan het trekken. Wie wil er mee onder moeders paraplu lopen, vraagt de ChristenUnie. Een andere partij vraagt om meer werkbezoeken. Daar ben ik op tegen. De staatssecretaris moet gewoon aan de slag gaan met de uitvoering van onze moties. Dan zult u zien dat het wel snel gaat. Maar wij kunnen geen ijzer met handen breken. Iets wat decennialang heeft geduurd, kun je niet in een paar maanden oplossen. U moet de staatssecretaris dus wel de tijd gunnen om de moties uit te voeren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Mag ik daarop reageren, voorzitter? Dat is de reden waarom ik expliciet heb gevraagd om meer in te zetten op validatie. Het gaat inderdaad extreem traag. Wetenschappers kunnen alternatieven ontwikkelen, maar het kan soms vijftien tot twintig jaar duren voordat die alternatieven ook breed politiek worden erkend. De politieke erkenning gaat vaak nog langzamer dan de wetenschappelijke doorbraak. Dat is de reden waarom ik de staatssecretaris heb gevraagd om op Europese schaal te werken aan de validatie, zodat de alternatieven, wanneer ze er zijn, sneller en eerder gebruikt kunnen worden door de wetenschap, en zodat wij af kunnen komen van de dierproeven, waarvan wij allebei af willen. De validatie is echt van cruciaal belang.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik wilde even terugkomen op het agrarisch natuurbeheer. De heer Wassenberg constateerde terecht dat het agrarisch natuurbeheer buitengewoon slechte rapportcijfers heeft gehad. Je kunt erover twisten of het helemaal niets heeft opgeleverd of heel weinig, maar het is allebei te weinig. Tot zover kan ik zijn verhaal dus uitstekend volgen. Ik bespeur echter dat de Partij voor de Dieren daarmee eigenlijk zegt: afschaffen. Schaf het agrarisch natuurbeheer af. Tegelijkertijd is het volgens mij zo — ik ben benieuwd of de heer Wassenberg dat met mij eens is — dat er goede voorbeelden zijn van goed en effectief agrarisch natuurbeheer. Zo werkt de Vogelbescherming samen met een honderdtal weideboeren die dat op een uitstekende wijze doen. Is de heer Wassenberg het met mij eens dat het dan wellicht verstandiger is om te zorgen voor het effectief krijgen en effectief aanwenden van de middelen voor agrarisch natuurbeheer en dat dat beter zou zijn dan het afschaffen ervan?

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zou het belangrijk vinden dat de beschikbare middelen worden besteed aan natuurbudgetten, waarop nu bezuinigd is, maar niet aan het agrarisch natuurbeheer, want het kan echt op een betere manier. Het geld kun je maar één keer uitgeven, en het agrarisch natuurbeheer is wat ons betreft onvoldoende. Daar gaat wat ons betreft het geld dus niet naartoe.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik doe toch een poging om de heer Wassenberg te overtuigen om daar anders tegen aan te kijken. Dat doe ik vanuit de veronderstelling dat je niet al het agrarisch gebied, of een groot deel van het agrarisch gebied, kunt omzetten in natuur, die je vervolgens gaat beheren, nog afgezien van het feit dat dit echt heel erg duur zou worden. Dat laatste zou ik er misschien nog wel voor over hebben, maar een Kamermeerderheid niet, denk ik. Het zou buitengewoon effectief kunnen zijn om juist binnen de agrarische functie op een effectieve manier maatregelen te laten treffen door boeren, graag met enige grip op wat er gebeurt in die gebieden. Dat is toch vele malen goedkoper, en tegelijkertijd effectief binnen een van nature of in elk geval logischerwijs agrarisch gebied met koeien in de wei.

De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Grashoff gaf zonet een voorbeeld dat ik niet ken. Misschien is het het verstandigst dat hij dat voorbeeld dadelijk, tijdens een schorsing, even met mij bespreekt. Dan kan ik er in tweede termijn nog op terugkomen. Dat lijkt mij het verstandigst.

Interrupties bij andere partijen

De heer Wassenberg (PvdD):
Mevrouw Lodders vraagt zich af waarom je hier soorten zou beschermen die ook op andere plekken in Europa voorkomen, maar we hebben het over het ecosysteem en de natuur hier. De dier- en plantensoorten die hier voorkomen, vormen een onderdeel van het ecosysteem. Op het moment dat je daar dieren of planten uit weghaalt, kan dat betekenen dat het ecosysteem hier te gronde gaat. Waarom zou het ecosysteem in Nederland ermee gebaat zijn als er elders in Europa ook nog bepaalde diersoorten voorkomen?

Mevrouw Lodders (VVD):
Omdat we in Nederland soms ridicule maatregelen moeten nemen om iets dat misschien duizenden jaren geleden in onze natuur voorkwam, en nu niet meer, terug te brengen. Een ander voorbeeld: de das. In Brabant zijn heel veel miljoenen geïnvesteerd om de das te behouden, maar hemelsbreed zeven kilometer over de grens is het een dier dat bejaagbaar is. Daar moet je een evenwicht in aanbrengen. Daar wil de VVD naar op zoek.

Beantwoording staatssecretaris eerste termijn

Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg vroeg mij waarom ik bezuinig op natuur, maar wel meer geld uitgeef aan natuursubsidies aan boeren. We bezuinigen niet op natuur. Er is deze periode juist extra geïnvesteerd in natuur. Een belangrijk doel van het natuurbeleid is om onze prachtige landschappen, onze unieke natuur en onze kwetsbare dieren te beschermen. Een deel van de soorten waarvoor Nederland een internationale verplichting heeft, komt vooral voor buiten Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland en is afhankelijk van agrarisch gebied. Denk aan de weidevogels, waarover ik zo nog apart kom te spreken, en de akkervogels. Om de goede leefomstandigheden voor die soorten te creëren, is beheer door boeren nodig. Voor het uitvoeren van dat beheer ontvangen zij natuursubsidies.

Voorzitter. Ik kom zo te spreken over de weidevogels, maar gelet op de ingenomen posities hier tegenover mij, is het misschien niet verstandig om meteen daartoe over te gaan.

[…]

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb een paar vragen over het vorige blokje. Dat komt door de snelheid waarmee de staatssecretaris door de onderwerpen marcheert.

De voorzitter:
Ik probeer hem de hele tijd af te remmen, maar hij is niet te houden.

Staatssecretaris Van Dam:
Ik wordt daartoe zeer aangemoedigd door de voorzitter.

De heer Wassenberg (PvdD):
We hebben gisteren ook gesproken over de biodiversiteit. Er is een aantal rapporten verschenen waaruit blijkt dat het slecht gaat en dat Nederland met uitwerken achterloopt op allerlei Europese regels. Het aanwijzen van Natura 2000-gebieden is traag gegaan. Wat ook traag is gegaan en nog steeds traag gaat, is het verbinden van natuurgebieden, iets wat erg belangrijk is. Aan een aantal natuurgebieden die als losse postzegels verspreid door het land liggen, heb je niet veel. Die moeten verbonden worden, want anders sterven plant- en diersoorten uit. De verbinding is echt cruciaal. Daar staat of valt het natuurbeleid mee. Ik heb ook gevraagd om een sterke regierol van de staatssecretaris. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat de natuurgebieden vaak in andere provincies liggen. Daar moet de rijksoverheid op sturen. De Programmatische Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 ingegaan. In juni heeft Noord-Brabant een aantal regels voorbereid om in bepaalde gevallen vee-industrieën strenge regels op te leggen. Dat is in het diepste geheim gebeurd om te voorkomen dat er allerlei aanvragen zouden komen. Dat is ook voorkomen.

De voorzitter:
Gaat u richting een vraag?

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, nu ga ik richting mijn vraag. Uiteindelijk heeft Noord-Brabant strenge regels gesteld. De ruimte die ontstond, is meteen opgevuld door Limburgse bedrijven die in hetzelfde grensgebied lagen en die de ontwikkelruimte hebben opgevuld. Wat er gewonnen is in Noord-Brabant is meteen tenietgedaan in Limburg. Is daar niet een strengere coördinatie en regie van de rijksoverheid nodig?

Staatssecretaris Van Dam:
Dat was een lange vraag, waar meerdere vragen in zaten. Ik hoop dat ik erin slaag om die allemaal recht te doen. De heer Wassenberg vindt dat de aanwijzing van natuurgebieden traag gaat. Ik ben van mening dat wij er zeer voortvarend mee bezig zijn. Ik zal de lijn van mijn voorganger voortzetten. Er moeten zeker nog natuurgebieden worden aangewezen, maar er zijn al grote stappen gezet.

Voorts zegt de heer Wassenberg dat je niets hebt aan losse natuurgebieden. Zo zou ik dat niet willen zeggen. Die zijn goed voor de natuur en mensen beleven daar veel plezier in. Hij zegt terecht dat het goed is als ze verbonden worden. Dat is de ambitie van het Natuurnetwerk Nederland. Wij proberen dat samen met de provincies te realiseren. Ik heb al gezegd dat wij daar allemaal zeer aan gecommitteerd zijn.

De heer Wassenberg vraagt om een sterke regierol. Dat is niet hoe wij het georganiseerd hebben. Provincies en Rijk werken samen. Die samenwerking ging onder mijn voorganger voortreffelijk en ik ben zeker van plan om die zo voort te zetten, juist omdat wij elkaar nodig hebben om de ambities te realiseren waarover de heer Wassenberg spreekt.

Verder verwees hij naar het PAS. In het PAS wordt rekening gehouden met dit soort ontwikkelingen. Als er op de ene plek ruimte ontstaat, kan die op een andere plek worden ingevuld. Dat is het achterliggende idee. Het is aan provincies onderling om daarover afspraken te maken, als men vindt dat de activiteiten van de een te veel effect hebben op de activiteiten van de ander.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, maar het PAS is toch ook bedoeld om stikstof terug te dringen? Als de ene provincie zegt stikstof te willen terugdringen, terwijl de andere provincie ruimte denkt te hebben om extra stikstof toe te voegen, dan gaat het gebied er per saldo absoluut niet op vooruit. Daar was het PAS toch voor bedoeld?

Staatssecretaris Van Dam:
Het PAS is bedoeld om twee dingen naast elkaar te realiseren, namelijk bescherming van de natuur en het voorkomen van overbemesting door de neerslag van stikstof, maar ook om ruimte te creëren voor economische ontwikkeling. Ik noem als voorbeeld dat er een ontwikkeling gaande is dat auto's steeds schoner worden en steeds minder stikstofoxide uitstoten. Dat kan ruimte creëren voor andere economische activiteiten. Het PAS is ook bedoeld om te voorkomen dat ons land op slot gaat, omdat we alleen met de blik van de natuurbescherming kijken. De bedoeling is juist om natuur en economische activiteiten beide mogelijk te maken, zodat het beschermen van natuur hand in hand kan gaan met ruimte creëren voor economische activiteit. Dat is de doelstelling van het PAS.

[…]

Staatssecretaris Van Dam:
Vanzelfsprekend. Als je een subsidiebeschikking hebt afgegeven en je wilt tussentijds bijsturen, dan moet je dat op voorhand al hebben aangegeven, anders heb je daar geen juridische basis voor. Als de heer Leenders mij vraagt of ik dit onder de aandacht wil brengen van de provincie, dan zeg ik dat ik dat natuurlijk altijd kan doen. Ik vermoed dat de provincies ook luisteren naar dit debat. Ze zullen daarop geattendeerd zijn. Wij kunnen dat altijd nog een keer doen, zo zeg ik tegen de heer Leenders.

De weidevogels zijn een onlosmakelijk onderdeel van ons prachtige weidelandschap. Niet voor niets stond ik daar al in mijn inleiding bij stil. Zo denkt niet alleen Marsman terug aan Nederland toen hij een tijd in het buitenland zat, maar zo denken velen aan Nederland: de groene weidelandschappen, het water daartussen en de koeien in de wei. De weidevogels horen daar ook bij. Hun aantallen nemen echter al jaren fors af. Die afname is zelfs zo fors dat wij ons zorgen moeten maken. Samen met boeren, natuurorganisaties, provincies en andere belanghebbende partijen wil ik daarom alles op alles zetten om een ombuiging van die trend te realiseren. Daarom moet voor de zomer van 2016 een breed gedragen plan van aanpak gereed zijn waarin de volgende stappen terugkomen. 1. De effectiviteit van het huidige beheer moet worden vergroot. Ik vraag daarom aan Alterra om op korte termijn in kaart te brengen wat je zou moeten doen voor een gezonde populatieomvang van weidevogels en welke ambitie daarbij haalbaar is. 2. Wij moeten inzetten op boeren van morgen. Dat stelt ook eisen aan de inrichting van de bedrijfsvoering. Er dient meer aandacht te zijn voor landbouw en natuur in de curricula van groene opleidingen. Samen met de provincie Friesland financier ik het inrichten van een lectoraat over weidevogels door de Hogeschool Van Hall Larenstein. Wij moeten naar systeeminnovatie zoeken. Het is nodig om boeren die aan weidevogelbeheer willen doen, handelingsperspectieven te geven, opdat het aantrekkelijk wordt om weidevogelbeheer te integreren in de bedrijfsvoering.

De heer Grashoff heeft gevraagd hoe ik het weidevogelbeheer denk te kunnen financieren uit de 30 miljoen die Nederland van Brussel heeft gekregen in het kader van de situatie in de melkveehouderij. Deze 30 miljoen zet Nederland in volgens de drie sporen verduurzaming melkveehouderij, vitalisering van de varkenshouderij en mestverwerking. De gesprekken over de concrete invulling van deze sporen met de sector en de Europese Commissie zijn nog gaande. Het is mijn inzet om ook weidevogelbeheer onderdeel uit te laten maken van het pakket. De vraag van de heer Grashoff of de Europese Commissie de inzet van deze middelen voor weidevogelbeheer zal goedkeuren, kan ik zonder meer beantwoorden met ja. De Commissie heeft dit inmiddels bevestigd. Productie die zich mede richt op maatschappelijk draagvlak, zoals het weidevogelbeheer, versterkt de markt voor een dergelijk product. Het weidevogelbeheer past daarmee binnen het door de Europese Commissie vastgestelde kader.

Ik ben nu aangekomen bij de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik liep maar snel naar de interruptiemicrofoon, want ik dacht: het gaat me geen tweede keer gebeuren dat ik te laat ben.

Ik wilde nog even verdergaan over de weidevogels, ook omdat die alles te maken hebben met het blokje over het agrarisch natuurbeheer. De staatssecretaris zegt dat er een plan komt en dat we gaan bekijken wat we moeten doen. Maar volgens mij moeten we beginnen met vaststellen waarom het zo slecht gaat met de weidevogel. Uit alle rapporten, ook het recente rapport Living Planet van het Wereld Natuur Fonds?, blijkt dat wij hier een zeer intensief maaibeleid hebben met drie keer per jaar. Verder hebben wij een monocultuur van grasland, waar weinig bloemen en kruiden zijn en daarom ook geen insecten en ook geen voedsel voor de weidevogels. Wij hebben hier een hoog gifgebruik. Wij hebben een intensieve veehouderij. Die wordt ook door het Wereld Natuur Fonds aangehaald, waarbij het WNF zegt dat alles hier onder stikstof wordt bedolven, waardoor de soortenrijkdom afneemt en daardoor het aantal weidevogels. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag of wij die weidevogels wel kunnen beschermen als wij het hele landbouwbeleid niet rigoureus veranderen.

Staatssecretaris Van Dam:
Het valt me in dit debat op dat het antwoord van de Partij voor de Dieren altijd is dat de hele landbouwsector totaal anders moet worden georganiseerd. Dat is niet altijd een even kansrijk perspectief. Je moet bekijken of je de bescherming van weidevogels kunt integreren in de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven. In mijn brief heb ik aangegeven dat dat niet makkelijk zal zijn en dat er geen eenvoudige antwoorden zijn voor het beschermen van de weidevogels. Om die reden hanteer ik in het plan van aanpak die verschillende sporen en wil ik deze graag budgettair ondersteunen, ook gebruikmakend van middelen die uit de EU komen. Daarmee hebben we echter niet het ei van Columbus gevonden. Ik vraag Alterra dus niet voor niets om in beeld te brengen hoe een gezonde populatieomvang van weidevogels er in Nederland uit zou kunnen zien. Ik denk niet dat we terug zullen kunnen naar de aantallen die we ooit hadden, maar ik wil wel dat de omvang van die populatie gezond is. Ik vind wel dat we het tij moeten keren, sowieso vanwege de intrinsieke natuurwaarde van weidevogels, maar ook omdat ze bij Nederland horen. Ik vind daarom dat we hierin ambitieus moeten zijn. De heer Van Wassenberg heeft gelijk dat die ambities moeilijk zijn te realiseren, maar als hij zegt dat een compleet ander landbouwsysteem de enige manier is waarop dat kan, lijkt mij dat niet realistisch.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dit is een beetje een jij-bak, want niet alleen de Partij voor de Dieren roept dit. Alle deskundigen zeggen dat er te intensief wordt gemaaid, dat er te veel gif wordt gebruikt, dat er te veel monoculturen zijn en dat de boel hier wordt verstikt door stikstof. Die vier punten veranderen, noem ik een rigoureuze aanpak. Het is erg flauw om te zeggen dat alleen de Partij voor de Dieren dat wil veranderen. Nee, dit zijn de adviezen van deskundigen. Die zeggen dat we dat zullen moeten doen als we die weidevogels en de natuur willen helpen. Dat geldt trouwens ook voor het agrarisch natuurbeheer. Dat kan prima zijn, maar zolang we op zo'n intensieve manier onze gronden gebruiken, heeft dat agrarisch natuurbeheer heel weinig zin.

Staatssecretaris Van Dam:
Ja, maar ik wijs erop dat er ook deskundigen zijn die in dit opzicht wijzen op de roofdierenpopulatie, die in de afgelopen jaren is vergroot en invloed heeft op de stand van de weidevogels. Er is dus meer bij te betrekken dan de invloed van de landbouw. Om die reden vragen wij Alterra om in beeld te brengen wat een gezonde populatie is en wat voor maatregelen daarvoor nodig zouden zijn, en mogelijk; daar moet je namelijk wel naar kijken. Natuurlijk betekent dit ook iets voor de manier waarop boeren met hun land omgaan. Boeren hebben in onze samenleving nu eenmaal de bijzondere positie dat zij niet alleen een bedrijf runnen, maar ook ons landschap beheren, waar we allemaal van genieten. We hebben de discussie hierover al gehad. Voor die rol financieren we hen ook, voor een deel uit Europese middelen. Er zijn mogelijkheden om de financiering op dit punt te versterken, ook omdat dit voor boeren veranderingen in de bedrijfsvoering meebrengt: op een ander moment maaien, anders maaien, misschien een deel van het land tijdelijk laten gebruiken ten behoeve van de weidevogelstand. Al dit soort opties moet in beeld gebracht worden en vertaald worden naar de bestaande praktijk, maar ook — dat zeg ik niet voor niets — naar de boeren van morgen, de jongeren die een opleiding volgen. Dit moet dus verankerd worden in het groenonderwijs. We willen namelijk weidevogels niet alleen de komende paar jaar beschermen, maar we willen ze voor de toekomst voor ons land behouden.

Tweede termijn

De heer Wassenberg (PvdD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Ik begin met het onderwerp kweekvis. De staatssecretaris zegt dat kweekvis geen oplossing is voor het leegvissen van de oceanen. Dat is goed nieuws, maar hij schrijft tegelijkertijd dat viskweek, mits het op een duurzame manier gebeurt, kan bijdragen aan mondiale voedselvoorziening. Dat staat in de schriftelijke beantwoording. Hoe ziet de staatssecretaris dit voor zich? Bij viskweek worden grote aantallen vissen in kleine bakken of bassins gehouden, met beschadiging en ziekte tot gevolg. Daarbij wordt, net als bij andere takken van de bio-industrie, veel antibiotica gebruikt. Viskweek brengt dus per definitie met zich mee: veel vissen, weinig ruimte, verstoord dierenwelzijn, hoog antibioticagebruik en hormoongebruik, om vissen tot voortplanten te dwingen. Dan klinkt het heel fijn als de staatssecretaris stelt dat een duurzame viskweek wordt nagestreefd, maar voor de Partij voor de Dieren is dat toch een contradictio in terminis.

Ik ga even door over kweekvis, maar dan in Amerika. Vorige maand heeft het Amerikaanse voedselagentschap een genetisch gemanipuleerde zalm goedgekeurd voor menselijke consumptie, maar die zalm hoeft niet als zodanig — genetisch gemanipuleerd — gelabeld te worden. Doordat die labeling ontbreekt, bestaat het riscio dat die zalm vroeg of laat ook opduikt op de Europese of Nederlandse markt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Amerikaanse voedselagentschap genetisch gemanipuleerde zalm voor menselijke consumptie vorige maand heeft goedgekeurd;

constaterende dat in Amerika bij verkoop niet vermeld hoeft te worden dat de vis genetisch gemanipuleerd is;

constaterende dat in Nederland draagvlak voor de consumptie van genetisch gemanipuleerde dieren ontbreekt;

verzoekt de regering, te voorkomen dat genetisch gemanipuleerde dieren, zoals de zalm, op de Nederlandse markt komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

[…]

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europees Milieuagentschap waarschuwt dat de huidige bescherming van Europese zeeën onvoldoende is om mariene ecosystemen in stand te houden;

constaterende dat de visserijvrije zone in het Nederlandse gedeelte van de Noordzee slechts 0,25% van de oppervlakte bestrijkt;

verzoekt de regering, meer en grotere visserijvrije Noordzeereservaten aan te wijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

[…]

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie in de tussentijdse evaluatie van de Biodiversiteitsstrategie 2020 concludeert dat Nederland onvoldoende vooruitgang boekt;

constaterende dat dit deels komt doordat Nederland achterloopt met de implementatie van de Europese natuurrichtlijnen, zoals het opstellen van beheerplannen voor Natura 2000-gebieden door provincies;

verzoekt de regering, een sterkere regierol te nemen door jaarlijkse tussendoelen te formuleren die een voorspoedige implementatie garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn laatste vijftig seconden wil ik gebruiken voor een verzoek aan de staatssecretaris. Mevrouw Thieme heeft in haar bijdrage gevraagd of de staatssecretaris zijn collega van Financiën kan attenderen op de financiering via Atradius. Mijn vraag is, of hij op dit punt een toezegging kan doen.

Dan heb ik nog een halve minuut over, voorzitter.

Beantwoording staatssecretaris

Staatssecretaris Van Dam:
De Partij voor de Dieren vroeg bij monde van de heer Wassenberg hoe ik het voor mij zie dat viskweek leidt tot meer duurzaamheid. Ik heb aangegeven dat viskweek ertoe kan leiden dat de druk op de visserij op zee afneemt en dat daarmee duurzaam beheer van visstanden dichterbij gebracht wordt. Het is produceren van vis in plaats van het vangen van vis. Ik zeg erbij dat de viskweek op duurzame wijze moet plaatsvinden. Antibioticagebruik, dat nu vaak hoog is, zoals de heer Wassenberg terecht opmerkte, moet sterk worden verminderd. Ik wijs daarnaast op het ASC-keurmerk, dat toeziet op de duurzaamheid van de viskwekerij. Het is dus niet gezegd, zoals de heer Wassenberg suggereerde, dat de viskweek per definitie niet duurzaam is, maar ik onderschrijf dat dit risico wel degelijk bestaat en dat er dus ook maatregelen voor genomen moeten worden.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank voor het antwoord. Ik heb nog één vraag. Kweekvis eet over het algemeen wilde vis. Er wordt daartoe wilde vis gevangen. Vaak is er een voederconversie van 1 op 4. Dus om 1 kilo kweekvis te kweken, is 4 kilo wilde vis nodig. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Van Dam:
Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet alle voorwaarden van het ASC-keurmerk uit mijn hoofd ken, maar ik meen dat dit onder andere daarop ziet. De kwesties die de heer Wassenberg aanstipt, maken dat viskweek niet echt duurzaam is, terwijl de ambitie, ook die bijvoorbeeld onder het ASC-keurmerk ligt, is om viskweek wel duurzaam te maken. Die ambitie zouden we volgens mij moeten delen.

[…]



Staatssecretaris Van Dam: De motie-Wassenberg op stuk nr. 154 gaat over het voorkomen dat genetisch gemanipuleerde dieren zoals de zalm op de Nederlandse markt komen. Voor genetisch gemanipuleerd voedsel geldt de toelatingsprocedure inclusief de veiligheidsbeoordeling van de EFSA. Voor genetische gemodificeerde zalm is geen toelating. Die mag dus niet worden ingevoerd op de Nederlandse en de Europese markt. Deze motie is overbodig.

De voorzitter:
Wordt de motie mitsdien ontraden of laat u het oordeel erover aan de Kamer?

Staatssecretaris Van Dam:
De Kamer moet natuurlijk zelf weten wat zij met overbodige moties doet, maar ik zou het nooit aanraden om die aan te nemen, dus "ontraden". De motie-Wassenberg op stuk nr. 155 verzoekt de regering meer en grotere vissersvrije Noordzeereservaten aan te wijzen. Het kabinet heeft de ambitie dat vanaf 2020 10% tot 15% van het Nederlandse deel van de Noordzeebodem niet noemenswaardig wordt beroerd. Nederland wijst gebieden aan op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze aanwijzing wil ik zo spoedig mogelijk doen. Daarnaast zijn er nog twee gebieden onder het beschermingsregime van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarmee dragen wij bij aan het in stand houden van kwetsbare vissoorten en de bescherming van paaiende vis. Dat is de lijn. De motie vraagt om daarin verder te gaan. Ik denk dat wij al vrij ambitieus zijn, dus ik ontraad deze motie.

De motie-Wassenberg/Van Gerven op stuk nr. 156 vraagt om een sterke regierol waar het gaat om Natura 2000. In de aanwijzingsbesluiten stellen wij doelen per gebied vast. Deze worden uitgewerkt in beheerplannen. Deze plannen worden elke zes jaar geëvalueerd. Jaarlijkse tussendoelen stellen, zoals in het dictum van de motie wordt verzocht, draagt daar niet aan bij. Daarbij is het natuurbeleid gedecentraliseerd. Ik vind het niet gepast om een sterke regierol te nemen. Wij werken samen met de provincies op basis van de decentralisatie. Ik ontraad de motie.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

SO Additionele Regels ten behoeve van de groei van de melkveehouderij

Lees verder

Bijdrage Thieme begroting Economische Zaken 2016 onderdeel Landbouw en Natuur

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer