Inbreng Schrif­te­lijke Vragen Maat­werk­beheer wilde zwijnen Veluwe


27 januari 2010

1. Waarom is het onderzoek beperkt tot het larderen van het bestaande beleid en beheer met daarop afgestemde wetenschappelijke informatie en is niet gekozen voor een wetenschappelijk onderzoek dat geheel los staat van de huidige gegroeide praktijk?

2. Waarom was er voor deze beperkte inventarisatie een onderzoeksperiode van een jaar nodig?

3. Waarom is gekozen voor een intensieve betrokkenheid van de FBE Veluwe bij de regie en uitvoering, terwijl de onderzoeksopdracht "Flexibel beheer", BO-02-013-006 van 5 jan 2009, slechts een strikt uit wetenschappers bestaand team vermeldde? Bent u bereid het onderzoek alsnog uitsluitend door wetenschappers te laten uitvoeren?

4. Waarom is Kroondomein Het Loo niet meegenomen voor algemeen (vervolg)onderzoek, waarbij het onderzoek onafhankelijk is van Faunabeheereenheid Veluwe en GS van Provincie Gelderland, en waarmee de Tweede Kamer - via de minister van LNV - het onderzoek gedurende de twee fasen van elk vijf jaar direct kan volgen?

5. Waarom is niet mede Kroondomein Het Loo gekozen voor experimenteel onderzoek aan een niet te bejagen populatie, waarbij het onderzoek onafhankelijk is van Faunabeheereenheid Veluwe en GS van Provincie Gelderland, en de Tweede Kamer via de minister van LNV - het onderzoek gedurende de twee fasen van elk vijf jaar - direct kan volgen?

6. Kunt u aangeven of het waar is dat het voorbehoud in het financieel statuut Koninklijk huis ten aanzien van ‘het genot van de jacht’ als gebruiksrecht voor de Kroon de facto geen betrekking kan hebben op het afschot van wilde zwijnen gelet op het feit dat het hier een beschermde, niet bejaagbare soort betreft, in het verlengde van eerdere afstandverklaring ten aanzien van het genot van de jacht bij KB 23 november 1993, Stcrt. 1993, 240?

7. Kunt u aangeven of het waar is dat het voorbehoud ten aanzien van het genot van de jacht in de Staatsdomeinen bij wet behorende tot of voortvloeiende uit het Kroondomein, bedoeld in de wet van 1 mei 1863, Stb. 43, afgestaan aan de Koning; slechts betrekking heeft op diens positie als jachthouder in de zin van de Jachtwet (3 november 1954, Stb. 523)?

8. Is het waar dat in het Kroondomein niet gejaagd wordt op de 5 bejaagbare soorten en slechts afschot plaatsvindt van grote hoefdieren, waarmee de facto niet gejaagd wordt, de Koning geen jachthouder is of behoeft te zijn in de zin der wet en het genot van de jacht de facto niet toekomt aan de Koning maar aan de Staat, waarmee het de Staat vrij zou staan het gebied aan te wijze als afschotvrije zone? Zo nee, waarom niet?

9. Waarom is er in de rapportage geen oordeel gegeven over reeds beschikbare actuele informatie, ook vanuit derden, over de populatieontwikkeling?

10. Waarom is de doelstand van 860 wilde zwijnen (= 17 per 1.000 hectare) – een halvering van de daarvoor decennialang gehanteerde doelstand – in 2004 geïntroduceerd zonder enige proef of begeleidend wetenschappelijk onderzoek?

11. Hoe verhoudt het uitgangspunt van het faunabeheer: “de inspanning....voor het behoud en het bevorderen van een natuurlijke leefwijze van het wild” zich tot het feit dat juist deze inspanning al meer dan twee jaar de populatiedynamiek vernietigd door het afschot van ruim 80% van de populatie?

12. Waarom besteedt de rapportage en de opzet van de proef vrijwel geen aandacht aan de “zichtafstand” in relatie tot afschot?

13. Hoe verklaart u dat sinds het gevoerde afschotbeleid ter voorkoming van schade door wildaanrijdingen (vanaf 2007) de schadeverzekeringspremie is verdubbeld, in relatie tot de ontwikkeling van aanrijdingscijfers van verkeersongelukken waarbij grote hoefdieren betrokken zijn?

14. Hoe verklaart u de hoge vruchtbaarheid van wilde zwijnen? Ziet u een causaal verband tussen de verhoogde afschot cijfers en de hoge reproductiedrift onder zwijnen? Bent u bereid tot het instellen van nader onderzoek ter zake indien wetenschappelijke gegevens ontbreken?

15. Welke effecten heeft afschot op de mate van schuwheid en nachtactiviteit van zwijnen? Bent u bereid tot het instellen van nader onderzoek wanneer deze informatie niet beschikbaar is?

16. Heeft u overwogen om de tellingen door onafhankelijke deskundigen uit te laten voeren? Zo nee, waarom niet?

17. Kunt u helderheid geven over de gemodelleerde populatiefluctuaties en daadwerkelijke fluctuaties gebaseerd op afschotcijfers?

18. Deelt u de mening dat afschot de populatieaanwas kennelijk stimuleert en de van nature optredende fluctuaties niet dempt maar vergroot?

19. Hoe kijkt u aan tegen het feit dat van een wettelijk beschermde diersoort bij herhaling 80% wordt afgeschoten?

20. Kunt u aangeven hoeveel telvoer er per seizoen op de Veluwe verstrekt wordt en wat de invloed hiervan is op de populatie?

21. Waarom wordt er geen experiment opgezet met in principe geen enkel afschot?

22. Waarom wordt in de rapportage geen aandacht geschonken aan de inventarisatie van de natuurlijke levenswijze – de intrinsieke waarde, zou dit niet dé centrale doelstelling van het faunabeheer moeten zijn?

23. Is het waar dat de jacht op de Noord-Veluwe voor het grootste deel is verpacht aan particuliere jagers die een ander beheer voeren dan SBB en NM? Zo ja, vraagt dit dan niet om een beleidswijziging gezien de overlast daar?

24. Waarom zijn en worden de registraties van wildaanrijdingen op de besloten site www.faunaregistratie.nl verzameld, zijn de selectiemogelijkheden naar diersoort en maand van de registraties op de site Groennetwerk: www.sgnv.nl of www.groennetwerk.nl verwijderd, maar verwijst de rapportage slechts naar de eerstgenoemde besloten site?

25. Op basis van welk wetenschappelijk onderzoek zijn de telmethoden vast gesteld?

26. Is er onderzoek gedaan naar de bijdrage aan de verkeersveiligheid door het plaatsen van hekken, wildroosters en het verlagen van de maximumsnelheid? Zo ja, kan de Tweede Kamer inzage krijgen in de onderzoeksrapporten? Zo nee, waarom niet?

27. Worden kritische beschouwers van het afschot van zwijnen zoals de Faunabescherming of Marcel Vossenstein op enige wijze bij het experiment betrokken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

28. Kunt u aangeven waarom direct belanghebbenden zoals de FBE’s wel bij het experiment betrokken zijn, maar organisaties die kritisch staan ten opzichte van het huidige beheer niet?

29. Waarom werd en wordt de extreem lage doelstand aangehouden, terwijl uit “Figuur 3.2 voorjaarstand wild zwijn per jaar” [blz. 94 Faunabeheerplan Veluwe 2009-2014] blijkt dat de doelstanden zonder uitzondering sinds 1991 slechts voor de helft te realiseren blijken?

30. Bent u op de hoogte van het feit dat sites van de fauna registratie en groennetwerk al enkele jaren medewerking weigeren aan het leveren van data ten behoeve van diervriendelijke routeplanners voor automobilisten? Deelt u de mening dat aanrijdingscijfers en – locaties in principe openbaar zouden moeten zijn?

31. Is er een overzicht van de opbrengsten van de jachtrechten in de gebieden en hebben financiële belangen ook invloed op de keuze van het gebied voor het experiment ?

32. Hoe wordt gewaarborgd dat afrasteringen goed onderhouden en in goede staat zijn, om te voorkomen dat het experiment minder goed slaagt omdat op kritieke plaatsen afrasteringen en hekwerken niet in orde zijn ?

33. Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot goed onderzoek wordt bemoeilijkt doordat GS in de Faunabeheerplannen en ontheffingen voor de Flora- en faunawet geen voorwaarden hebben laten opnemen voor een gedetailleerdere rapportage? Zo nee, waarom niet?

34. Welk gebied wordt bedoeld met Noord, omvat dat de leefgebieden ten noorden van de A1 tot de A28 zoals Vale Ouwe en Noordoost, of worden nog meer gebieden bedoeld?

35. Wordt met Midden Veluwe het hele gebied bedoeld of exclusief het ISK (Infanterie Schietkamp Harskampsche Zand) en particuliere jachtvelden, of beperkt zowel het algemeen onderzoek als het experimenteel onderzoek in dit leefgebied zich tot de Boswachterij Hoenderloo?

36. Waarom worden de tellingen door belanghebbenden als uitgangspunt genomen voor: dit rapport, het op stellen van nauwkeurige aantalsbepalingen en het berekenen van de afschot om de doelstand te bereiken?

37. Hoe kunnen de tellingen van de Vereniging Wildbeheer Veluwe inzicht geven in een trend als er geen éen op éen relatie is met de aantallen wilde zwijnen in een gebied en de zichtbaarheid?

38. Op grond van welke overwegingen zouden de mast (eikels en beukennootjes) en de breedbladige grassen een betere graadmeter zijn voor de populatie¬ontwikkeling dan het gemiddeld aantal biggen per zeug?

39. Deelt u de mening dat het onderdeel ‘voedsel’ in de rapportage breder moet worden gezien dan mast en breedbladig gras in aanmerking nemende dat mast maar voor 10% van de jaarlijkse voedselopname verantwoordelijk is en dat hierdoor het onderdeel voedsel nu een omissie is in de rapportage?

40. Deelt u de mening dat een aanpassing van de ecologische modellen gezien de verloofing van de Veluwe gewenst is? Zo nee, waarom niet?

41. De rapportage stelt dat het gebruikte ecologische model aangepast moet worden om maatwerk beheer te kunnen ondersteunen, maar is een analyse van de waarde van een juiste mastvoorspelling voor populatiebeheer gezien de grote getale afschot alsnog niet zeer gewenst?

42. Waarom wordt gesteld dat het beheer van grotere gebieden met als doel een grotere zichtbaarheid van wilde hoefdieren op de Veluwe op dit moment niet aan de orde is?

43. Op basis van welk wetenschappelijk onderzoek is de voorkeur voor de lijn-transect methode gekozen?

44. Waarom besteedt de rapportage en ook de onderzoeksopzet niet veel meer aandacht aan de totale vernietiging van de familieverbanden en de ethische aanvaardbaarheid hiervan - dan slechts het noemen van het “wel of niet afschieten van de leidzeug”, gezien 90% van de biggen jaarlijks wordt gedood?

45. Op basis van welk wetenschappelijk onderzoek zou het afschieten van de leiderzeug geen verstoring van de sociale structuur tot gevolg hebben?

46. Dient er bij de verschillende afschot technieken niet eerst een overweging ten aanzien van dierenwelzijn gemaakt te worden, voordat alle methoden lukraak worden getest?

47. De voorgenomen ecologische modellering is zeer gevoelig voor een juiste inschatting van aantallen en voedselbeschikbaarheid, hoe wordt hierin voorzien als alleen mast en een ondergrens van de populatie meegenomen wordt?

48. Is de voorgenomen integratie van de twee deelmodellen reeds in de praktijk toegepast? Zo ja was de gemodelleerd situatie in overeenstemming met de werkelijke situatie? Zo nee, hoe kan men dan zekerheid geven dat het integreren van de twee modellen de gewenste resultaten zullen leveren?

49. Is het waar dat de Vereniging Wildbeheer Veluwe het aantal aanrijdingen bijhoudt en analyseert, waarbij schade en letsel niet worden bijgehouden? Zo ja, zouden ten behoeve van een werkelijk goede analyse niet alle gegevens moeten worden bijgehouden door een onafhankelijke instantie, om zo meer inzichtelijk te krijgen wat de omstandigheden zijn waaronder aanrijdingen plaatsvinden en wat het werkelijke gevaar voor automobilisten is?

50. Deelt u de mening dat afschot ten behoeve van verkeersveiligheid geen oplossing is, gezien het feit dat de afgelopen jaren veel afschot heeft plaatsgevonden en er nog steeds veel aanrijdingen plaatsvinden?

51. Ziet u een causaal verband tussen het aantal aanrijdingen met wilde zwijnen en zichtbaarheid ’s nachts?

52. Welke stappen worden er genomen om de acceptatie van burgers met betrekking tot de aanwezigheid van wilde zwijnen te vergroten?

53. Op basis van welke wetenschappelijke inzichten wordt het voortplantingssucces gebruikt als indicator voor dierenwelzijn? Welke factoren worden i.c. door de wetenschap nog meer genoemd om het welzijn van dieren in het wild te bepalen?

54. Is het waar dat de zichtbaarheid van de dieren wordt bepaald door hun gedrag en de dieren als gevolg van de jacht schuw zijn geworden? Bent u bereid tot het instellen van nader onderzoek, wanneer deze gegevens ontbreken?

55. Welke beleidswijzigingen buiten afschot overweegt u om de vermeende overlast op de Noord-Veluwe terug te dringen?

56. Worden de nulstandgebieden op de Veluwe omrasterd zodat er ook geen zwijnen in kunnen? Zo nee, waarom niet?

57. Hoe denkt de minister de verwachte effecten op onder andere de verkeersveiligheid te onderzoeken en de gebruikte modellen en aangenomen fluctuaties te valideren indien een dergelijk experiment zonder afschot niet bestaat?

58. Waarom wordt in een slecht mastjaar het afschot verhoogd, terwijl op blz. 47 staat dat als er sprake is van voedselschaarste door mastarme jaren of als wroeten wordt bemoeilijkt bij strenge vorst, dat dan de activiteit afneemt, de home range krimpt en er geen sprake is van extra migratie?

59. Op welke wijze kunnen de ervaringen van de Oostvaardersplassen een bijdrage leveren aan het meer terughoudend populatie beheer op de Veluwe?

60. Waarom ligt de nadruk in het gehele rapport op aantallen en acceptabele stand en worden de populatiedynamiek en welzijnseffecten van de zwijnen buiten beschouwing gelaten?

61. Wie draagt de verantwoordelijkheid van het onderzoek en bij wie ligt de beslissingsbevoegdheid om het experiment aan te passen dan wel te beëindigen?

62. Op basis van welke objectieve criteria worden beslissingen aangaande het experiment genomen?

63. Wat wordt verstaan onder ‘betrouwbaarheid’ in tabel 1 op blz. 46?

64. In hoeverre is van zorgvuldig beheer sprake als de rapportage inzake de tellingen opmerkt: “dat deze hoogst waarschijnlijk een onderschatting van de aantallen zijn.” en alleen toepasbaar blijken “wanneer we ervan uitgaan dat niet meer dan 50 70% van de dieren geteld worden..”?

65. Staat er op pagina 52 een fout in die zin dat in plaats van: "maxima .... tot 3500 in het DO (dichtheidsonafhankelijke) model ..." er had moeten staan " maxima .... tot "3500 in het DA (dichtheidsafhankelijke) model"?

66. Deelt u de mening dat gezien het grote aantal Nederlandse jagers dat in het buitenland jaagt (50% uit: Hubertusnummer van de KNJV 20-10-09 ), alle jagers die in het bezit zijn van een Europese Vuurwapenpas voor een buks moeten worden uitgesloten van het beheer van wilde zwijnen op de Veluwe om zo de insleep van dierenziektes te voorkomen?