Inbreng SO voortgang versterking VTH-stelsel


14 februari 2023

Inbreng SO: Voortgang versterking VTH-stelsel

14 februari 2023, inbreng Partij voor de Dieren:

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende brief over de voortgang van de versterking van het vergunningverlening, toezicht en handhaving-stelsel (VTH-stelsel) en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie constateren dat de conclusies van de commissie Van Aartsen in het rapport ‘Om de Leefomgeving’ niet mals waren. Zo constateerde de commissie dat het VTH-stelsel wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid, waardoor omgevingsdiensten hun rol niet kunnen invullen zoals de bedoeling is. Inmiddels zijn er al bijna twee jaar (!) verstreken sinds het rapport is gepubliceerd en hoewel er aan de slag is gegaan met het uitvoeren van de aanbevelingen, zien deze leden ook dat er veel vertraging optreedt bij het uitvoeren van de aanbevelingen. Wat gaat de staatssecretaris doen, zodat de vertraging zoveel mogelijk beperkt blijft en alle tien de aanbevelingen worden uitgevoerd uiterlijk binnen twee jaar vanaf de start van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH)? En hoe kan het dat er nog steeds geen duidelijkheid is over of alle gemeenten hetzelfde basistakenpakket bij de omgevingsdiensten hebben belegd? Waarom verloopt dit zo traag?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen graag nog eens aanstippen dat zij het niet eens zijn met hoe de staatssecretaris uitvoering geeft aan aanbeveling 9; het ‘inrichten van Rijkstoezicht op omgevingsdiensten’. Gezien de staatssecretaris ervoor kiest de aanbeveling niet uit te voeren zoals het is bedoeld; zo wordt er geen Rijkstoezicht ingesteld, maar moeten omgevingsdiensten visitaties uitvoeren bij elkaar. De staatssecretaris heeft aangegeven dat o.a. de heer Van Aartsen bereid is om te reflecteren op het proces en de resultaten van de uitvoering van zijn aanbevelingen. Deze leden zijn benieuwd of de heer van Aartsen al betrokken is geweest bij de uitvoering van de aanbevelingen en wat zijn oordeel was over het proces en de resultaten tot nu toe. Zeker gericht op de uitvoering van aanbeveling 9.

Ook constateren de leden van de Partij voor de Dierenfractie dat sinds het rapport ‘Om de Leefomgeving’ is gepubliceerd er nog steeds bedrijven zijn die – legaal en illegaal – schade aan de leefomgeving veroorzaken door ziekmakende stoffen in het milieu te brengen. Zoals verschillende asfaltfabrieken, chemiebedrijf Chemours en staalfabrikant Tata Steel. Wanneer gaat de staatssecretaris met haar vuist op tafel slaan en het milieu en de gezondheid van omwonenden daadwerkelijk beschermen? Is zij het met deze leden eens dat alleen door keuzes te maken over welke activiteiten we nog toestaan, het milieu en de gezondheid van omwonenden kan worden beschermd? Ook zijn deze leden benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op het nieuws dat een milieu-inspecteur die namens de omgevingsdienst toezicht hield op Tata Steel is overgestapt naar Tata Steel. Herkent de staatssecretaris dat het vaker voorkomt dat toezichthouders overstappen naar bedrijven waar zij toezicht op hielden? En vindt de staatssecretaris het wenselijk dat alle kennis en kunde van hoe het er in een omgevingsdienst aan toe gaat daardoor bij bedrijven belanden? Wat gaat zij doen om dit soort overstappen te voorkomen?

Met betrekking tot de €18 miljoen die is gereserveerd voor de versterking van het VTH-stelsel en de omgevingsdiensten vragen de leden van de Partij voor de Dierenfractie zich af of dit genoeg is. Heeft de staatssecretaris hier al zicht op? Bereiken haar signalen dat er meer budget nodig is om de aanbevelingen goed uit te kunnen voeren? Is de verdeling van het huidige budget effectief? En kan de staatssecretaris in kaart brengen of en zo ja hoeveel extra budget er nodig is om de aanbevelingen uit te voeren en daarmee de omgevingsdiensten te versterken?

Daarnaast hebben de leden van de Partij voor de Dierenfractie enkele vragen over de signaalrapportage van de ILT over ‘Meer inzicht in en toezicht op certificering’. Deze leden lezen in de signaalrapportage dat de certificeringsstelsels waarbij de ILT tekortkomingen heeft vastgesteld onder andere gaan over bodem en luchtverontreinigende stoffen. Kan de minister uitleggen om wat voor certificaten het hier gaat en voor welke activiteiten? Kan de minister uitsluiten dat er milieuschade is opgetreden door de tekortkomingen in deze certificeringsstelsels? Zo ja, hoe kan hij dit uitsluiten? Zo nee, waarom niet? En hoe verhoudt deze signaalrapportage en de bevindingen daarin zich tot het versterken van het VTH-stelsel door het uitvoeren van de aanbevelingen van Van Aartsen?

Ook specifiek over het toezicht in de veehouderij hebben de leden van de Partij voor de Dieren nog enkele vragen. Volgens cijfers uit 2018 van onder andere LTO, de POV en de brandweer kwamen omgevingsdiensten destijds gemiddeld eens in de 5 tot 10 jaar op een agrarisch bedrijf.[1] De leden vragen de staatssecretaris of dit klopt. De leden herinneren de staatssecretaris hierbij aan het project Intensivering Toezicht veehouderijen dat in Brabant is uitgevoerd, waarbij de drie omgevingsdiensten in drie jaar tijd alle bijna 6000 Brabantse veehouderijbedrijven hebben gecontroleerd op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van natuur en milieu.[2] Bij 52% van de controles zijn daarbij één of meerdere overtredingen vastgesteld. In 5%, dus bijna 300 gevallen ging het om ernstige overtredingen. Deelt de staatssecretaris de mening dat deze bevindingen laten zien dat er niet tot wel tien jaar kan worden gewacht met een controle? Zo nee, waarom niet? Wat is op dit moment de gemiddelde toezichtsintensiteit van omgevingsdiensten bij agrarische bedrijven? Hoe vaak gebeurt het dat een bedrijf al meer dan tien jaar niet is bezocht door een omgevingsdienst?

Wat is de concrete stand van zaken met betrekking tot het verbeteren of soms nog optuigen van de informatie-uitwisseling tussen omgevingsdiensten en tussen omgevingsdiensten en de lokale en landelijke overheid? Wanneer zal de informatie-uitwisseling op orde zijn?

Omgevingsdiensten controleren onder andere of er niet méér dieren in stallen staan dan vergund. Als dit zo is, kan dat gevolgen hebben voor de uitstoot en daarmee voor de leefomgeving. Maar zij beschikken niet altijd over noodzakelijke gegevens van de landelijke overheid. Zo bleek uit onderzoek van Omroep Gelderland dat het ministerie van LNV meer dan een jaar op de hoogte is geweest van het feit dat sommige geitenhouders méér dieren hielden dan volgens hun vergunning is toegestaan, maar deze informatie niet deelde met de omgevingsdiensten.[3] De Kamer riep middels de aangenomen motie Vestering op om ervoor te zorgen dat omgevingsdiensten beschikken over de gegevens die nodig zijn om effectief toezicht te houden op dieraantallen.[4] Wat is hiervan de stand van zaken en hoe houdt de staatssecretaris hier zicht op?


[1] Actieplan Brandveilige Veestallen 2018-2022. Juli 2018.

[2] Project-Intensivering-Toezicht-veehouderijen.pdf (omwb.nl). Eindrapportage december 2021.

[3] https://www.gld.nl/nieuws/7729...

[4] Kamerstuk 28 807, nr. 281

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Bijdrage Wassenberg aan commissiedebat Tuinbouw en Visserij

Lees verder

Stemverklaring Van Raan over de imple­men­tatie van de Europese klimaatwet

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer