Inbreng SO L&V-raad 30 augustus (SCoPAFF, visserij)
Inbreng Partij voor de Dieren SO L&V-raad van 30 en 31 augustus en 1 september
SCoPAFF-overleggen
De leden van de Partij voor de Dierenfractie maken zich ernstig zorgen over het gebrek aan transparantie van de Europese overleggen van de Standing Committee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF). Bij deze overleggen tussen afgevaardigden van Europese lidstaten worden zaken besproken en besluiten genomen die een grote impact hebben op het milieu en de volksgezondheid. De notulen van deze overleggen worden echter niet openbaar gemaakt, en het blijft voor Europese burgers geheim welke standpunten lidstaten in hebben genomen bij discussies en stemmingen. Deelt de minister de mening dat het ten goede zou komen aan het democratische gehalte van deze overlegstructuur wanneer er meer openheid zou zijn en wanneer de ingenomen standpunten van de lidtstaten achteraf (dus na de stemmingen) bekend worden gemaakt? Zo ja, welke stappen gaat de minister in deze richting zetten?
Hoewel de uitslagen van stemmingen in het SCoPAFF-overleg wel openbaar gemaakt worden (zonder dat de posities van lidstaten daarbij worden aangegeven), hebben Europese burgers de hele zomer in het duister getast over de uitkomsten van het SCoPAFF-overleg van juli 2020. Kunt u kenbaar maken of de toelating van het landbouwgif mancozeb, dat politiek en maatschappelijk veel besproken is, inderdaad niet vernieuwd wordt door de Europese Commissie? En wordt de residunorm (Maximum Residue Limit, MRL) voor epoxiconazool uit derde landen geminimaliseerd naar het laagst detecteerbare niveau, gezien dit landbouwgif binnen Europa binnenkort niet meer is toegelaten? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de minister of zij dergelijke uitkomsten van SCoPAFF-overleggen, die politiek en maatschappelijk veelbesproken zijn, voortaan uit eigen beweging met de Kamer kan delen.
Ook onderwerpen waar niet over wordt gestemd, maar die wel in het SCoPAFF-overleg besproken worden, kunnen van grote maatschappelijk belang zijn. In dat kader vinden de leden van de Partij voor de Dierenfractie het onbestaanbaar dat de minister de Kamer onvolledig heeft geïnformeerd over het discussiepunt met betrekking tot het bijenrichtsnoer in het SCoPAFF-overleg van juli 2020. Tevens heeft het er de schijn van dat de minister pas besloot de Kamer te informeren over het agendapunt van het bijenrichtsnoer toen een onderzoeksjournalist van Follow the Money daar navraag naar deed bij het ministerie. [1] Kan de minister daarop reageren?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie zijn zeer ontstemd over de antwoorden van de minister op de schriftelijke spoedvragen over de Nederlandse inzet voor het bijenrichtsnoer [2] en over het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 20 juli 2020. [3] Deze leden constateren dat de minister (achteraf) erkent dat er verschillende opties voorliggen (of voor hebben gelegen) betreffende het beschermdoel van bijen en hommels in het bijenrichtsnoer. Dat de minister dit niet aan de Kamer heeft gemeld in haar brief over het SCoPAFF-overleg [4] is kwalijk, omdat zij de Kamer hiermee onvolledig heeft geïnformeerd over een politiek gevoelige kwestie. Graag een reactie van de minister hierop.
De discussie in het SCoPAFF-overleg van juli 2020 ging over de wijze van vaststellen van het beschermingsdoel voor (wilde) bijen en hommels in het bijenrichtsnoer. De vraag is of een acceptabel percentage voor bijensterfte veroorzaakt door een pesticide vooraf vastgesteld dient te worden, of dat dit per geval berekend kan worden aan de hand van de ‘natuurlijke sterfte’ (of ‘natuurlijke variabiliteit’) van een bijenkolonie. De minister erkent dat “de ‘natuurlijke variabiliteit’ in de EU-context bijna altijd onderhevig is aan menselijke invloeden die een effect kunnen hebben op die variabiliteit, zowel een negatief effect (bijvoorbeeld verlies aan natuurlijke leefomgeving door bebouwing, infrastructuur, intensivering) als een positief effect (bijvoorbeeld bloemrijke akkerranden, imkerpraktijken).” Erkent de minister dat onderzoek na onderzoek laat zien dat de hoeveelheid en diversiteit aan insecten in Europa dramatisch achteruit gaat door menselijke invloeden? Erkent de minister dat deze negatieve menselijke invloeden dus mee worden genomen in de ‘natuurlijke variabiliteit’, waardoor deze in feite onzichtbaar worden gemaakt? Kan de minister bevestigen dat de European Crop Protection Association, de Europese koepelorganisatie van pesticide-fabrikanten, heeft gesteld dat de ‘veilige’ sterfte onder bijen op deze manier opgerekt kan worden naar maar liefst 20%? [1]
Kan de minister bevestigen dat in het originele bijenrichtsnoer, zoals dat in 2013 is ontwikkeld door de EFSA, het acceptabele percentage sterfte onder (wilde) bijen en hommels vooraf werd vastgesteld, en wel op maximaal 7%? De minister stelt in het Verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 20 juli 2020 dat het vooraf vastgestelde beschermingsniveau destijds was gebaseerd op basis van expert judgement, maar tegelijkertijd stelt zij dat dit niet gestoeld was op solide wetenschappelijke biologische en ecologische overwegingen. Waren de geraadpleegde experts geen wetenschappers? En indien (onafhankelijke) biologen en ecologen zouden worden geraadpleegd, zou dit volgens de minister gelden als wetenschappelijke overwegingen?
Het enige argument van de minister om te kiezen voor het beschermingsniveau op basis van ‘natuurlijke variabiliteit’ is dat deze wel gestoeld zou zijn op een wetenschappelijke onderbouwing. Maar die wetenschappelijke onderbouwing, het BEEHAVE model, is mede ontwikkeld door gif-producent Syngenta: een stakeholder die geenszins onafhankelijk is van de uitkomst van deze ‘wetenschappelijke’ benadering. Kan de minister uitleggen waarom zij bereid is een ‘wetenschappelijke onderbouwing’ vanuit de industrie, die hier grote belangen heeft, te accepteren? Waarom pleit zij – indien zij de wetenschappelijke onderbouwing zo belangrijk vindt – niet voor het uitwerken van een onafhankelijke ecologische onderbouwing van een acceptabel beschermingsniveau dat vooraf vastgesteld kan worden?
Kan de minister ingaan op de stelling van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat de keuze voor de wijze waarop een beschermingsdoel voor insecten wordt vastgesteld, namelijk vaststaand (en daarmee mogelijk strenger) of variabel (en mogelijk soepeler) grotendeels een politieke keuze is? Deelt u de mening dat een pesticide altijd veilig moet zijn voor honingbijen, wilde bijen en hommels en dat een hogere achtergrondsterfte (bijvoorbeeld door habitatvernietiging) geen reden zou moeten zijn om een hogere toxiciteit van een pesticide te accepteren? Deelt u de mening dat insecten in dat geval juist een strengere bescherming verdienen? Deelt u de mening dat wanneer de keuze wordt gemaakt voor een vooraf vaststaand beschermingsniveau, de hoogte van dat niveau wetenschappelijk (ecologisch en onafhankelijk) onderbouwd zou kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De minister stelt in haar antwoorden op de schriftelijke spoedvragen over de Nederlandse inzet voor het bijenrichtsnoer [2] dat zij de motie Ouwehand [5] uitvoert, omdat zij zich inzet “voor een zo goed mogelijke bescherming van bijen op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten.” Kan de minister bevestigen dat de motie Ouwehand in plaats daarvan oproept tot invoering van het originele bijenrichtsnoer als geheel? De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de minister op om de strekking van de motie niet anders te interpreteren en zich vanuit het voorzorgsbeginsel in te zetten voor de snelle inwerkingtreding van het oorspronkelijke bijenrichtsnoer, inclusief toetsen op de acute en chronische toxiciteit voor honingbijen, wilde bijen en hommels, en een vooraf vastgesteld beschermingsniveau van maximaal 7%. Zowel de Tweede Kamer als het Europees Parlement [6] hebben zich hier duidelijk voor uitgesproken, dus het verzet hiertegen in besloten Brusselse overleggen vinden de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren onacceptabel. Graag een reactie van de minister.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van het bericht [7] dat populaties van migrerende vissen, zoals zalm en forel, in Europa met 93% zijn gedaald sinds 1970. Migrerende vissen spelen een belangrijke rol in het gezond houden van ecosystemen. De hoofdoorzaken van de achteruitgang van migrerende vissen zijn vernieling van habitat, dammen en andere rivierbarrières en niet-duurzame visserij en bijvangst, die voor ongeveer een derde verantwoordelijk is van de achteruitgang. Is de minister het met de leden eens dat de dramatische achteruitgang van migrerende vissen aangepakt moet worden, zoals wordt voorgesteld in actieplannen van deskundigen [8]?
Tevens hebben de leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen dat het Marine Stewardship Council (MSC) haar keurmerk voor duurzaam gevangen vis heeft toegekend aan een bedrijf dat op de Atlantische blauwvintonijn vist [9]. Door overbevissing stond de Atlantische blauwvintonijn lang op het punt van uitsterven. Dankzij vangstbeperkingen gaat het iets beter met de blauwvintonijn, maar de soort blijft kwetsbaar, ook omdat er nog steeds illegaal wordt gevist op deze vis. Daarnaast is er een gebrek aan data en waarnemingen op zee, waardoor veel er nog steeds veel onduidelijkheid is over de ware grootte van de populatie blauwvintonijnen. Daarnaast worden zeedieren als haaien en zeeschildpadden opgevist als bijvangst, maar slechts ten dele gerapporteerd. Deelt de minister de zorgen van de leden dat een MSC-keurmerk voor blauwvintonijn de vraag naar deze soort zal doen toenemen, waardoor de druk om meer tonijn te vissen toeneemt?
[2] Antwoord op vragen van de leden Wassenberg, Bromet, Futselaar, Moorlag en Madlener over de Nederlandse inzet voor het bijenrichtsnoer (Kamerstuk 2020D30031)
[3] Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 20 juli 2020 (Kamerstuk 2020D30030)
[4] Kamerbrief Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) gewasbescherming vergadering van juli 2020 (Kamerstuk 2020D29659)
[5] Motie Ouwehand (Kamerstuk 21501-32, nr. 1175)
[6] https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/B-9-2019-0149_NL.html
Wij staan voor:
Wij zijn tegen:
Interessant voor jou
Inbreng Tijdelijke wet maatregelen COVID-19
Lees verderBijdrage over de inzet van een applicatie bij de bestrijding van COVID-19
Lees verder