Inbreng Tijde­lijke Wijziging Visse­rijwet


3 maart 2011

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van de tijdelijke wijziging van de Visserijwet. Zij danken de staatssecretaris voor het overnemen van de door hun ingediende motie over een vangstverbod op dioxinepaling. Alsmede voor de voortvarende aanpak om voor het komende vangstseizoen een wettelijke basis voor een vangstverbod gerealiseerd te hebben via de Visserijwet.

Uit de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel blijkt dat een naadloze overgang wordt beoogd van de tijdelijk gewijzigde Visserijwet naar de Wet Dieren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen zich daarom af waarom artikel 54c lid 1 van de voorliggende wet niet geheel overeenkomt met artikel 5.10 lid 1c van de Wet dieren. Waarom is artikel 54c lid 1 van de voorliggende wet de zin “en daarmee een ernstig gevaar voor mens, dier en milieu kan opleveren” toegevoegd? In de Wet Dieren geldt deze voorwaarde immers alleen voor het drager zijn van ziekteverwekkers (artikel 5.10 lid 1b). Waarom werd deze beperking noodzakelijk geacht? Wanneer is een gevaar ernstig genoeg om in de geest van artikel 54c lid 1 zo genoemd te worden? Op basis van welke criteria en door wie wordt dit vastgesteld?

In de memorie van toelichting wordt op pagina 2 gesteld dat uit nieuw onderzoek van IMARES en RIKLIT blijkt dat in grote delen van Nederland sprake is van een dusdanige verontreiniging dat een groot deel van de daar gevangen paling de norm overschrijd. Dit onderschrijft de noodzaak van een wettelijke basis voor een vangstverbod. Op pagina 6 blijkt dat er nu nog geen uitsluiting gevangen kan worden over de gebieden waar een vangstverbod gaat gelden. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer hij denkt dat daar wel voldoende gegevens voor zijn? In hoeverre kan het nieuwe onderzoek van IMARES en RIKLIT al gebruikt worden om een deel van de wateren voor palingvisserij te sluiten?

Voorts zien de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een spoedige afronding van dit wetsvoorstel met vertrouwen tegemoet.