Inbreng Schrif­telijk Overleg over de stand van zaken in de Oost­vaar­ders­plassen


10 februari 2011

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met grote verbazing en teleurstelling de brief gelezen die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd over de stand van zaken in de Oostvaardertsplassen. De staatssecretaris kondigt aan dat en de Oostvaarderswissel niet gerealiseerd zal worden en het Hollandse Hout niet zal worden opgesteld voor de grote grazers.
De Partij voor de Dieren gerealiseerd zich dat hiervoor moties zijn ingediend en overgenomen door PVV, CDA en VVD, maar is verbaasd over het gemak waarmee de staatssecretaris zich hierbij neerlegt. De leden van fractie van de Partij voor de Dieren wijzen met nadruk op de door de Kamer gevraagde evaluatie van het beheer en het nieuwe advies dat daaruit voort is gekomen.

De zorgen over het welzijn van de grote grazers zijn groot, en het advies van de commissie Gabor is niet voor niets gevraagd. De commissie heeft alle factoren die van invloed zijn op het welzijn van de grote grazers in kaart gebracht en duidelijk in samenhang bekeken. Op die samenhang is het advies voor een beter beheer en waarmee het risico op lijden van de grazers wordt beperkt, gebaseerd. Het advies was duidelijk niet bedoeld om selectief uit te shoppen. Als je dat wel doet, breng je het welzijn van de dieren in gevaar. De Partij voor de Dieren vindt dat de staatssecretaris moet ingaan op de gevolgen van de keuzen om het Hollandse Hout niet open te stellen. In zijn brief erkent hij dat het het welzijn van de grazers ten goed komt al zij toegang krijgen tot dit bos. De Partij voor de Dieren is dat met het eens, gelet op de aanbevelingen van de ICMO2 (Gabor). In het gesprek dat de Kamer met de commissie Gabor had, beschreef de hoogleraar dierenwelzijn Olh heel duidelijk dat beschutting, die de dieren in de bossen van het Hollandse Hout kunnen vinden, van groot belang is voor de dieren om hun vetreserves te sparen onder winterse omstandigheden. Beschutting, zo stelde zij, is een belangrijker factor voor het welzijn van de dieren dan de beschikbaarheid van voedsel.

Kortom, naar mening van de Partij voor de Dieren kun je niet zomaar afzien van een maatregel die de dieren meer beschutting zou bieden, zonder het risico op lijden van de dieren te vergroting. De Partij voor de Dieren is verbaasd dat de staatssecretaris daar niet op ingaat in zijn brief en vraagt hem dat alsnog te doen. Heeft hij de commissie Gabor geconsulteerd over de te verwachten gevolgen voor het welzijn van de dieren als openstelling van het Hollandse Hout niet doorgaat? De leden van fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat beschutting een belangrijk criterium is in het nieuwe afschotprotocol. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre het niet openstellen van het Hollandse Hout leidt tot het eerder afschieten van dieren en tot een verhoogde sterfte onder de dieren? Deze vragen gelden natuurlijk ook ten aanzien van de beslissing om de Oostvaarderswissel niet te realiseren.

Waarom wil de staatssecretaris eigenlijk verantwoordelijk zijn voor een groter risico op lijden van de grote grazers in de Oostvaardersplassen? We hebben hem toch in televisieoptredens horen zeggen dat hij dit lijden onacceptabel vindt? Wat heeft de staatssecretaris gedaan om de gemeente Lelystad ervan te proberen te overtuigen van de noodzaak om het Hollandse Hout open te stellen voor de grote grazers, als het welzijn van de dieren je aan het hart gaat? Heeft hij daar überhaupt wel pogingen toe ondernomen?

De staatssecretaris geeft aan dat hij draagvlak belangrijk vindt en door vermeend gebrek aan draagvlak bij de gemeente Lelystad het Hollandse hout niet open zal stellen. De provincie Flevoland is, samen met een aantal maatschappelijke organisaties, echter groot voorstander van het realiseren van het Oostvaarderswold. Toch onderneemt de staatssecretaris hier geen verdere stappen in. Waarom wordt hier het draagvlak buiten beschouwing gelaten? Aan de formele instelling van de beheeradviescommissie wordt nog gewerkt, schrijft de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris wel al aangeven wat concreet de opdracht wordt die aan de beheeradviescommissie wordt meegegeven? Op welke wijze worden adviezen van de commissie zowel ecologisch als op het gebied van dierenwelzijn en natuurlijke processen onderbouwd? Wordt deze adviezen volgens een vast protocol opgesteld? Zo ja, kan de Kamer daar aanvullend over geïnformeerd worden? Zo neen, op welke wijze wordt consistentie en juistheid dan gewaarborgd?

In het ICMO 2 rapport wordt ook gesproken over het instellen van een wetenschappelijke commissie. Deze commissie kan een belangrijke rol spelen in het krijgen van meer inzicht over dit soort systemen en het benutten van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht in het beheer. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn dan ook teleurgesteld dat in de brief van de staatssecretaris dit punt niet aan de orde komt. De Partij voor de Dieren gaat ervan uit dat dit advies van de commissie Gabor gewoon wordt opgevolgd, naast de keuze van de staatssecretaris om (ook) een beheeradviescommissie op te richten. Met name de wetenschappelijke blik van een onafhankelijk hoogleraar dierenwelzijn en van onafhankelijk en deskundige dierenartsen is voor de Partij voor de Dieren onontbeerlijk. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het instellen van een wetenschappelijke commissie? Deelt hij de mening dat onafhankelijke wetenschappelijke kennis juist in de Oostvaardersplassen van groot belang is? Deelt hij de mening dat deze wetschappelijke commissie ook een onontbeerlijke rol vervult voor de bindende adviezen van de beheeradviescommissie?