Bijdragen Ouwehand en Thieme wetge­vings­overleg Wet natuur­be­scherming  - tweede termijn 25 juni 2015


1 juli 2015

Bijdrage Thieme en Esther:

Hoorzitting georganiseerd door PvdD rondom amendement 107 van Heerema (VVD) en Leenders (PvdA) waarmee o.a. geregeld wordt dat voor jacht niet langer een afschotplan nodig is. Deze hoorzitting vond plaats een dag voorafgaand aan het wetgevingsoverleg.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Met heimwee denk ik aan Lutz Jacobi, een van de opstellers van de nota Mooi Nederland. Zij beloofde namens de Partij van de Arbeid plechtig om de plezierjacht definitief met wortel en tak uit te roeien. Ik wil haar woorden hier graag in herinnering roepen, niet alleen omdat ze geheel in lijn zijn met wat een overgrote meerderheid van de partijen in 2012 aan de kiezer beloofde, maar vooral ook opdat wij haar en de verkiezingsbelofte van de Partij van de Arbeid nooit zullen vergeten. Ik citeer: "De PvdA is geen voorstander van jacht. Tenzij het de enig overgebleven oplossing is om bijvoorbeeld problemen van overlast op te lossen. Maar ook dan alleen onder strikte voorwaarden. Eerst moeten alle andere maatregelen uit de kast zijn gehaald om die overlast door dieren tegen te gaan en schade te bestrijden. Door te zorgen voor minder voedselaanbod, ruimere natuurgebieden en in te zetten op alternatieve methoden is al veel te winnen." Aldus Lutz Jacobi.

Sinds wij vorige week het wetgevingsoverleg over de Wet natuurbescherming zijn begonnen, is er veel gebeurd. De opvolger van Lutz Jacobi, Henk Leenders, ging met de VVD in conclaaf om tot een voorstel te komen dat naar zijn mening nog diervriendelijker zou zijn dan dat van Lutz Jacobi. Hij stelde voor dat maatschappelijke organisaties die duurzaam populatiebeheer als doelstelling hebben -- dat is dus niet de Dierenbescherming -- deel zouden moeten kunnen uitmaken van de faunabeheereenheden. Ze zouden dan mee mogen praten over de jacht. In ruil daarvoor gunde hij de VVD dat de plezierjacht onaangetast zou blijven en dat het planmatig bestrijden van schade door dieren door grondeigenaren wordt geschrapt. Afschotplannen werden geschrapt, evenals de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan.

Interruptie door de heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik hoor mevrouw Thieme het nu al een aantal keren hebben over de VVD en plezierjacht. De VVD heeft naar mijn mening altijd gesproken over schadebestrijding, populatiebeheer en benuttingsjacht. Mevrouw Thieme kan prima een frame opwerpen door te zeggen dat de VVD iets met plezierjacht zou hebben. Ik werp dat verre van mij. Ik spreek daar nooit over. Mevrouw Thieme heeft mij nog nooit over plezierjacht horen spreken. Ik heb nog nooit gezegd dat wij daarvan een voorstander zouden zijn of iets dergelijks. Wij denken bij plezierjacht echt aan iets heel anders, iets dat ver buiten dit werelddeel voorkomt. Laten we het dus gewoon hebben over schadebestrijding, populatiebeheer en benuttingsjacht.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Het is een feit dat er vijf diersoorten zijn uitgezonderd van het regime hoe we omgaan met dieren die schade berokkenen. Het is een feit dat daar niets voor wordt gevraagd. Het is een feit dat er alle ruimte wordt geboden aan jagers om naar eigen behoefte dieren in de natuur te doden en uit de natuur te halen. Dat heeft niets te maken met maatschappelijke noodzaak. Daarom is het ook zo kwalijk dat de Partij van de Arbeid daarin dreigt mee te gaan door die vijf bejaagbare soorten vogelvrij te blijven verklaren. Ik hoop echter nog dat die fractie van standpunt zal veranderen.

De faunabeheereenheid wordt met dit amendement op grote afstand geplaatst, en daarmee ook de invloed van de maatschappelijke organisaties die van die faunabeheereenheden deel zouden mogen uitmaken. Jagers zouden net zo veel hazen, fazanten, konijnen, houtduiven en wilde eenden mogen schieten als hun goeddunkt. Ze zouden alleen achteraf even moeten melden hoe groot het aantal geschoten dieren is. Als het dier geschoten is, dempt men de dorst door een glas te drinken en er achteraf over van gedachten te wisselen. Het dier zou op die manier op de eerste plaats komen, meende Henk Leenders. Maar zo eenvoudig bleek dat niet te liggen. Organisaties als de Dierenbescherming, de Faunabescherming en Natuurmonumenten namen met kracht afstand van het tussen de VVD en de PvdA gesloten compromis. Dat deden ze terecht. We hebben gisteren een hoorzitting gehad. De maatschappelijke organisaties maakten daarin gehakt van het amendement. Ook de geconsulteerde juristen en ecologen hadden geen goed woord over voor het compromis. Het is een wassen neus.

Ik ga even door het amendement heen. De faunabeheereenheden spelen geen enkele rol meer bij jacht en schadebestrijding door grondgebruikers. Het afschotplan wordt geschrapt, en zelfs ook de verplichting om je dus te houden aan het faunabeheerplan. De wijziging in de toelichting op het amendement, die Leenders en Heerema vandaag in allerijl naar de Kamer hebben gestuurd, doet daar niets aan af. Immers, de toegevoegde opmerking dat de faunabeheereenheden voorzien in een planmatige aanpak, is slechts een indicatief plan, zo heb ik mij laten vertellen door de juristen. Die opmerking heeft daarmee geen enkele rechtskracht. Sterker nog, die planmatige aanpak heeft in de praktijk ook weinig betekenis, omdat de VVD en de PvdA de verplichting hebben geschrapt voor jagers om zich te houden aan de faunabeheerplannen. De jagers kunnen nog steeds hun gang gaan.

Ook het openbaar maken van de faunabeheerplannen, waarover de heer Leenders zo trots vertelde, gold al. Die plannen werden al openbaar gemaakt als ze werden goedgekeurd door de provincie. Het gold allang dat we die dan konden inzien. Dat is dus niets nieuws.

In het amendement wordt heel trots gesproken over de mogelijkheden voor bestuursrechtelijke handhaving. De handhaving gaat echter niet over afschieten, maar alleen maar over de plicht tot informatieverstrekking. Ik begrijp heel goed dat de VVD met het extra zinnetje in de toelichting kan leven. De PvdA heeft zich, om het maar oneerbiedig te zeggen, weer eens laten ringeloren.

Kwalijk is ook dat er geen duidelijke eisen worden gesteld aan de planmatige aanpak ten aanzien van bijvoorbeeld nut en noodzaak, alternatieven voor afschot, aantallen dieren of de begrenzing van het werkgebied. Kortom, in vergelijking tot het wetsvoorstel verslechtert het amendement de controleerbaarheid, handhaafbaarheid en de mogelijkheid voor rechtsgang. Hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer en dr. Arie Trouwborst, universitair hoofddocent milieurecht, beiden verbonden aan Tilburg University, stelden dat het amendement ook in strijd is met het Biodiversiteitsverdrag en het Verdrag van Bern, en wel op de volgende punten. De definitie van schadebestrijding is vaag. Afschot kan plaatsvinden omdat de grondgebruiker zelf mag bepalen of er ernstige schade is en of hij denkt dat er volgend jaar schade zal zijn. In het amendement wordt niet geregeld dat er eerst wordt gekeken naar andere, diervriendelijke schadebestrijdingsmiddelen. Met het amendement wordt ook niet geborgd dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar kan worden gebracht. Er wordt ook niet in geregeld dat er een causaal verband moet zijn aangetoond tussen afschot en schadepreventie.


De passage in het wetsvoorstel en in het amendement dat afschot alleen nog bij dreigende schade in het lopende jaar of het komende jaar mag plaatsvinden, is lijnrecht in strijd met de Vogelrichtlijn.

Ik wil graag een reactie van de staatssecretaris op mijn constatering, die geschraagd wordt door de rechtsgeleerden die wij hebben geconsulteerd. De staatssecretaris zou voor dit amendement geen verantwoordelijkheid moeten willen dragen, juist omdat zij de Kamer heeft laten weten jacht zonder nut of noodzaak onacceptabel te vinden.

Er zijn redenen genoeg om het amendement ook voor te leggen aan de Raad van State. Het amendement raakt de kern van het wetsvoorstel en maakt verstrekkende inbreuk op het leven en welzijn van miljoenen levende wezens. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het amendement Heerema/Leenders op stuk nr. 107 volgens rechtsgeleerden in strijd is met het biodiversiteitsverdrag en het Verdrag van Bern;

overwegende dat met dit amendement de kern van de wet Natuurbescherming (KS 33348) omtrent regels voor jacht, schadebestrijding en populatie wordt aangetast;

verzoekt de regering, advies te vragen aan de Raad van State over het amendement op stuk nr. 107,

en gaat over tot de orde van de dag.

Het zou natuurlijk veel beter zijn als de heer Leenders zijn steun aan het amendement intrekt. Het is een compromis dat lijnrecht in strijd is met de verkiezingsbelofte van de PvdA en ook met de bedoeling van de dieren- en natuurbeschermers. Daarmee is het een onhoudbaar voorstel.

Het akkoord met de VVD klonk als een knallend déjà vu. Ten tijde van de behandeling van de Flora- en faunawet in 1996 stelden de leden van de fracties van de PvdA, D66 en het CDA dat de commerciële jacht en de plezierjacht niet meer op hun plaats waren. Wat een draai heeft het CDA trouwens gemaakt, maar dit terzijde. De PvdA-woordvoerder Willie Swildens-Rozendaal zei dat het onlogisch is om een wildlijst te hebben in een wet die uitgaat van het "nee, tenzij"-principe. Zij zei: er wordt niet gejaagd, tenzij er een bijzondere reden voor is. Zij benadrukte het belang van de uniforme bescherming, waarbij inbreuken slechts te rechtvaardigen zijn bij schade of bescherming. Dit was exact hoe haar collega Lutz Jacobi het in 2013 herhaalde. In de NRC van 21 oktober 1999 stelde het PvdA-Kamerlid Swildens echter dat zij uiteindelijk toch voor de plezierjacht op vijf soorten was gezwicht, om de VVD op andere terreinen mee te krijgen. Een knallend déjà-vu.

De plezierjacht is een volledig vrije kwestie. Er wordt in het regeerakkoord met geen woord gerept over de plezierjacht. De PvdA kan zich dus volledig vrij voelen en zich gesteund weten door een grote meerderheid in zowel de Tweede als de Eerste Kamer.

Een kentering in het vervangende beleid is hard nodig om recht te doen aan de intrinsieke waarde van de natuur en de dieren in het wild. Een kentering is hard nodig om de schade te voorkomen met middelen die wél werken en diervriendelijk zijn. Daarvoor is het nodig dat wij breken met de traditie om jagers te laten bepalen hoe het beleid eruitziet en het beleid vervolgens door hen te laten uitvoeren. Niet focussen op aantallen dieren, maar op natuurwaarde en schadepreventie. Daarom heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt het recht tot het uitvoeren van het faunabeleid niet exclusief onder te brengen bij de faunabeheereenheden, maar dat recht ook te geven aan andere organisaties, als zij daartoe voldoende gekwalificeerd zijn. De provincies krijgen daarmee de ruimte om het faunabeleid naar eigen inzicht in te vullen.

Ook stel ik voor om de wildbeheereenheden geen wettelijke status te verschaffen. Het is nergens voor nodig om jagersverenigingen en jagersclubs een wettelijke status te geven. Het aanwijzen van gebieden en natuurgebieden waar bijvoorbeeld geen enkel zwijn mag komen, past ook niet in een modern faunabeleid. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een nulstand van wilde zwijnen niet reëel en niet houdbaar is;

verzoekt de regering, de nulstandgebieden voor wilde zwijnen los te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.


Dan kom ik bij onze amendementen om onnodige verstoring van de natuur een halt toe te roepen. Ik zei in mijn eerste termijn dat wij de PvdA-fractie graag de kans bieden, zich op deelgebieden te revancheren via amendementen op de Wet natuurbescherming, waarvoor een ruime meerderheid te vinden is. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald in de eeuwige jachtvelden van de VVD.

De Partij van de Arbeid heeft bij de behandeling van mijn initiatiefnota gezegd dat zij de jacht diervriendelijker wil maken. Daarom heb ik een amendement ingediend dat voorschrijft dat alleen nog met kogelgeweren geschoten mag worden en niet met hagel. We mogen niet negeren dat een groot aantal dieren in jagerstermen "ziekgeschoten" wordt. De vijf diersoorten worden beschoten met hagel. Een hagelpatroon bevat enkele honderden metaaldelen die op dieren in volle beweging worden afgevuurd. Dieren worden daardoor aangeschoten en vluchten in paniek. Een aangeschoten dier sterft een pijnlijke dood door geperforeerde darmen, een gebroken onderkaak of afgerukte poten. Ik citeer uit het jagershandboek getiteld Kleinwild, van Waidman, alias Gerrit Bakker. "In vele gevallen wordt of worden van het haas de achterlopers kapot geschoten. Dit is heel duidelijk te zien. Het dier zal op het moment dat het schot doel treft van achteren tegen de grond gaan, maar er toch onmiddellijk weer in een scheve houding vandoor gaan. Vaak slingert in zo'n geval het gebroken stuk loper naast het dier. Zo heb ik eens twee uren besteed aan nazoek van een dergelijk aangeschoten haas. Niet gevonden. Een week later zagen we in hetzelfde weiland, bijna op dezelfde plek, een haas. Hetzelfde; het dier kon nog nauwelijks lopen. Een van de achterlopers was vanaf de heup toe tot aan de sokken driemaal zo dik als normaal. Een voorloper was gebroken en sterk opgezet. De etter droop uit de hagelwonden op de rug en bij de gewrichten. We verlosten het dier van zijn aardse zorgen. Op zo'n moment ben je geneigd te stoppen met jagen." Aldus de jager Gerrit Bakker.

In het Nederlandse jachtveld wordt met gemiddeld drie patronen per gedood dier geschoten. Dat zijn ten minste 600 hagelkorrels, waarvan een aantal dodelijk kan zijn en een aantal niet. Soms worden ook dieren in de directe omgeving geraakt. In voorbereiding op het verbod op loodhoudende munitie werd er onderzoek uitgevoerd door de wetenschappers van het IVN naar het gebruik van hagelpatronen. Ze stelden vast dat voor het schieten van een wilde eend gemiddeld drieënhalf hagelpatroon gebruikt wordt. Voor het schieten van een fazant is dat tweeënhalf, voor het schieten van een houtduif vier, voor het schieten van een haas twee en voor het schieten van een konijn drie. Deze cijfers zijn terug te vinden in het rapport Emissie van zeven zware metalen naar landbouwgrond, van het CBS uit 2003. Ik heb dit rapport vorige week laten uitreiken aan de Kamerleden. Belangrijk is te melden dat dit onderzoek werd gedaan ten tijde van het gebruik van loodhagel. Loodhagel is relatief dodelijker en effectiever dan bismut en zink, dat nu wordt gebruikt. Jagers vertellen mij dat het aantal gebruikte patronen per gedood dier vandaag de dag eerder nog verder zou zijn toegenomen en daarmee tevens de kans op ziekgeschoten dieren, dieren die niet dodelijk geraakt worden en creperen in de natuur. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze cijfers in het kader van de wettelijke zorgplicht en de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier?

Ook het recente TNO-rapport uit 2014 getiteld Emissieschattingen, diffuse bronnen en emissieregistratie, bevestigt dit beeld andermaal. Ook dit rapport heb ik uitgereikt aan de collega's. De Nederlandse Organisatie Jacht- en Grondbeheer, laat op haar website weten dat de Nederlandse jager gemiddeld 200 patronen per jaar verschiet. Vermenigvuldig die jagersinschatting met 28.000 in Nederland actieve jagers, en dan kom je op 5,6 miljoen hagelpatronen op een aantal van 2 miljoen gedode dieren.


Voormalig bestuurder Sjaak Kuijpers van de Jagersvereniging laat weten dat hij drie patronen per gedood dier een zeer conservatieve schatting vindt. Hij zegt dat het regelmatig voorkomt dat ervaren jagers vijf hagelpatronen per dier gebruiken: één keer mis, drie keer aangeschoten en dan het dodelijke, verlossende schot. Het is dus logisch en onontkoombaar dat er op dit moment zo veel aangeschoten dieren in de natuur verminkt verder leven met hagelpatronen in het lijf of een ellendige dood sterven. Sinds 1978 moet elke Nederlandse jager een jachtdiploma hebben. Schietvaardigheid maakt daarvan een wezenlijk onderdeel uit. Echter, de risico's dat dieren worden ziekgeschoten zijn groot. Dergelijke grote foutmarges zouden in elke andere sector onaanvaardbaar zijn. In dit geval spreken we letterlijk van een kwestie van leven en dood.

De staatssecretaris en enkele woordvoerders vertrouwen op de weidelijkheidsprincipes van de jager, zoals ik al een aantal keren heb gehoord. Bestudering van de jagers laat echter zien dat deze regels en tradities er vooral zijn om de sport rondom de jacht zo mooi mogelijk te houden. Veel ecologen pleiten ervoor om hazen in het zitje -- dat betekent stilliggend of stilstaand -- of de fazanten lopend in plaats van vliegend te schieten. Dit vergroot namelijk de trefkans en het beperkt het ziekschieten. Dit druist echter in tegen de weidelijkheidsprincipes, zo zeggen de jagers. Bij ernstige konijnenschade gebruikt men vaak het flobertgeweer, een licht kogelgeweer, in plaats van een hagelgeweer. Dat gebeurt om de konijnen in het zitje -- stilliggend of stilstaand -- te schieten. Tijdens de jacht is deze manier van handelen echter onaanvaardbaar, zo schrijven de redacteuren van het verenigingsblad De Nederlandse Jager. Het is dan ook niet meer dan logisch om bij de jacht ook gebruik te gaan maken van het kogelgeweer. Daartoe heb ik een amendement ingediend. Ik hoop op brede steun van de partijen die diervriendelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Ik verwacht ten minste de steun van de Partij van de Arbeid en de staatssecretaris, die expliciet hebben gezegd dat de jacht op alle punten diervriendelijker moet worden. Graag verneem ik het oordeel van de staatssecretaris. Ik hoop ook op steun voor mijn amendement om in alle gevallen te verbieden dat de jacht en het afschot gebeurt vanuit vaartuigen en voertuigen.

Het ligt ook voor de hand om de leeftijdsgrens voor een jachtakte te verhogen naar 21 jaar. Want waarom zouden jongeren al vanaf 18 jaar mogen beschikken over leven en dood van dieren, dieren waarvan de overheid zegt de intrinsieke waarde te erkennen? In de Verenigde Staten, waar het gebruik van vuurwapens zeer tolerant tegemoet wordt getreden, geldt in de staat New York een leeftijdsgrens van 21 jaar voor het mogen hanteren van vuurwapens.

De jacht verstoort de natuur in belangrijke mate. De jacht verarmt de natuur doordat de dieren worden weggehaald, verstoort de natuurlijke populatiedynamiek en verstoort de bejaagde diersoort en andere soorten. De verstoring van de natuur, met name verstoring van de andere, niet-bejaagbare soorten, blijkt keer op keer uit onderzoek, onder meer uit onderzoek van Alterra uit 2004 en 2010. De aanwezigheid van jagers, hun honden en hun schoten zorgen voor verstoring van vele aanwezige diersoorten. Edelherten worden bijvoorbeeld veel waakzamer, wat ten koste gaat van hun foerageertijd. Vluchtende dieren sturen bij jachtpartijen een sterk alarmsignaal uit naar alle andere dieren in het veld. De dieren vluchten en keren soms pas na dagen terug.

Er wordt ook intensief gejaagd op vossen. Dit gebeurt met lichtversterkers in de nacht. Dit heeft grote gevolgen voor de nachtrust in de natuur en het dierenwelzijn. Want, zo kun je je voorstellen, het is bijna onmogelijk om aangeschoten dieren in de nacht terug te vinden. Daarom heb ik een amendement ingediend om het nachtelijk jagen met lichtversterkers en dergelijke te verbieden.

Een doorn in het oog van veel boswachters, heb ik mij laten vertellen, zijn de zogenoemde gastjagers in het veld. Dit zijn jagers, veelal uit het buitenland of uit een andere provincie, die geen enkele betrokkenheid hebben bij het terrein en om die reden ook niet bij het faunabeleid. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het jachttoerisme aan banden te leggen en jacht en afschot te verbieden voor hen die niet in de directe nabijheid van het jachtveld wonen;

en gaat over tot de orde van de dag.

Je kunt niet anders dan hiervoor zijn als je het belangrijk vindt dat de jacht, als die al plaatsvindt, in het belang van de natuur plaatsvindt. We hebben geen gastjagers nodig die van toeten noch blazen weten.

Afschot kan alleen worden toegestaan als op objectieve gronden meetbaar kan worden aangetoond dat het in het belang van schadebestrijding of populatiebeheer is. Het is belangrijk om ons te realiseren dat geen enkele diersoort altijd en overal schadelijk is. Daarom hebben wij een amendement ingediend om de vrijstellingslijst te schrappen uit het wetsvoorstel en een amendement over de nadere precisering van het begrip "schade".

Het ligt niet in de rede dat jagers dieren die schade of overlast veroorzaken, gaan lokken. Dat gebeurt echter wel, onder meer met levende lokeenden en lokduiven. Ook bij de plezierjacht worden ze gebruikt. De wet staat toe dat levende eenden en lokduiven worden gebruikt op voorwaarde dat ze niet verminkt of blind gemaakt zijn. Het staat er echt! Het is natuurlijk hartstikke moeilijk om te controleren of de lokvogels tamme dieren zijn of dat zij uit het wild gehaald zijn. Ook de controle op de wijze waarop met de lokdieren wordt omgegaan, hoe ze worden gehouden en verzorgd, is gecompliceerd. De lokvogels worden vastgebonden of in een kooitje geplaatst ten behoeve van het afschot. Dit tast het dierenwelzijn aan. Deze middelen zijn daarom niet meer van deze tijd. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Het zal de Kamer verbazen, maar ik wil nog een motie indienen samen met de heer Heerema van de VVD. Die motie gaat over de jachttrofeeën. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij dit aan het onderzoeken is. Jachttrofeeën komen vaak onder het mom van persoonlijk bezit in Nederland en Europa en worden vaak misbruikt voor wildlife crime door terroristische organisaties die met ivoorverkoop veel geld genereren. De staatssecretaris heeft het amendement op dit punt ontraden, maar ik heb eveneens een motie, ook ter ondersteuning van haar plannen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat stroperij en de internationale illegale handel in dierproducten, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, een bron van inkomsten is voor terreurorganisaties en internationale criminele netwerken;

constaterende dat de huidige vrijstellingen voor jachttrofeeën moeilijk te controleren zijn op misbruik door de internationale illegale handel van dierproducten;

verzoekt de regering om dit jaar met een plan van aanpak te komen om de import van de jachttrofeeën, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, in nationaal dan wel Europees verband aan te pakken en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.


Ik rond af. Het vertrouwen van de burger in de politiek is tot een dieptepunt gedaald. De regeringscoalitie heeft nog slechts een virtuele meerderheid van 35 zetels in dit huis. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking wijst de plezierjacht af. De regeringspartijen hebben de afschaffing daarvan ook aan de kiezer beloofd. Het zou dan ook beschamend zijn wanneer dezelfde regeringspartijen de plezierjacht nu zelfs uitbreiden door afschot totaal ongecontroleerd toe te staan onder het mom van schadebestrijding. De staatssecretaris noemde het zonder nut of noodzaak afschieten van dieren onacceptabel. Het is onacceptabel dat haar wetsvoorstel en het amendement van de coalitiepartners daar desalniettemin alle ruimte voor geven. Er zal een einde moeten komen aan de plezierjacht, evengoed als ik van mening ben dat er een einde moet aan de bio-industrie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Zoals te horen was tijdens de afsluiting van collega Thieme, werken we graag samen met de VVD. Samen met die partij hebben we een motie ingediend tegen wildlife crime. Ik dien zelf ook nog een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks de afspraak om het verlies aan biodiversiteit in 2010 te stoppen, de natuur in ons land nog steeds achteruitgaat;

constaterende dat de Wet natuurbescherming een verslechtering betekent van de bescherming van de kwetsbare natuur in Nederland ten opzichte van de wetten die nu gelden;

verzoekt de regering, het Wetsvoorstel natuurbescherming (33348) in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.


Ik zie dat de heer Heerema een beetje vreemd kijkt. Hij zal de overwegingen misschien niet delen. Ons heeft het bericht bereikt dat de VVD heeft gedreigd om tegen de Wet natuurbescherming te stemmen als de Partij van de Arbeid het in haar hoofd zou halen om vast te houden aan wat zijzelf al jaren vindt, waar zij al jaren voor strijdt en wat zij in de initiatiefnota Mooi Nederland heeft opgeschreven, namelijk dat er een einde komt aan de plezierjacht, of om het begrijpelijker te maken voor de VVD: de jacht die niet gereguleerd is in de bestaande systemen voor schadebestrijding en populatiebeheer.

Dat kon de Partij van de Arbeid gewoon doen. Dat is niet verboden in het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat alleen dat de Wet natuur, die door voormalig staatssecretaris Bleker was ingediend, zou worden aangepast. Als de VVD besluit om die reden de coalitiepartij dwars te zitten die haar eigen idealen wil volgen in een vrije kwestie, als zij besluit om op dat punt te breken, dan vraag ik mij af wat daar zo vervelend aan is voor de staatssecretaris. Ik zou zeggen: als een van de coalitiepartijen een verslechtering van de natuurwetten die nu gelden, niet wil steunen, dan zijn we toch klaar? Dan zijn alle groene partijen toch blij met het behoud van de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet? Einde oefening voor de Bleker exercitie. Ik snap niet helemaal waarvoor de Partij van de Arbeid nu precies haar idealen heeft ingeleverd.

De VVD-fractie dreigde tegen dit wetsvoorstel te stemmen om andere redenen dan de Partij voor de Dieren, maar de staatssecretaris heeft het goed gehoord: dit wetsvoorstel kan niet rekenen op steun van mijn fractie en dat is niet zomaar. Ik noemde al even die drie wetten die nu gelden, waar onder de vorige regering fors de bulldozer overheen is gegaan. Het compromis in het regeerakkoord was dat de Partij van de Arbeid de wens van de VVD zou steunen om daarop door te gaan. Deze staatssecretaris heeft daar de scherpste randjes van af mogen halen. Dat betekent nog niet dat haar wetsvoorstel, of eigenlijk de nota van wijziging die wij vandaag bespreken, een verbetering is voor de natuur. Het enige positieve dat ik erin heb kunnen vinden, is dat er wordt opgemerkt dat de natuur intrinsieke waarde in zichzelf heeft. Dat is mooi en waar. Dat zegt de Partij voor de Dieren ook altijd. Verder krijgt dat niet veel handen en voeten in dit wetsvoorstel, dus dat leidt niet tot concrete verbetering.

Wat overblijft is dat we de bescherming schrappen die we hadden. En dat in een context die er voor de natuur ook al niet goed uitziet: de keiharde bezuiniging op natuur die samenging met dat plan van Bleker. Er zou 70% van het natuurbudget afgaan. Dat is nu teruggebracht naar 50%, maar dat is nog steeds een bezuiniging van 50% ten opzichte van 2010. Was daar een rechtvaardiging voor, bijvoorbeeld dat de ecologische hoofdstructuur af was? Nee, helemaal niet, verre van, terwijl juist een aaneengesloten netwerk van natuurgebieden maakt dat de natuur weer veerkrachtig wordt. Robuust, noemen we dat. Natuur die weer een stootje kan hebben.

Een ander deel van de context van het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, is de decentralisatie naar provincies. Het gaat om internationale afspraken waarvan we niet bepaald hebben aangetoond dat we die goed weten te realiseren. Het stoppen van de achteruitgang van biodiversiteit is niet gelukt. Is het dan verstandig om het uitvoeren van die belangrijke taak, waar we tot nu toe structureel op hebben gefaald, te versnipperen over twaalf provincies? Ik denk van niet.

Een kleinere natuur is ook onderdeel van die context. Het netwerk van aaneengesloten natuurgebieden dat wij met de EHS zouden realiseren, wordt gewoon verkleind. Alsof dat zomaar kan met een natuur die er niet goed voorstaat. Een andere context is de verdergaande intensivering van de landbouw; overbemesting, monoculturen, uitputting van de bodem en het letterlijk doodspuiten van het leven op het platteland met zware gifstoffen. Daar kan de natuur niet tegen. Daar zou het kabinet een streep door moeten zetten, om het een halt toe te roepen. Dat gebeurt allemaal niet. In die context, waarin de natuur zwaar onder druk wordt gezet, nog verder dan al gebeurde, en zwaar onder druk wordt gehouden, de bescherming van je natuur verder uithollen, dat is nooit een goed idee.

Het bezwaar van de Partij voor de Dieren is dat de staatssecretaris een kentering heeft gemaakt ten opzichte van de ontwikkeling in de samenleving, zoals ik in het wetgevingsoverleg, de eerste termijn, ook heb gezegd. We zijn steeds beter gaan beseffen dat het waardevol is om natuur te beschermen om zichzelf; niet alleen de soorten die we kunnen oogsten, die we nuttig vinden, die iets voor ons opleveren, maar ook de ecosystemen waar we onvoldoende grip op hebben om te kunnen millimeteren en te zeggen: dit is wel belangrijk en dat niet.
Dat heeft jaren gekost. In 1818 was er de eerste Nuttige Dierenwet. We zijn nu ongeveer 200 jaar verder. In die periode is het besef gegroeid dat je het niet kunt hebben van de bescherming van individuele soorten. Dat is een veel te ingewikkelde rekenpuzzel. De natuur gaat er daarmee niet op vooruit. De staatssecretaris zet nu een streep door die ontwikkeling en dat valt me tegen van haar. Het valt me tegen dat een staatssecretaris van Partij van de Arbeid-huize niet staat voor de natuur, terwijl ze weet wat er nodig is.

De grap is -- maar dat hangt af van je gevoel voor humor -- dat het helemaal niet had gehoeven. De staatssecretaris had zich tegen de VVD kunnen opstellen als Doc Daneeka uit Catch-22. Het ís een catch 22. De VVD zegt voortdurend: de economie is belangrijk; weg met de natuur. De staatssecretaris had kunnen zeggen: inderdaad, de economie is belangrijk; we gaan de natuur dus beter beschermen. Daar zit de angel, maar daar zit ook de kans voor de staatssecretaris om partijen die niet overtuigd zijn van de intrinsieke waarde van de natuur te overtuigen met een goed verhaal. Die partijen zien we aan de rechterkant van het spectrum. Zij willen alleen maar denken aan de opbrengsten. Zij wijzen voortdurend op de klem dat natuurregels bepaalde economische ontwikkelingen in de weg zitten en blijven hierover zeuren aan de interruptiemicrofoon.

Met dit wetsvoorstel zal dit niet veranderen. Sterker nog, hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer en anderen hebben de Kamer, en ik neem aan ook de staatssecretaris, er indringend op gewezen dat een rechter, als de natuurbescherming steeds verder wordt uitgehold, steeds strikter plannen zal tegenhouden die een nog verdere bedreiging vormen voor de natuur. Als je minder doet voor de natuur, zal de natuur steeds kwetsbaarder worden en zal een rechter dus ook steeds strikter plannen tegenhouden. We kunnen onze eigen Nederlandse wetten wel regelen zoals de VVD het graag wil, maar er zijn en blijven internationale afspraken waaraan we moeten voldoen. Dan duurt het misschien iets langer voordat we een tik op de vingers krijgen, maar er zullen mensen naar het Europees Hof stappen.

Deze regering en de voorgaande regeringen hebben al ongelofelijk veel vernietigende afspraken van rechters aan de muur kunnen hangen. Zij hebben steeds weer gezegd dat je niet kunt blijven inhakken op de natuur. Wat het compromis ook is, welke tussenweg de staatssecretaris ook heeft gevonden, het is voor de natuur niet goed. De drang om de natuurbeschermingsregels nog weer verder op te rekken zal bovendien geen oplossing bieden voor het vastlopen van projecten. Dat weet de staatssecretaris en ik vind het echt jammer dat ze daar geen gebruik van heeft gemaakt. Catch-22 is een supergrappig boek, maar je moet wel zelf kiezen welke rol je speelt. De staatssecretaris speelt de rol van Yossarian, terwijl ze die grappige Doc Daneeka had kunnen zijn. Dan hadden wij met zijn allen nog veel pret kunnen hebben over het gespartel van de VVD; ik in elk geval wel.

Het wetsvoorstel ademt de geest dat de natuur beschermd moet worden, maar dat de economie daarbij voorop moet staan. Dat is dan de economie van de korte termijn, van de tunnelvisie. In die tunnel proberen we soorten in leven te houden. Er is sprake van micromanagement, met ruzies die door de VVD worden aangevuurd over de vraag of die ene witsnuitlibel een project kan tegenhouden. Neem daar afstand van, was en is vandaag het pleidooi van de Partij voor de Dieren. De natuur heeft ruimte nodig en heeft ecosystemen nodig om te ademen. Pas dan kunnen we afscheid nemen van dat micromanagement, waarin we de natuur proberen te beschermen op de vierkante millimeter. Dat houdt ons voortdurend bezig, maar helpt de natuur niet veel.

Ik heb het al over de internationale verdragen gehad waar de staatssecretaris zich aan moet houden. Het is waar, ze heeft hierover een aantal dingen opgenomen in de nota van wijziging, maar dat heeft ze maar zeer beperkt gedaan. Ze gaat op het absolute minimum zitten. In verdragen zoals het verdrag van Bern en het verdrag van Bonn zijn bijlagen overeengekomen waarin dieren staan die zo bedreigd worden dat ze acute bescherming nodig hebben. Me dunkt dat je die beschermt. Deze verdragen binden de verdragspartners echter ook aan het voorkomen dat nog meer dieren zo bedreigd worden dat ze op die lijstjes terechtkomen, maar dat doet deze staatssecretaris niet. Het is selectief shoppen in de internationale verplichtingen. Ik voorspel haar dat ze er hiermee niet komt. We maken bezwaar tegen het loslaten van de brede zorgplicht voor planten en dieren in ons land ten gunste van de bescherming van lijstjes.

Voorzitter. Ik rond af. Dat zal u meevallen, want ik heb maar 10 minuten gesproken. De Partij voor de Dieren zal tegen het wetsvoorstel stemmen. Ik stel de PvdA voor om er nog een nachtje over te slapen. We stemmen aanstaande dinsdag of woensdag over dit wetsvoorstel. Als we de initiatiefnota van mevrouw Thieme omarmen, wordt de wildlijst geschrapt, waarmee we een einde maken aan de jacht anders dan voor populatiebeheer of schadebestrijding. Dat is wat de PvdA altijd heeft gewild en daar is een Kamermeerderheid voor. Daar stemmen wij eerst over. Dan is de VVD boos. Die stemt dan, samen met alle groene partijen die veel kritiek hebben op het wetsvoorstel, tegen dit wetsvoorstel. Dan houden we de wetten die we hebben en wordt de plezierjacht afgeschaft. Mooier kunnen we het toch niet krijgen? Ik zou zeggen: laten we het zo doen volgende week.

Voor het geval het anders loopt, heb ik een aantal amendementen ingediend. Die hebben de leden allemaal kunnen zien. Ik wil ook nog een aantal moties indienen. Dit zou echter de beste uitkomst ooit zijn. Wie breekt, betaalt, dus als de VVD zich niet aan het regeerakkoord houdt, hoop ik dat die voorspelling uitkomt en dat die fractie zal decimeren bij de volgende verkiezingen.

Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat natuur niet alleen waardevol is in zichzelf, maar ook de basis is van ons bestaan;

constaterende dat er nog steeds 50% van het natuurbudget is wegbezuinigd ten opzichte van 2010;

constaterende dat het huidige beperkte natuurbudget niet voldoende is om ons natuurlijk kapitaal in Nederland goed te beschermen en door te geven aan volgende generaties;

verzoekt de regering, op zoek te gaan naar voldoende aanvullende middelen om de bezuinigingen op het natuurbudget van de afgelopen jaren ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de Wet natuurbescherming (33348) een groot aantal vissoorten en weekdieren hun bescherming verliest, die ze wel hadden onder de Flora- en faunawet;

constaterende dat deze soorten ook geen bescherming genieten onder de Visserijwet;

verzoekt de regering, deze soorten alsnog wettelijke bescherming te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.


Tot slot dien ik nog een motie in omdat het me niet gelukt is om in een amendement een betere bescherming van bomen te regelen. Er zijn grote zorgen over de kaalslag die op dit moment gaande is. Veel waardevolle bomen worden gekapt in ons land. Ik dien nu dus een motie in, maar eigenlijk vind ik dat de staatssecretaris wettelijk had moeten regelen dat het kappen van bomen echt niet zomaar kan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat provincies duizenden bomen gaan kappen langs N-wegen;

constaterende dat het kappen van deze bomen niet zal bijdragen aan de veiligheid van de wegen omdat kale bermen juist hogere snelheden en gevaarlijk rijgedrag kunnen uitlokken;

verzoekt de regering, de voorgenomen kap van bomen langs provinciale wegen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Interrupties bij andere partijen

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zie dat echt anders. Ik heb er vertrouwen in dat dit amendement straks in de wet wordt opgenomen, als het voldoende ondersteund wordt, en dat deze wet wordt aangenomen in deze Kamer en vervolgens ook in de Eerste Kamer, ondanks het feit dat de partij van de heer Grashoff waarschijnlijk niet meedoet, als ik het goed begrepen heb. Dan moeten we vooral kijken hoe het er in de regio uit gaat zien. De Koninklijke Jagersvereniging heeft positief gereageerd, Natuurmonumenten heeft positief gereageerd. Laten die faunabeheereenheden dit eerst maar eens uitproberen, uittesten; laten we kijken hoe het gaat. Ik heb er vertrouwen in dat het goed komt. De heer Grashoff heeft dat vertrouwen misschien wat minder, omdat hij kijkt naar wat er allemaal mis kan gaan. Ik ben een positief mens, een liberaal, en ik zie vooral dingen die wél goed kunnen gaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):
De coalitiepartijen hebben de faunabeheereenheden op afstand gezet, laten we daar niet omheen draaien. Er mag een maatschappelijke organisatie bij komen, ze mogen praten over een planmatige aanpak, maar deze coalitiepartijen hebben artikel 3.12 en 3.14, lid 4, namelijk de verplichting voor de jagers om te handelen precies zoals het is vastgesteld in afschotplan en faunabeheerplan, geschrapt. Dus ze kunnen hier wel mooie sier maken -- en ik wil graag dat de heer Heerema daarop reageert -- door te stellen dat er opeens planmatig wordt nagedacht binnen de faunabeheereenheden, maar er is geen sanctie op het feit dat de jagers op een andere manier gaan jagen. De jagers hoeven zich totaal niets gelegen te laten liggen aan die faunabeheerplannen, dus het is gewoon een wassen neus.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat zijn de woorden van mevrouw Thieme, die volgens mij op allerlei momenten en in allerlei zaaltjes vooral tegen de jacht pleit. Ik geloof ook wel dat zij, als ze zo tegen jacht, schadebestrijding, benuttingsjacht en populatiebeheer aankijkt, dit geen goed voorstel kán vinden. Dat kan, prima. Ik accepteer dat en ik hoop dat zij dat ook kan accepteren.

Ik zie het licht dat zij ziet, veel minder. Er staat heel duidelijk in het amendement dat het faunabeheerplan leidend is voor hoe er gehandeld moet worden. Dat staat erin. Dan kan het zijn dat het bij een ander artikelnummer eruit gehaald is, zoals mevrouw Thieme zegt, maar het staat in het amendement: het faunabeheerplan is leidend.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Dat staat er niet in. Er staat alleen maar een opdracht aan de faunabeheereenheden om een faunabeheerplan te maken. Vervolgens schrappen de coalitiepartijen de verplichting, die nog wel in het wetsvoorstel stond, voor de jagers om te handelen conform het afschotplan en de faunabeheerplannen. Dat is het grote probleem dat met dit amendement op tafel ligt. Ik weet dat de Partij van de Arbeid nu wanhopig probeert om er via een interruptiedebatje iets moois van te maken, maar feit blijft dat de jagers alle ruimte krijgen. Dat komt de heer Heerema heel goed uit, dus ik begrijp ook heel goed dat hij hier heel content en rustig zijn verhaal zit te doen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb volgens mij nooit anders gedaan in deze zaal, dus dat betekent dat ik op alle onderwerpen content zou moeten zijn en volgens mij is dat ook wel zo. Wij kijken daar echt anders tegen aan. De Partij voor de Dieren en de VVD staan volgens mij lijnrecht tegenover elkaar in dit dossier. Ik accepteer dat en volgens mij geldt dat voor de Partij voor de Dieren ook.

[….]

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond Gods eer en heerlijkheid. Dat is een prachtige psalm, die ook het positieve laat zien. Dat zou zichtbaar moeten zijn volgens de SGP-traditie. De heer Heerema sprak er ook heel mooie woorden over vanuit de liberale traditie. Wij hebben voor dit wetsvoorstel niet alleen bekeken wat beter kan -- ik heb ook een aantal verbeterpunten -- maar ook wat goed is. Ik denk dat goed zorgen voor Gods schepping mooi is. Het is goed dat er een wetsvoorstel ligt waarmee stappen in de goede richting worden gezet.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand wil even de tweede stem zingen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De Partij voor de Dieren heeft een verzoek voor een psalm: 't Hijgend hert.

De heer Dijkgraaf (SGP):
"'t Hijgend hert der jacht ontkomen" en "alzo schreeuwt mijn ziel tot U". Het mooie van die psalm is dat hij aansluit bij de regels van de werkelijkheid. Lees de uitleg van de psalm maar: het hert moet een faire kans krijgen om de jacht te ontkomen. De psalm verbiedt dus niet de jacht, maar de psalm verbiedt het om oneerlijk te jagen. Het is dus prima als de Partij voor de Dieren die psalm voortaan meezingt.

[…]

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan kun je inderdaad echt spreken over planmatig afschot. Dat woord "planmatig" moet echt ergens in de tekst van het amendement komen en niet alleen in de toelichting. Met die stap zou ik heel blij zijn.

De heer Leenders (PvdA):
Het is maar net hoe je naar het begrip "planmatig" kijkt. Als je dat serieus neemt, weet je dat je alle gegevens gebruikt die je nodig hebt om een plan te maken. Het lijkt mij dus overbodig om dat te doen. Dat zit immers in de begrippen "planmatig" en "doelgericht".

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De discussie over de aanvankelijke wens van de PvdA om de plezierjacht te schrappen ga ik niet overdoen. Het amendement dat voorligt, is duidelijk niet wat de PvdA altijd heeft gewild. De heer Leenders spreekt over de dreiging dat de wet niet wordt aangenomen. Wat is daar erg aan? Als wij met de Natuurbeschermingswet de Flora- en Faunawet, met goede bescherming voor plant- en diersoorten, en de Boswet kunnen vereenvoudigen en beter en groener kunnen maken, is de PvdA daar voor. De VVD zegt niet voor het amendement te stemmen als de PvdA haar eigen koers vasthoudt en de plezierjacht wil beëindigen. Wat is erop tegen om tegen de VVD te zeggen: nou, dan doe je dat toch lekker, kan ons wat schelen?

De heer Leenders (PvdA):
Ik begrijp deze vraag van de Partij voor de Dieren echt niet. Ik ben vorige week in het wetgevingsoverleg uitgebreid ingegaan op wat wij goed vinden aan deze wet ten opzichte van de bestaande wet. Wij moeten constateren dat wij op één punt niet krijgen wat wij allebei zouden willen, maar ik vind het onbegrijpelijk dat u daarom de hele wet zou willen afblazen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag dat niet voor niets. Toen die wet naar de Kamer kwam, was de PvdA samen met de PvdD fel kritisch. Het was een wet die de natuur afbrak. De nota van wijziging heeft daar wel iets van hersteld, maar dat betekent niet dat het terug is naar het beschermingsregime van de drie wetten die wij hadden. Het betekent ook niet dat die drie wetten moeten blijven zoals ze zijn, maar gegeven deze situatie was er niets op tegen om tegen de VVD te zeggen: dan stem je tegen iets wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken, dat moet je zelf weten. Natuurlijk zou het vervelend zijn geweest voor de staatssecretaris, maar de zwarte piet had aan de natuurbarbaren van de VVD kunnen worden uitgedeeld en de PvdA had een meerderheid kunnen vinden in het groene kamp van de Kamer. Dan hadden wij echt de natuur beschermd en dan had de PvdA haar idealen kunnen vasthouden.

De heer Leenders (PvdA):
Ik kan herhalen wat ik heb gezegd. Ik vind dat de huidige wet een sterke verbetering is ten opzichte van de bestaande wet. Ik heb dat op 15 juni 2015 uitgebreid beargumenteerd. Ik denk dat wij het daar op dit moment mee moeten doen.

Reactie staatssecretaris

Staatssecretaris Dijksma:
De PAS gaat vanaf 1 juli aanstaande van start. We hebben met de provincies het Natuurpact gesloten. We hebben weer investeringen mogelijk gemaakt. We zien in het veld dat de achteruitgang van de biodiversiteit langzaam maar zeker tot stilstand komt. Er zijn hier en daar zelfs lichtpuntjes of verbeteringen.

In het debat over de natuur leiden de verschillende belangen die gewogen worden natuurlijk niet bij elke fractie tot dezelfde uitkomst. Dat zie je ook bij dit wetsvoorstel. Dat kan ook bijna niet anders bij een onderwerp als dit. Toch zullen we met elkaar tot een toekomstbestendig nieuw stelsel moeten komen. Het moet minder ingewikkeld worden dan het huidige, dat hard aan modernisering toe is. Mevrouw Ouwehand deelt dat uitgangspunt niet, maar daar is toch wel breed overeenstemming over. Het stelsel moet ook recht doen aan de bestuurlijke verdeling van verantwoordelijkheden, waarbij de provincies een centrale rol toekomt in de uitvoering van het natuurbeleid en de vormgeving van gebiedsgericht beleid. Ik denk dat we met dit wetsvoorstel de verschillende invalshoeken binnen het politieke spectrum zo goed mogelijk met elkaar hebben verenigd. Dat is vanaf het begin ook mijn beweegreden geweest. Het is een compromis tussen die verschillende invalshoeken en ik denk dat het ook het best bereikbare compromis is.

[…]

Er is veel te doen geweest over het amendement op stuk nr. 53. Inmiddels ligt er een nieuw amendement van de leden Heerema en Leenders en dat is het amendement op stuk nr. 107. Voor de wetsgeschiedenis is het van belang dat ik aangeef hoe ik dat amendement duid. Wat vraagt dat van de verschillende partijen en wat betekent dat? In het amendement wordt ingegaan op hetgeen tijdens het wetwegingsoverleg van vorige week maandag door de leden Van Veldhoven en Dik-Faber genoemd is. Dat betreft de transparantie aan de voorkant van het proces. Zij hebben voorbeelden genoemd. Ik wijs op de waardevolle trendtellingen die een toegevoegde waarde hebben, naast bijvoorbeeld trendgegevens van andere organisaties zoals Sovon. De centrale rol van de faunabeheereenheden en het faunabeheerplan in dit wetsvoorstel kunnen echt een goede impuls zijn om de goede voorbeelden te volgen, ook voor de jager. Het is echter belangrijk dat het aanleveren van de gegevens vrijwillig gebeurt en niet op grond van papieren verplichtingen waarbij je een enorme regeldruk krijgt. Ik vind het goed om te horen dat mevrouw Dik-Faber zei dat zij het regeldrukrapport serieus neemt. Zij is er niet op uit om op dat punt veel problemen te krijgen.

In de Flora- en faunawet ziet het faunabeheerplan nu alleen maar op het populatiebeheer. Iedereen die zegt dat de Flora- en faunawet eigenlijk geweldig is, zeker in vergelijking tot het voorliggende wetsvoorstel inclusief de amendementen, zou ik om te beginnen daarop willen wijzen. Daar ziet het faunabeheerplan alleen maar op het populatiebeheer. In het wetsvoorstel Natuurbeschermingswet wordt de reikwijdte van het faunabeheerplan uitgebreid tot schadebestrijding en tot jacht. Dat betekent dat er een samenhangende aanpak moet komen waarin de inspanningen op het vlak van populatiebeheer, schadebestrijding en jacht op elkaar worden afgestemd. Het amendement op stuk nr. 107 laat dit ook gewoon intact.

Daar komt bij dat in het wetsvoorstel wordt bepaald dat degene die populatiebeheer doen, schade bestrijden of jagen, dit moeten doen overeenkomstig het faunabeheerplan. Dit staat in artikel 3.12, eerste lid. Uit het vierde lid van artikel 3.14 van het wetsvoorstel volgt bovendien dat de vrijstelling voor schadebestrijding alleen mag worden toegepast als er een duidelijke relatie is tussen de dreigende schade en de diersoort op de vrijstellingslijst die wordt bestreden. In het ingetrokken amendement op stuk nr. 53 was de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan eerst geschrapt.
Het amendement op stuk nr. 107 past dit aan en haalt die verplichting terug. Op grond van het wetsvoorstel zoals dat nu luidt, kan de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan strafrechtelijk worden gehandhaafd. Dat voorstel had ik bij u ingediend. Daarvoor is in de huidige tekst van het wetsvoorstel immers dat aparte afschotplan voorzien. Het is overigens iets wat de huidige Flora- en faunawet niet voorzag. Het is niet een situatie die wij al hadden. De heer Leenders zei terecht dat, als je de huidige Flora- en faunawet vergelijkt met het wetsvoorstel inclusief het amendement, er wel degelijk sprake is van een verbetering.

Het probleem was alleen dat een deel van het voorstel dat bij de Kamer lag, nieuwe verplichtingen bracht, die volgens het SIRA-rapport potentieel een enorme lastenverzwaring met zich meebrachten voor jachtaktehouders die in het kader van de wildbeheereenheden over het algemeen het afschot verzorgen. Als je zo'n verplichting strafrechtelijk wilt handhaven en daarvoor de bewijsvoering rond wilt krijgen, moet de jachtaktehouder een nauwkeurige administratie bijhouden aan de hand waarvan de naleving kan worden geconstateerd. Bovendien zal dan, om duidelijk te hebben welke aantallen wel en niet meer geschoten mogen worden, ook het afschotplan in nauwkeurige aantallen af te schieten dieren moeten voorzien. Die gegevens zouden van de wildbeheereenheden en de daarbij aangesloten jachtaktehouders moeten komen. Deze administratieve lasten hebben tot grote beroering geleid bij de jachtaktehouders. Wij hebben hen nodig, ook voor de uitvoering van beheer en voor schadebestrijding. Om die reden wordt in het amendement op stuk nr. 107 het afschotplan geschrapt en ook de strafrechtelijke handhaving van de naleving van het Faunabeheerplan.

Dat betekent niet -- en die suggestie wordt soms gedaan -- dat er geen naleving kan worden afgedwongen. Het kan wel degelijk bestuursrechtelijk, bijvoorbeeld via dwangsommen, worden gehandhaafd. Dat zegt artikel 7.2 van het wetsvoorstel. Bestuursrechtelijke handhaving is eigenlijk ook veel passender, omdat beter maatwerk kan worden geboden. Via de last onder dwangsom kan de norm worden gepreciseerd, waaraan de jachtaktehouder zich in het concrete geval heeft te houden. Als hij dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.

Daarnaast regelt artikel 3.13 van het wetsvoorstel dat jachtaktehouders lid moeten zijn van wildbeheereenheden. Dat is ook nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet. Op deze wijze worden de regionale inbedding en de sociale controle ten aanzien van het handelen van jachtaktehouders verzekerd. Handelt een jachtaktehouder in strijd met het faunabeheerplan, dan kan hij als lid worden geroyeerd en dat betekent dat zijn jachtakte moet worden ingetrokken. Dat staat in artikel 3.26, tweede lid, onderdeel c, van het wetsvoorstel. Dan kun je dus niet meer jagen. Het amendement op stuk nr. 107 laat al deze zaken intact.

Nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet en het wetsvoorstel is de vermaatschappelijking van het bestuur van de faunabeheereenheid, zoals die in het amendement op stuk nr. 107 staat. Het amendement voorziet erin dat in het bestuur in ieder geval maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd die een duurzaam beheer van populaties tot doel hebben. Daarmee hebben zij een stem in de besluitvorming. Hierdoor vindt enerzijds professionalisering plaats en wordt anderzijds de transparantie vergroot. De transparantie zal ook worden vergroot door toevoeging aan het amendement van een bepaling dat het faunabeheerplan altijd openbaar wordt gemaakt. Uiteraard zal het faunabeheerplan op hoofdlijnen inzicht bieden in de ontwikkelingen van populaties van de verschillende soorten. Dat kan op basis van redelijkerwijs beschikbare gegevens. Dan moet men denken aan de trendgegevens die afkomstig zijn van NEM of CBS, Sovon, de Zoogdiervereniging en de trendtellingen die thans in sommige wildbeheereenheden door de jagers worden uitgevoerd. Die worden daarmee -- zo zeg ik tegen mevrouw Dik en anderen -- openbaar als gevolg van het feit dat zij de onderbouwing van het faunabeheerplan zijn.


Daar komt bij dat het amendement in een nieuw artikel 3.12a -- dit is nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet, maar ook nieuw ten opzichte van het voorstel dat ik bij de Kamer had ingediend -- voorziet in de verstrekking van gegevens door jachtaktehouders over het gerealiseerde afschot. Ook die gegevens kunnen bij de opstelling of herziening van het faunabeheerplan worden betrokken. Met andere woorden: ik heb eigenlijk geprobeerd om helder te maken wat er in de toekomst in de praktijk zal gebeuren als de Kamer het amendement op stuk nr. 107 zou aannemen. Ik denk dat dat nodig is om misverstanden weg te nemen. Ik denk dat dat ook nodig is voor mensen die zich later afvragen wat precies de uitleg van de wet is. Wat staat er precies?

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Thieme bij de interruptiemicrofoon staan, maar we maken eerst even het blokje over de jacht af. Dus wacht u nog even, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Zo wordt het wel heel lastig, voorzitter, om met de staatssecretaris in debat te gaan over wat zij beweert, namelijk dat het amendement een verbetering is.

De voorzitter:
Ja, maar we gaan het wel zo doen. We houden de blokjes even in ere. Dank u wel.

Staatssecretaris Dijksma:

Mevrouw Thieme zegt dat er rechtsgeleerden zijn die het regime voor schadebestrijding door grondgebruikers in strijd achten met het Europees recht. Dit blijft altijd een discussie onder juristen. Het antwoord van mijn juristen is dat deze voorziening in lijn is met de Vogel- en Habitatrichtlijn. De eis met betrekking tot de instandhouding wordt getoetst bij de opname van soorten op de landelijke of provinciale lijst. De eis dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat, is geregeld in de artikelen 3.3 en 3.8. De eisen aan schadesoorten in het wetsvoorstel komen uit de richtlijnen. Er is een causaal verband. De schade dreigt immers in een lopend of komend jaar te ontstaan. Dat is het causale verband.

[….]

Ik kom nu bij een groot aantal amendementen dat nog is ingediend op dit thema. Allereerst de amendementen-Thieme op stuk nrs. 96 en 101, waarin een verbod wordt bepleit van het hagelgeweer. Het amendement op stuk nr. 96 bepaalt dat enkel kogelgeweren mogen worden gebruikt bij de jacht. Hagelgeweren mogen dan niet meer worden gebruikt. Het amendement op stuk nr. 101 bepaalt hetzelfde ten aanzien van beheer en schadebestrijding. Het gebruik van hagelgeweren -- wij zullen het daar denk ik niet over eens worden -- is bij kleinere diersoorten juist diervriendelijker dan het gebruik van het kogelgeweer, omdat de kans op niet-dodelijke verwondingen kleiner is. Onder de Flora- en faunawet is de jacht op haas, fazant en wilde eend daarom bijvoorbeeld uitsluitend toegestaan met een hagelgeweer. Ik denk dat het niet goed is om enkel het gebruik van het kogelgeweer toe te staan bij de jacht, schadebestrijding en beheer omdat dit potentieel negatieve gevolgen heeft voor het dierenwelzijn. Onder de uitvoeringsregelgeving zal, zoals dat nu ook bij de Flora- en faunawet gebeurt, worden bepaald welk type geweer voor welke soort geschikt is. Om die reden ontraad ik beide amendementen.

[…]

De amendementen-Thieme op stuk nrs. 149 en 150 vragen om een wettelijk verbod op de jacht vanuit voertuigen, vaartuigen en luchtvaarttuigen. De amendementen voorzien in een wettelijk verbod daarop. De huidige Flora- en faunawet voorziet ook in dit verbod.


In het wetsvoorstel hebben we geregeld dat dit verbod bij Algemene Maatregel van Bestuur kan worden gesteld als onderdeel van de uitvoeringsregelgeving over de jacht. Het is mijn voornemen om dit verbod in de AMvB op te nemen, maar niet in de wet, zo zeg ik tegen mevrouw Thieme. Om die reden ontraad ik dit amendement. We zullen dat in een andere systematiek doen. Het was al verboden, dat blijft het ook, maar dat regelen we via de AMvB. Om die technische reden ontraad ik dit amendement of deze amendementen. Zo moet ik dat zeggen, want het zijn er twee.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 100 van mevrouw Thieme. Dat amendement ziet op een verbod op jacht voor personen onder de 21 jaar. Alleen personen van 21 jaar en ouder zullen op grond van het amendement van mevrouw Thieme gerechtigd zijn tot de jacht. In de Wet wapens en munitie is de minimumleeftijd voor het dragen van geweren gesteld op 18 jaar. Het wetsvoorstel is daarmee in lijn. Er staat een minimumleeftijd van 18 jaar in, net als in de huidige Flora- en faunawet overigens. Het wetsvoorstel eist dat de jager met gunstig gevolg het jachtexamen heeft afgelegd en dat dus verzekerd is dat de theoretische kennis en praktische vaardigheden van de jager in orde zijn. Ik denk dat het belangrijk is om dat hier te zeggen, want veel mensen weten dat niet. Ik snap niet zo goed waarom iemand van 18 jaar of 20 jaar die het jachtexamen heeft doorlopen, dan alsnog niet geschikt zou zijn. Om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 100.

Ik kom op de amendementen op de stukken nrs. 102 en 115. Die amendementen gaan over het verbod om lokeenden en lokduiven te gebruiken. Beide amendementen bepalen dat zowel voor de jacht als voor het beheer en de schadebestrijding. Het lid Thieme wijst op het risico van illegale onttrekking van deze soorten aan de natuur en mogelijke dierenwelzijnsinbreuken. Ik moet er wel bij zeggen dat eenden en duiven op ruime schaal gefokt en gehouden worden. Het is mij niet helder waarom ze hiervoor zouden moeten worden onttrokken aan de natuur. Dat zou overigens illegaal zijn. Dat ben ik zeer met mevrouw Thieme eens. Het zijn gehouden dieren. De dierenwelzijnswetgeving is onverkort op hen van toepassing. Lokeenden en lokduiven zijn van oudsher toegestaan, omdat ze effectieve hulpmiddelen zijn bij jacht en schadebestrijding. Ik zie geen reden om het gebruik niet toe te staan. Ik ontraad daarom beide amendementen.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 116, dat het amendement op stuk nr. 104 vervangt. Dit amendement gaat over een wettelijk verbod om gebruik te maken van instrumenten om in de nacht dieren te doden en te vangen. Voor de uitoefening van de jacht zijn dergelijke instrumenten verboden in het wetsvoorstel. Ze staan ook niet op de positieve lijst voor jachtmiddelen. We hebben hier echter al langer discussie over. Voor populatiebeheer en schadebestrijding van soorten op de provinciale lijst is het gebruik van die middelen niet toegestaan. Alleen wanneer het expliciet is bepaald in de ontheffing of vrijstelling van de provincies, is het gebruik van die middelen mogelijk. Bij het toestaan, dus eigenlijk bij het verlenen van de vrijstelling of de ontheffing, moeten provincies rekening houden met het dierenwelzijn. Omdat het eigenlijk al heel precies geregeld is, ontraad ik het amendement op stuk nr. 116.

Ik kom op het subamendement op stuk nr. 112. Ook dat is opnieuw ingediend, omdat het ziet op het amendement op stuk nr. 53, dat vervangen is door het amendement op stuk nr. 107. Inhoudelijk is het amendement gelijk aan het amendement op stuk nr. 78. Ik heb in de brief al laten weten dat ik mij kan vinden in dit vervangende amendement. Dat geldt dus ook voor dit nieuwe nummer, omdat het feitelijke hetzelfde amendement is. In dit amendement wordt geregeld dat bestuurders van de faunabeheereenheden ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties en wetenschappers op het gebied van faunabeheer kunnen uitnodigen. Wat mij betreft blijft het oordeel over dat amendement dus ook aan de Kamer.

[…]

Er is zojuist een amendement op stuk nr. 158 ingediend door het lid Thieme, dat gaat over een voorhangprocedure voor de AMvB's over de jacht en de schadebestrijding. Mijn houding is altijd dat ik met de Kamer overleg over dit soort zaken, maar zo'n zware procedure vind ik eerlijk gezegd niet nodig. Om die reden ontraad ik het amendement, maar gezien de maatschappelijke gevoeligheid lijkt het mij prima om met de Kamer te overleggen over de regelgeving op het moment dat die voorligt. Dat kan ook in een algemeen overleg.

Ik begreep dat mevrouw Thieme een nieuw amendement op stuk nr. 157 heeft ingediend, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 101, dat ging over het verbod op het hagelgeweer. Dat had ik al ontraden en dat blijf ik ook doen. Daarmee kom ik aan het einde van dit blok, althans wat mijn inbreng betreft.

Mevrouw Thieme (PvdD):
De faunabeheereenheden moeten volgens de wet een faunabeheerplan gaan maken, maar de coalitiepartners zijn er nog niet uit of de plezierjacht mag worden verboden. De PvdA heeft het onderspit gedolven. Om die reden is er een amendement ingediend om het plan van de staatssecretaris om een afschotplan te koppelen aan het faunabeheerplan te schrappen. Er kan wel van alles in het faunabeheerplan staan, bijvoorbeeld over hoe zorgzaam je moet omgaan met een bepaald natuurgebied of werkgebied, maar er staat geen afschotplan meer in, of in ieder geval is dat niet verplichtend. Dat betekent ook dat de opdrachten aan de jagers helemaal niet over het geweer gaan en dat de jagers alle ruimte krijgen om het naar eigen inzicht te doen. De staatssecretaris zei dat een causaal verband tussen afschot en de te verwachten schade wel degelijk wordt verlangd, maar dat zit er niet in. Er is alleen sprake van dreigende schade in het lopende jaar en voor het komende jaar. Dat betekent dat de agrariër en de jager dat zelf mogen bepalen.
Er is helemaal niets wat hun in de weg staat, ook geen faunabeheerplan. Dat moet de staatssecretaris toch met mij eens zijn?

Staatssecretaris Dijksma:
U hebt heel veel gezegd, maar ik ben het met heel veel van wat u hebt gezegd, niet eens. Om te beginnen hebt u zelf verklaard, ook in amendementen als ik het goed heb, dat het faunabeheerplan en de wildbeheereenheden als instrument überhaupt niet toereikend zouden zijn. U vertelt mij nu in het debat hoe belangrijk die zijn, terwijl u zelf in uw inbreng hebt gevraagd waarom we die eigenlijk hebben. Dat is op zichzelf al een tegenstelling, maar goed.

Ik vind het faunabeheerplan belangrijk. Ik vind het een absoluut winstpunt dat nu voor het eerst niet alleen populatiebeheer en schadebestrijding, maar ook de jacht op de vijf wildsoorten onderdeel worden van het faunabeheerplan. Ik vind het winst dat jagers nu lid moeten worden van een wildbeheereenheid en daarmee gebonden zijn aan het uitvoeren van het faunabeheerplan. Ik vind het van belang dat dit faunabeheerplan openbaar wordt. Dat geldt niet alleen voor de wijze waarop het tot stand komt, maar ook voor de gegevens over het feitelijke afschot. Ik vind het van belang dat maatschappelijke organisaties, of zij nu voor dierenwelzijn staan of voor duurzame jacht, een bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van het faunabeheerplan.

We kunnen er lang of kort over spreken: het is niet het ideale model van mevrouw Thieme. Dat is zo, maar ik vind het wel echt cynisch dat mevrouw Thieme niet in staat is om op basis van hetgeen de huidige Flora- en faunawet biedt en hetgeen de toekomstige wet mogelijk maakt, ten minste te erkennen dat het een verbetering is. Het is misschien niet de verbetering die zij wilde, maar het is wel een verbetering.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik debatteer hier met de staatssecretaris omdat zij zelf zegt dat de faunabeheereenheid zo belangrijk is. Ik probeer aan te tonen dat dit absoluut niet het geval is. Er wordt namelijk niets geëist voor het schieten van dieren, waar jagers zich enkel en alleen mee bezighouden. Het is dus een grote farce om hier te schetsen dat het faunabeheerplan de activiteiten van jagers aan banden gaat leggen. Dat is niet het geval, temeer daar er geen sancties zijn om de jagers terug te fluiten. Er staat geen sanctie op het afschieten van te veel dieren. Er staat ook geen sanctie op het afschieten van dieren terwijl de faunabeheereenheid dat misschien niet zou willen. Er is slechts een sanctie voor de jagers als zij zich niet aan de rapporteerplicht houden. Wat hebben we aan gegevens van een jager over het aantal dieren dat hij heeft afgeschoten als we niet eerst een plan hebben voor het maximumaantal dieren dat mag worden afgeschoten?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik bestrijd dus dat er niet zo'n plan komt. Het punt is alleen dat het informatieniveau over het exacte aantal dieren, precies tot op het laatste dier, zoals in het afschotplan aanvankelijk de bedoeling was, tot zo'n grote administratieve last zou leiden, dat een groot deel van de Kamer -- niet de fractie van mevrouw Thieme, maar wel een groot deel van de Kamer -- heeft gezegd dat dat bij nader inzien misschien niet werkbaar zou zijn. Het amendement dat nu wordt voorgesteld, voorziet erin dat alle drie de vormen van jacht, of het nu jacht voor populatiebeheer, jacht voor schadebestrijding of jacht op de vijf soorten is, onderdeel worden van het faunabeheerplan. Dat plan wordt gemaakt in openbaarheid. Het wordt gebaseerd op openbaar te maken gegevens. Organisaties van buiten, die tot nu toe niet aan tafel konden zitten, worden erbij gehaald om er een oordeel over te geven. Het kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Indien sprake is van misstanden of overtredingen bij bijvoorbeeld schadebestrijding, kan ook nog strafrechtelijk worden opgetreden. Mevrouw Thieme wil het steeds doen voorkomen of er niets gebeurt, maar dat is helaas, of misschien gelukkig, niet waar.

[….]

Ik kom bij de motie op stuk nr. 137 van mevrouw Thieme en de heer Smaling, waarin staat dat er een advies van de Raad van State op het amendement op stuk nr. 53 moet komen. Ik vermoed dat ze inmiddels het amendement op stuk nr. 107 bedoelen. Dat moeten ze dan even laten wijzigen. Ik ontraad deze motie echter. Het wettelijk instrumentarium is in 2012 door de Raad van State beoordeeld en het amendement doet daar niets aan af.

Dan hebben we de "alternatieve nulstand"-motie op stuk nr. 138 van mevrouw Thieme. In deze motie verzoekt zij juist om het overal los te laten. Tegen haar zeg ik dat sommige provincies dat op sommige diersoorten zullen doen. Dat is hun goed recht. Maar ik wil niet vanuit het rijk zeggen dat het zus of zo moet. Het is echt aan de provincies. Deze motie wil ik dus ontraden.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 139. De regels van de Natuurbeschermingswet brengen voldoende waarborgen met zich mee voor het weidelijk jagen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 140 van de leden Thieme en Heerema. Deze motie gaat over de aanpak van de trofeejacht. De leden verzoeken mij om dit jaar met een plan te komen om de import van jachttrofeeën -- ze noemen ivoor en tijgerhuiden -- aan te pakken. Ik zou "en dergelijke" zeggen, maar dat versta ik dan maar zo. Ik was van plan om iets in de geest te doen en ik vind het heel goed als uw Kamer zich daar ook over uitspreekt. Als het Nederlandse parlement zo'n signaal afgeeft, kan ik dat namelijk ook gebruiken als een belangrijk signaal, in Europees en internationaal verband. Ik juich deze motie dus zeer toe en laat het oordeel graag aan uw Kamer.

Dan kom ik op een motie waarop met koeienletters staat: "ontraden". Mevrouw Ouwehand snapt wel welke ik bedoel. Het is namelijk de motie op stuk nr. 141, waarin zij mij verzoekt om dit wetsvoorstel in te trekken, waar we net ik weet niet hoeveel uren aan gewijd hebben. Nee, dat ga ik toch maar niet doen.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 142 van mevrouw Ouwehand. Zij vraagt mij op zoek te gaan naar aanvullende middelen. Ik ben natuurlijk bij aanvang op zoek gegaan naar aanvullende middelen en die heb ik toen ook gekregen. Sterker nog: die zaten al in het bakje voor deze periode, met dank aan de steun van velen vanuit deze Kamer. Ik wil deze motie ontraden, omdat ik nu niet op zo'n manier een extra claim wil leggen. Ik ben al blij dat ik mijn budget goed kan beschermen tegen "aanvallen van buitenaf", om het zo maar te zeggen. Als er ergens op een dag weer geld uitgedeeld wordt, zal ik in de rij staan. Zo kent mevrouw Ouwehand mij wel. Maar ik heb niet de indruk dat we al in die positie zijn.


Mevrouw Ouwehand heeft een motie ingediend over verschillende vissoorten. Deze motie is vergelijkbaar met de motie van de heer Smaling. Zij vraagt om die vissoorten alsnog wettelijk te beschermen. Het wetsvoorstel beschermt de Europese soorten van de Habitatrichtlijnen en aanvullend daarop enkele andere vissoorten. Ook het Natura 2000-regime beschermt natuurlijk vissoorten. Om die reden ontraad ik deze motie. Ik zal zo nog iets zeggen over de motie van mevrouw Van Veldhoven over bepaalde vissoorten.

Mevrouw Ouwehand verzoekt bij motie om de voorgenomen kap van bomen langs provinciale wegen te voorkomen. Ik ontraad die motie. Men moet nu voldoen aan de Boswet en die bevat een herplantplicht. Alleen bij populieren en wilgen als wegbeplanting hoeft dat niet. Het wetsvoorstel continueert deze regels. Je mag niet van alles zo maar weghalen zonder dat er iets voor terugkomt.

[…]

Dat geldt ook voor de motie over de evaluatie. Ik heb al iets gezegd over het amendement van mevrouw Ouwehand op dat punt. Ik zie dat als ondersteuning van het beleid. Dus motie 147: oordeel Kamer.