Bijdrage Wassenberg AO Landbouw & Visse­rijraad 15 februari 2016


29 februari 2016

Dierenwelzijn

Voorzitter. Voordat ik met mijn inhoudelijke betoog begin, ben ik zo vrij om de staatssecretaris te vragen of hij volgende week een brief naar de Kamer wil sturen over hoe hij de aangenomen motie (28268,nr. 173) wil uitvoeren over het plan van aanpak om het kalf bij de moederkoe te houden. Helaas is het ons niet gelukt om deze vraag bij de laatste stemmingen te stellen. Vandaar dat ik het nu nog even doe.

De staatssecretaris heeft in november gemeld dat een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de Europese Commissie heeft opgeroepen om met een nieuwe dierenwelzijnsstrategie te komen. Nederland heeft zich altijd ingespannen voor zo'n dierenwelzijnsstrategie. Blijft de staatssecretaris zich daarvoor inzetten? Ik zou verder graag van hem horen wat hier de stand van zaken is.

De staatssecretaris heeft het initiatief genomen voor een dierenwelzijnsplatform. De Partij voor de Dieren juicht elk initiatief op het terrein van dierenwelzijn toe, maar bij ons bestaat wel een beetje de angst dat het toch een wat vrijblijvende praatclub kan gaan worden. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het dierenwelzijnsplatform niet in de plaats komt van die dierenwelzijnsstrategie?

Visserij

De Raad pleit in het kader van de onderhandelingen over het meerjarenplan Oostzee voor structurele mogelijkheden om in de Oostzee boven het niveau van het maximum sustainable yield (MSY) te vissen, maar dat leidt tot nog meer overbevissing. Bovendien is het in strijd met het gemeenschappelijke visserijbeleid. Is de staatssecretaris bereid om de Raad niet te steunen indien de Raad pleit voor oprekking van het begrip "maximum sustainable yield" of wanneer de Raad daar uitzonderingen op bedingt? Is de staatssecretaris bereid om in de onderhandelingen te pleiten voor verlaging van de visserij in de Oostzee naar een niveau dat op of onder het maximum sustainable yield ligt, op zijn laatst in 2020?

Volgens de staatssecretaris is pulsvisserij een duurzame vistechniek. Aan de pulsvisserij kleven echter nog veel onzekerheden en negatieve aspecten, bijvoorbeeld het schadelijke effect op volwassen kabeljauw, een soort die toch al ernstig overbevist is. De langetermijneffecten zijn overigens sowieso nog niet onderzocht. Daarbij komt dat er bij de pulsvisserij nog steeds sprake is van aanzienlijke bijvangst. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

GGO’s & Biotech

De EU-Commissaris houdt vast aan zijn voorstel om lidstaten de bevoegdheid te geven om de import van ggo's te verbieden of te beperken. De Partij voor de Dieren is zoals bekend een fel tegenstander van genetische manipulatie. Wij zouden daarom graag zien dat Nederland de import van genetisch gemanipuleerde maïs, soja en katoen verbiedt. De juridische dienst van de Raad zou een advies over het voorstel van de Commissie opstellen. Dat advies schijnt de staatssecretaris al te hebben bereikt, maar de Kamer nog niet. Kunnen wij dat ook krijgen? Inmiddels is bijna al het veevoer in Nederland genetisch gemanipuleerd, zo blijkt uit het impactassessment van het Landbouw Economisch Instituut (LEI). Nederland is dus zeer afhankelijk van de import van gentechsoja voor de vee-industrie. Hoe beoordeelt de staatssecretaris die afhankelijkheid?

Uit een rapport van het Corporate Europe Observatory blijkt dat de biotechgiganten volop patenten aanvragen op nieuwe technieken en lobbyen om die technieken uit te sluiten van de Europese ggo-regelgeving. Als ze daarin slagen, is dat een flinke tegenslag voor zowel de biologische als de gangbare landbouw in Europa. Wat vindt de staatssecretaris daarvan en is hij het met me eens dat we de Europese landbouw en daarmee het voedsel op ons bord moeten vrijwaren van dit soort nieuwe producten, waarvan de risico's nog niet in kaart zijn gebracht en waarvan de risico's dus zeker niet uit te sluiten zijn? Het rapport hierover van de Europese studiecommissie wordt in maart verwacht. Is dat correct? Is de staatssecretaris bereid om bij het toezenden van dat rapport aan de Kamer ook een reactie te sturen op het rapport van het Corporate Europe Observatory?

Bont

Mijn laatste onderwerp is bont. Mensen die eigenlijk geen bont willen kopen, doen dat soms toch vanwege de onduidelijke etikettering. Niet elke consument ziet namelijk het verschil tussen echt bont en nep. Labeling is inmiddels wel wettelijk verplicht, maar de staatssecretaris laat de uitvoering over aan de sector en dat is waar het misgaat. De staatssecretaris vindt de huidige etikettering ook te abstract, zo heeft hij aangegeven. Hij vindt die dus ook onvoldoende duidelijk, maar vindt hij dan ook dat de wijze van etikettering van bont niet mag afhangen van vrijblijvende afspraken en dat er duidelijke regels van de overheid moeten komen als het niet werkt?

Beantwoording staatssecretaris

Visserij

Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg vroeg naar het meerjarenplan Oostzee en dan vooral naar de discussie over de interpretatie van het MSY (maximum sustainable yield). Dat is een van de terugkerende discussiepunten tussen de Raad en het Europees Parlement, zo heb ik gemerkt toen ik daar een presentatie hield. De positie van de Raad is helder: de Raad wil uitgaan van MSY-ranges en van de wetenschappelijke ICES-adviezen. Het Europees Parlement wil dat er wordt uitgegaan van een MSY-puntwaarde en zelfs ook van een range van 0% tot 80% van het MSY-punt. Wij zetten ons in voor de positie van de Raad, een positie die we delen, namelijk een MSY-range die wetenschappelijk is onderbouwd.

De heer Wassenberg vroeg naar de pulsvisserij. Daarbij maakte hij kritische opmerkingen. Laat ik zeggen dat het een belangrijke en ook goede innovatie is van de Nederlandse visserij. Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten. Er komen eigenlijk nauwelijks negatieve effecten naar voren, terwijl positieve effecten kunnen zijn dat er met minder bodemberoering en selectiever kan worden gevist. Een uitzondering is inderdaad de volwassen kabeljauw die de heer Wassenberg noemde. Overigens wordt met gebruik van puls al veel minder kabeljauw gevangen. Ik ben een groot onderzoek gestart naar de langetermijneffecten van pulsvisserij, waarin de kabeljauw heel veel aandacht krijgt. Ik zei al dat er juist significant minder bijvangst is dan in de demersale visserij volgens de klassieke methode. We zijn er nog niet -- de selectiviteit kan verder verbeterd worden -- maar de pulsvisserij zorgt al voor een belangrijke verbetering.

GGO/Gentech

De heer Wassenberg (PvdD): Ik had nog een vraag gesteld. Hoor ik de staatssecretaris tussen de regels door zeggen dat hij het onwenselijk vindt dat Nederland zo afhankelijk is van die genetisch gemanipuleerde producten?

Staatssecretaris Van Dam: We laten een studie uitvoeren naar de Nederlandse afhankelijkheid van internationale stromen om te zien hoe kwetsbaar ons voedselsysteem is, maar in zijn algemeenheid oogt deze afhankelijkheid mij zeer groot. Ik wacht die studie verder af. In de EU wordt sowieso breder de wens gedeeld om zelf beter in staat te zijn eiwitrijke gewassen te telen, zodat we meer zelfvoorzienend zijn en minder afhankelijk zijn van de import overzees.

(…)

Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg vroeg wat ik vond van ggo's die de biosector bedreigen. Ggo's worden op basis van wetenschappelijk bewijs uitgebreid beoordeeld op hun veiligheid voor het milieu. Het rapport van de studiecommissie waarnaar de heer Wassenberg vroeg, komt dit voorjaar naar de Tweede Kamer.

Dierenwelzijn

Staatssecretaris Van Dam: Er werden vragen gesteld over het platform dat we willen oprichten. Met Denemarken, Duitsland en Zweden vormen we een kopgroep op het gebied van dierenwelzijn. Deze landen lopen qua maatregelen op nationaal niveau voorop. We willen het onderwerp hoger op de Europese agenda plaatsen, want het zou goed zijn als andere Europese landen ons gaan volgen, uit het oogpunt van dierenwelzijn, maar natuurlijk ook vanwege het level playing field binnen Europa. Daarvoor hebben deze vier landen een position paper opgesteld, met suggesties aan de Europese Commissie voor de oprichting van een EU-platform. Dat platform kan de discussies met lidstaten en belanghebbendenorganisaties faciliteren. Het komt dus uitdrukkelijk niet in de plaats van de strategie, zoals de heer Wassenberg vroeg. De beoogde doelstellingen zijn het uitwisselen van ervaringen, best practices, netwerken en gecoördineerde acties. Wij willen de sneeuwbal die wij met z'n vieren aan het rollen hebben gebracht, verder laten rollen en zorgen dat die in omvang toeneemt.

De heer Wassenberg (PvdD): Worden bij dat platform ook dierenwelzijnsorganisaties uitgenodigd?

Staatssecretaris Van Dam: Ja, dat is zeer nadrukkelijk de bedoeling.

Bont

Staatssecretaris Van Dam: Dan de vragen van de heer Wassenberg over bont. Ik heb al eerder aangegeven dat ik de etikettering ook wel erg vaag vindt. De consument moet eerst goed zijn in tekstexegese voordat hij doorheeft dat er bont in zijn kleding zit. Dat is nou net niet de bedoeling van etikettering: die moet meteen duidelijk zijn. Nederland heeft al eerder gevraagd om betere etiketteringsregels, maar de Europese Commissie heeft toen besloten om ze niet te wijzigen. Daarom heeft mijn voorganger de branche zelf gevraagd om zijn verantwoordelijkheid te nemen, bijvoorbeeld met een aparte tag aan kleding of door te zorgen voor betere informatie en voorlichting in de winkels. De sector heeft die betere voorlichting toegezegd, maar dat levert tot nu toe concreet niet zo veel op. De sector wil eerst de winkeliers en het personeel goed informeren over dierenwelzijn. Ik zal dat dus opnieuw bij de sector onder de aandacht brengen, want ik vind dat men de gemaakte afspraken moet nakomen. Er moet echt meer geleverd worden. Betere informatie en betere voorlichting zijn daarbij essentieel. Ik zet dus niet in op nationale verplichtingen, want ik denk dat dit niet zo heel veel zin heeft, maar het zou wel goed zijn als de sector hierin gewoon zijn verantwoordelijkheid neemt.

De heer Wassenberg (PvdD): Ik begrijp dat de staatssecretaris dat zegt. Aan de andere kant heeft de sector tot nu toe zijn verantwoordelijkheid niet genomen. Ik ben bang dat het heel vrijblijvend blijft. Wat kan de staatssecretaris doen om te zorgen dat de etikettering wel beter en helder wordt als dat over een aantal maanden nog niet is gebeurd?

Staatssecretaris Van Dam: Er kan altijd van alles. Bij dit soort dingen moet je je echter vaak de vraag de stellen wat dit betekent. Met regulering haal je je namelijk ongelooflijk veel op de hals. Je moet dan heel scherp gaan definiëren wat bont is en wat andere dierlijke materialen zijn. Vervolgens moet je dat kunnen handhaven. Het heeft dus mijn uitdrukkelijke voorkeur dat de sector hiervoor zelf zijn verantwoordelijkheid neemt, met name omdat etiketteringsregels Europees worden bepaald en het niet voor de hand ligt dat wij daarvan gaan afwijken. Dat staat nog los van de vraag of wij daar überhaupt mogelijkheden toe hebben. Ik blijf me inzetten, ook Europees, om die etikettering veel duidelijker te krijgen, maar het is echt de sector die in beweging moet komen en zijn eigen toezeggingen moet nakomen.

De heer Wassenberg (PvdD): Ik heb nog één verhelderende vraag. De staatssecretaris zegt dat de sector in beweging moet komen en dat hij het Europees blijft aankaarten. Dat is heel goed. Maar als die sector niet in beweging komt -- zoals tot nu toe het geval is -- blijft het dan niet heel vrijblijvend als de staatssecretaris alleen maar naar de sector blijft wijzen en verder geen stok achter de deur heeft?

Staatssecretaris Van Dam: Ja, want aan hoe weinig de sector beweegt, zie je dat men dit denk ik te weinig serieus neemt. Ik vind: als je bont gebruikt, doe het dan niet stiekem, maar kom ervoor uit. Consumenten kunnen dan zelf een keuze maken. We zijn nu in de fase dat het gesprek met de sector opnieuw gevoerd moet worden en deze daar stevig op aangesproken moet worden. We zullen zeggen: er zijn toezeggingen gedaan, die je ook moet nakomen. Ik wil gewoon dat het verbetert, dus laten we nu nog niet de als-dandiscussie voeren, maar erop vertrouwen dat dit gesprek iets op zal leveren.

De heer Wassenberg vroeg of ik vorige week een brief wil sturen over de uitvoering van de motie inzake het kalf bij de koe. Dat lijkt mij niet verstandig, want dan luidt die brief ongeveer: u hoort nog van ons. Zo snel kunnen we natuurlijk niet in beeld brengen wat we doen met deze motie. Ik moet dat echt nader bestuderen. Het komt te staan in de standvanzakenbrief over dierenwelzijn, die naar verwachting in maart naar de Kamer wordt gestuurd. Ik hoop dat dit voor de heer Wassenberg ook op tijd is.

Tweede termijn

De heer Wassenberg (PvdD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik zou toch graag een motie willen indienen. Daartoe had ik al een vooraankondiging gedaan van een VAO. Het verzoek is om dat vandaag nog in te plannen, met aansluitend stemmingen. Het overleg gaat immers op heel korte termijn plaatsvinden, namelijk maandag.

Staatssecretaris Van Dam: Waar gaat die motie over?

De heer Wassenberg (PvdD): Die betreft mijn vraag over de Oostzee en de maximum sustainable yield.

Staatssecretaris Van Dam: De heer Wassenberg zegt met een motie te willen komen over de Oostzee. Ik hoop nog altijd dat we, zolang we met elkaar in debat zijn, kunnen voorkomen dat we elkaar later vanmiddag weer moeten zien, maar hij gaf niet heel nadrukkelijk aan wat er in de motie komt te staan. Hij heeft in eerdere debatten steeds gezegd dat we het wetenschappelijk advies moeten volgen. Ik heb aangegeven dat dit voor ons leidend is, ook in de besprekingen over het meerjarenplan voor de Oostzee. Ik had eigenlijk gehoopt dat dit op zijn instemming zou kunnen rekenen.

Overige beantwoording van de staatssecretaris:

Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Dit is de eerste keer dat wij met elkaar de Landbouwraad bespreken tijdens ons voorzitterschap. Daardoor heb ik een andere rol te spelen dan tot nu toe, want als voorzitter kun je iets minder hard op de trom roffelen over je eigen standpunt. Je hebt dan immers een wat meer faciliterende rol.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Wat jammer nou!

Staatssecretaris Van Dam: Ja, wat jammer nou. Ik houd er inderdaad ook wel van om af en toe op de trom te roffelen, maar het biedt ook mogelijkheden om dingen te agenderen die geagendeerd moeten worden. Ik begin met deze algemene opmerking, want de leden zullen af en toe in mijn beantwoording beluisteren dat ik nu een tweede rol heb te spelen, namelijk het faciliteren van het proces in de Raad. Soms zal een meerderheid daar niet onze meerderheid zijn. Dat hoort ook bij het voorzitterschap.

De heer De Liefde (VVD): De staatssecretaris zit straks in de voorzittersstoel, maar dat betekent dat er in principe een stoel voor Nederland aan de vergadertafel onbezet blijft. Het is dus mogelijk dat iemand anders dan de staatssecretaris het woord voert namens Nederland. Waarom kiest de staatssecretaris daar niet voor?

Staatssecretaris Van Dam: We leveren ook gewoon een inbreng in de Raad. Ik geef alleen aan dat je als voorzitter een net andere rol hebt. Je moet als voorzitter nu eenmaal iets minder hard op de trom roffelen om je geloofwaardigheid te houden als degene die het proces binnen de raad faciliteert. Zowel in de voorbereidende comités als in de Raad leveren we onze inbreng, maar het is wel goed om dit te markeren, nu we in dit algemeen overleg voor het eerst in dit halfjaar met elkaar spreken over de Landbouwraad. De positie van voorzitter biedt ons dit halfjaar vele voordelen, want het geeft ons de kans om te agenderen en om processen vlot te trekken die de afgelopen periode niet vanzelf gingen. Het beperkt tegelijkertijd ook hoe stevig je op kunt treden. Je hebt echt een faciliterende rol te vervullen voor het gehele proces.

De heer De Liefde dacht blijkbaar: in mijn laatste AO laat ik zo min mogelijk kansen liggen. Dat maakt het nog bijzonderder om vandaag voor het laatst met de heer De Liefde in de Kamer te mogen debatteren. Ik heb hem niet heel veel meegemaakt, maar de keren dat ik hem heb meegemaakt, heb ik een zeer bevlogen Kamerlid gezien en dan ook nog eens juist op thema's die mij ook na aan het hart liggen. Net als ik is hij altijd op zoek naar mogelijkheden om de innovatie in Nederland te versterken en om ervoor te zorgen dat Nederland koploper blijft op verschillende gebieden. Ik heb dat van hem altijd zeer gewaardeerd en ik hoop dat hij in zijn nieuwe rol een soortgelijke voortrekkersrol kan spelen. Ik wens hem daarbij alvast heel erg veel succes.

De heer De Liefde (VVD): Dank.

Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Ik ga verder met de agenda van de Raad van komende maandag. Er zijn over grofweg drie hoofdonderwerpen vragen gesteld: visserij, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en dierenwelzijn. Langs die drie lijnen wil ik de vragen beantwoorden. De meeste vragen zijn gesteld over de visserij en daarom begin ik daarmee.

De vragen over visserij spitsten zich toe op de externe vloot en de visserijakkoorden.

Verschillende leden hebben daarover vragen gesteld, maar mevrouw Dikkers was het meest stevig in haar interpretatie van het Rekenkamerrapport. Zij wees er terecht op dat je dingen altijd verschillend kunt waarderen, want het is niet mijn lezing dat er een vernietigend oordeel geveld is door de Rekenkamer. De Rekenkamer constateert namelijk dat de protocollen wel degelijk goed worden beheerd, maar tegelijkertijd wijst hij erop dat er zaken op belangrijke punten moeten worden verbeterd om de bedoeling van de visserijakkoorden waar te maken. Het kabinet hecht zeer aan die punten. Dat geldt ook voor de Commissie, want de Commissie wil alle aanbevelingen van de Rekenkamer overnemen.

Waar zijn in mijn ogen de visserijovereenkomsten voor bedoeld? In mijn ogen zijn zij bedoeld om te borgen dat er ook voor de kusten van andere landen op een duurzame manier wordt gevist. De inzet daarbij is dat de lokale vissers kunnen voorzien in de eigen behoefte en dat zij hun eigen capaciteiten voluit kunnen benutten. Met andere woorden: de vissers uit Europa mogen alleen duurzaam en verantwoord vissen op de vis die er daarna overblijft. In ruil daarvoor geven wij een vergoeding aan die landen, zodat zij kunnen investeren in de lokale gemeenschappen en in de lokale visserij om hun visserij duurzaam te ontwikkelen. De visserij onder zo'n protocol is in ieder geval een stuk beter dan visserij zonder zo'n protocol. De manier waarop in ieder geval wij erop sturen, is dat de visserij daar duurzaam moet zijn en dat kun je niet over iedereen zeggen die in de wereldzeeën vist.

Dat sluit aan op de vraag van de heer Geurts. Hij wees erop dat ik in het Europees Parlement heb gezegd dat de zeeën in 2030 leeg zijn als we als we zo doorgaan. Er zou dan eigenlijk niet meer genoeg vis zijn om de te voldoen aan onze behoefte. Ik heb dat inderdaad gezegd, maar dat ging nadrukkelijk over de wereldzeeën. De heer Geurts wees er terecht op dat wij duurzaam vissen in de Noordzee. Dat ben ik met hem eens, maar dat geldt niet voor alle zeeën op de wereld. Door de FAO (Food and Agricultural Organization) en de Wereldbank is niet voor niets in rapporten aangegeven dat we heel snel een onbalans bereiken als we wereldwijd op deze manier doorgaan. Dat wil zeggen dat we dan te veel vis hebben opgevist om nog te kunnen voldoen aan de vraag naar vis. Daar was die opmerking op gebaseerd.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat we de visserijprotocollen willen omdat we dan duurzaam kunnen vissen voor die kusten. Ik provoceer hem een beetje! Het probleem met die visserijakkoorden -- dat staat echt klip-en-klaar in het rapport van de Europese Rekenkamer -- is dat die trawlers door de lokale kustwacht moet worden gecontroleerd en dat die controles in de praktijk niet worden uitgevoerd. Er is met andere woorden geen enkele controle op wat er en hoe er wordt gevist door de Europese visserijvloot. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het allemaal heel duurzaam gaat, maar daarbij baseert hij zich niet op feiten die door de kustwachten worden aangeleverd. Waar baseert hij zich dan wel op?

Staatssecretaris Van Dam: De heer De Liefde vroeg in dit verband terecht of het intrekken van zo'n machtiging een bevoegdheid van de Europese Commissie of van de vlaggenstaat is, want als vlaggenstaat spelen we ook een rol. Voordat een machtiging wordt afgegeven, controleren wij streng of er voldaan is aan de voorwaarden die wij stellen. Het is dus niet zo dat er alleen wordt gecontroleerd op het moment dat er wordt gevist. Ik snap overigens de bedenkingen van mevrouw Dikkers, want dan ben je inderdaad voor een deel afhankelijk van hoe de staat waarmee we een overeenkomst hebben afgesloten, toeziet op de naleving van het akkoord. Voordat zo'n machtiging wordt verleend, zien we er zelf op toe dat er aan de strenge voorwaarden is voldaan. Op die manier wordt geborgd en verantwoord dat men vist op basis van die machtiging. Daarom hechten wij er ook zo aan dat het nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat blijft en dat het geen bevoegdheid van de Europese Commissie wordt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik snap het antwoord wel, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg namelijk waarop hij zich baseert. Hij zegt dat hij dat ten dele doet op basis van de gegevens van de kustwacht, maar de kustwacht van Mauritanië vaart bijvoorbeeld niet uit om de trawlers daar te controleren. Men heeft daarvoor de mankracht, de capaciteit en het geld niet en bovenal heeft men daarvoor geen belangstelling. Waar baseert de staatssecretaris zich dus op als hij zegt dat die visbestanden duurzaam worden beheerd?

Staatssecretaris Van Dam: Over duurzaam beheer ga ik zo nog wat meer zeggen. Mevrouw Dikkers trekt eigenlijk de conclusie dat we moeten gaan vissen zonder dergelijke akkoorden. Ik hoop dat we het erover eens dat je één ding zeker weet als je afziet van dergelijke akkoorden, namelijk dat de kans zeer groot is dat er dan in de wateren voor deze kuststaten op een niet-duurzame manier gevist gaat worden. Vooraf, bij het afgeven van de machtiging, sturen wij al op duurzaamheid. Dat geldt ook voor mij, want als ik zo'n machtiging op mijn bureau krijg, moet er aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. We willen namelijk op voorhand borgen dat die visserij op een duurzame manier wordt uitgevoerd. Wij zien er echt streng op toe dat dat ook gebeurt. Mevrouw Dikkers zegt dat we afhankelijk zijn van de staat in wiens wateren wordt gevist. Dat is dus niet zo, want het is juist ook onze verantwoordelijkheid om op voorhand, voordat we een machtiging verlenen, in beeld te brengen dat er duurzaam wordt gevist.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik mag niet meer interrumperen, maar ik sta natuurlijk wel te popelen.

De voorzitter: Er komt nog een tweede termijn!

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): De Europese Rekenkamer oordeelt echt snoeihard. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat we nog meer piratenvisserij zullen zien als we geen afspraken maken. Dat wil ik natuurlijk ook niet en tot zover zijn we het dan ook met elkaar eens. Dat Nederland goed controleert welke vloot waarnaartoe gaat, wil ik ook nog geloven. Maar als er een vloot vanuit Italië, Griekenland of Polen aan de kusten van Afrikaanse landen gaat vissen en dat minder zorgvuldig doet dan wij, is er nog steeds sprake van uitbuiting van mensen en wordt er nog steeds niet duurzaam gevist. De zeeën worden dan alsnog leeggevist en dat willen wij niet. Als je echt vindt dat er duurzaam moet worden gevist en dat de visserij aldaar aan regels moet worden gebonden, moet je ook zorgen voor handhaving. Je zult dan de EU niet alleen het mandaat moeten geven om overeenkomsten te sluiten, maar ook om vergunningen in te trekken. Ik wil daar echt een klip-en-klaar antwoord op van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Dam: Dat klip-en-klare antwoord heb ik net gegeven. Ik zei namelijk al dat wij van mening zijn dat het intrekken van de machtiging een nationale bevoegdheid moet blijven. Ik zei verder ook al dat de vlaggenstaat de verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat er aan de voorwaarden voor duurzaam vissen wordt voldaan, nog voordat de machtiging wordt afgegeven. De Europese Commissie houdt daar overigens wel toezicht op. De uiteindelijke beslissing om een machtiging wel of niet in te trekken moet in onze ogen echt een nationale bevoegdheid blijven. Wij vinden het niet proportioneel om de Europese Commissie de vergaande bevoegdheid te geven om zelf direct in te grijpen. Integendeel, we vinden dat de lidstaten die verantwoordelijkheid moeten nemen. En wij doen dat ook.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Het is tekenend dat al deze lidstaten dat nou net niet willen. Ik begrijp niet waarom Nederland niet het voortouw neemt door te zeggen: als wij gemeenschappelijk beleid hebben voor een activiteit buiten de EU, dan dient die ook gemeenschappelijk te worden gecontroleerd. Ik heb er niets aan dat de ene helft van de vissers de zee leegvist en de andere helft van de vissers zich netjes aan de regels houdt. We komen er dan over tien of twintig jaar achter dat de zeeën vol met plastic zitten en niet vol met vis. En we zijn echt al bijna zover! Er worden mensen uitgebuit en het Westen zegt doodleuk: kijk ons nou eens goed aan ontwikkelingssamenwerking doen. Zodra er buiten EU-gebied wordt gevist, moeten de EU-lidstaten gezamenlijk optrekken.

Staatssecretaris Van Dam: Ja, maar we trekken ook gezamenlijk op.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Gecontroleerd door de EU?

Staatssecretaris Van Dam: Er wordt ook toezicht op gehouden door de Europese Commissie. Het enige punt van discussie is dus wie uiteindelijk de verantwoordelijkheid heeft voor de beslissing om een machtiging in te trekken. Die verantwoordelijkheid is aan de vlaggenstaat. Als er Nederlandse schepen onder de Nederlandse vlag varen, zijn wij degenen die beslissen of die schepen een machtiging krijgen -- daaraan zijn zoals gezegd strenge voorwaarden verbonden -- en of een machtiging wordt ingetrokken. Voor de rest werken we in Europa samen. De afspraken over duurzaam beheer en de vraag hoe daarmee om te gaan staan niet voor niets op de agenda van de Raad. De Europese Commissie houdt er ook toezicht op dat de lidstaten de afspraken goed implementeren. Het enige twistpunt is de vraag wie uiteindelijk beslist en wij vinden dat de vlaggenstaat die beslissing zelf moet nemen.

De heer Geurts (CDA): Ik wil toch even terugkomen op de bewering van de staatssecretaris in het Europees Parlement dat de zeeën tegen 2030 leeggevist zouden zijn. Het gaat mij erom dat zijn toonzetting zo negatief was. Dat slaat namelijk terug op onze vissers. Ik beluisterde erin dat onze vissers niet duurzaam zouden zijn en dat is echt onterecht. Ik constateer verder dat die opmerking niet gestoeld is op enig wetenschappelijk bewijs. Is de staatssecretaris bereid om zijn woorden terug te nemen? Als dat wat te moeilijk is, is hij dan in ieder geval bereid om zijn woorden te nuanceren? Ik zeg het zo nadrukkelijk omdat nu het beeld blijft hangen dat de visserij niet duurzaam is.

Staatssecretaris Van Dam: Je moet soms gewoon goed luisteren. Ik zei namelijk net al dat het mij ging om de manier waarop er in de rest van de wereld wordt gevist. In de Noordzee hebben we de boel redelijk op orde. Dat heb ik steeds gezegd en ik heb het vandaag ook een keer benadrukt. Dat komt omdat we er niet alleen in Europa goede afspraken over maken, maar zeker ook in Nederland. Samen met de Nederlandse vissers en andere landen die vissen in de Noordzee hebben we goede afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat er duurzaam wordt gevist. Dat geldt zeker niet voor de rest voor de wereld. Het geldt zelfs niet voor alle Europese landen. Zo zijn in de Middellandse Zee wel degelijke bepaalde visbestanden in gevaar. In het Europees Parlement heb ik willen aangeven dat het heel belangrijk is dat er overal duurzaam wordt gevist. Dat is belangrijk voor de afspraken die we binnen Europa maken, maar ook -- zie wat er vandaag op de agenda staat -- voor de afspraken die we maken over visserij door de Europese vloot buiten Europa. Ook buiten Europa is het ongelooflijk belangrijk dat de visbestanden duurzaam worden beheerd. De context van mijn opmerking was dat we de snelgroeiende wereldbevolking ook later moeten kunnen voorzien van voldoende voedsel en dat we dat zullen moeten doen op een manier die de aarde aankan. Dat geldt zowel voor de landbouw als voor de visserij. In Nederland zijn we daar over het algemeen heel goed in. We zijn op heel veel gebieden koploper, maar dat geldt niet voor alle landen in de wereld. Integendeel, er zijn veel meer plekken in de wereld waar we ons grote zorgen over moeten maken dan dat er plekken zijn waar we trots op kunnen zijn. Echt niet overal in de wereld doet men het op de Nederlandse manier. Ik hoop dat ik de heer Geurts duidelijk heb gemaakt dat het mij nadrukkelijk niet ging om de manier waarop wij met onze visserij omgaan. Ik maak mij volgens mij terecht zorgen over de visserij elders in de wereld; zie de rapporten van de FAO en de Wereldbank. Daarin staat immers dat we op verschillende plekken in de wereld heel snel uit balans zullen raken als de internationale visserij op deze manier doorgaat en dan kunnen we toekomstige generaties niet meer van vis voorzien. Dat was de context van mijn opmerking.

De heer Geurts (CDA): Hier zie je een mooi voorbeeld van zenden en ontvangen. De staatssecretaris zendt, maar het wordt op een totaal andere manier ontvangen. De Italianen en de Fransen ontvingen het echt op een totaal andere manier. Zij dachten: deze minister -- de staatssecretaris mag zich in het buitenland minister noemen -- is gewoon zijn eigen vloot onderuit aan het fietsen. Het werd in Nederland ook heel anders ontvangen. Ik heb de beelden bekeken en kreeg daarvan echt een heel andere indruk dan van wat de staatssecretaris nu zegt. Ik ben dus blij met deze nuancering en ik hoop dat hij deze nuancering als voorzitter van de raad ergens in kan verweven.

Staatssecretaris Van Dam: Als de heer Geurts blij is, zou ik daar geen verandering meer in willen brengen. Overigens waren de reacties en de gesprekken in het Europees Parlement bijzonder prettig. Men was heel positief, omdat het Nederlandse voorzitterschap duidelijk heeft aangegeven dat het ambitieus is en dat wij niet alleen als een technisch voorzitter processen in goede banen willen leiden. Ik ben blij dat we dit punt hebben kunnen ophelderen, want volgens mij delen de heer Geurts en ik de waardering voor hoe de Nederlandse visserij zich zo goed mogelijk inzet voor duurzame bevissing, zeker ook in de Noordzee.

Ik kom bij de vragen van mevrouw Dikkers over de Comoren. Daarvoor geldt wat ik net meer in het algemeen zei over visserijakkoorden, namelijk dat er op private basis gevist zal worden als wij geen protocol sluiten. Dat zou betekenen dat er geen geld komt voor lokale ontwikkelingen en dat er geen data over de visbestanden worden verzameld. Het leidt tot illegale visserij en betekent dat er vrij baan wordt gegeven aan de weinig duurzame vloten van bijvoorbeeld Rusland en China. Het kabinet kiest heel nadrukkelijk voor samenwerking en een duidelijke rol voor de EU in de mondiale verduurzaming van de visserij. Er moeten natuurlijk wel garanties worden gegeven over de voorwaarden, want lokale visserijgemeenschappen moeten er daadwerkelijk van profiteren. Ook de aanpak van illegale visserij moet worden gegarandeerd. Gebeurt dat niet, dan vind ik dat Nederland tegen dit protocol moet zijn. Ik wijs daarbij ook op de gele kaart die de Europese Commissie de Comoren heeft gegeven. De Comoren moeten dus daadwerkelijk verbeterpunten doorvoeren.

De precieze inhoud van de besprekingen tussen de Comoren en de EU is niet openbaar. Ik ken die dus ook niet, maar het is duidelijk dat de gele kaart een rode kaart wordt als de Comoren de geschetste problemen niet oplossen. In dat geval is het dus niet meer mogelijk om een protocol te sluiten. Ik zou dat betreuren, omdat ik denk dat de visserij met een protocol altijd een stuk beter is dan visserij zonder een protocol.

De voorzitter: Mevrouw Dikkers wil interrumperen. Ik wil de collega's verzoeken interrupties kort te houden, want de eerste interrupties duurden nogal lang. Er zijn heel veel vragen gesteld aan de staatssecretaris en ik zou graag zien dat er vanaf nu in de interrupties alleen maar korte vragen worden gesteld en geen betogen worden gehouden. Zo niet, dan moet ik het aantal interrupties beperken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik zal geen betoog houden.

De staatssecretaris zegt dat hij graag wil dat er duurzaamheidscriteria worden opgenomen in het protocol met de Comoren. DG MARE en de Europese Rekenkamer geven echter aan dat niet kan worden gecontroleerd of er wel of niet dubbele mandaten worden afgegeven. De Europese vloot vist daar, er wordt illegaal gevist en wellicht vissen de Chinezen en de Japanners er ook. Er is geen controle op de stapeling van visserijvloten die daar actief zijn. Hoe kan de staatssecretaris dan zeggen "onder een protocol wordt het in ieder geval duurzaam opgelost"?

Staatssecretaris Van Dam: Onderdeel van het protocol is dataverzameling. Er zal in beeld gebracht moeten worden en gehouden hoe het gaat met de visserijbestanden. Verder noemde ik specifiek in verband met de Comoren de verbeterpunten die men door moet voeren, bijvoorbeeld het aanpakken van de illegale visserij. De Comoren moeten die verbeteringen echt eerst doorvoeren, omdat duurzaamheid voor ons een voorwaarde is om dergelijke akkoorden te sluiten.

Mevrouw Dikkers vroeg naar het traject duurzaam beheer, waarover de Kamer een BNC-fiche heeft ontvangen. Daarin staat de voorgenomen Nederlandse inzet voor het voorstel verwoord. Op dit moment vindt de discussie plaats in de Raadswerkgroep en aanstaande maandag is de eerste presentatie in de Raad. Later dit jaar zal de Raad doorspreken over de algemene oriëntatie en dan informeer ik de Kamer zoals gebruikelijk over de positie die Nederland inneemt.

Ben ik bereid om het rapport van de Europese Rekenkamer onder de aandacht te brengen van minister Koenders? Mevrouw Dikkers heeft gezien dat het kabinet met een reactie is gekomen en zoals zij weet is dat een reactie namens het hele kabinet, dus ook mede namens minister Koenders. Hij is dus op de hoogte.

De heer Wassenberg vroeg naar het meerjarenplan Oostzee en dan vooral naar de discussie over de interpretatie van het MSY (maximum sustainable yield). Dat is een van de terugkerende discussiepunten tussen de Raad en het Europees Parlement, zo heb ik gemerkt toen ik daar een presentatie hield. De positie van de Raad is helder: de Raad wil uitgaan van MSY-ranges en van de wetenschappelijke ICES-adviezen. Het Europees Parlement wil dat er wordt uitgegaan van een MSY-puntwaarde en zelfs ook van een range van 0% tot 80% van het MSY-punt. Wij zetten ons in voor de positie van de Raad, een positie die we delen, namelijk een MSY-range die wetenschappelijk is onderbouwd.

De heer Wassenberg vroeg naar de pulsvisserij. Daarbij maakte hij kritische opmerkingen. Laat ik zeggen dat het een belangrijke en ook goede innovatie is van de Nederlandse visserij. Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten. Er komen eigenlijk nauwelijks negatieve effecten naar voren, terwijl positieve effecten kunnen zijn dat er met minder bodemberoering en selectiever kan worden gevist. Een uitzondering is inderdaad de volwassen kabeljauw die de heer Wassenberg noemde. Overigens wordt met gebruik van puls al veel minder kabeljauw gevangen. Ik ben een groot onderzoek gestart naar de langetermijneffecten van pulsvisserij, waarin de kabeljauw heel veel aandacht krijgt. Ik zei al dat er juist significant minder bijvangst is dan in de demersale visserij volgens de klassieke methode. We zijn er nog niet -- de selectiviteit kan verder verbeterd worden -- maar de pulsvisserij zorgt al voor een belangrijke verbetering.

De heer De Liefde vroeg wat het krachtenveld is bij de duurzame vloot. Alle lidstaten willen dat de regelgeving voor de EU-vloot in andere landen gelijkgetrokken wordt met de regels voor de vloot in de EU-wateren. Lidstaten zijn wat kritisch over de extra administratieve lasten. Het zal vast niet verbazen dat met name de Zuid-Europese landen daarover het meest bezorgd zijn.

De heer De Liefde vroeg ook naar de harmonisatie van het toezicht op de aanlandplicht. Zoals ik met de Kamer voor het kerstreces heb afgesproken, heb ik in de Raad in december een rondje gemaakt langs de landen die met ons in de Noordzee vissen. In de Raad en aan die landen heb ik het pleidooi voor uitstel van de aanlandplicht overgebracht. Het is goed om hier te zeggen dat de Nederlandse positie op geen begrip kon rekenen van die landen. Dat maakte het gesprek niet gemakkelijk. Wel waren we het er met elkaar over eens dat het goed zou zijn om het toezicht te harmoniseren. Dat heb ik teruggekoppeld in mijn brief. De besprekingen daarover in de Scheveningengroep zijn in januari gestart. Een van de moeilijkheden daarbij is dat we het er weliswaar over eens zijn dat er geharmoniseerd moet worden, maar dat we minder snel overeenstemming bereiken over hoe er dan geharmoniseerd moet worden. Er is bijvoorbeeld discussie over de middelen die daarvoor worden ingezet.

De fractie van de heer De Liefde heeft vragen gesteld over het incident met Nederlandse vissers die met Duitse inspecteurs te maken kregen. Daarover is meteen contact opgenomen met Duitsland. De intentie is om steeds als dit soort dingen zich voordoen, meteen contact op te nemen met de landen die het betreft en meteen uit te zoeken hoe het is ontstaan. De Kamer krijgt zo spoedig mogelijk -- ik denk begin volgende week -- antwoorden op de vragen. Daarin zullen we iets verder uiteenzetten hoe dat is gegaan. Overigens zijn er sindsdien geen nieuwe incidenten gemeld met Duitse inspecties.

De heer De Liefde vroeg ook naar zeebaars. De regels daarvoor zijn in de Raad van december inderdaad aangescherpt, overigens uiteindelijk minder ver dan de Nederlandse inzet. Er is om een brief gevraagd over staandwantvissers en zeebaars. De Kamer ontvangt die brief zo snel mogelijk. Daarin wordt in beeld gebracht wat de consequenties zijn voor deze vissers.

De heer De Liefde vroeg naar België en de maatregelen ten aanzien van de vier Natura 2000-gebieden. Wij zijn betrokken bij het proces om in andere landen te komen tot beschermde gebieden als Nederlandse vissers daardoor geraakt kunnen worden. Ten aanzien van de uitbreiding van de driemijlszone in België hebben we aangegeven dat gegevens ontbreken die ecologische voordelen van uitbreiding aantonen. We krijgen bijval van andere lidstaten. België heroverweegt nu het plan en zal de link tussen de voorgenomen maatregelen en de ecologische effecten onderzoeken. Op basis van het nieuwe plan zal ik opnieuw kritisch kijken naar de ecologische onderbouwing. Ik zeg daarbij dat er op dit moment gewoon gevist mag worden. De voorstellen voor nieuwe maatregelen zijn dus nog niet van kracht.

De heer De Liefde vroeg naar het omvlaggen van schepen. Als het land waarnaartoe wordt omgevlagd tot de EU behoort, moet de schipper kunnen aantonen dat hij in de afgelopen twee jaar geen overtredingen heeft begaan. Als hij onder de vlag van een derde land gaat vissen en terugkomt, dan geldt hetzelfde.

Ik denk dat ik naar aanleiding van de vragen van mevrouw Dikkers al uitgebreid heb gesproken over de vraag van mevrouw Ko?er Kaya hoe er gecontroleerd wordt dat aan de voorwaarden wordt voldaan.

De heer Geurts vroeg in hoeverre het meerjarenplan voor de Noordzee wordt gebaseerd op het meerjarenplan voor de Oostzee, en of daarbij wordt gekeken naar de ICES-adviezen. Ik heb al eerder aangegeven dat die adviezen voor mij leidend zijn. Dat is ook al tijden het Nederlandse standpunt. Het meerjarenplan Oostzee is belangrijk omdat het een voorbeeld zal zijn voor andere meerjarenplannen, zoals voor de Noordzee. Voor ons is cruciaal dat daarbij het wetenschappelijk advies gevolgd wordt.

De heer Geurts vroeg ook naar het openbaar maken van gegevens om te voorkomen dat bedrijven daarvan concurrentienadeel ondervinden. Bij een verzoek tot openbaarmaking van de gegevens wordt altijd een afweging gemaakt tussen de voordelen van openbaarmaking en de privacy van de betrokkenen. Ik zal dit meenemen in de EU-discussie over de verordening in kwestie. Het is nu overigens ook geen geheim waar schepen vissen. Dat wordt bijvoorbeeld vermeld in Visserijnieuws.

Ik kom nu toe aan de vragen over landbouw en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Mevrouw Dikkers citeerde de minister-president, die zei dat een van de belangrijkste dingen is dat je je aan de afspraken houdt als je die in Europa maakt. Dat heeft de minister-president natuurlijk goed gezegd. Zij vroeg zich af of dat ook geldt voor de Nitraatrichtlijn en de mestregelgeving. Ja, dat geldt natuurlijk voor de Nitraatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water en afspraken die daaruit voortkomen. Je houden aan afspraken is de basis voor de Europese samenwerking.

De heer Geurts vroeg terecht hoe het zit met de crisis in de varkenssector. Die heeft ook mijn aandacht, maar er zijn duidelijke verschillen te zien met andere landen, waarop de heer Geurts ook wees. Hij zei: kijk hoe Frankrijk opereert. Hij vroeg of ik de Franse voorstellen ken. Ja, vanzelfsprekend. Ik heb daar met minister Le Foll over gesproken. De Fransen zijn zeer bezorgd. Zij bekijken natuurlijk ook welke maatregelen zij zouden kunnen verlengen, of dat er nieuwe maatregelen mogelijk zijn. Die discussie, waarom ook door andere lidstaten is gevraagd, heb ik als voorzitter geaccommodeerd. Tijdens de lunch gaan we met de ministers uitgebreid bespreken hoe de situatie in de markt zich ontwikkelt en wat daarin eventueel de rol van Europa zou kunnen zijn. Onze positie is genoegzaam bekend. Wij denken dat er in de melkveehouderij sprake is van een dip in de markt, maar de langetermijnperspectieven zijn daar goed. In de varkenssector is er veel sterker sprake van een structureel probleem. Dat wordt in onze varkenssector ook gezien. Ik vind onze sector een voorbeeld daarin voor andere Europese landen. Onze varkenssector loopt voorop door te zeggen dat zij een structureel probleem heeft, dat structurele oplossingen vergt. Daar wordt met de regiegroep-Rosenthal aan gewerkt. In andere landen wordt heel sterk gekeken naar de overheid, in dit geval ook Europa, die tijdelijk verlichting zou moeten brengen. Wij hebben steeds, ook in de Europese Raad, gezegd: laten we wel in de gaten houden dat het hier gaat om een structureel probleem, dat dus ook om structurele oplossingen vraagt. We geloven niet zo in de methoden die door sommige lidstaten op tafel worden gelegd, zoals het verhogen van interventieprijzen. We hebben net een pakket gehad van 500 miljoen, waarmee onder andere de opslagregeling is geopend. Daar is volledig gebruik van gemaakt. We gaan met elkaar bespreken wat verdere stappen zouden kunnen zijn. Wij hebben als voorzitter nadrukkelijk de rol om dat proces te accommoderen, waarbij onze eigen opstelling net iets terughoudender is dan die van sommige andere lidstaten.

De voorzitter: Mevrouw Ko?er Kaya wil een interruptie plaatsen.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Ik wil geen interruptie plaatsen, maar zeggen dat ik nu even naar een procedurevergadering ga. Mijn medewerker luistert mee. Ik kom terug zodra die vergadering afgelopen is, want ik moet daar ook een voorstel doen.

De heer Geurts (CDA): Ik wil wel interrumperen. Ik hoorde het antwoord van de staatssecretaris, met daarbij een winstwaarschuwing aan het begin. Kan de staatssecretaris in het verslag uitgebreid verslag doen van hoe de discussie in de Raad gelopen is?

Staatssecretaris Van Dam: Ja, dat zal ik doen. Ik zal daarbij ook ingaan op de voorstellen die ter tafel zijn gekomen. Het houdt natuurlijk niet op bij deze Raad en zal in het vervolg nog terugkomen. Ik zal doen wat de heer Geurts daarover vraagt.

Ik kom toe aan de vragen van de heer De Liefde en de heer Geurts over de regeling jonge landbouwers. De heer De Liefde vroeg waarom die regeling zo laat opengesteld wordt. Hij sprak mij daar sterk op aan. In dit geval zit hij qua verantwoordelijkheid net verkeerd, want juist deze regeling valt onder de verantwoordelijkheid van de provincies. Het was dus ook aan de provincies om die regeling open te stellen. Wij hebben daar vorig jaar bij herhaling over gesproken in de Kamer, omdat de provincies geen stappen zetten. Mijn voorganger heeft toen het initiatief genomen en gezegd: als het ingewikkeld is, kunnen wij misschien helpen door een raamregeling te maken, die wij dan ook zullen uitvoeren. Dat heb ik overgenomen. Daarover is overeenstemming bereikt met de provincies. Ook dat was ingewikkeld, want de provincies denken soms verschillend over wat ze wel en niet willen ondersteunen. Het is gelukkig echter uiteindelijk gelukt om die regeling open te stellen in heel Nederland. De heer De Liefde zegt terecht dat de regeling kort is opengesteld. Dat is gebeurd omdat de betalingen nog dit jaar moeten worden verricht. De aanvragen moeten dus tijdig worden verwerkt zodat er op tijd betaald kan worden. Daarom is de regeling kort opengesteld. Ik ben echter allang blij dat het gelukt is om de regeling open te stellen, want dat is een belangrijke ondersteuning voor jonge landbouwers.

Ik kom nu op de vragen over de 30 miljoen. De heer De Liefde vroeg hoe ik de Europese Commissie zover heb gekregen om akkoord te gaan met dit pakket. Wij hebben vanaf het begin gezegd dat wij dit geld, die net geen 30 miljoen, in willen zetten voor structurele maatregelen binnen de varkenssector en de melkveehouderij. Dat heeft mijn voorganger ook meteen aan de Kamer gemeld. Neem de varkenssector. Wij leveren vanuit het pakket een bijdrage van 5 miljoen aan de maatregelen die de regiegroep voor ogen heeft. Dat is misschien ook wel belangrijk voor de heer Geurts, om te zien wat we doen. De andere partijen die daar aan tafel zitten, hebben ook aangegeven dat zij daarin hun verantwoordelijkheid zullen nemen. Ik waardeer en respecteer het zeer dat in de private sector mensen hun nek uitsteken en zeggen dat zij verantwoordelijkheid zullen nemen voor de zaken die nodig zijn. Wij ondersteunen dat bijvoorbeeld vanuit dit pakket. Wij zijn vervolgens met de sector om de tafel gaan zitten en hebben bekeken hoe we dit pakket kunnen benutten voor de bestedingsdoelen die we voor ogen hebben, oftewel het structureel versterken en het ondersteunen van ontwikkeling binnen de sector op het gebied van weidegang. In overleg met de sectororganisaties zijn we tot deze invulling gekomen. De heer De Liefde en zijn fractiegenote, die ik dat in de media zag doen, leverden beiden kritiek op kruidensubsidies, of subsidies voor kruidenrijk grasland. Ik vind het prima om kritiek te krijgen vanuit de Kamer op dingen die ik wél doe, maar kritiek op iets wat er gewoon niet in zit, vind ik altijd wat moeilijk. Ik weet dus niet zo goed hoe ik dit moet plaatsen, want in dit pakket zit geen subsidie voor kruidenrijk grasland. Ik weet niet zo goed waar de VVD-fractie gelezen heeft, maar het zit niet in dit pakket. Die kritiek is in dit geval dus niet op zijn plaats.

Mevrouw Dikkers (PvdA): U kunt er een motie over indienen als u het wel wilt, mijnheer de Liefde.

Staatssecretaris Van Dam: Die lijkt me niet heel kansrijk, want we hebben er afspraken over gemaakt met de sector, die ik graag wil nakomen.

Er is natuurlijk al eerder afgetast bij de Europese Commissie en nu is de precieze invulling met de Commissie overlegd. De eerste reactie is positief. De Commissie heeft al eerder aangegeven te kunnen instemmen met het idee dat Nederland had over de invulling van dit pakket. Lidstaten hebben daar verschillende keuzes in gemaakt. De structurele invulling die wij steeds voor ogen hebben gehad, kon steeds op goedkeuring van de Europese Commissie rekenen. Wij verwachten daar dus geen problemen mee.

De heer Geurts stelde aan de orde dat sommige boeren hier geen gebruik van kunnen maken door specifieke omstandigheden op hun bedrijf. De vergoeding geldt voor boeren die hun koeien volledig weiden, dus die volledig voldoen aan de eis van 120 dagen per jaar, 6 uur per dag, met de voorwaarde dat de koeien vóór 15 april naar buiten gaan. Dat is juist in samenspraak met de sector zo vastgesteld, omdat het hier gaat om het effect dat het heeft op de bedrijfsvoering. Er is nadrukkelijk vastgesteld dat het moet gebeuren voordat er voor de eerste keer gemaaid wordt. Dat leidt niet alleen tot meer structurele weidegang, maar ook tot meer kansen voor weidevogels. We hebben geprobeerd om deze dingen bij elkaar te brengen. Ik ben blij dat dit is gelukt. De uitvoering daarvan ligt bij ZuivelNL, dat bij de uitwerking aandacht zal besteden aan de vraag die de heer Geurts stelde.

De heer Geurts vroeg naar de uitbetalingen in het kader van het GLB. Ik zag hem dat van de week ook in de media aangeven. Ik begrijp goed waar de signalen vandaan komen die heer Geurts krijgt. Zoals ik ook aan de Kamer heb geschreven, wordt er door het nieuwe GLB later uitbetaald dan vorig jaar en de voorgaande jaren. In het nieuwe GLB wordt namelijk gewerkt met vooruitbetalingen. Het gebeurt wel nog steeds ruim binnen de marges die ervoor zijn. Er moet voor 30 juni betaald worden. Ik heb het betaalschema dat gevolgd wordt door de RVO aan de Kamer gestuurd. De uitbetalingen volgen dat schema op dit moment precies. Op 1 februari was 90% betaald, zoals ook in de brief aan de Kamer stond. Ik denk dat de heer Geurts signalen krijgt doordat mensen soms later betaald krijgen dan ze gewend waren. Dat betekent niet dat het te laat gebeurt, want we hebben ongeveer een halfjaar om die betalingen uit te voeren. Zoals gezegd gebeurt dat volgens schema.

De heer Geurts (CDA): Ook hiervoor geldt: zenden en ontvangen. De voormalige staatssecretaris, nu van I en M, heeft gezegd dat de boeren gezien de crisis snel hun geld zouden krijgen. Dat waren de koppen indertijd. Het feit is echter anders. Ik heb niet één bron maar verschillende bronnen. Dat zijn boeren die niet met de jongeboerenregeling of vergroeningsmaatregelen te maken hebben. Zij worden echter nog niet uitbetaald. Dat vind ik dan wel heel raar. Daarom stel ik de vraag of die cijfers wel kloppen, want ik denk dan: er zit helemaal geen controle op.

Staatssecretaris Van Dam: Nogmaals, dat beeld is ontstaan doordat er sprake was van vooruitbetalingen. Die vooruitbetalingen zijn ook gedaan. We hebben meteen aangegeven -- dat heeft mijn voorganger toen ook al wel gedaan, hoor, ook in de overleggen met de sector -- dat de reguliere betalingen vertragen op het moment dat we gebruik gaan maken van deze versnelde betaling. Dat werd al lastiger door de invoering van het nieuwe GLB, maar er is meteen aangegeven dat de vooruitbetalingen zullen leiden tot vertraging van de reguliere betalingen. Dat betreft vertraging ten opzichte van voorgaande jaren, maar niet ten opzichte van de termijn voor op tijd betalen. Ik begrijp die signalen dus heel goed, omdat er een verschil is tussen wanneer je betaald moet krijgen en wanneer je verwacht had dat je betaald zou krijgen op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren. Daarom hebben we meteen steeds zo veel mogelijk geïnformeerd en gezegd: let op, dit is het betalingsschema en het kan dus zijn dat je later betaald krijgt dan voorgaande jaren, maar er wordt nog steeds betaald. Die cijfers komen van de RVO en dus kloppen ze, zeg ik tegen de heer Geurts. Op 1 februari was 90% uitbetaald. Het overgrote deel van de boeren heeft dus inmiddels zijn betaling ontvangen. Vanaf 1 februari is de betaling gestart aan de laatste 10% van de ondernemers. Specifieke groepen, bijvoorbeeld de ondernemers die voor een graasdierenpremie in aanmerking komen, ontvangen vanaf 1 april het graasdierendeel. Voor 1 juli hebben alle landbouwers hun GLB-betaling ontvangen. Ik heb geen enkele reden om eraan te twijfelen dat dit niet gerealiseerd wordt. Het streven blijft om de betalingen zo snel mogelijk uit te voeren nadat alle verplichte controles zijn afgerond.

Mevrouw Ko?er Kaya vroeg naar de Franse boeren, die de snelwegen blokkeren en daarmee niet alleen voor hun eigen land een vervelende situatie aanrichten, maar ook voor het internationale transport, dat natuurlijk ook voor ons van belang is. Maar goed, dat is de manier waarop daar geprobeerd wordt om eisen kracht bij te zetten. Zij vroeg of wat daar gebeurt eigenlijk protectionisme is. De Europese Commissie volgt het nauwgezet en overlegt met Frankrijk over het maatregelenpakket dat het land zelf uitvoert. Zij kijkt daarbij nauwkeurig naar het effect op de interne markt. Ik heb al aangegeven dat we maatregelen op Europees niveau maandag bespreken.

Mevrouw Ko?er Kaya vroeg, net als de heer Geurts, naar de inzet voor het GLB in 2020. Zij zei dat de Europese subsidies eigenlijk gebruikt zouden moeten worden voor innovatie en verduurzaming. De heer Geurts legde een link met het Meerjarig Financieel Kader van de EU. Die discussies gaan in de komende twee, drie jaar van start. Dat is ook de reden geweest voor mij om te zeggen dat ik de informele Raad tijdens ons voorzitterschap wil benutten om alvast een blik vooruit te werpen en te spreken over hoe het GLB zich na 2020 zou moeten ontwikkelen. Ik deel de opvatting van mevrouw Ko?er Kaya dat de uitdaging is dat we Europees geld zo goed mogelijk moeten benutten om de ontwikkeling van de sector en de innovatie te versterken, en om subsidies sterk te richten op maatschappelijke doelen. Die opvatting heb ik eerder van de VVD heb gehoord en ook meegekregen van de VVD in het Europees Parlement toen ik daar was; de heer Huitema heeft daarover een rapport geschreven. We moeten dat gesprek met elkaar aangaan. Ik heb al eerder toegezegd dat de Kamer voor de informele Raad de uitgebreide opvattingen ontvangt die ik heb over de toekomst van het GLB. In het voorbereidende AO kunnen we daar uitgebreid met elkaar over spreken. Wel is het belangrijk dat wij deze discussie nu agenderen, want je kunt er beter vroeg mee beginnen dan dat je wordt ingehaald omdat de discussie aan een andere tafel gevoerd wordt, namelijk die waar wordt gesproken over het budget. Dat zou namelijk meteen consequenties hebben voor de landbouwbudgetten. Om die reden zetten we het op de agenda.

De heer Geurts vroeg hoe het zit met het kwekersrecht. We organiseren tijdens het voorzitterschap een conferentie in mei met de Europese Commissie om tot oplossingen te komen en de balans tussen octrooien en het kwekersrecht te verbeteren. De resultaten daarvan komen in de daaropvolgende Raden Concurrentievermogen en de Landbouw- en Visserijraad aan de orde. Binnenkort kom ik met een brief daarover naar de Kamer.

Mevrouw Dikkers vroeg naar paardenvlees en residuen die daarin worden aangetroffen. Deze vragen bevinden zich op het gebied van voedselveiligheid, waarvoor de minister van VWS primair verantwoordelijk is. Wat Canada betreft heeft de Europese Commissie in september 2015 besloten dat paarden minstens zes maanden onder toezicht van de autoriteiten moeten hebben gestaan na het gebruik van verschillende soorten medicatie. In die tijd mogen in de EU verboden stoffen ook niet meer worden toegediend. Nederland heeft de Europese Commissie gevraagd om een voorstel uit te werken dat de invoer uit Canada op termijn volledig in lijn brengt met de EU-regelgeving. De import uit Mexico is stopgezet omdat dit land niet kon garanderen dat de voedselveiligheid is geborgd. De NVWA controleert dit steekproefsgewijs.

Mevrouw Dikkers (PvdA): We hebben vorig jaar een rapport van Eyes on Animals besproken. Dat ging inderdaad over gesjoemel met en rotzooi in het vlees. Het ging echter in hoge mate ook over dierenwelzijnsaspecten. We hebben toen gezocht naar mogelijkheden om het paardenvlees niet op de Nederlandse markt toe te laten vanwege die dierenwelzijnsaspecten. Op het ministerie wordt dan heel vaak meteen gezegd: dat kan niet, want het betreft WTO-regelgeving. Maar met zeehondenbont en kattenbont zijn er voorbeelden dat je het vlees wel zou kunnen weren vanwege dierenwelzijnscriteria. Wil de staatssecretaris daar eens naar kijken en ons daarover rapporteren? Dat kan gewoon in de geannoteerde agenda, want uit die agenda heb ik dit punt ook gehaald.

Staatssecretaris Van Dam: We zullen dat in een volgende geannoteerde agenda doen, ja.

De heer Geurts vroeg naar de Afrikaanse varkenspest in Polen, die er overigens ook is in Oekraïne en de drie Baltische staten. Hij weet dat de EU inzet op werken op basis van regionalisering en risiconiveaus. Nederland ondersteunt dat. De maatregelen verschillen in zwaarte per regio. Dat is van belang voor de discussie over de export van vlees. Dat is ook een van de discussies die gevoerd wordt met Rusland. Het besluit over de aanpassing van de grenzen van regio's wordt altijd ter stemming aan de lidstaten voorgelegd. Polen is het niet eens met de laatste wijziging van de regiogrenzen vanwege de gevreesde economische gevolgen. Alle andere lidstaten hebben in het de standing committee die erover gaat, ingestemd met de laatste aanpassing conform het Commissievoorstel. Een verdere analyse van de situatie zou misschien kunnen leiden tot een nadere onderbouwing of een aanpassing van de grenzen. Daarover kunnen de lidstaten vervolgens weer stemmen. Polen heeft de lidstaten om steun gevraagd. Er is een verzoek gedaan aan de Europese Commissie om meer hulp te bieden aan Oekraïne gezien de risico's van insleep in de Europese Unie. Ik sta achter het idee om Oekraïne daarbij te ondersteunen, mits het een gedegen plan heeft opgesteld en duidelijk is waarvoor de hulp wordt ingezet.

De heer Geurts (CDA): Ik vind dat de staatssecretaris het wel heel voorzichtig formuleert. Ik heb het veel duidelijker gesteld: Nederland mag Polen niet gaan volgen in het verlichten van het regime zoals Polen dat wil. Als Nederland en de andere lidstaten dat wel zouden doen, dan gaat er voorlopig geen gram varkensvlees naar Rusland vanwege de eisen die Rusland stelt. Polen moet dus zijn zaken op orde hebben, gewoon binnen de regels die Europa gesteld heeft. Als Nederland instemt met verlichting, geef dan ook maar gelijk het signaal aan de varkenshouderij in Nederland dat er geen gram varkensvlees naar Rusland gaat in de komende tig jaar.

Staatssecretaris Van Dam: De heer Geurts zegt het volgens mij op een goede manier. Dat is precies waarom wij sterk vasthouden aan de regionalisering en tegen verlichting zijn. Polen stond daarin ook alleen. Als we niet zouden vasthouden aan die regionalisering, zouden we geen goede onderhandelingspositie hebben ten opzichte van de Russische Federatie. Dat betekent overigens niet meteen dat daarmee de grens met Rusland opengaat, want het is evident dat de manier waarop Europa dit aanpakt geen reden zou moeten zijn om de grens dicht te houden. Daar wordt door de Europese Commissie het gesprek met Rusland over gevoerd. Desondanks houden de Russen vast aan het sluiten van de grens. Die discussie met de Russen wordt dus helaas niet alleen maar op basis van feitelijke argumenten gevoerd.

Dan de ggo's. In de paar maanden dat ik nu staatssecretaris ben, is het me niet eerder overkomen dat leden van de Kamer al eerder wisten dat wij iets ontvangen hebben dan ikzelf. In dit geval had u me te pakken, want de juridische analyse waar meerdere woordvoerders over spraken is recent binnengekomen op het ministerie. We zullen die op korte termijn doorsturen naar de Kamer. Het kabinet zal daarbij verdere duiding geven en ik zal ingaan op de plannen op dit dossier. We zullen daar overleg over voeren met andere lidstaten.

De heer De Liefde vroeg in het verlengde hiervan naar de impactassessment over genetisch gemodificeerde veevoeders. Tijdens het algemeen overleg van juni vorig jaar over het voorstel van de Europese Commissie heeft mijn voorganger aan de Kamer toegezegd om die impactassessment uit te voeren. De Kamer heeft die inmiddels gekregen. De assessment laat zien dat het voorstel vergaande consequenties kan hebben, afhankelijk van het aantal lidstaten dat gebruikmaakt van de mogelijkheid van een nationale beperking of een verbod. Het rapport laat overigens ook zien hoe afhankelijk Europa op dit moment is van de import van eiwithoudende voedergewassen. Mevrouw Ko?er Kaya vroeg daarover of het niet goed zou zijn om te proberen soja te vervangen door andere gewassen. Ik ben daar uitdrukkelijk voorstander van. Ik zie ook wel mogelijkheden voor meer teelt van eiwithoudende gewassen in de EU. Overigens wordt daarbij, zeg ik ook maar gezien het referendum dat eraan komt, nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden die Oekraïne zou kunnen bieden. Dat vergt dan natuurlijk wel vrije handel met Oekraïne op dit gebied, omdat juist het Oekraïense landbouwareaal bij uitstek geschikt kan zijn voor de teelt van eiwitrijke gewassen als soja. Die soja zou een stuk duurzamer geteeld kunnen worden dan de meeste soja die we nu importeren uit Zuid-Amerika.

De heer Wassenberg (PvdD): Ik had er ook een vraag over gesteld. Hoor ik de staatssecretaris tussen de regels door zeggen dat hij het onwenselijk vindt dat Nederland zo afhankelijk is van die genetisch gemanipuleerde producten?

Staatssecretaris Van Dam: We laten een studie uitvoeren naar de Nederlandse afhankelijkheid van internationale stromen om te zien hoe kwetsbaar ons voedselsysteem is, maar in zijn algemeenheid oogt deze afhankelijkheid mij zeer groot. Ik wacht die studie verder af. In de EU wordt sowieso breder de wens gedeeld om zelf beter in staat te zijn eiwitrijke gewassen te telen, zodat we meer zelfvoorzienend zijn en minder afhankelijk zijn van de import overzees.

De heer De Liefde vroeg hoeveel lidstaten tegen de positie van de Europese Commissie zijn. Niet alle lidstaten hebben zich duidelijk uitgesproken, maar er is een ruime meerderheid tegen. We zijn in afwachting van vervolgstappen van de Europese Commissie. De heer De Liefde vroeg of ik wilde aandringen op spoed. Dat doen wij. Ik hoop dat we er tijdens ons voorzitterschap verder over kunnen spreken. Sterker nog, liever wat eerder in ons voorzitterschap dan later.

De heer Wassenberg vroeg wat ik vond van ggo's die de biosector bedreigen. Ggo's worden op basis van wetenschappelijk bewijs uitgebreid beoordeeld op hun veiligheid voor het milieu. Het rapport van de studiecommissie waarnaar de heer Wassenberg vroeg, komt dit voorjaar naar de Tweede Kamer.

Ik ben daarmee gekomen bij het onderwerp dierenwelzijn. Er werden vragen gesteld over het platform dat we willen oprichten. Met Denemarken, Duitsland en Zweden vormen we een kopgroep op het gebied van dierenwelzijn. Deze landen lopen qua maatregelen op nationaal niveau voorop. We willen het onderwerp hoger op de Europese agenda plaatsen, want het zou goed zijn als andere Europese landen ons gaan volgen, uit het oogpunt van dierenwelzijn, maar natuurlijk ook vanwege het level playing field binnen Europa. Daarvoor hebben deze vier landen een position paper opgesteld, met suggesties aan de Europese Commissie voor de oprichting van een EU-platform. Dat platform kan de discussies met lidstaten en belanghebbendenorganisaties faciliteren. Het komt dus uitdrukkelijk niet in de plaats van de strategie, zoals de heer Wassenberg vroeg. De beoogde doelstellingen zijn het uitwisselen van ervaringen, best practices, netwerken en gecoördineerde acties. Wij willen de sneeuwbal die wij met z'n vieren aan het rollen hebben gebracht, verder laten rollen en zorgen dat die in omvang toeneemt. De Europese Commissie is positief over dat voorstel en wil na de bespreking in de Raad maandag de interesse voor de oprichting van een platform en de doelstellingen daarvan peilen bij belanghebbendenorganisaties. Zij wil dat ook nader bespreken met de lidstaten. Het zou een belangrijk instrument kunnen zijn om het dierenwelzijn verder te brengen. We blijven ons tegelijkertijd inzetten voor een nieuwe strategie in de periode 2016-2020. Dat zal ik herhalen bij de Europese Commissie. Mogelijk kunnen we het platform gebruiken om druk te zetten op dat proces.

De heer Wassenberg (PvdD): Worden bij dat platform ook dierenwelzijnsorganisaties uitgenodigd?

Staatssecretaris Van Dam: Ja, dat is zeer nadrukkelijk de bedoeling.

Dan de vragen van de heer Wassenberg over bont. Ik heb al eerder aangegeven dat ik de etikettering ook wel erg vaag vindt. De consument moet eerst goed zijn in tekstexegese voordat hij doorheeft dat er bont in zijn kleding zit. Dat is nou net niet de bedoeling van etikettering: die moet meteen duidelijk zijn. Nederland heeft al eerder gevraagd om betere etiketteringsregels, maar de Europese Commissie heeft toen besloten om ze niet te wijzigen. Daarom heeft mijn voorganger de branche zelf gevraagd om zijn verantwoordelijkheid te nemen, bijvoorbeeld met een aparte tag aan kleding of door te zorgen voor betere informatie en voorlichting in de winkels. De sector heeft die betere voorlichting toegezegd, maar dat levert tot nu toe concreet niet zo veel op. De sector wil eerst de winkeliers en het personeel goed informeren over dierenwelzijn. Ik zal dat dus opnieuw bij de sector onder de aandacht brengen, want ik vind dat men de gemaakte afspraken moet nakomen. Er moet echt meer geleverd worden. Betere informatie en betere voorlichting zijn daarbij essentieel. Ik zet dus niet in op nationale verplichtingen, want ik denk dat dit niet zo heel veel zin heeft, maar het zou wel goed zijn als de sector hierin gewoon zijn verantwoordelijkheid neemt.

De heer Wassenberg (PvdD): Ik begrijp dat de staatssecretaris dat zegt. Aan de andere kant heeft de sector tot nu toe zijn verantwoordelijkheid niet genomen. Ik ben bang dat het heel vrijblijvend blijft. Wat kan de staatssecretaris doen om te zorgen dat de etikettering wel beter en helder wordt als dat over een aantal maanden nog niet is gebeurd?

Staatssecretaris Van Dam: Er kan altijd van alles. Bij dit soort dingen moet je je echter vaak de vraag de stellen wat dit betekent. Met regulering haal je je namelijk ongelooflijk veel op de hals. Je moet dan heel scherp gaan definiëren wat bont is en wat andere dierlijke materialen zijn. Vervolgens moet je dat kunnen handhaven. Het heeft dus mijn uitdrukkelijke voorkeur dat de sector hiervoor zelf zijn verantwoordelijkheid neemt, met name omdat etiketteringsregels Europees worden bepaald en het niet voor de hand ligt dat wij daarvan gaan afwijken. Dat staat nog los van de vraag of wij daar überhaupt mogelijkheden toe hebben. Ik blijf me inzetten, ook Europees, om die etikettering veel duidelijker te krijgen, maar het is echt de sector die in beweging moet komen en zijn eigen toezeggingen moet nakomen.

De heer Wassenberg (PvdD): Ik heb nog één verhelderende vraag. De staatssecretaris zegt dat de sector in beweging moet komen en dat hij het Europees blijft aankaarten. Dat is heel goed. Maar als die sector niet in beweging komt -- zoals tot nu toe het geval is -- blijft het dan niet heel vrijblijvend als de staatssecretaris alleen maar naar de sector blijft wijzen en verder geen stok achter de deur heeft?

Staatssecretaris Van Dam: Ja, want aan hoe weinig de sector beweegt, zie je dat men dit denk ik te weinig serieus neemt. Ik vind: als je bont gebruikt, doe het dan niet stiekem, maar kom ervoor uit. Consumenten kunnen dan zelf een keuze maken. We zijn nu in de fase dat het gesprek met de sector opnieuw gevoerd moet worden en deze daar stevig op aangesproken moet worden. We zullen zeggen: er zijn toezeggingen gedaan, die je ook moet nakomen. Ik wil gewoon dat het verbetert, dus laten we nu nog niet de als-dandiscussie voeren, maar erop vertrouwen dat dit gesprek iets op zal leveren.

De heer Wassenberg vroeg of ik vorige week een brief wil sturen over de uitvoering van de motie inzake het kalf bij de koe. Dat lijkt mij niet verstandig, want dan luidt die brief ongeveer: u hoort nog van ons. Zo snel kunnen we natuurlijk niet in beeld brengen wat we doen met deze motie. Ik moet dat echt nader bestuderen. Het komt te staan in de standvanzakenbrief over dierenwelzijn, die naar verwachting in maart naar de Kamer wordt gestuurd. Ik hoop dat dit voor de heer Wassenberg ook op tijd is.

Tot slot was er de vraag van de heer Geurts, die vroeg of we de import van hondenleer uit China kunnen verbieden vanwege de manier waarop men daar met honden omgaat. Een importverbod is niet haalbaar vanwege de WTO-afspraken. Het ministerie heeft wel de brancheorganisaties gevraagd om niet te importeren. Die willen daar vooralsnog niet aan meewerken. In het kader van het imvo-convent gaan brancheorganisaties, vakbonden, ngo's en overheid opnieuw bespreken of men niet gewoon z'n verantwoordelijkheid moet nemen. De overheid heeft hierin niet de sterkste positie, maar als de heer Geurts hierover geschokt is, dan zal dat voor heel veel meer mensen gelden. Wellicht dat het bedrijfsleven daar iets mee zou kunnen doen.

Daarmee ben ik bij mijn weten gekomen aan het eind van de beantwoording. Ik ben zeker uitgebreid ingegaan alle vragen van mevrouw Ko?er Kaya, die net weer binnenkomt.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Ik wilde net vragen of dat gebeurd was.

De voorzitter: Ik kan getuigen dat de staatssecretaris erop is ingegaan.

We zijn toe aan de tweede termijn van de Kamer. We hebben nog maar een halfuurtje. In de tweede termijn zullen ongetwijfeld ook weer wat vragen worden gesteld. Ik stel een tweede termijn van anderhalve minuut per fractie voor zodat we op tijd kunnen afronden.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat het onder de visserijakkoorden beter toeven dan is dan onder particulier afgesloten akkoorden, want: "duurzaam". En: "controle". Maar laat nou een van de conclusies van het Rekenkamerrapport zijn: no reliable information on fishing stocks is available. We weten het dus niet. Hoe de staatssecretaris daarbij komt, is mij nog steeds een raadsel. Ik zou heel graag willen dat de staatssecretaris komt met een verbeterplan. Dat hoeft hij niet zelf te doen, want het is geen Nederlandse activiteit, maar ik zou het heel fijn vinden als hij zijn Europese voorzitterschap zou gebruiken om bij zijn visserijcollega's aan te kaarten dat er een verbeterplan moet komen, waarin de conclusies van het Rekenkamerrapport verwerkt zijn. Hij zegt dat DG MARE de conclusies zal overnemen. Dat is heel goed, maar ik zou daarvoor heel graag een stappenplan zien, want ik moet eerlijk zeggen dat ik er voorlopig geen enkel vertrouwen in heb. Als je zegt dat het beter moet, dan zullen de Afrikaanse landen zeggen dat controle op de visserijsector prima is omdat het gratis geld is. Uiteindelijk blijkt echter keer op keer, ook uit het Rekenkamerraport van 2001, dat er helemaal niets gebeurt met die aanbevelingen. Dat vind ik droevig stemmend.

De heer Wassenberg (PvdD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik zou toch graag een motie willen indienen. Daartoe had ik al een vooraankondiging gedaan van een VAO. Het verzoek is om dat vandaag nog in te plannen, met aansluitend stemmingen. Het overleg gaat immers op heel korte termijn plaatsvinden, namelijk maandag.

Staatssecretaris Van Dam: Waar gaat die motie over?

De heer Wassenberg (PvdD): Die betreft mijn vraag over de Oostzee en de maximum sustainable yield.

De heer De Liefde (VVD): We zien elkaar later deze middag dus nog een keer.

Voorzitter. De staatssecretaris heeft heel veel vragen naar tevredenheid beantwoord. Er blijft één punt over waar ik nader op wil ingaan, namelijk het weidevogelpakket. De staatssecretaris geeft aan dat er uit de nationale enveloppe geen geld gaat naar kruidensubsidies voor weidevogels. Maar in zijn brief verwijst hij er zelf naar dat er een bedrag beschikbaar komt voor de regeling agrarisch natuurbeheer. Die regeling bestaat nu al; daar gaat dus extra geld naartoe. Daarin zit een aanvraag voor kruidenrijk weidevogelgrasland. Er gaat dus wel Europees geld naar het zaaien van kruiden in het grasland. Ik wil even van het voorbeeld af zijn: de bedoeling van het pakket is dat we toegaan naar structurele verbeteringen en innovatie. Ik stelde de vraag met een lichte knipoog: hoe heeft de staatssecretaris het weten te verkopen aan de Europese Commissie dat het zaaien van kruiden in grasland een structurele verbetering oplevert voor de veehouderij? De staatssecretaris ging daar wat gemakkelijk aan voorbij door te stellen dat er geen subsidie van die Europese gelden gaat naar het zaaien van kruiden, maar dat is dus wel het geval. Ik wil gewoon graag van de staatssecretaris het antwoord hebben op de meer fundamentele vraag hoe het de sector structureel vooruithelpt, en hoe innovatief het is, als wij Europees geld uitgeven voor het zaaien van kruiden in grasland.

Mevrouw Ko?er Kaya (D66): Voorzitter. Als ik mijn collega Bart de Liefde nu hoor, begrijp ik dat de staatssecretaris in ieder geval heeft toegezegd dat er soja en klavertjesvier in onze grasvelden worden gezaaid; geweldig. Voor de andere antwoorden ga ik de tekst lezen, dus ik kan daar nu nog heel weinig over zeggen. Ook over de Franse boeren zal ik het nu niet hebben, maar wel over de vissen.

De staatssecretaris gaf in zijn termijn aan dat er wel gecontroleerd wordt. Nou, de Rekenkamer maakt daar gehakt van. Hij zegt dat het totaal niet duidelijk is en een zooitje is, als ik het in mijn eigen woorden mag zeggen. Als je afspraken maakt met de Afrikaanse landen en andere landen om aan de kusten van die landen te vissen, dan moet je die ook nakomen en controleren. Als de EU dat doet, moet zij dat dus ook controleren en handhaven. Ik heb al eerder aangegeven dat ik op dat punt een motie in ga dienen. Wat het stappenplan betreft doe ik met alle plezier mee met mevrouw Dikkers. Als er afspraken worden gemaakt, wil ik dat die ook worden gecontroleerd. Dat geldt ook voor het vissen buiten de EU.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb geturfd: alle vragen zijn behandeld. Of ik tevreden ben met de antwoorden is iets anders. Ze geven mij echter geen aanleiding om een motie in te dienen.

Ik heb wel een vraag over het Meerjarig Financieel Kader. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat daarover een brief wordt gestuurd aan de Kamer. Ik hoorde echter zijn collega, minister Dijsselbloem, op een conferentie aangeven dat het kabinet het meerjarenbudget flexibeler wil inzetten, niet alleen voor cohesiebeleid, dus de structuurfondsen, maar ook voor onvoorziene omstandigheden. Als voorbeeld werd de migratiecrisis gegeven. Ik concludeer daaruit dat de inkomensondersteuning in het kader van de GLB-gelden nog verder uitgekleed wordt door dit kabinet. Dat is althans de inzet. Met dit kabinet is de land- en tuinbouw al honderden miljoenen kwijtgeraakt bij de laatste afspraak. Ik schat in dat dit nog een keer zal gebeuren als dit de inzet van het kabinet wordt. Ik ben dus heel benieuwd naar die inzet en hoop dat die heel duidelijk omgeschreven wordt in de brief over het Meerjarig Financieel Kader die in mei komt.

De voorzitter: De staatssecretaris kan meteen antwoord geven.

Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Mevrouw Dikkers sprak weer over de conclusies van de Rekenkamer. Zoals ik al heb gezegd, worden die breed gedeeld, ook door de Europese Commissie. De Europese Commissie wil al die aanbevelingen overnemen, dus ook alle aanbevelingen die moeten leiden tot de verbeteringen waarover mevrouw Dikkers het heeft. Zij roept specifiek om een verbeterplan. Dat moet er dus ook komen als al die aanbevelingen worden overgenomen. Er vindt nu discussie plaats over het rapport in de Raadswerkgroep. Daar wordt ook gesproken over de manier waarop de verbeteringen worden geïmplementeerd. Ik zal bekijken of er draagvlak is voor een verbeterplan. Als dat er is, nemen we dat mee in de Raadsconclusies.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik begrijp dat daar in de volgende geannoteerde agenda een opmerking over komt te staan.

Staatssecretaris Van Dam: Ja. Ik hoop dat dit ook antwoord is op de vraag van mevrouw Ko?er Kaya over de controle op het nakomen van afspraken door de kuststaten. Onderdeel van de afspraken die we met die staten maken, moet zijn dat ze zelf goed controleren. De Rekenkamer wijst erop dat dit een van de tekortkomingen is, maar ik zeg nogmaals dat er ook nadrukkelijk een verantwoordelijkheid bij onszelf ligt, namelijk dat wij vooraf goed sturen op het nakomen van de gemaakte afspraken. Dit zou een van de onderdelen van het verbeterplan kunnen zijn, zo zeg ik tegen mevrouw Ko?er Kaya.

De heer Wassenberg zegt met een motie te willen komen over de Oostzee. Ik hoop nog altijd dat we, zolang we met elkaar in debat zijn, kunnen voorkomen dat we elkaar later vanmiddag weer moeten zien, maar hij gaf niet heel nadrukkelijk aan wat er in de motie komt te staan. Hij heeft in eerdere debatten steeds gezegd dat we het wetenschappelijk advies moeten volgen. Ik heb aangegeven dat dit voor ons leidend is, ook in de besprekingen over het meerjarenplan voor de Oostzee. Ik had eigenlijk gehoopt dat dit op zijn instemming zou kunnen rekenen.

De heer De Liefde kwam weer terug op de invulling van de 30 miljoen. Hij volhardde er toch in dat wij met dat Europees geld de regeling agrarisch natuurbeheer financieren en dus EU-geld steken in het zaaien van kruidenrijk grasland. Dat is echt niet het geval. Hij krijgt daarover dus, zo vrees ik, echt de verkeerde informatie. We zetten het Europees geld in de melkveehouderij in voor drie doelen. Eén: deelname aan de KringloopWijzer. Twee: weidegang. Drie: het terugdringen van infecties in de melkveehouderij. Met dat pakket voor weidegang doen we eigenlijk maar twee dingen. Onder andere geven we een bonus voor vroege weidegang. Als je voldoet aan weidegang, dus je koeien meer dan 120 dagen per jaar, 6 uur per dag naar buiten laat en ze de wei in brengt voor 15 april, dan kun je al aanspraak maken op die subsidie, op die bonus van €750. Daar zit dus verder geen subsidie bij over het zaaien van kruidenrijk grasland of dat soort dingen. Ik weet dus nog steeds niet waar de heer De Liefde dat vandaan haalt. Hij heeft mij een soort indicatie gegeven, want we kennen natuurlijk wel degelijk een regeling agrarisch natuurbeheer, maar die wordt hier niet uit gefinancierd. Een onderdeeltje van dit pakket is dat we een klein bedragje reserveren voor boeren die aan weidevogelbeheer doen, dus die zich via agrarisch natuurbeheer specifiek inzetten voor de bescherming van weidevogels. Als zij het initiatief willen nemen om die inspanning te vermarkten, bekijken wij of we hen misschien met een klein bedrag daarbij kunnen ondersteunen. Daarvoor is binnen die 4 miljoen een kleine reservering gemaakt, maar ook dat geld gaat dus niet naar het subsidiëren van het inzaaien van een bepaald soort grasland. Het spijt me, maar de heer De Liefde zit er hiermee echt naast.

De heer De Liefde (VVD): In de brief over de invulling van de enveloppe wordt inderdaad verwezen naar een klein bedrag, €250.000 van die miljoenen. Dat wordt gereserveerd voor het stimuleren van "groepen melkveehouders die deelnemen aan een weidevogelpakket in het kader van de regeling agrarisch natuurbeheer". In die regeling agrarisch natuurbeheer zit dus ook het zaaien van kruiden, want dat zit in die regeling.

Staatssecretaris Van Dam: Dat zit ook niet in die regeling.

De heer De Liefde (VVD): Nou, ik heb hier zelf een foto met een kopie van die regeling bij me. Daar zie ik het echt staan. Maar laten we hier even van af zijn. Het gaat om een andere vraag. De doelstelling van het pakket is de structurele verbetering van de positie van bepaalde markten en het stimuleren van de innovatie in die markten. Laten we er met elkaar even goed over blijven nadenken in hoeverre het stimuleren van weidevogels of het vermarkten van melk waarvoor heel veel kruiden geplant zijn waar weidevogels op afkomen, een structurele verbetering is voor de veehouderijsector.

Staatssecretaris Van Dam: Oké, maar dan hebben we een discussie. Ik hecht eraan dat de heer De Liefde geen verkeerde voorstelling van zaken geeft, alsof dat geld gaat naar het inzaaien van gras, want dat is nadrukkelijk niet het geval. Het gaat hier om boeren die meedoen aan de regeling agrarisch natuurbeheer en die zich inzetten voor de bescherming van weidevogels. Dat betekent iets voor de bedrijfsvoering. Je kunt dat ook niet doen, en dan kun je over het algemeen je bedrijfsvoering net iets efficiënter maken en dus net iets meer geld overhouden. Deze boeren kiezen er bewust voor om dat niet te doen. We bekijken of we die inzet op de een of andere manier zouden kunnen vermarkten, bijvoorbeeld door speciale zuivelproducten in de markt te zetten. Dat is nou precies wat de Europese Commissie heeft meegegeven voor dit geld: kijk of je de marktpositie van boeren verder kunt versterken. We hebben dus gezegd: als we een klein bedrag kunnen reserveren om dit soort initiatieven te ondersteunen, dan gaat het nadrukkelijk om het vermarkten van dat soort producten. Of dat lukt, weet ik niet, maar het is een poging om te bekijken of we boeren kunnen ondersteunen die zich zo inzetten voor de natuur en zelf een mogelijkheid zien om daar iets voor terug te krijgen. Dat is wel degelijk een structurele verbetering voor de boeren die dat doen, want het versterkt hun marktpositie. Dat is zeer uitdrukkelijk waar dit geld voor bedoeld is. Maar nogmaals, dit gaat om heel kleine reserveringen. Het overgrote deel van die 4 miljoen gaat gewoon naar boeren die hun koeien al voor 15 april weiden. Ook de achtergrond daarvan -- het is niet voor niets met de sector zo opgesteld -- is dat het consequenties heeft voor de bedrijfsvoering. Het is dus nadrukkelijk een prikkel. Misschien helpt het, is het een stimulans, voor boeren die op die manier hun bedrijfsvoering willen inrichten. Daaraan wordt gekoppeld dat men kennis uitwisselt, en men met elkaar bekijkt wat men kan leren van die ervaringen en hoe men dat voor de toekomst kan borgen. Ook daarbij gaat het om een structurele versterking van deze bedrijven.

De heer Geurts heeft gevraagd naar het MFK. Dat staat los van de discussie over de toekomst van het GLB, maar ergens natuurlijk ook niet. Overigens besluit niet Nederland alleen over het MFK, maar de hele EU. Als daar wordt besloten dat geld dat nu nog naar het GLB gaat anders wordt ingezet, dan heeft dat wel degelijk consequenties. Dit is nou precies de reden dat ik denk dat het verstandig is om de discussie over de toekomst van het GLB op tijd te voeren. De discussie over het budget voor het GLB is in het verleden heel vaak gegaan over de wijze waarop het wordt benut. Niet alleen Europa, maar ook Ban Ki-moon heeft gezegd dat de wereld in de komende decennia voor twee heel grote uitdagingen staat, namelijk een groeiende wereldbevolking voorzien van energie en voedsel, beide op een duurzame manier, die in balans is met de natuur. Dat geldt nadrukkelijk ook binnen de EU. Zowel voedsel als energie zal in de komende jaren een heel belangrijk onderdeel zijn van de budgetten die de EU inzet. Een derde spoor is de versterking van de economische structuur en de inzet op innovatie. Een van mijn inzetten richting de informele Raad in mei, die gaat over de toekomst van het GLB, is of we het GLB in de toekomst zo zouden kunnen vormgeven dat het meegaat met die ambities. Ik denk dat we daarmee een agenda voor de toekomst maken. Met zo'n agenda wordt de discussie voor het financiële kader meer gebaseerd op het toekomstige beleid en minder op de beelden die er zijn over hoe het in het verleden ging. Het is daarom nadrukkelijk mijn bedoeling om die discussie vroeg te voeren. Dat biedt geen garantie voor de uitkomst, maar ik denk dat de discussie er in elk geval beter van wordt.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de regering. Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd.

- In het verslag van de Raad zal de staatssecretaris verslag doen van de lunchdiscussie over de situatie in de varkenssector. Daarbij zal hij ingaan op de voorstellen die door de lidstaten worden gedaan.

- In de volgende geannoteerde agenda zal de staatssecretaris ingaan op de voedselveiligheid bij de import van paardenvlees uit derde landen.

- De Kamer ontvangt op korte termijn de juridische analyse met betrekking tot het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen in veevoer en levensmiddelen.

- De Kamer ontvangt in de standvanzakenbrief dierenwelzijn, die in maart zal komen, informatie over de uitvoering van de motie-Thieme (33979, nr. 104) over het kalveren voor onbepaalde tijd bij hun moeder laten.

- In de volgende geannoteerde agenda gaat de staatssecretaris in op het verbeterplan voor de visserijakkoorden. Daarin worden de conclusies van het ERK-rapport opgenomen.

Het lid Wassenberg heeft een VAO aangevraagd, waarbij hij dus ook de eerste spreker is. Dat wordt vanmiddag gehouden, inclusief stemmingen. Dat zou zomaar direct na de lunch kunnen gebeuren, rond 14.15 uur. Houd u daar dus rekening mee.

Ik dank u allen hartelijk. Ik dank de staatssecretaris, de collega's en wens de heer De Liefde namens ons allemaal heel veel succes met zijn carrière buiten de Kamer.

Interessant voor jou

Inbreng verslag Wijziging van de Mijnbouwwet en omkering bewijslast

Lees verder

Inbreng SO WRR ‘Naar een voedselbeleid’ van 3 februari 2016

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer