Inbreng schriftelijk overleg over de Algemene Vergadering van de VN
Inbreng Partij voor de Dieren schriftelijk overleg
over de Algemene Vergadering van de VN
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de Nederlandse inzet tijdens de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de kabinetsreactie op het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) over de bescherming van het milieu in relatie tot gewapend conflict. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De aankomende AVVN markeert het 75-jarige jubileum van het bestaan van de Verenigde Naties. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dit dan ook het juiste moment voor kritische zelfreflectie over de rol van Nederland in het uitdragen van de kernwaarden waarvoor de VN is opgericht: internationale solidariteit en een gezamenlijke inzet voor vrede en veiligheid. De VN wordt gezien als het belangrijkste orgaan in het bevorderen van universele mensenrechten. Nederland heeft het bevorderen van mensenrechten wereldwijd hoog in het vaandel staan, zoals blijkt uit zijn jaarlijkse bijdrage tijdens de AVVN, zijn inzet in de VN-Mensenrechtenraad en zijn subsidies uit het Mensenrechtenfonds. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het belangrijk om niet alleen te kijken naar wat Nederland uitdraagt in het buitenland, maar ook naar wat Nederland zelf doet in het buitenland: schiet Nederland zelf nog tekort, en zo ja waar en hoe? En hoe kunnen we garanderen dat kabinetsbeleid niet leidt tot of bijdraagt aan mensenrechtenschendingen elders op de wereld? Daar zullen de vragen van de leden in deze bijdrage over gaan.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd om te lezen dat klimaat, biodiversiteit en groen herstel uit de COVID-19 crisis belangrijke thema’s zijn voor de Nederlandse inzet tijdens de 75e zitting van de AVVN. Dit zijn onderwerpen die ook voor deze leden zeer belangrijk zijn. Waar de leden twijfel over hebben is de geloofwaardigheid van deze inzet in het buitenland. Want een kabinet dat de rest van de wereld wijst op het belang van het tegengaan van klimaatverandering en milieudegradatie, maar zelf in de praktijk niet toereikende maatregelen neemt,[1] boet in aan geloofwaardigheid. Dat geldt ook voor een minister die het heeft over het leefbaar houden van de planeet, maar zelf deel uitmaakt van een kabinet dat naar eigen zeggen jaarlijks minimaal 4,5 miljard euro – en volgens andere bronnen zelfs 8,3 miljard euro[2] – uitgeeft aan subsidies aan de fossiele industrie, evenveel geld als dat het uitgeeft aan subsidies voor CO2-besparing. Evenmin als een land dat beweert andere landen aan te willen sporen tot meer ambitie en klimaatactie onder de Overeenkomst van Parijs, maar zelf zijn doelstellingen als Annex I land niet haalt. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af hoe de minister in andere landen wil uitdragen dat ze het goed moeten doen, wanneer wij het zelf in Nederland niet goed doen? Kan de minister hier een reactie op geven?
De Small Island Developing States, waarvan de kwetsbaarheid al werd aangehaald door de minister in zijn brief, willen geen klimaatadaptatie maar klimaatactie: hun overleving hangt af van de reductie van CO2-uitstoot van geïndustrialiseerde landen zoals Nederland. Onderschrijft de minister deze wens? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af in hoeverre ons handelsbeleid zorgt voor groeiende ongelijkheid en mensenrechtenschendingen. De leden zijn het met de minister eens dat de pandemie bloot heeft gelegd hoe kwetsbaar onze economieën en politieke systemen zijn en dat vele regio’s alleen maar kwetsbaarder worden voor externe schokken als er geen maatregelen worden genomen. Echter zijn zij van mening dat de handelsagenda van het kabinet deze kwetsbaarheid in stand houdt, zo deze handelsagenda deze kwetsbaarheid al niet vergroot. Kan de minister hierop reageren. Zo organiseert de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingen geregeld handelsmissies waarbij miljoenencontracten worden gesloten binnen industrieën waarin onderbetaling, kinderarbeid, landroof en ontbossing eerder regel zijn dan uitzondering.[3]
Vervolgens heeft de minister het over het belang van het wereldwijd bewerkstelligen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Erkent de minister de mogelijkheid dat terwijl het internationale mensenrechten- en klimaatbeleid van dit kabinet erop gericht is om anderen te helpen, de handelsagenda juist kan leiden tot verergering? Welke maatregelen gaat de minister nemen om ervoor te zorgen dat er een halt toegeroepen wordt aan structurele mensenrechtenschendingen via de Nederlandse handels- en productieketens? [4] Wanneer kunnen we de wet verwachten die het Nederlandse bedrijven verplicht om mensenrechtenschendingen in hun eigen ketens te voorkomen?
Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de minister om een verdere toelichting over de ondersteuning van het pleidooi van de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) voor een wereldwijd staakt-het-vuren in het licht van de COVID-19 pandemie. Een dergelijk staakt-het-vuren is belangrijk zodat landen zich kunnen richten op het bestrijden van het virus, maar de inspanningen van de VN om tot een dergelijk staakt-het-vuren te komen worden belemmerd door diplomatieke onenigheid, voortzetting van gevechtshandelingen en de verkoop van wapens aan strijdende partijen door veelal westerse landen.[5] Gaat de minister zich tijdens de AVVN inzetten om de oproep van de SGVN te ondersteunen en zo ja, hoe gaat de minister dit doen? Wat voor mogelijkheden ziet de minister om tijdens de AVVN tot een breed gedragen, duidelijke politieke oproep tot een staakt-het-vuren te komen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen ook nader ingaan op de kabinetsreactie op het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) inzake de ontwerpbeginselen van de International Law Commission over bescherming van het milieu in relatie tot gewapend conflict. Het toebrengen van ‘widespread, long-term and severe’ schade aan het milieu, ook wel ecocide genoemd, is een ernstige misdaad die tot op heden niet is erkend als een van de ernstigste misdaden zoals uitgelegd in het Statuut van Rome. De leden zijn verheugd om te zien dat het internationaal recht omtrent ecocide tijdens gewapend conflict zich verder aan het ontwikkelen is, maar benadrukken ook de noodzaak van een internationaal verbod op ecocide buiten gewapende conflicten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de overheid zijn verantwoordelijkheid dient te nemen om te voorkomen dat bedrijven die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden schade toebrengen aan het milieu in andere landen. In het advies onderstreept ook de CAVV dat verantwoordelijkheid van staten voor bedrijven relevant is buiten conflictsituaties. Het kabinet zegt het eens te zijn met het CAVV op dit punt, maar de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien hier in de praktijk te weinig van terug. Ketenverantwoordelijkheid (ook –en misschien juist- in de financiële wereld) is in Nederland vooral geregeld via vrijwillige convenanten die zich baseren op de bereidheid van bedrijven om normen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen op te volgen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat er in plaats daarvan minimaal afdwingbare regels moeten komen die kunnen garanderen dat Nederlandse bedrijven zich niet schuldig maken aan het plegen van ecocide en het schenden van mensenrechten elders op de wereld. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven zich onthouden van ecocidale activiteiten in het buitenland, vooral in het licht van recent onderzoek waaruit blijkt dat slechts 1,6 procent van de 31.000 middelgrote en grote Nederlandse bedrijven in risicosectoren formeel aangesloten is bij een convenant,[6] slechts 22 procent van de grootste Nederlandse bedrijven zich heeft geconformeerd aan de OESO-richtlijnen en slechts 12% alle stappen van het due-dillegence process heeft doorlopen?[7]
Voorts willen de leden kritiek uiten op het besluit van het kabinet om het advies van de CAVV over het gebruik van het woord ‘shall’ in beginsel 7 niet over te nemen. Dit beginsel stelt dat staten en internationale organisaties die betrokken zijn bij vredesoperaties maatregelen zullen nemen om schadelijke gevolgen voor het milieu te voorkomen. De leden benadrukken dat juist in de context van vredesmissies het van groot belang is om schade aan het milieu te voorkomen, aangezien dit een van de grootste grondoorzaken van conflicten wereldwijd betreft. Kan de minister dit heroverwegen?
Tot slot wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat er internationaal steeds meer stemmen opgaan die oproepen tot het toevoegen van ecocide buiten conflictsituaties aan het Statuut van Rome. Tijdens de Assembly of State Parties van het internationaal Strafhof in 2019, riepen de Malediven en Vanuatu al op tot het starten van een onderzoek naar de erkenning van ecocide in het Statuut van Rome. Meer recentelijk riep president Macron op tot internationale samenwerking om ecocide strafbaar te stellen. Kan de minister, in het licht van de internationale ontwikkelingen omtrent ecocide en de Nederlandse inzet op accountability, het tegengaan van straffeloosheid en het versterken van het Internationaal Strafhof, een reactie geven op deze oproep? Hoe staat de minister tegenover een internationaal verbod op het toebrengen van ‘widespread, long-term and severe’ schade aan het milieu?
[1] Niet toereikend wat volgens bijvoorbeeld het IPCC nodig is, of wat de Overeenkomst van Parijs voorschrijft, namelijk een maximale inspanning leveren om de opwarming te beperken.
[2] https://milieudefensie.nl/
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdrage Ouwehand aan de Algemene Politieke Beschouwingen 2020
Lees verderBijdrage Van Esch over de ontwikkelingen rondom het coronavirus
Lees verder