Bijdrage Wassenberg over Mestbeleid
Voorzitter,
Vorig jaar werd er in Nederland 75 miljard kilo mest geproduceerd. Dat is echt een onvoorstelbaar groot getal. Om het even in beeld te brengen: 75 miljard kilo mest komt overeen met ruim 90 miljard liter. Dat betekent 5400 liter mest per inwoner per jaar, oftewel ruim 100 liter mest per Nederlander per week. Dat is een badkuip vol! De veehouderij produceert voor ELKE Nederlander een badkuip vol mest per week!
Mest vormt een gigantisch probleem, maar het is geen nieuw probleem. Het is al meer dan 50 jaar bekend. In 1969 verscheen een publicatie met als titel 'De verwerking en de afzet van overschotten aan organische mest’. Een jaar later 'Mestoverschotten, een potentiele bron van milieuverontreiniging'.
In 1988, 32 jaar geleden, kopte TROUW: ‘VVD waarschuwt boeren. Inkrimpen veestapel nodig als technische maatregelen falen.’ En, voorzitter, de technische maatregelen hébben gefaald. De afgelopen 50 jaar is daarop ingezet, en toch zijn de problemen uitgemond in de huidige stikstofcrisis. Want de stikstofcrisis is een afgeleide van het mestprobleem. Het mestprobleem is nog steeds levensgroot. Een verschil met 1988: rond mest is inmiddels een grootschalige, structurele en zware vorm van criminaliteit ontstaan.
In een paper over de contouren van het nieuwe mestbeleid schrijft het Openbaar Ministerie dat er veel en ernstige criminaliteit is ontstaan rond de productie en handel in mest. Het OM spreekt van, ik citeer: “inventieve en brutale vormen van fraude en fraude op grote schaal (omvangrijke valsheid in geschrifte, manipulatie van apparatuur en monsters)”. Einde citaat.
En hoe pakt Nederland die omvangrijke en brutale mestcriminaliteit aan?
Nauwelijks.
Voorzitter, op verzoek van de minister deed Deloitte onderzoek naar het functioneren van de NVWA. En uit dat onderzoek blijkt dat mestfraudeurs vrij spel hebben, omdat de NVWA vanwege grote personeelsproblemen niet of nauwelijks toekomt aan controles. Daardoor loont mestfraude en heeft de NVWA geen zicht op de omvang van het probleem. Mestverwerkers helpen boeren met frauderen door de administratie aan te passen. Dat is die valsheid in geschrifte waar het OM over sprak. Het is echt een heel systeem van fraude. Het begint te lijken om georganiseerde criminaliteit. Mogelijk gemaakt door de overheid, door het achterblijven van controles. Slechts 1 op de 1000 mesttransporten wordt gecontroleerd. De pakkans is dus praktisch 0.
Waar ligt de oplossing?
Twee jaar geleden stelde de landelijk coördinerend Milieuofficier van Justitie in het NRC: “Gedacht vanuit het strafrecht is de enige manier om mestfraude werkelijk tegen te gaan een verminderde productie van mest. De veestapel zal kleiner moeten worden.” Einde citaat. Zelfs als de capaciteit van het Openbaar Ministerie en NVWA zou worden verdubbeld is dat volgens de milieuofficier niet meer dan twee druppels op een gloeiende plaat.
Als we het mestprobleem aan willen pakken, als we structurele, grootschalige en ernstige milieucriminaliteit rond mest aan willen pakken, dan is stap één een forse reductie van het aantal dieren. Dat is ook de oplossing voor het stikstofprobleem, waardoor de huizenbouw weer lucht zal krijgen. En over lucht gesproken, we verbeteren de luchtkwaliteit, wat op termijn weer resulteert in een daling van de ruim 9.000 voortijdige sterfgevallen die elk jaar in Nederland te wijten zijn aan luchtvervuiling door fijnstof.
Het grote aantal dieren in de veehouderij, dat is de ECHTE oorzaak van de mest- en stikstofproblematiek.
Maar bij de minister lees ik daar niets over. Zij komt met contouren voor een toekomstig mestbeleid, maar ZONDER dat er lessen worden getrokken uit het verleden. Een krimp van het aantal dieren behoorde niet eens tot de denkrichtingen voor het nieuwe mestbeleid! Het OM, de Rli, het Louis Bolk Instituut, en andere organisaties stellen om verschillende redenen dat het aantal dieren in de Nederlandse veehouderij te groot is. Het IPCC zegt dat hetzelfde, maar dan op mondiale schaal. Maar de minister denkt niet eens in die richting. Het blijft een taboe.
Mijn fractie mist een integrale blik in de contouren voor het nieuwe mestbeleid. Op de voorlaatste pagina van de Kamerbrief is een paragraaf toegevoegd: ‘Relatie met structurele aanpak stikstofproblematiek’. Maar dat is meer een inlegvelletje dan een integrale benadering.
Een voorbeeld van het gebrek aan integraal beleid zijn de stikstofplafonds voor de landbouw. Die worden niet aangescherpt naar aanleiding van de stikstofcrisis en dus mogen de dieren veel meer stikstof uitscheiden dan wat onze natuurgebieden aankunnen qua ammoniak. En zelfs dan presteert de melkveesector het om in de eerste helft van 2020 boven dat hoge stikstofplafond uit te komen. Kan de minister vertellen wat de consequenties zijn van het overschrijden van het stikstofplafond door de melkveesector? En deelt de minister het inzicht dat het verstandig is dat de veehouderij hervormd wordt, zodat de sector niet langer afhankelijk is van de derogatie om van z’n mest af te komen? In plaats van in te zetten op een integrale aanpak, door het flink verminderen van het aantal dieren, blijft er gekeken worden naar technische lapmiddelen. Uitstoot moet aangepakt worden met dure ‘innovatieve’ technieken en het mestoverschot moet verwerkt worden in grote fabrieken. Is dat echt wat de minister verstaat onder het sluiten van ‘natuurlijke kringlopen’? Het feit dat mestfabrieken een plaats hebben in de contouren van deze minister, laat voor eens en voor altijd zien dat haar concept ‘kringlooplandbouw’ een wassen neus is.
Over de technische lapmiddelen heb ik het al vaker gehad. Wat gaat de minister doen nu de aanwijzingen zich opstapelen dat ‘emissiearme stalvloeren’ niet werken en soms zelfs meer ammoniak uitstoten dan de gangbare variant? Meent zij echt dat boeren zich daarvoor in de schulden moeten steken?
Tot slot zien we in de contouren opnieuw louter vrijwillige maatregelen. Ook de Waterschappen trekken nu aan de bel dat daarmee de doelen van de Kaderrichtlijn Water zeker niet gehaald zullen worden: de tijd van ‘bewustwording’ is nu echt voorbij. Welke verplichtende maatregelen gaat de minister opnemen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Voorzitter, ik eindig mijn betoog met Wim Kan, de in 1983 overleden cabaretier, die zei: ‘Het is niet langer tot de dood ons scheidt, maar tot de schijt ons doodt.’ Laten we zorgen dat deze woorden niet profetisch zijn. Dat kan alleen met een snelle en significante afbouw van het aantal dieren in de veehouderij.
Interessant voor jou
Bijdrage Wassenberg over Vuurwerk
Lees verderBijdrage Van Raan over de Begroting Economische Zaken en Klimaat
Lees verder