Inbreng op het voorstel - Wijziging Elek­tri­ci­teitswet 1998 en de Wet belas­tingen op mili­eu­grondslag ter uitvoering afbouw salde­rings­re­geling voor klein­ver­bruikers


18 november 2020

35 594 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag
ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers

I ALGEMEEN

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en vinden het opmerkelijk dat de regering nu al voorstelt om een succesvolle regeling ten behoeve van het stimuleren van duurzame energie af te bouwen. Dit terwijl de regering nog steeds geen concreet afbouwpad heeft opgesteld voor het beëindigen van fiscale maatregelen ten behoeve van fossiele brandstoffen, ondanks het feit dat in 2013 al was afgesproken om deze maatregelen voor 2020 afgeschaft te hebben. Dit terwijl de regering geen verandering lijkt te willen brengen in het degressieve element van de energiebelasting, waardoor grootgebruikers minder betalen voor elektriciteit dan kleinverbruikers. En dit terwijl de regering ook nog steeds geen concreet afbouwpad heeft voorgesteld voor het beëindigen van de subsidiëring van het verbanden van houtige biomassa voor warmte. Opmerkelijk ook gezien de gigantische opgave voor Nederland om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten, als onderdeel van het behalen van een CO2 reductie van tenminste 49% of zelfs 55% in 2030 en een reductie van 95% in 2050.

Daarom vinden de leden dat een afbouwpad voor salderen alleen in het leven geroepen mag worden als de begindatum wordt uitgesteld naar 2030. De leden vinden voorts dat het afbouwpad gekoppeld moet worden aan het uitfaseren van alle fiscale maatregelen ten behoeve van fossiele brandstoffen, inclusief het afbouwen van het degressieve energiebelastingselement, inclusief het afbouwen van ontheffingen van de Opslag Duurzame Energie (ODE) heffing en inclusief het gelijk trekken van de gas- en elektriciteitskosten.

1. Doel en aanleiding

2. Hoofdlijnen wetsvoorstel

2.1. Geleidelijke afbouw van de salderingsregeling

De regering stelt voor om de salderingsregeling[1] om te vormen tot een regeling waarin al de geproduceerde stroom, die niet zelf wordt gebruikt, wordt verkocht aan het energiebedrijf. De huidige salderingsregeling zou stapsgewijs afgebouwd moeten worden van 91% in 2023 tot 0% in 2030. Dit betekent dat elk jaar minder stroom weggestreept (gesaldeerd) kan worden tegen de afgenomen stroom, tot in 2030 alle extra geleverde stroom “verkocht” wordt aan het energiebedrijf tegen een redelijke vergoeding.

De regering stelt, op basis van onderzoek van TNO, dat bij handhaving van de huidige salderingsregeling de terugverdientijden van de investering zo sterk zullen teruglopen dat sprake zal zijn van overstimulering. De regering verwacht dat de kosten van zonnepanelen zullen blijven dalen, wat het financieel aantrekkelijk maakt om te investeren in zonnepalen, wanneer geen (fiscale) maatregelen worden getroffen. Volgens de regering kan door het goedkoper worden van de zonnepanelen en het afbouwen van de salderingsregeling met minder financiële middelen dezelfde duurzaamheidswinst geboekt worden en overstimulering worden voorkomen.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben hierbij nog enkele kritische kanttekeningen. Zo vragen zij zich af waarom de regering een (kennelijk) succesvolle regeling zo snel wil afbouwen, gezien de opgave om in 2030 55% CO2 reductie te behalen. Kan aangegeven worden van hoeveel “overstimulering” en/of duurzaamheidswinst per producent (huiseigenaren, utiliteitsgebouwen of woningcorporaties) er sprake zal zijn wanneer de salderingsregeling tot 2025 of 2030 wordt gehandhaafd? Hoeveel meer zonnepanelen zouden er geplaatst worden dan klaarblijkelijk gewenst zijn? En wat is de reden dat er een maximum wordt gesteld aan het gewenste aantal zonnepanelen in een klimaatneutrale samenleving? Is dit omdat de capaciteit van het elektriciteitsnet tekortschiet voor meer zonnepanelen?

Huiseigenaren:

De regering stelt dat voor investeringen in zonnepanelen, die na deze kabinetsperiode (in 2021) worden gedaan, de terugverdientijd zal oplopen tot iets boven de zeven jaar. Daarbij is uitgegaan van het nu voorgestelde afbouwpad van de salderingsregeling en de verlaging van het energie-belastingtarief. Volgens de regering valt een terugverdientijd van iets boven de zeven jaar net binnen de bandbreedte van wat huishoudens bereid zijn te betalen.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat de berekening van de terugverdientijd van zeven jaar slechts geldt wanneer de zonnepanelen worden gekocht in 2021, en er dus nog twee jaar volledig kan worden gesaldeerd. Het TNO heeft doorgerekend dat voor investeringen in latere jaren het effect van het afbouwen van salderen plus het verlagen van de energiebelasting betekent dat de terugverdientijd tot bijna negen jaar oploopt in 2030. Daarentegen zou met de huidige salderingsregeling, plus de verlaging van de energiebelasting, de terugverdientijd tot zes jaar teruglopen voor investeringen gedaan in 2023 en tot zelfs minder dan vijf jaar voor investeringen gedaan in 2028. Kan de regering deze berekeningen bevestigen?

Ook stelt de regering dat wanneer niet meer gesaldeerd kan worden, het eigen gebruik niet meer weggestreept kan worden tegen dezelfde vergoeding als waarmee energie wordt ingekocht, wat mogelijk energiebesparend gedrag kan stimuleren. Immers alles wat niet zelf wordt gebruikt, kan voor een lagere prijs dan de gebruiksprijs worden verkocht. Daarom zou een groter systeem gunstiger zijn, omdat dit goedkoper is per kWp (kilowatt piek).

Volgens de leden van de Partij voor de Dierenfractie is dit een kromme redenering. Ja, per kWp is zo’n groter systeem goedkoper. Maar daarbij wordt er geheel aan voorbijgegaan dat het absolute investeringsbedrag hoger zal zijn, waardoor er, mede door de afbouw van de saldering, sprake zal zijn van een veel langere terugverdientijd. Bovendien staat het investeren in een groter systeem haaks op de uitspraak van de regering om overstimulering tegen te gaan door het afbouwen van de salderingsregeling. Beaamt de regering bovenstaande ogenschijnlijke discrepantie tussen het willen stimuleren van grotere systemen en het willen voorkomen van mogelijke overstimulering?

Tevens is het onduidelijk voor de leden van de Partij voor de Dierenfractie, wat er mis is met een kortere terugverdientijd die het minder vermogende huishoudens mogelijk maakt om deel te nemen aan de energietransitie? Is dat niet juist zeer gewenst gezien de klimaatopgave en de wens om tot een hogere participatie van Nederlanders te komen? Daarom willen de leden weten hoeveel huishoudens, met welk inkomen, een terugverdientijd van zeven jaar acceptabel vinden en hoeveel en welke huishoudens zonnepanelen zouden aanschaffen bij een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Hoeveel meer zonnepanelen zouden worden geplaatst bij een terugverdientijd van vijf jaar?

Ook merken de leden op dat het verlagen van het energie-belastingtarief voor het gebruik tussen 0 en 10.000 kWh haaks staat op het uitgangspunt van het beleid, prikkels voor energiebesparing. Bovendien vinden de leden het argument van de regering om de energiebelasting niet verder te verlagen, omdat anders de staatskas niet genoeg binnenkrijgt, onjuist. Juist het tegenovergestelde zou moeten gebeuren, het verhogen van een belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen met een teruggave aan huishoudens ten behoeve van kostenneutraliteit. Daarbij stelt de regering dat de noodzaak voor het afbouwen van de salderingsregeling blijft bestaan, zelfs na verlaging van de energiebelasting. De leden zouden graag verduidelijkt hebben wat de invloed van de verlaging van de energiebelasting is op de gestelde verlenging van de terugverdientijd bij het afbouwen van de salderingsregeling.

Woningcorporaties:

Gesteld wordt door de regering dat investeren in zonnepanelen door woningcorporaties, die een derde van de huizen bezitten, een zeer belangrijk onderdeel is van het behalen van de duurzaamheids- en klimaatdoelen. Er wordt echter ook gesteld dat de overall business case voor woningcorporaties ongunstiger wordt door afbouwen van de salderingsregeling. De verwachting van de regering is dat een deel van de woningcorporaties zal blijven investeren in zonnepanelen. Daarbij stelt de regering dat het verkrijgen van instemming van de huurder, en de kosten (en moeite) die daarmee gepaard gaan, de grootste hindernis lijkt te zijn in de totstandkoming van zonnepanelen op huurwoningen.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie vragen zich af welk deel van de woningcorporaties zal blijven investeren en hoe groot dit deel is, wanneer de salderingsregeling wordt afgebouwd en hoe deze berekening tot stand is gekomen. Ook willen de leden weten of het niet effectiever is om de salderingsregeling in stand te houden voor de corporaties, gezien de klimaatopgave en gezien het feit dat het al lastig genoeg is voor corporaties om instemming te krijgen van de huurder. Met andere woorden, moet de regering zich niet inzetten om het investeren in zonnepanelen voor corporaties te vergemakkelijken en financieel aantrekkelijker te maken in plaats van te bemoeilijken? Kan bovendien toegelicht worden wat het afbouwen van de salderingsregeling betekent met betrekking tot de SDE++ en het beëindigen van de SDE++ regel voor de terugverdientijd en investeringsopties?

Utiliteitsgebouwen:

Het valt de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat investeringen bij utiliteitsgebouwen, zoals scholen, sportscholen, ziekenhuizen en kantoren, überhaupt alleen interessant zijn bij een relatief laag elektriciteitsverbruik tot 50.000 kWh per jaar, vanwege het degressieve enerigebelastingselement, waardoor grootverbruikers minder betalen dan kleinverbruikers. De leden vinden daarom dat eerst het degressieve element aangepakt moet worden om zowel energiebesparing als zonnepanelen te stimuleren. De regering stelt echter dat het meer belasten van elektriciteit in hogere schijven zou resulteren in een te hoge lastenverzwaring voor grotere en middelgrote bedrijven, wat weer niet past bij de afbouw van salderen. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vinden dit een onjuiste voorstelling van zaken. Niet alleen zou een verhoging van de energiebelasting, wellicht met het terugstromen van deze verhoging naar de midden- en kleinbedrijven, opdat de lastenverlichting neutraal blijft, besparing stimuleren. Maar bovendien zou het blijven bestaan van salderen met een hogere energiebelasting juist het investeren in zonnepanelen versnellen.

Bij het afbouwen van de salderingsregeling voor gebruikers met een gebruik tot 50.000 kWh zal de terugverdientijd stijgen van acht à negen jaar in de periode tot en met 2023 en negen à tien jaar in de periode tot en met 2030. Kan toegelicht worden wat dit betekent voor het aandeel van utiliteitsgebouwen in het behalen van de klimaatopgave? Wat zijn de mogelijke effecten van het afbouwen van de salderingsregeling met betrekking tot de SDE++ en het beëindigen van de SDE++ voor de terugverdientijd voor utiliteitsgebouwen?

2.2. Redelijke vergoeding voor invoeding

2.3. Verplichting meetinrichting die afname en invoeding afzonderlijk kan meten

3. Regeldruk

3.1. Regeldruk door afbouw salderen

3.2. Regeldruk verplichting meetinrichting die afname en invoeding afzonderlijk meet

3.3. Advies Adviescollege toetsing regeldruk

4. Toezicht, uitvoering en handhaving

4.1. Wet belastingen op milieugrondslag

4.2. Elektriciteitswet 1998

5. Gebruik persoonsgegevens

6. Budgettaire aspecten

7. Consultatie

8. Notificatie

II ARTIKELEN

Artikel I, onderdelen A en B

Artikel I, onderdeel C

Artikel I, onderdeel D

Artikel I, onderdeel E, en artikel II

Artikel I, onderdelen F en G

Artikel III


[1] Het wegstrepen van het deel van de stroom, dat een kleinproducent van hernieuwbare energie produceert, tegen hetzelfde tarief als de gelijke hoeveelheid stroom die de producent afneemt.

Interessant voor jou

Bijdrage Van Raan aan Begroting I&W (luchtvaart)

Lees verder

Bijdrage Van Raan over exportkredrietverzekeringen voor de fossiele industrie

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer