Inbreng PvdD nota Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
FW: GP-EZK - 35167 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Regels voor het produceren van elektriciteit met behulp van kolen (Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie)
De leden van de PvdD-fractie steunen het verbod op kolen, maar betreuren dat dit verbod nog tot 2030 op zich laat wachten. Al in 2015 werd de Staat door de rechter verplicht om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 ten minste met een kwart te verminderen ten opzichte van 1990 (Urgenda-vonnis). Toen al was duidelijk, voor zowel de regering als de eigenaren van de centrales, dat een kolenverbod op termijn onvermijdelijk is. De regering heeft echter het besluit hiertoe onnodig lang uitgesteld en stopdata gekozen (2025 voor de Amercentrale en 2030 voor de overige drie centrales) die onnodig laat zijn. Elk jaar dat er nog kolen mogen worden gestookt, wordt er onnodig veel CO2 uitgestoten. De urgentie is hoog en wordt alleen maar hoger; voor het klimaat telt elke vermeden ton CO2-uitstoot. Het kabinet zou alles op alles moeten zetten om de CO2-uitstoot zo snel mogelijk te verlagen. Nergens in Europa is de uitstoot van CO2 sinds 1990 zo weinig afgenomen als in Nederland. Met de huidige uitstoot is onze maximale CO2-uitstoot voor het behalen van de klimaatdoelen van Parijs al binnen 10 jaar verbruikt. Daarom adviseert het NewClimate Institute om de kolencentrales uiterlijk in 2020 te sluiten. Kan de regering aangeven op welke wijze zij tot de stopdata 2025 en 2030 is gekomen? Deze data lijken arbitrair gekozen.
De overgangsperioden zijn als volgt tot stand gekomen. Voor de nieuwe generatie kolencentrales is gekozen voor een overgangsperiode tot 1 januari 2030, omdat 2030 in de klimaatrapporten wordt genoemd als jaar waarin het gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking in Europa tot een einde moet zijn gekomen als Europa en derhalve dus ook Nederland de klimaatdoelstellingen van Parijs wil halen. Dit is derhalve de maximale overgangstermijn die vanuit klimaatoogpunt aan deze centrales geboden kan worden. Het kabinet acht deze overgangsperiode ook vanuit het oogpunt van een fair balance in de zin van artikel 1 EP EVRM voldoende, omdat in deze periode de eigenaren van de centrales hun investeringen grotendeels kunnen terugverdienen en hen meer dan voldoende tijd wordt geboden om de kolencentrale geschikt te maken voor elektriciteitsproductie met andere brandstoffen dan kolen.
Aan een van de oude generatie kolencentrales wordt een kortere overgangsperiode geboden, omdat de investeringen in deze centrale al zijn terugverdiend. De overgangsperiode tot en met 31 december 2024 geeft de eigenaar van de centrale voldoende tijd om daadwerkelijk de overstap op andere, CO₂-armere, brandstoffen te maken zodat de exploitatie van de centrale voortgezet kan worden. Voor de overgangsperiode van ruim vijf jaar is gekozen, omdat volledige ombouw van de centrale naar andere brandstoffen zowel technische aanpassingen als aanpassingen in de bedrijfsvoering vraagt. Zo wordt bij de subsidieverlening voor bij- en meestook van biomassa in kolencentrales uitgegaan van een periode van drie jaar om dergelijke aanpassingen te realiseren. Daarnaast kan dit proces ook aanpassing van bestaande vergunningen of de aanvraag van nieuwe vergunningen vragen. Een overgangstermijn van vijf jaar wordt daarom realistisch geacht om de elektriciteitscentrale voort te zetten met andere brandstoffen dan kolen.
Heeft de regering onderzocht of het mogelijk is om (op kosteneffectieve wijze) de centrales eerder op te kopen en te sluiten? Heeft zij onderzocht of de miljarden subsidie aan kolencentrales daarbij kan worden ingezet? De leden van de PvdD-fractie verzoeken de regering om de kolencentrales alsnog op korte termijn te sluiten. De ambtsvoorganger van de minister van Economische Zaken en Klimaat schreef in 2017 aan de Kamer dat bij sluiting van vier van de vijf kolencentrales de stroomlevering “naar alle waarschijnlijkheid” niet in gevaar komt. De eigenaren van de centrales zouden kunnen worden afgekocht met de miljarden subsidie die is gereserveerd om kolencentrales hout te laten bijstoken. De urgentie is hoog; de tijd van afwachten, uitstel, mooie woorden en kleine maatregelen is voorbij. Het openhouden van de kolencentrales is een gemiste kans.
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie naar alternatieven voor het verbod op kolen. Daarbij verwijs ik naar een bijlage bij de brief van 19 januari 2017 aan uw Kamer, waarin de 29 mogelijke scenario’s voor uitfasering van kolencentrales zijn beschreven. Er is in dit wetsvoorstel in plaats van voor een sluitingswet (maatregel 5 in de bijlage) gekozen voor een verbod op kolen bij elektriciteitsproductie, omdat hiermee niet verder wordt gegaan dan nodig is voor het bereiken van het doel, te weten CO₂-reductie. Ook is dit de meest kosteneffectieve wijze om CO₂-reductie bij kolencentrales te bewerkstelligen.
De leden van de PvdD-fractie hebben meermaals hun bezwaren geuit over de miljarden subsidie aan kolencentrales om over te stappen van kolen op hout. Het bijstoken van hout in kolencentrales is nog vervuilender dan het stoken van kolen. Het stoken van hout levert zelfs de meest vervuilende energie per kWh op. Het is onacceptabel dat kolencentrales miljarden euro’s aan subsidie ontvangen voor de productie van groene energie, maar dat in werkelijkheid daarmee stroom wordt geproduceerd die nog vervuilender is. Ziet de regering dit ook als misleiding en deelt hij de zorgen dat dit een negatief effect kan hebben op het draagvlak voor klimaatbeleid? Met het labelen van houtstook als CO2-neutraal is slechts een papieren werkelijkheid gecreëerd. Gelukkig wordt daar wereldwijd steeds meer kritiek op geuit door wetenschappers en bosbeheerders. Er loopt inmiddels zelfs een rechtszaak hierover tegen de Europese Unie. Deelt de regering de mening dat er geen overheidsgeld moet worden besteed aan destructieve maatregelen voor het klimaat?
Graag verwijs ik naar mijn eerdere reactie op vragen van leden van de SP-fractie over de CO₂-uitstoot bij het verbranden van biomassa. Het kabinet verwacht geen problemen met het vrijlaten van de bij- en meestook van biomassa gelet op de voorgenomen afspraken in het ontwerp Klimaatakkoord rond de hoogwaardige inzet van biomassa en het integrale duurzaamheidskader dat wordt ontwikkeld.
--> De leden van de SP-fractie vragen of de nieuwste centrales inderdaad minder CO2 uitstoten, zoals is afgesproken bij de vergunningverlening. Zij willen graag een overzicht van de uitstoot per centrale, afgezet tegen de oudere centrales.
De nieuwe generatie centrales hebben een rendement van 46% en de oude generatie centrales hebben een rendement van circa 42%. Dit betekent dat de nieuwe generatie kolencentrales per kWh geproduceerde elektriciteit minder kolen nodig hebben en derhalve minder CO₂ uitstoten. Per kWh stoten op basis van deze rendementen de nieuwe generatie centrales circa 10% minder CO₂ uit dan de oude generatie centrales.
Interessant voor jou
Bijdrage Wassenberg AO Klimaat en Energie
Lees verderBijdrage Van Kooten debat rapportage vreemdelingenketen
Lees verder