Inbreng Feite­lijke Vragen over Zodoende 2009, de jaar­rap­portage over dier­proeven en proef­dieren van de nVWA


29 november 2010

1. Kunt u uitleggen waarom de jaarrapportage van de nVWA over dierproeven en proefdieren altijd pas in een van de laatste maanden van het jaar verschijnt als de vergunninghouders en de DECs hun cijfers en verslagen al in het voorjaar moeten inleveren? Ziet u mogelijkheden om de Zodoende voortaan in het eerste helft van het jaar te laten verschijnen?

2. Deelt u de mening dat het opnemen van aparte tabellen per vergunninghouder, zoals nu wordt gedaan voor universiteiten, universitaire medische centra en Defensie, een beter en completer beeld geven van het proefdiergebruik dan de algemene verzameltabellen waarin alle cijfers bij elkaar zijn opgeteld? Zo ja, bent u bereid voor iedere vergunninghouder een aparte tabel te laten opnemen in de Zodoende?

3. Zijn in de tabel van Wageningen Universiteit de dierproeven opgenomen die worden uitgevoerd door de Animal Sciences Group?

4. Kunt u zeggen hoeveel dieren er in 2009 in Nederlandse laboratoria zaten? Zo ja, kunt u onderscheid maken naar diersoort? Zo neen, waarom kan de nVWA deze cijfers niet produceren op basis van de registraties die de vergunninghouders moeten aanleveren?

5. Zijn bij de nVWA gegevens bekend over de dieren die langer dan een jaar doorbrengen in de laboratoria of verblijven van de vergunninghouders, zoals de apen bij het BPRC, universiteiten of Hartelust? Zo ja, kunt u dit overzicht naar de Kamer sturen? Zo neen, waarom niet?

6. Hoeveel proefdieren zijn er in 2009 gefokt in Nederland? Kunt u onderscheid maken naar diersoort en naar proefdierfokkerijen en andere vergunninghouders?

7. Hoeveel proefdieren zijn er in Nederland geïmporteerd in 2009? Kunt u onderscheid maken naar diersoort en herkomst?

8. Hoeveel proefdieren zijn er in 2009 geëxporteerd? Kunt u onderscheid maken naar diersoort, exporterende instelling en bestemming van de dieren?

9. Kunt u uiteenzetten waar het ongerief bij eiceldonoren voor biotechnologische handelingen bij proefdieren uit bestaat? (pag 11)

10. De nVWA spreekt over het genereren van dieren met een bepaald genotype in het buitenland (pag 11). Wat wordt er bedoeld wanneer de nVWA erover spreekt dat dit zowel binnen internationale samenwerkingsprojecten als op commerciële basis gebeurde? Kunt u voorbeelden geven van beide situaties?

11. Blijkens de controle van de nVWA op de wettelijk gestelde deskundigheidseisen waren 2 van de gecontroleerde personen ‘niet helemaal bevoegd voor de handelingen die ze uitvoerden’ (pag 9). Wat betekent in dit verband ‘niet helemaal bevoegd’?

12. De nVWA meldt dat de hoogleraar proefdierkunde aan de Universiteit Utrecht voor 170 personen, bedoeld in artikel 9 Wod, aanvullende opleidingseisen heeft vastgesteld. Kunt u dit nader toelichten?

13. Kunt u uitleggen waarom de getalsverhouding van deskundigen binnen de DECs op het gebied van dieren, alternatieven voor dierproeven, proefdieren en hun bescherming en de ethische toetsing, niet evenredig is?

14. Academische DECs voldoen minder aan de wettelijke eis tot een evenredige getalsverhouding, schrijft de nVWA (pag 13). Hoe verklaart u dat?

15. In 2009 zijn 4.696 nieuwe onderzoeksplannen getoetst (pag 13). Kunt u hier een overizcht van geven? Hoe verklaart u dat dit aantal onderzoeksplannen het hoogste is in de afgelopen 4 jaar.

16. De nVWA meldt dat in 5 gevallen een DEC een negatief advies heeft gegeven aan een vergunninghouder over een onderzoeksplan. Kunt u zeggen om welk soort onderzoek dat ging en wat de reden was van de negatieve adviezen?

17. Zijn de problemen die de DECs rapporteren over het aantrekken van nieuwe leden en de belasting voor de DEC reden voor u om de instelling van een landelijke DEC te overwegen?

18. Kunt u het onderzoek naar de invloed van voeding en een optimale bezettingsgraad in de huisvesting van jonge vleeskuikens, dat een van de redenen is van het gestegen aantal dierproeven op kippen, nader toelichten? Waar is dit onderzoek uitgevoerd?

19. Op welk(e) onderzoek(en) wordt gedoeld door de DEC die meldde problemen te hebben met de afweging van dierproeven die betrekking hadden op de bio-industrie?

20. Kunt u de toxicologische testen in het kader van REACH, die hebben geleid tot een forse stijging van het aantal dierproeven op ratten, nader toelichten?

21. Welke ontwikkeling verwacht u de komende jaren als het gaat om de implementatie van REACH en het gebruik van proefdieren? Op welke wijze denkt u het aantal dierproeven beperkt te houden in het licht van de implementatie van REACH?

22. Kunt u aangeven in hoeverre er op dit moment data-sharing plaatsvindt om dierproeven te voorkomen? Kunt u dit onderbouwen met feiten?

23. Kunt u de cijfers over het hergebruik van proefdieren nader specificeren naar diersoort en type onderzoek? Welke diersoorten worden in het algemeen vaker hergebruikt dan andere?

24. Kunt u een aantal voorbeelden geven van het hergebruik van proefdieren in de afgelopen jaren waaruit blijkt hoe vaak een bepaald dier (bijvoorbeeld een aap) kan worden gebruikt in experimenten, hoe lang zo’n dier al in een laboratoriumomgeving leeft en wat de uiteindelijke toekomst van het dier zal zijn?

25. Hoe vaak worden proefdieren na afloop van de experimenten herplaatst in opvangcentra, bij particulieren of anderszins? Om welke diersoorten gaat het dan zoal?

26. Welke onderzoeken zijn er in 2009 uitgevoerd op dieren uit de wilde fauna? Om welke diersoorten ging het?

27. Kunt u bevestigen dat in 2009 proeven zijn uitgevoerd op uit het wild gevangen jonge vossen voor onderzoek naar de rol van de vos bij de verspreiding van vogelgriep? Bij welke vergunninghouder is dit onderzoek uitgevoerd, kunt u het onderzoek inclusief de hypothese nader toelichten en kunt u aangeven welke mate van ‘ongerief’ werd ingeschat voor deze dieren?

28. Hoe verklaart u dat het aantal dierproeven in het onderwijs nog steeds een stuk hoger is dan een aantal jaar geleden?

29. Kunt u het onderzoek nader toelichten waarvoor vrijstelling is verleend van het verbod op de LD50/LC50-testen op vissen? Welke mate van ‘ongerief’ is gescoord bij deze experimenten? Waarom is er toestemming gegeven voor dit onderzoek en kunt u toelichten waarom het noodzakelijk zou zijn om de betreffende stoffen op de markt te brengen? Met andere woorden: is overwogen om van de experimenten af te zien en te accepteren dat een bepaalde stof (voorlopig) niet op de markt gebracht kan worden?

30. Kunt u voorbeelden geven van experimenten waarbij geen anesthesie is toegepast omdat dat ‘onverenigbaar was met de proef’ of omdat het ‘praktisch niet uitvoerbaar was’?

31. Kunt u voorbeelden geven van experimenten waarbij geen pijnbestrijding is toegepast omdat dat ‘onverenigbaar was met de proef’ of omdat het ‘praktisch niet uitvoerbaar was’?

32. Kunt u voorbeelden geven van experimenten waarbij sprake was van respectievelijk ernstig en zéér ernstig ongerief en deze experimenten nader toelichten?

33. Kunt u het duikmedisch onderzoek met varkens, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Defensie, nader toelichten? Welke handelingen zijn verricht op de dieren en waar dienden de experimenten toe?

34. Kunt u de onderzoek met zenuwgassen dat door het ministerie van Defensie is uitgevoerd op cavia’s nader toelichten en kunt u daarbij expliciet ingaan op het ernstige ongerief dat in meer dan de helft van de experimenten is opgetreden?

35. Kunt het onderzoek in de categorie ‘(na) zorg personele inzetbaarheid’ dat het ministerie van Defensie in 2009 heeft laten uitvoeren op ratten en apen nader toelichten? Welke handelingen zijn er met en op de dieren verricht? Waar zijn de apen vandaan gekomen en hoe oud waren de dieren ten tijde van de experimenten? Zijn er op de apen al eerder experimenten verricht? Zijn de dieren in leven gelaten na de experimenten voor Defensie? Zo ja, waar bevinden zij zich nu en hoe ziet de toekomst eruit voor deze dieren?

36. Kunt u een aantal voorbeelden geven van experimenten die zijn ingedeeld in de categorie “beantwoording van ‘een andere’ wetenschappelijke vraag?

37. Kunt u de onderzoekscategorie “schadelijkheid van stoffen bestemd voor gebruik in de agrarische sector” nader toelichten? Heeft u voorbeelden van dergelijk onderzoek en aan welke stoffen moeten we hierbij denken? Gaat het om nieuwe stoffen die op dieren zijn uitgetest en zo ja, waarin ligt precies de noodzaak om deze nieuwe stoffen beschikbaar te maken? Als het (ook) gaat om bestaande stoffen, kunt u toelichten om hoeveel experimenten het ging en of deze al of niet zijn uitgevoerd in het kader van REACH?

38. Kunt u de onderzoekscategorie “schadelijkheid van stoffen bestemd voor gebruik in de industrie” nader toelichten? Heeft u voorbeelden van dergelijk onderzoek en aan welke stoffen moeten we hierbij denken? Gaat het om nieuwe stoffen die op dieren zijn uitgetest en zo ja, waarin ligt precies de noodzaak om deze nieuwe stoffen beschikbaar te maken? Als het (ook) gaat om bestaande stoffen, kunt u toelichten om hoeveel experimenten het ging en of deze al of niet zijn uitgevoerd in het kader van REACH?

39. Kunt u de onderzoekscategorie “schadelijkheid van stoffen bestemd voor gebruik als toevoegingen in voedingsmiddelen voor menselijke consumptie” nader toelichten? Heeft u voorbeelden van dergelijk onderzoek en van voedingsmiddelen voor menselijke consumptie waaraan de te testen stoffen zijn toegevoegd? Kunt u toelichten waar precies de noodzaak ligt van het toevoegen van stoffen aan voedingsmiddelen voor de mens?

40. Kunt u de onderzoekscategorie “schadelijkheid van stoffen bestemd voor gebruik als toevoegingen in voedingsmiddelen voor dierlijke consumptie” nader toelichten? Heeft u voorbeelden van dergelijk onderzoek en van voedingsmiddelen voor dierlijke consumptie waaraan de te testen stoffen zijn toegevoegd? Kunt u toelichten waar precies de noodzaak ligt van het toevoegen van stoffen aan voedingsmiddelen voor dieren?

41. Kunt u de onderzoekscategorie “schadelijkheid van stoffen die schadelijk (kunnen) zijn voor het milieu (anders dan hierboven vermeld)”? Heeft u voorbeelden van dergelijk onderzoek en aan welke stoffen moeten we hierbij denken? Gaat het om nieuwe stoffen die op dieren zijn uitgetest en zo ja, waarin ligt precies de noodzaak om deze nieuwe stoffen beschikbaar te maken? Als het (ook) gaat om bestaande stoffen, kunt u toelichten om hoeveel experimenten het ging en of deze al of niet zijn uitgevoerd in het kader van REACH?

42. Voor welk doel zijn de 2.658 dierproeven uitgevoerd, als zij niet direct of indirect gericht waren op het belang van de gezondheid of voeding van mens of dier? Kunt u de experimenten nader toelichten, en daarbij duidelijk maken op welk belang de proeven dan wel waren gericht? Op welke dieren zijn deze dierproeven uitgevoerd? Hoe hebben deze experimenten kunnen plaatsvinden buiten de wettelijke bepaling om die stelt dat alleen toestemming wordt gegeven voor dierproeven die gericht zijn op het hierboven omschreven belang?

43. Kunt u zeggen welke dodingmethoden zoal worden gebruikt voor het doden van proefdieren of dieren uit voorraad?

44. Hoe verklaart u de grote stijging van het aantal genetisch gemanipuleerde dieren dat in voorraad is gedood, 306.021 in 2009? Hoe verhoudt deze stijging zich tot de beperktere stijging van het aantal in 2009 verworven genetisch gemanipuleerde dieren? Kunt u het aantal genetisch gemanipuleerde dieren dat in voorraad is gedood nader specificeren naar diersoort?

45. Kunt u uiteenzetten waarom het instandhouden van sommige lijnen, stammen of transgene dieren precies zoveel dieren vergt? Kunt u daarbij de processen omschrijven die worden doorlopen bij het creëren van een genetisch gemanipuleerd dier en het aanhouden van een reeds gecreëerde lijn of stam en daarbij onderscheid maken naar diersoort?

46. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op paarden? Hoe verklaart u de stijging van 5% ten opzichte van 2008?

47. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op varkens? Hoe verklaart u de stijging van 8,4% ten opzichte van 2008?

48. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op geiten? Hoe verklaart u de stijging van 49,9% ten opzichte van 2008?

49. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op reptielen? Hoe verklaart u de stijging van 53,1% ten opzichte van 2008?

50. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op respectievelijk cavia’s, ratten, hamsters en muizen?

51. Welke dieren worden bedoeld met de categorie “andere knaagdieren” en welke experimenten zijn er op deze dieren verricht?

52. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op konijnen?

53. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op respectievelijk honden, katten en fretten?

54. Welke dieren worden bedoeld met de categorie “andere vleeseters” en welke experimenten zijn er op deze dieren verricht?

55. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op Nieuwe Wereldapen en Oude Wereldapen? Om welke apensoorten ging het en waar kwamen de dieren vandaan?

56. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op respectievelijk schapen en runderen?

57. Welke dieren worden bedoeld met de categorie “andere zoogdieren” en welke experimenten zijn er op deze dieren verricht?

58. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op respectievelijk kippen en kwartels?

59. Welke dieren worden er bedoeld met de categorie “andere vogels” en welke experimenten zijn er op deze dieren verricht?

60. Kunt u voorbeelden geven van dierproeven die zijn uitgevoerd op respectievelijk amfibieën en vissen?