Bijdrage Wassenberg AO Landbouw- en Visserijraad 9 december 2015
Bijensterfte door neonicotinoïden
Voorzitter. Gevaarlijk landbouwgif met naam neonicotinoïden zorgen voor bijensterfte en leveren gevaar op voor onder andere vogels. Het gedeeltelijke moratorium op drie soorten neonics wordt op dit moment geëvalueerd.
De Tweede Kamer wil een compleet Europees verbod op alle neonicotinoïden[1]. Recente wetenschappelijke studies bewijzen nogmaals dat dat ook echt nodig is. Wanneer verwacht de staatssecretaris een voorstel van de Europese Commissie over verlenging en uitbreiding van het huidige moratorium op neonics?
Wat me grote zorgen baart, is dat de Europese Commissie een nieuw soort landbouwgif heeft toegelaten, sulfoxaflor heet dat, dat volgens experts voor bijen net zo gevaarlijk is als de neonicotinoïden, waar we juist vanaf willen. Dit geeft heeft de zelfde werking als neonicotinoïden op het centrale zenuwstelsel. Is de staatssecretaris het met me eens dat we dit soort gifstoffen niet moeten toelaten, en is hij bereid hier bezwaar tegen te maken in Brussel? Kan hij ook toezeggen dat dit middel, waarvan zelfs de EFSA zegt dat ze er eigenlijk niet genoeg over weten om te zeggen dat het veilig is, niet toegelaten zal worden voor gebruik in Nederland?
[1] Aangenomen motie van Esther in 2013 hierover.
Gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen
Voorzitter, dan de gemedicineerde diervoeders en diergeneesmiddelen.
De Partij voor de Dieren heeft al meerdere malen vragen gesteld over deze fiches maar ons is nog niet alles duidelijk. Als ik de verordening goed begrepen heb, leidt deze ertoe dat er ook antibiotica verstrekt worden via het voer van gezelschapsdieren. Daarbij wordt de verordening uitgebreid naar kleine sectoren, zoals struisvogels en konijnen. Dit kan een risico opleveren dat er bij deze sectoren nu ook koppelbehandelingen gaan komen. De Partij voor de Dieren is tegen koppelbehandelingen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij dit punt gaat inbrengen in de Raad en dat hij zich tegen koppelbehandelingen uitspreekt? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom er voor gekozen is om gezelschapsdieren en deze kleine sectoren in deze verordening toe te voegen?
Wij hebben al eerder gevraagd hoe het zit met Europese maatregelen op het gebied van preventie van ziekten. Natuurlijk moet een ziek dier behandeld worden, maar inzetten op preventie van ziekten is nog veel belangrijker. Als er in diergezondheidsbeleid sprake is van een gebrek aan echt goede doelen op het gebied van preventie, blijf je zitten met zieke dieren die voortdurend moeten worden opgepept. Het leven in te kleine stallen, lange transporten, fokken op hoge productie zijn allemaal factoren die leiden tot een lage weerbaarheid, vatbaarheid voor infecties en dierziekten. Is de staatssecretaris bereid om binnen het diergezondheidsbeleid zich hard te maken voor maatregelen die het natuurlijk gedrag bevorderen, waardoor dieren blijer, robuuster en weerbaarder worden? Graag een reactie.
Paardenvlees
Voorzitter, dan het paardenvlees. Vorig jaar hebben wij in de Kamer een debat gevoerd over het paardenvlees wat uit Noord- en Zuid Amerika komt. Naast de risico’s voor de volksgezondheid hebben ook de mishandeling van paarden besproken. Kan de staatssecretaris een stand van zaken geven op dit dossier? De Europese Commissie is destijds ingegaan op een verbod van paardenvlees uit Mexico. Canada is overgegaan op zogenoemde ‘feedlots’, dit zijn verzamelplaatsen waarbij paarden 6 maanden gehouden worden zodat eventuele medicijnen uit het bloed verdwijnen. Dierenwelzijnsorganisaties melden dat paarden hier aan hun lot overgelaten worden, geen medische verzorging en beschutting en ondermaatse voeding krijgen. Ze staan vaak tussen dode veulens en paarden die het vervoer niet hebben overleefd. Kan de staatssecretaris een update geven van dit dossier? Is hij bereid om voor te stellen dat de Europese dierenwelzijnseisen niet alleen voor slacht maar ook voor transport en verzamelplaatsen moeten gelden? Paardenvlees uit Canada komt ook Nederland in. Hoe kan gegarandeerd worden dat het vlees van paarden die 6 maanden lang geen veterinaire verzorging hebben gekregen en tussen dode en zieke paarden staan, de volksgezondheid niet bedreigt? Moet er naast een importstop van paardenvlees uit Mexico, ook niet een importstop voor Canada komen?
Visserij
Vandaag staat op de geannoteerde agenda de Nederlandse inzet voor de onderhandelingen van visbestanden waar Nederland een groot belang in heeft.
Deze week verscheen daarover een verontrustend wetenschappelijk artikel in het blad ‘Marine Policy’. De onderhandelingen resulteren stelselmatig in vangstquota die veel hoger zijn dan de op wetenschappelijke gronden geadviseerde quota. Het onderzoek toont ook aan dat Nederland samen met Spanje en Portugal de lijst van overbevissende EU-staten aanvoert.
We signaleren dat Nederland ook in 2016 van plan is om af te wijken van de wetenschappelijke standaarden en in te zetten op hogere quota, zoals bij de Noordzeetong.
Voorzitter, ons verzoek is helder: Is de staatssecretaris bereid om in te zetten op vangstquota in lijn met wetenschappelijk advies?
Voorzitter, kan de staatssecretaris aangegeven wat de inzet is voor andere visbestanden? Bijvoorbeeld voor makreel waarvan de overbevissing alleen maar toeneemt? En de zeebaars die op het punt staat in haar voortplanting bedreigd te worden na ruim 2 decennia overbevist te worden? Kunnen wij verwachten dat Nederland hier een sterke positie inneemt en, bijvoorbeeld in het geval van de zeebaars, het voorstel van de Commissie steunt om de noodmaatregelen verder aan te scherpe in 2016?
Voorzitter, wij vragen in het bijzonder een sterke positie van Nederland voor roggen en haaien. Uiterst kwetsbare soorten waarvan veel Noordzee bestanden onder druk staan. Is de staatssecretaris voornemens werk te maken van een coherent beheersplan voor roggen in de Noordzee? En bent u bereid om voor de ruwe haai, de gladde haai en kathaaien aanvoerbeperkingen in te stellen en hierin het wetenschappelijk advies te volgen?
Tot slot de aanlandplicht. Die is hard nodig, aangezien de ongewenste vangst die over boord wordt gegooid kan oplopen tot wel 40% van de vangst. Daar moet hard aan gewerkt worden en mag niet resulteren in een verhoogde visserijdruk op visbestanden.
..................................
Beantwoording staatssecretaris:
Voorzitter. Dit is mijn eerste AO: ik bevind me dus in goed gezelschap. Het is hartverwarmend dat bij elk debat dat ik tot nu toe heb gevoerd, ook altijd een Kamerlid voor de eerste keer sprak. Gisteren was dat ook het geval in de Eerste Kamer. Met dit AO heb ik geloof ik alle mogelijke soorten debatten gehad, met uitzondering van een wetgevingsoverleg. Dat doen we volgend jaar. Als we met elkaar over de mest moeten gaan praten, zou dat qua planning weleens handig kunnen zijn.
Ik dank de Kamer voor alle vragen en voor de betrokkenheid. Misschien is de vraag van de heer Dijkgraaf een goede om mee af te trappen. Hij vroeg hoe ik ga voorzien in de informatievoorziening tussen het kabinet en de Kamer met betrekking tot de Europese Raden. Ik zet daarin de lijn van mijn voorganger voort, waarover ik overigens positiever was dan de heer Dijkgraaf. Ik heb natuurlijk veel aan de kant van de Kamer gezeten en informatie gekregen over de Europese Raad. Ik weet dat ik het vervelend vond dat je als Kamerlid de geannoteerde agenda altijd laat ontving en dat je je achteraf altijd afvroeg wat ermee was gebeurd.
Ik zal ervoor zorgen dat ons departement de geannoteerde agenda's zo snel mogelijk naar de Kamer stuurt. De Kamer heeft de geannoteerde agenda daarom afgelopen vrijdag al gekregen, hoewel er altijd op het laatste moment nog dingen in beweging zijn. Het punt van het plantgezondheidspakket is van de agenda. Polen heeft overigens aangekondigd toch nog een keer over varkensvlees te willen spreken, terwijl we dat vorige maand ook al hebben gedaan. Ik vind het handig om de geannoteerde agenda, zelfs als die nog niet helemaal definitief is, vast aan de Kamer te sturen. Dat is handig voor de voorbereiding.
De Kamer heeft gezien dat het verslag van de Raad van 16 november zeer uitvoerig is en veel informatie geeft over wat er precies besproken is, inclusief wat ik heb ingebracht. Die lijn wil ik zo voortzetten. Ik wil zo transparant mogelijk zijn, uiteraard voor zover de bespreking in de Raad dat toelaat. We kunnen niet alles mededelen wat iedereen heeft ingebracht, maar ik zal de Kamer in ieder geval altijd op de hoogte stellen van mijn eigen inbreng en het resultaat daarvan. . Dat lijkt me wel zo prettig voor de samenwerking. Ik zeg er wel bij dat het komende halfjaar vanwege het Nederlandse EU-voorzitterschap een iets neutralere rol gewenst wordt, niet alleen van mij, maar van alle leden van het kabinet die Raden moeten voorzitten. Dat geeft ons iets minder ruimte om de Nederlandse standpunten naar voren te brengen -- dat spreekt voor zich -- maar het geeft ons ook meer mogelijkheden.
De heer Dijkgraaf (SGP): Misschien was mijn inbreng wat scherp. Ik trek ook niet de conclusie dat de voorganger van de staatssecretaris het slecht gedaan heeft. Zeker niet. Als ik een aantal jaren bij elkaar optel, zie ik echter dat er wel momenten waren waarop het kabinet terugkwam met iets wat anders was dan de wens van de Kamer. Ik wil erop focussen dat we juist op die punten een uitvoerigere analyse krijgen van de manier waarop een en ander heeft kunnen gebeuren. Dat zijn namelijk wel de pijnmomenten.
Staatssecretaris Van Dam: De heer Dijkgraaf gaf in zijn eerste termijn eigenlijk zelf het antwoord al. We zitten met 28 landen in de Raad. Het zal zo nu en dan best voorkomen dat ik met iets anders terugkom dan wat de Kamer graag had gezien. We hebben het nu eenmaal niet alleen voor het zeggen. Dat gebeurt ongetwijfeld ook bij de komende Raad. Er moet veel onderhandeld worden en onderhandelen betekent over het algemeen dat je niet met je eigen inzet thuiskomt. Als je dat wel doet, heb je het echt heel goed gedaan. Ook over de onderhandelingsresultaten zullen we in de verslagen rapporteren. Dat is soms moeilijk. De Kamer vraagt mij te vertellen hoe het kan dat ik het gewenste resultaat niet binnenhaal. Ik kan niet altijd informatie geven over de precieze inbreng van andere landen. Die koppelen een en ander zelf terug aan hun parlement. Het is natuurlijk niet aan mij om alles terug te koppelen wat in de Raad gebeurt, maar ik zal het zo veel mogelijk aangeven, ook als het niet lukt om onze eigen inzet te realiseren. Laten we dat in ieder geval met elkaar afspreken.
Er waren een paar vragen over het EU-voorzitterschap en de daarin gestelde prioriteiten. Zoals ik al zei, geeft het voorzitterschap ons kansen om zelf een aantal zaken op de agenda te zetten. Ik heb aangegeven welke prioriteiten we in elk geval naar voren zullen brengen. De heer Dijkgraaf vroeg of ik het mededingingsbeleid niet moest toevoegen aan de prioriteiten. De heer Brouwer vroeg of het dierenwelzijn niet moest worden toegevoegd. Als je prioriteiten aan de agenda blijft toevoegen, zijn er op een gegeven moment geen prioriteiten meer. Bovendien loopt de reguliere agenda het komende halfjaar ook gewoon door, maar dit zijn uiteraard wel twee belangrijke onderwerpen.
Het mededingingsbeleid is primair het werkterrein van de minister. De heer Dijkgraaf zei het zelf al. Ik zal binnen de Landbouwraad zelf ook ingaan op het mededingingsbeleid en er aandacht voor vragen. De minister en ik werken op dat punt goed samen. In Brussel pleiten we voor de verruiming van de EU-kaders in het belang van duurzaamheid. Zoals ik in het begrotingsdebat al heb aangekondigd, verschijnen binnenkort de nieuwe beleidsregels voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM) waarin we ruimte zoeken voor duurzaamheid binnen de bestaande mededingingskaders. Op die twee fronten proberen we juist ruimte te zoeken voor samenwerking in de keten in het belang van duurzaamheid en in de overtuiging dat die uiteindelijk ook leidt tot een betere prijsstelling voor de primaire producenten.
Ik streef ernaar om de discussie over eerlijke ketens in het komende halfjaar op de agenda van de Landbouwraad te krijgen. Dat kan op basis van de High Level Group (HLG), die Eurocommissaris Hogan binnenkort zal instellen en die zich specifiek over dat onderwerp zal buigen. In die zin zorg ik ervoor dat het ook op die plek terugkomt.
.............................................
Staatssecretaris Van Dam: Als de Kamer er al in geslaagd was om die brief toe te voegen aan de agenda, had ik dat knap gevonden. Ik dacht: hij is klaar, dus we versturen hem. Dat heb ik gedaan in de wetenschap dat de Kamer er vanzelfsprekend apart over beslist en er een andere keer over wil doorpraten.
Op de aanlandplicht kom ik zo uitgebreid terug. Dat is typisch een voorbeeld van wat volgend jaar vanzelfsprekend regulier op de agenda staat en zeker aandacht zal krijgen.
De heer Brouwer noemde het dierenwelzijn. Ik vind het een belangrijk onderwerp en zal proberen er aandacht voor te vragen tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Zoals ik vorige week al in de begrotingsbehandeling heb aangegeven, zitten we nu vooral in het stadium om daarvoor het draagvlak binnen Europa te verbreden. We opereren in een kopgroep met Denemarken, Zweden en Duitsland voorop. Ook andere landen beginnen zich aan te sluiten en het lukt om het draagvlak te verbreden. We overwegen om in het komende halfjaar gezamenlijk een position paper over een EU-platform dierenwelzijn te agenderen op de Landbouw- en Visserijraad. De mogelijkheden daarvoor ben ik aan het bekijken.
Ik kom bij wat niet alleen hier maar ook volgende week de hoofdmaaltijd zal zijn, namelijk de visserij. Ik begin met de aanlandplicht. Daarna ga ik verder met de quota en de quotaonderhandelingen die traditioneel in de decemberraad de volle aandacht krijgen. Bij de begrotingsbehandeling heb ik al uitgebreid stilgestaan bij de aanlandplicht. Ik heb al aangegeven dat die nodig is, maar tegelijkertijd ook lastig is voor de sector. Daarvoor heb ik alle begrip en daarom zetten we in op het stap voor stap introduceren van de aanlandplicht. Ik heb al aangegeven dat we daarbinnen eigenlijk rek en ruimte zoeken, opdat de aanlandplicht daadwerkelijk geïmplementeerd kan worden, ook door onze vissers. Met die benadering is al het nodige bereikt. Per 1 januari 2016 hoeft bijvoorbeeld alleen ondermaatse tong aangeland te worden en de bijvangst niet. Als je op tong vist, hoef je bijvoorbeeld schol niet aan te landen. Dat gebeurt pas in 2018. We hebben daarin dus stappen gezet. We hebben ook uitzonderingen gekregen, bijvoorbeeld op ondermaatse tong. Mijn voorgangster heeft de keuze al gemaakt, omdat het waarschijnlijk effectiever is om het gesprek over rek en ruimte -- je kunt ook zeggen: de zachte landing -- in de aanlandplicht aan te gaan dan te proberen die tegen te houden of uit te stellen, waarop de heer Dijkgraaf aandringt, omdat het gesprek veel meer oplevert. We zien ook dat het inderdaad meer oplevert en ik wil dat zo voortzetten.
Er is een motie van de heer Dijkgraaf aangenomen waarin verzocht wordt het gesprek aan te gaan met de andere Noordzeelanden. Ik zal dat doen en ik zal dat op korte termijn doen. Ik probeer die gesprekken volgende week aan te knopen. Tegelijkertijd heb ik er bij de begrotingsbehandeling voor gewaarschuwd om er geen hoge verwachtingen van te hebben. We zijn immers op een ander spoor continu in gesprek om te zoeken naar die rek en ruimte om bijvoorbeeld de aanlandplicht voor schol op basis van wetenschappelijke informatie te laten plaatsvinden en ter discussie te stellen of die daadwerkelijk nodig is. Om dat gesprek voort te kunnen zetten, moeten we voorzichtig zijn met het al te hard aandringen op uitstel. Ik ga het gesprek met de andere Noordzeelanden aan, maar gelet op de manier waarop ze over de aanlandplicht denken, verwacht ik niet dat ze meegaan in het uitstellen hiervan. We zullen de uitkomsten van de gesprekken aan de Kamer terugkoppelen.
Er waren nog meer vragen over de aanlandplicht. De heren Dijkgraaf en Geurts begonnen over de technische maatregelen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dan krijg je dat. De motie is vrij duidelijk. In de motie wordt om twee dingen gevraagd, ten eerste om afstemming met andere landen. De motie zegt niet: als de afstemming mislukt of moeizaam gaat, dan maar niet. De motie is helder: een halfjaar uitstel na afstemming met de andere landen. Ik verwacht toch wat stevigere taal en een stevigere inzet van de staatssecretaris, want anders gaat hij gewoon op dezelfde weg door. De motie is niet voor niets ontraden, maar hij is ook niet voor niets aangenomen. In die zin betekent die motie echt iets voor de inzet van de staatssecretaris, zou ik zeggen.
Staatssecretaris Van Dam: Ja, maar in de begrotingsbehandeling ben ik ook duidelijk geweest over de verwachtingen die de Kamer daarbij moet hebben. We gaan namelijk niet zelfstandig over het uitstellen van de aanlandplicht. Dat weet de heer Dijkgraaf ook. De aanlandplicht is Europees ingesteld en de kans dat die met een halfjaar Europees wordt uitgesteld, acht ik zeer klein. In de motie wordt gevraagd daarover het gesprek aan te gaan met de andere Noordzeelanden. Ik heb al aangegeven dat ik niet verwacht dat die andere Noordzeelanden nu, op het laatste moment, willen meewerken aan het uitstel met een halfjaar. Ik geef erbij in overweging -- dat vind ik wel belangrijk -- dat we in een ander spoor inzetten op rek en ruimte in de aanlandplicht waarmee we resultaat bereikt hebben. Wat vanaf 1 januari moet worden aangeland, is zeer beperkt. Dat is gelukt door het voeren van dat soort gesprekken, waarmee we eigenlijk meer hebben ingezet op de manier waarop we de aanlandplicht kunnen beperken. Je zou kunnen zeggen dat een deel van de aanlandplicht al is uitgesteld. Per 1 januari hoef je niet alles aan te landen. Je hoeft maar zeer beperkt aan te landen. Daarnaast zijn andere verplichtingen doorgeschoven naar de toekomst. Wat nu moet worden aangeland, is redelijk overzichtelijk. Daarover hebben we in de begrotingsbehandeling al uitgebreid gesproken. Ik heb de Kamer toegezegd om het gesprek met de andere Noordzeelanden aan te gaan. Ik zal de Kamer een terugkoppeling geven van de uitkomsten van die gesprekken.
De heer Dijkgraaf (SGP): Precies dat doet me denken aan mijn eerste vraag -- of eigenlijk mijn laatste vraag, die de staatssecretaris als eerste beantwoord heeft -- over de manier waarop we omgaan met de terugkoppeling. Ik herinner me een veel eerdere motie over de aanlandplicht, die volgens mij indertijd is ingediend door de heer Bosman van de VVD en waarmee toenmalig staatssecretaris Bleker op pad werd gestuurd. Die kwam terug met een duidelijk verhaal dat het toch niet ging lukken. Nederland bleek daar toen op een heel positieve manier over de aanlandplicht te hebben gesproken in plaats van de Kamer te volgen. Dat proef ik hier nu ook. De staatssecretaris legt eigenlijk al van tevoren het hoofd in de schoot, terwijl de Kamer in meerderheid vraagt de aanlandplicht, althans de administratieve verplichtingen, een halfjaar uit te stellen. We kunnen een nog scherpere motie neerleggen, maar volgens mij vraagt de motie glashelder dat de staatssecretaris in Brussel moet knokken voor het uitstellen van de administratieve verplichtingen voor een halfjaar .
Staatssecretaris Van Dam: In de motie wordt gevraagd daarover het gesprek aan te gaan met de andere Noordzeelanden en dat zal ik doen. Ik zeg dat toe. Dat gesprek zal ik aangaan, maar qua transparantie is het belangrijk om ook aan te geven wat de Kamer kan verwachten. De ingangsdatum is binnen een maand; de Kamer moet dus geen wonderen verwachten. Ik zal het gesprek aangaan en ik zal dat doen in de richting die in de motie gevraagd wordt. Ik geef tegelijkertijd aan dat we ook andere gesprekken voeren waarmee we tot nu toe meer resultaat voor de Nederlandse visserijsector geboekt hebben: de aanlandplicht zoals die per 1 januari ingaat, is zeer beperkt. Met betrekking tot de administratieve verplichtingen heeft de heer Dijkgraaf erop gewezen dat er nog het nodige verbeterd kan worden aan de registratiesystemen. Ik heb echter ook in de begrotingsbehandeling aangegeven dat men met de huidige registratie kan voldoen aan de verplichtingen die per 1 januari ingaan.
De heer Dijkgraaf vroeg naar de Verordening aanpassingen technische maatregelen. Ik heb al gezegd dat er veel duidelijk is rond de aanlandplicht, maar dat er in het gemeenschappelijk visserijbeleid nog aanpalende regelgeving moet komen. Mijn voorgangster en ik hebben bij de Commissie al meerdere malen gevraagd om een snel voorstel.
Ik kom op de quota.
Laat ik het hier ook zeggen. Welke visser welke vissoort moet aanlanden, hangt uiteindelijk af van het tuig dat hij gebruikt. In feite komt het erop neer dat vissers in 2016 alleen de doelsoorten hoeven aan te landen en dat vissers in de Noordzee bovendien alle bijvangst van Noorse garnalen moeten aanlanden. Tongvissers hoeven dus alleen maar tong aan te landen, dus niet de bijvangst zoals schol of schar. Scholvissers met boomkor hoeven alleen schol aan te landen en scholvissers met trawl moeten schol en schelvis aanlanden. Staandwandvissers moeten alleen tong aanlanden. Flyshooters in het Kanaal moeten wijting aanlanden indien de vangst in 2013 en 2014 voor meer dan 25% bestond uit witvissoorten. Van deze vangsten moeten de maatse en ondermaatse vangsten aangeland worden. Vissers met vaartuigen die onder de aanlandplicht vallen, hebben al een brief ontvangen waarin staat welke soorten ze moeten aanlanden.
Ik herhaal hier wat de aanlandplicht inhoudt, omdat het veel minder is dan waarvoor eerder werd gevreesd. Er werd gevreesd dat men in 2016 al een volledige aanlandplicht zou hebben. Juist door binnen Europa het gesprek te voeren, zijn we erin geslaagd om wat ik iedere keer rek en ruimte noem, te vinden, dat wil zeggen om een aantal aanlandverplichtingen naar de toekomst door te schuiven. Dat geeft ons de tijd om er verder over te discussiëren. Dat vergt wel een houding van "in gesprek blijven" en niet een houding van "de kont tegen de krib gooien", want daarmee bereik je op dit moment echt minder. Zie dus wat we al hebben bereikt en zie wat we nog kunnen bereiken, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanlandverplichting van schol die nu geagendeerd staat voor 2018. Dat geeft ons dus twee jaar de tijd om er verder naar te kijken en er verder in Europees verband over te discussiëren.
Verschillende leden vroegen naar de inzet tijdens de Raad. Een belangrijk punt is voor mij -- ik maak even een bruggetje naar de aanlandplicht -- dat bij de quotumophoging rekening wordt gehouden met de aanlandplicht en dat de quota worden opgehoogd om daaraan te kunnen voldoen. Vissers moeten namelijk dezelfde hoeveelheid maatse vis kunnen blijven vangen. Daarnaast zet ik in op MSY (maximum sustainable yield), dus de maximale duurzame opbrengst in 2016, waar dat mogelijk is. Ik wil bijvoorbeeld voor de horsmakreel in de westelijke wateren een TAC voor MSY en ook voor schol, als besloten wordt om van het meerjarenplan af te wijken. Voor tong zetten we in op een ophoging van 10% van de TAC. De heer Wassenberg vroeg daarnaar. Door IMARES (Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) is namelijk wetenschappelijk onderbouwd dat het tongbestand dusdanig goed is dat de TAC met 10% kan worden verhoogd. Daarop zetten we dan ook in. Voor gegevensarme bestanden wil ik geen automatische reductie van 20%, maar een benadering van geval tot geval. Er is immers geen reden om de TAC zomaar te verlagen, maar wel om er nader naar te kijken.
De inzet is om het aantal zeedagen niet te verminderen maar de status quo te handhaven. Ik zal er straks nog wat meer over zeggen. In elk geval de PvdD vroeg of de Raad de adviezen van ICES (International Council for Exploration of the Seas) een op een opvolgt. De inzet is om die adviezen zo veel mogelijk op te volgen. De Commissie gaat altijd uit van de adviezen, maar volgt ze niet altijd voor 100%. Dat heeft een aantal inhoudelijke redenen, maar soms zijn er ook politieke redenen. Een van de inhoudelijke redenen is dat er een mismatch kan zijn tussen bestanden waarover ICES adviseert en de gebieden waarvoor de Raad een TAC vaststelt. Het gaat dus niet altijd over exact hetzelfde gebied. Een reden van meer politieke aard is dat de Raad soms minder drastische TAC-dalingen wil dan ICES adviseert, omdat die rekening wil houden met de sociale en economische belangen van een lokale sector. In dit debat horen we dat hierom soms ook door het Nederlandse parlement verzocht wordt. Ook kan het zijn dat een TAC wordt vastgesteld met derde landen die zich anders committeren aan de ICES-adviezen. Daardoor worden die adviezen niet altijd voor 100% gevolgd, maar de inzet is om ze in principe te volgen. Ik gaf net het voorbeeld van een uitzondering, waarbij sprake is van een goede wetenschappelijke onderbouwing om uit te komen op een andere totalevangstmogelijkheid.
De heer Wassenberg (PvdD): Wat de staatssecretaris zegt, is hetzelfde als de conclusie van het artikel waarnaar ik verwees, namelijk dat de kortetermijnbelangen met name van vissende landen zwaarder wegen dan de langetermijnbelangen. De langetermijnbelangen betreffen vooral het belang van gezonde visstanden, ook op de langere termijn.
Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg constateert terecht dat die spanning bestaat en dat er vanuit een aantal andere lidstaten meer wordt ingezet op het verruimen van de quota die op basis van het advies op tafel liggen. Onze inzet is dat de zaken met elkaar in balans moeten zijn. Dat de visstand op peil blijft is niet alleen van belang vanuit natuuroogpunt, maar is juist een economisch langeretermijnbelang, zodat er in de toekomst ook voldoende vis voor consumptie gevangen kan worden. Onze inzet is om zo veel mogelijk de wetenschappelijke adviezen te volgen. Als we daarvan afwijken, zoals bij de tong, doen we dat op basis van een andere wetenschappelijke onderbouwing zodat het ook verantwoord is.
De heer Geurts vroeg of ik ga inzetten op het Meerjarenplan Noordzee. Dat meerjarenplan wacht op een akkoord over het plan voor de Oostzee. Het plan voor de Noordzee komt dus pas in 2016. Ik dring er bij de Commissie op aan dat er snel een voorstel komt, evenals een voorstel voor de technische maatregelen die mogen worden ingezet ten aanzien van de Noordzee.
Er was een vraag van de VVD en de SGP over de haring en Spitsbergen. In november heeft de Europese Commissie een note verbal aan Noorwegen gestuurd en bezwaar gemaakt tegen de discriminatie van EU-vissers. Die hebben namelijk geen toegang tot de wateren van Spitsbergen, terwijl Russische vissers er wel mogen komen. Dat is op ambtelijk niveau met de Noorse collegae besproken. Vandaag bespreekt onze premier het ook met zijn Noorse ambtsgenoot. We hebben de Commissie opgeroepen om tijdens de nu lopende onderhandelingen een akkoord met Noorwegen over de haring te sluiten, om te voorkomen dat Nederlandse vissers in 2016 weer niet rond Spitsbergen mogen vissen. Dat loopt dus.
De heren Dijkgraaf, Geurts, Wassenberg en Brouwer hadden verschillende vragen over de zeebaars. De heer Geurts vroeg om versoepeling van de regels. Ik snap dat stringente maatregelen pijnlijk zijn, maar gelet op de stand van de zeebaars zijn ze wel noodzakelijk. Vissers die zeebaars bijvangen, moeten proberen dat te mijden. In de richting van alle vragenstellers zeg ik dat hierbij een spanning bestaat tussen de kleinschalige visserij op zeebaars, waarmee we in Nederland te maken hebben, en de grootschalige visserij op zeebaars die men in andere landen kent en die een veel sterkere bedreiging voor de visstand vormt. We proberen in te zetten op flexibiliteit voor de kleinschalige visserij, maar gelet op de visstand van de zeebaars zijn maatregelen wel degelijk noodzakelijk. We kunnen dus niet uitsluiten dat die maatregelen ook onze kleinschalige visserij raken.
Daarnaast kijken we nog naar de recreatieve visserij. Het zal niet anders kunnen dan dat ook de recreatieve vissers moeten bijdragen. Er moet immers sprake zijn van een gelijk speelveld tussen beroepsvissers en recreatieve vissers. Bovendien zijn anders de mogelijkheden om een en ander te omzeilen te groot. De handhaving van de huidige limiet, namelijk dat men recreatief drie stuks mag vissen, is dan ook onhoudbaar. We zetten dus in op een limiet van één stuk voor recreatieve vissers.
De heer Geurts vroeg of er een onderbouwing is voor de voorgestelde maatregelen. De Commissie heeft een aantal gegevens op een rijtje gezet waaruit blijkt dat de huidige vangsten ongeveer 70% tot 90% te hoog zijn. Dat geeft wel de urgentie aan om er iets aan te doen. Die vangst moet naar beneden. De huidige maandelijkse vangstlimieten zijn nauwelijks beperkend. Het zal dus strenger moeten, gelet op de stand van de zeebaars.
Ik kom nu iets uitgebreider terug op de zeedagen. De zeedagen voor de demersale visserij worden samengevoegd. Daardoor kunnen vissers met grote mazen vissen en kunnen zij ondermaatse vis mijden.
.......................................................
Staatssecretaris Van Dam: Ik kan die vraag over de VISpas ook nu meteen beantwoorden, maar laat ik eerst zeggen dat de heer Geurts terecht zegt dat de Fransen en de Engelsen een groter probleem hebben. Je kunt ook zeggen dat ze ook grotere veroorzakers van het probleem met de zeebaars zijn. Dat laat precies de spanning zien. Als we willen dat er serieuze maatregelen genomen worden, moeten die met name door de landen met grootschaligere visserij op zeebaars gerealiseerd worden. Er valt natuurlijk enig verzet tegen te verwachten. Onze inzet is eigenlijk om de kleinschalige visserij anders te behandelen, maar dat wordt een ingewikkelde onderhandeling.
De heer Geurts vroeg naar de VISpas. Voor de uitbreiding van het werkingsgebied van de VISpas naar de Noordzeekustzone is aanpassing van de wetgeving noodzakelijk. Daarover wordt gesproken met Sportvisserij Nederland. Er wordt ook gesproken over de inzet van opsporingsambtenaren voor sportvissers. Zodra ik dat kan, zal ik de Kamer berichten over de resultaten van dat overleg.
..................................................
Staatssecretaris Van Dam: Bij de begrotingsbehandeling werd het al bijna een running gag dat zo'n beetje alles in het eerste kwartaal naar de Kamer toekomt. Dat kan ik hierover ook zeggen. De heer Geurts zegt natuurlijk terecht dat, als je gaat werken met strengere limieten, de vraag rond handhaafbaarheid nog dringender is. We proberen er in het eerste kwartaal van het komend jaar over te berichten.
Ik was gebleven bij de zeedagen. Door de samenvoeging van de zeedagen voor de bodemvisserij kunnen vissers vissen met grote mazen en ondermaatse vis mijden. Ik heb een soortgelijk verzoek ingediend bij de Commissie. Die laat het verzoek nu wetenschappelijk toetsen. De resultaten daarvan komen op zijn vroegst in het voorjaar van 2016, maar dat is voor Nederland vroeg genoeg. De heer Dijkgraaf vroeg naar het samenvoegen van de zeedagen voor de categorieën TR1 en TR2. Het systeem van de zeedagen uit het kabeljauwherstelplan is achterhaald. Ik zal me er dus voor inzetten om dat zo snel mogelijk af te schaffen. De Commissie heeft aangegeven in het nieuwe Meerjarenplan Noordzee geen zeedagen meer op te nemen, maar totdat er een nieuw meerjarenplan is -- ik zei al dat dat nog liep -- zitten we aan dat systeem vast. Het systeem belemmert vissers om selectiever te vissen en dat laatste was nou net de hele inzet van de aanlandplicht. Daarom zetten we in op het afschaffen van het systeem van de zeedagen. De Commissie heeft op verzoek van onder andere Nederland voorgesteld om de categorieën TR1 en TR2 samen te voegen. Nederland heeft ook verzocht om de categorieën BT1 en BT2 samen te voegen. Dat verzoek heeft de steun van België en Duitsland. De Commissie heeft het in overweging genomen. Daarom zetten we op dit moment nog in op het handhaven van de status quo ten aanzien van de zeedagen.
De heer Dijkgraaf vroeg ook naar de stand van zaken rondom de rechtszaak over het kabeljauwherstelplan. De Raad heeft in december 2012 eenzijdig een besluit genomen over aanpassingen op het kabeljauwherstelplan. De Europese Commissie en het Europees Parlement zijn daarover naar het Hof van Justitie gestapt. Dat heeft op 1 december uitspraak gedaan. Het Hof stelt het Parlement en de Commissie in het gelijk. De Raad had niet zonder het Europees Parlement een verordening mogen vaststellen. De Raad moet dus zijn verordening van 2012 intrekken. De bepalingen zijn nog twaalf maanden van kracht. We hebben dus nog een jaar om met een alternatieve oplossing te komen. Daarover ga ik in gesprek met de Commissie. Belangrijk daarbij is dat de inhoud van de wensen van de Raad niet worden betwist. Het dispuut betrof de rechtsbasis. De Raad had het via codificatie moeten vaststellen. Het wordt dus vervolgd.
De heer Geurts vroeg of ik me inzet voor een verhoging van de TAC voor blauwe wijting. Ja, ik zet me in voor een EU-quotum op basis van het MSY-niveau en een 45%-aandeel voor de EU.
De PvdD vroeg naar de TAC voor makreel. Er is nog geen akkoord bereikt tussen de kuststaten over de TAC voor makreel voor 2016. IJsland, Groenland en Rusland willen niet toetreden. Er is een voorlopig akkoord tussen Faeröer, Noorwegen en de EU op basis van een aangepast beheerplan. Dat is gemaakt op basis van het ICES-advies en wordt dus duurzaam geacht. Het houdt een 15% reductie van de TAC in. Er is geen sprake van overbevissing. De sector heeft niet voor niets een MSC-duurzaamheidscertificaat (Marine Stewardship Council).
De heer Brouwer vroeg naar de visakkoorden, maar gaf daarbij aan dat hij het prima vond als we schriftelijk antwoorden bij de voorbereiding van de volgende geannoteerde agenda. Gelet op de tijd wil ik daar gebruik van maken. De heer Brouwer wordt hierover dus schriftelijk geïnformeerd, uiteraard met de rest van de Kamer, bij de volgende geannoteerde agenda.
De heer Wassenberg vroeg naar roggen en haaien in het beheerplan voor de Noordzee. Die hebben zeker mijn aandacht. Ik werk aan een beheerplan voor haaien en zal daarin ook aandacht besteden aan de roggen. Ook dat plan krijgt de Kamer begin 2016. Ik heb het vermoeden dat we elkaar dan vaak zullen zien.
De vraag over de haring of de haringoorlog, zoals de heer De Liefde het noemde, had ik al beantwoord. Gelukkig verlopen de gesprekken in een betere sfeer dan in een oorlogssfeer: de premiers spreken er met elkaar over.
Ik kom bij een volgend deel van de beantwoording: het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GBL). Daarover zijn verschillende vragen gesteld, bijvoorbeeld over de positie van jonge landbouwers, de jonge boeren. De heer Geurts vroeg daarnaar. De heer De Liefde vroeg naar het openstellen van de jongeboerenregeling. Jonge boeren in heel Europa lopen aan tegen de beschikbaarheid en verwerving van land, de beschikbaarheid van kapitaal en de ontwikkeling van kennis. De heer Geurts noemde dat ook. Een en ander blijkt uit het onderzoek dat uitgevoerd is door Ecorys, dat tijdens het congres Knowledge for Young Farmers op 16 en 17 oktober in Brussel werd gepresenteerd.
In Nederland is het probleem vooral de beschikbaarheid van land en kapitaal. Over het algemeen is de verspreiding van kennis in Nederland goed geregeld. Daarover hebben we vorige week uitgebreid met elkaar gesproken. In het GLB wordt zowel bij directe betalingen in pijler één als bij het plattelandsontwikkelingsprogramma in pijler twee specifiek aandacht besteed aan de jonge landbouwers. Onder pijler één is voor jonge landbouwers een top-up voorzien boven op de bestaande hectaretoeslag. Die wordt uitgekeerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarover is de Kamer onlangs geïnformeerd. De brief staat ook op de agenda van dit overleg. Daarnaast hebben we natuurlijk de tweede pijler waarnaar de heer De Liefde ook vroeg: de openstelling door provincies. Ik heb vorige week in de begrotingsbehandeling aangegeven dat we samen met de provincies werken aan het openstellen van een generieke regeling, die voor heel Nederland hetzelfde zal luiden. We helpen de provincies met de openstelling, maar het is hun verantwoordelijkheid. Zoals ik vorige week al zei, verwacht ik de Kamer daarover op korte termijn te kunnen berichten, en natuurlijk met een positief bericht. Dat zullen de leden begrijpen.
De heer Brouwer vroeg of ik ook vind dat schoolfruit en -melk niet past bij het subsidiariteitsbeginsel en of ik dat ging aankaarten. Dat heeft mijn voorgangster steeds gedaan en ik zal dat ook doen. De meeste landen zijn voorstander van deze regeling; die regeling gaat dus gewoon door. Er wordt op dit moment door het Luxemburgse voorzitterschap een triloog over gevoerd met het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik ben het met de heer Brouwer eens dat het niet de zinnigste manier van bemoeienis van Brussel is met de manier waarop wij dingen regelen.
........................................................
Staatssecretaris Van Dam: Zeker. De heer Brouwer zegt: je kunt het iedereen uitleggen. Ik zou hem graag een keer meenemen naar de Europese Raad, want daar is het nog niet echt gelukt, wat mij overigens ook verrast. Ik zei al dat de steun voor de regeling binnen de Europese Raad breed is. We vinden het niet passen bij het subsidiariteitsbeginsel, maar heel veel andere landen vinden dat dit prima kan. Die regeling gaat voorlopig dus niet van tafel, ondanks het feit dat we onze bezwaren ertegen blijven uiten. Zolang die regeling er is, doen we er natuurlijk wel aan mee.
De heer Wassenberg vroeg of ik bereid ben om me binnen het diergezondheidsbeleid in te zetten voor betere omstandigheden. Het antwoord is ja. Was het altijd maar zo gemakkelijk!
De heer De Liefde vroeg naar de boycot van varkensvlees. Hij vroeg of ik inzet op Europees onderhandelen met Rusland, dus niet bilateraal, en daarin België steun. Dat heb ik zelfs al zo gedaan. Dit soort toezeggingen doe ik graag. Het is namelijk op 16 november bij de laatste Landbouwraad aan de orde geweest. België heeft daar de Commissie opgeroepen om namens alle lidstaten actie te ondernemen. De Commissie heeft aangegeven daartoe bereid te zijn. Ik heb de oproep van België gesteund, want we staan hierin samen sterk. De heer De Liefde zei terecht dat het niet zo heel zinvol is om als lidstaat individueel naar Rusland te trekken. Hierin moeten we echt samen optrekken.
De heer De Liefde vroeg naar het mineralenconcentraat. Hij vroeg of de sector meer ruimte voor innovatie kan vergeten en of de Kamer daarover nader kan worden geïnformeerd. De Europese Commissie heeft vorige week een pakket voor bevordering van de circulaire economie gepresenteerd. Daarvan hebben we met belangstelling kennisgenomen. We zijn blij met de herziening van de meststoffenverordening. We verwachten dat de herziening begin 2016 van start gaat. Als voorzitter zal ik dat Raadstraject voortvarend starten en de Kamer daarover later informeren. Zoals ik in het begrotingsdebat al heb gezegd, is het mijn inzet om de ruimte voor mineralenconcentraat te realiseren.
De heer De Liefde merkte op dat de ggo's niet op de agenda van de komende Raad staan en vroeg of ik daaraan bij de rondvraag toch aandacht ging besteden. Dat is meestal niet zo zinvol. Dat punt is niet geagendeerd door het Luxemburgse voorzitterschap. We beraden ons erop of we het zelf zullen agenderen tijdens ons voorzitterschap.
Ik kom bij de gemedicineerde diervoeders. De heer Wassenberg vroeg om de verordening uit te breiden met kleine sectoren en te voorkomen dat de verordening leidt tot koppelbehandelingen. Hij vroeg ook waarom de gezelschapsdieren erin opgenomen zijn. Koppelbehandelingen, zeg ik met nadruk, zijn een last resort. Een koppelbehandeling mag alleen maar als een dierenarts zegt dat het nodig is. De inzet is natuurlijk altijd individuele behandeling. De toepassing bij gezelschapsdieren is toegestaan om bijvoorbeeld de behandeling van chronisch zieke dieren gemakkelijk te maken. Daarvoor is niet iedere dag een pil nodig, maar aangepast diervoeder. Daarom zijn de gezelschapsdieren erin opgenomen.
De heer Wassenberg stelde een vraag over gewasbeschermingsmiddelen. Ik zal de Kamer daarover schriftelijk informeren. We hebben namelijk begin januari al een overleg over gewasbeschermingsmiddelen gepland staan. Dat lijkt me dus een goed moment.
Hetzelfde geldt voor de vragen over paardenvlees, die de heer Wassenberg stelde. Ik zal de Kamer daarover schriftelijk informeren. Het staat ook niet op de agenda van de komende Raad en valt dus een beetje buiten de orde van dit algemeen overleg.
Ik heb nog wat laatste antwoorden. Op de specifieke vragen over neonicotinoïden komen we nog terug. De heer Wassenberg vroeg wanneer de Europese Commissie besluit over de verlenging/uitbreiding van het moratorium. De maatregelen blijven van kracht tot er nieuwe wetenschappelijke informatie beschikbaar is die door EFSA is beoordeeld. Er komen pas aanpassingen als daaruit blijkt dat er maatregelen kunnen worden opgeheven. Dat is tot op heden nog niet het geval; de maatregelen blijven dus van kracht. Ik zei al dat de Kamer in januari van in dit geval staatssecretaris Dijksma en mijzelf -- dat is een mooie samenloop van omstandigheden -- een brief ontvangt over de maatregelen die wij specifiek in Nederland nemen.
Volgens mij heb ik daarmee alle gestelde vragen beantwoord.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdragen Thieme en Hazekamp debat Staat van de Europese Unie December 2015
Lees verderBijdrage Wassenberg AO NVWA
Lees verder