Inbreng Verslag Permanente Crisis- en herstelwet
1. Inleiding
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met grote zorg kennis genomen van het voorstel van de regering om de crisis- en herstelwet permanent te maken. Zij begrijpen niet waarom de regering een wet die onder grote tijdsdruk tot stand is gekomen, die 27 wetten die voornamelijk zien op de bescherming van ons milieu, de natuur en de rechtsbescherming van burgers en decentrale overheden, opzij zet, en waarvan onderdelen al door uitspraken van de Raad van State hersteld moesten worden, nu zonder enige evaluatie, en zonder enige noodzaak, permanent wil maken. Ook de andere onderdelen van dit wetsvoorstel, de zogenaamde ‘quick wins’ roepen bij de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren veel onbegrip, vragen en zorgen op.
2. Permanent maken en actualisering van de crisis- en herstelwet
Aanleiding permanent maken
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn altijd een fel tegenstander geweest van de crisis- en herstelwet. Het buiten werking stellen van wetgeving die zorgvuldig tot stand gekomen is, die burgers, het milieu en de natuur moeten beschermen, kan wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreft nooit gerechtvaardigd worden. Crisis, of geen crisis, de regering heeft een taak om deze kwetsbare waarden te beschermen, omdat een overheid die dat niet doet, een korte termijn crisis “oplost” door een lange termijn crisis te veroorzaken. Dit is volstrekt onverantwoord. In 2009 is er in een zeer korte tijd een zeer onzorgvuldige crisis- en herstelwet tot stand gekomen, waarmee de bescherming van milieu, natuur en de rechtsbescherming van burgers ernstig werd aangetast. De Raad van State was toen ook al zeer kritisch tegenover deze wet. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben er tijdens de behandeling van de tijdelijk crisis- en herstelwet steeds voor gewaarschuwd dat de fundamenten van onze rechtsstaat in het geding waren, en dat er grote delen van de wet niet in overeenstemming waren met het geldende Europese recht. Ten dele hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren daarin al gelijk gekregen, en zij verwachten dat er, wanneer de wet langer van kracht is, meer uitspraken komen van de Raad van State en het Europese Hof die dit bevestigen en waardoor er steeds meer onderdelen van deze wet gewijzigd zullen moeten worden.
Op dit moment de wet permanent maken, is wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreft dan ook zeer onverstandig. Er is bovendien geen enkele aanleiding voor. De wet is nog tot 2014 van kracht. Bovendien heeft de regering aangekondigd met een zeer verstrekkend wetsvoorstel gekomen, de Omgevingswet, waarin de verschillende onderdelen van de crisis- en herstelwet permanent gemaakt zullen worden. Er is ook een nieuwe wet Natuurbescherming aangekondigd. Waarom wordt er dan toch nu voor gekozen om de crisis- en herstelwet permanent te maken? De regering geeft aan dat zij de praktijk duidelijkheid wil bieden, door nu aan te geven dat de genomen maatregelen van kracht zullen blijven. Dit is naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ook te bereiken door de eindtermijn van 2014 van deze wet naar achter te schuiven, mocht de regering inderdaad door willen gaan met deze crisiswet. Gezien de planning van de nieuwe omgevingswet die de regering aangekondigd heeft, zou het verlengen van de werking van de wet tot 2015 al voldoende duidelijkheid bieden aan de praktijk, deelt de regering die mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt er dan toch voor gekozen om de wet nu permanent te maken?
Ontbreken evaluatie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen er op dat er nog geen enkele goede evaluatie beschikbaar is van de crisis- en herstelwet. Uit de tussentijdse, zeer summiere evaluaties, waarvan de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren overigens de onafhankelijkheid betwijfelen, blijkt vooral dat er nog maar weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de crisis- en herstelwet biedt. Er is geen enkele aanwijzing dat de beoogde resultaten, namelijk economische impulsen en structuurversterking, ook daadwerkelijk bereikt zijn. De behandeling van de oorspronkelijke crisis- en herstelwet, inclusief het advies van de Raad van State en de rondetafelgesprekken die in het parlement zijn gevoerd, gaven al aan dat het bereiken van dit doel door de invoering van de crisis- en herstelwet viel te betwijfelen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben in de tussenliggende tijd ook geen enkele reden gehad om aan te nemen dat het doel wel bereikt werd. En nu wil de regering deze omstreden wet permanent maken, zonder de evaluatie af te wachten. Kan de regering dit uitleggen? De argumentatie hiervoor ontbreekt totaal in de Memorie van Toelichting. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat dit ook een van de –vele- kritiekpunten is van de Raad van State. Zelfs in reactie op het advies van de Raad van State komt de regering niet met een nader onderbouwde reden. Is de enige reden die de regering kan geven hiervoor ‘omdat het in het regeerakkoord staat’? Graag een reactie. Welke overtuigende argumenten zijn er voor het permanent willen maken van een haastig tot stand gekomen, tijdelijke wet, die nog lang niet afloopt, en waarvan er geen evaluatie beschikbaar is? Graag een reactie.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten wanneer de evaluatie beschikbaar zal zijn? De regering geeft aan dat deze voorjaar 2012 af zal zijn. Is er al een datum hiervan bekend? Is de regering bereid deze evaluatie af te wachten en deze ook te betrekken bij de beantwoording van het verslag van de Kamer? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag weten welke elementen bij de evaluatie van de crisis- en herstelwet betrokken worden. Welke effecten van de crisis- en herstelwet worden geëvalueerd, en waar ligt de nadruk? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich, met de Raad van State, vooral zorgen over de effecten van de crisis- en herstelwet ten aanzien van de rechtspositie van burgers, de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid, en over de effecten van de wet op de bescherming van natuur en milieu. Op welke wijze worden deze effecten bij de evaluatie betrokken, hoe worden deze elementen geëvalueerd?
Bij de behandeling van de crisis- en herstelwet in 2009 weigerde de regering te onderbouwen wat de wet zou opleveren, en waarom de projecten geselecteerd waren. De Kamer heeft toen gevraagd naar een nadere onderbouwing van de effecten van de geselecteerde projecten op de werkgelegenheid en de structuurversterking. Ook is gevraagd of het kabinet bereid was om door het Centraal Planbureau een quickscan te laten uitvoeren naar de welvaarts- en werkgelegenheidseffecten. Maar de regering kon of wilde niets onderbouwen. Het mantra van deze crisiswet luidde steeds: de besluitvorming over projecten verloopt te traag en dat moet veranderen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen nogmaals benadrukken dat het verbeteren van besluitvorming niet bereikt zal kunnen worden met het veranderen van deze wetten. Daar komen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren later in dit verslag op terug. Een dergelijk ingrijpende wetsvoorstel, wat volgens de regering absoluut noodzakelijk zou zijn om de economische crisis te kunnen bezweren, zou ook economisch onderbouwd moeten worden. Dat gebeurde in 2009 niet, en dat gebeurt nu, met het permanent maken ervan, wederom niet. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dit als een brevet van onvermogen van de regering. Graag een reactie.
Doel van de wet: verbeteren van de kwaliteit van besluitvorming
De regering geeft aan dat besluitvormingsprocessen vaak lang duren en ingewikkeld zijn. Het omgevingsrecht is complex, en volgens de regering staat dit vaak snelle besluitvorming in de weg. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kunnen beamen dat het omgevingsrecht complex is, maar begrijpen niet waarom de regering het omgevingsrecht dan nog ingewikkelder maakt door met de crisis- en herstelwet nog meer nieuwe procedures en planfiguren in te voeren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen er tevens op wijzen dat de regering er zelf, stelselmatig, voor heeft gezorgd dat het omgevingsrecht zo ingewikkeld is geworden. De vele wijzigingen van de wettelijke bescherming van de natuur in Nederland illustreren dit zeer duidelijk, hier komen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren later in dit verslag nog uitgebreid op terug. Door het willen vinden van ‘rek en ruimte’, waar deze niet is, worden wet- en regelgeving nodeloos ingewikkeld. Maar het grootste probleem bij het voortvarend komen tot kwalitatief goede besluiten, ligt niet besloten in de regelgeving. Het veranderen van wetten zal daar dan ook nooit een oplossing voor bieden. Bestuurlijk en politiek onvermogen is oorzaak nummer één van trage en slordige besluitvorming, kan de regering dat bevestigen? Kan zij tevens beamen dat dit uit alle studies blijkt die naar dit onderwerp zijn gedaan, waaronder die van de door de regering veelvuldig aangehaalde commissie Elverding? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat de regering dit probleem op geen enkele wijze aanpakt. Sterker nog, zij verergert dit probleem, door nog veel meer taken op het bordje van decentrale overheden te schuiven en door tegelijkertijd grote bezuinigingen te eisen van deze organen. Als nu al blijkt dat ambtenaren te weinig tijd, kennis en kunde hebben voor het nemen van kwalitatief goede besluiten, hoe kan de regering dan verwachten dat dit verbetert als er nog meer gedaan moet worden, met nog minder mensen, en terwijl er tegelijkertijd nog meer, hele grote, veranderingen worden doorgevoerd in het omgevingsrecht? Graag een reactie.
De regering geeft aan dat zij met het voorliggende wetsvoorstel een verbetering wil aanbrengen in de besluitvorming over ruimtelijke projecten, maar geeft op geen enkele wijze aan waar die verbetering dan door bereikt moet worden, sterker nog, de regering geeft toe dat de rol van wetgeving hierin beperkt is. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen dan ook graag een nadere toelichting op dit punt, ook omdat de regering hier nota bene de noodzaak van het permanent maken van de crisis- en herstelwet aan ophangt. Zoals de Raad van State ook al opmerkt: als dit het doel is van de crisis- en herstelwet, zou daar een gedegen probleemanalyse en motivering aan ten grondslag moeten liggen. Ook op deze kritiek van de Raad van State, die toch het hele doel, en daarmee het effect van het permanent maken van de crisis- en herstelwet betreft, heeft de regering geen antwoord gegeven. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit werkelijk zeer opmerkelijk. Als de regering zich zorgen zou maken over de kwaliteit van de besluitvorming, zou zij haar best doen om de wettelijke kaders met betrekking tot het omgevingsrecht duidelijk, begrijpbaar maken, en ervoor zorgen dat de ambtenaren en het bevoegd gezag, die op grond van deze wetten besluiten moeten nemen, de benodigde middelen tot hun beschikking hebben om dit zorgvuldig en goed te doen, zowel in termen van kennis en kunde, als ook in termen van geld en tijd. Dit is nu duidelijk niet het geval. De regering legt dit echter naast zich neer en zegt zelfs expliciet dat er geen aanvullende acties nodig zouden zijn. Op basis van welk (wetenschappelijk) onderzoek komt de regering tot deze conclusie? Welke verbeteringen zijn er de afgelopen jaren op dit punt dan aangebracht? De regering gaf in 2009, tijdens de behandeling van de crisis- en herstelwet, nog aan dat er inderdaad verbeteringen nodig waren in de werkelijke besluitvorming, en dat het veranderen van wetten daar niet bij helpt. Sterker nog, de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen op de uitspraken van de Raad van State en van experts op het gebied van omgevingsrecht die aangeven dat het continu veranderen van de wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht, de besluitvorming alleen maar moeilijker maken. Wat zou er dan nu veranderd zijn, dat het niet nodig is om acties te ondernemen voor het verbeteren van de besluitvorming?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien de vele wijzigingen in de natuurbeschermingswet in een zeer korte tijd, onder het mom van het verlichten van de lasten en het bevorderen van de besluitvorming, als het voorbeeld bij uitstek van het juist niet bevorderen van de kwaliteit van besluitvorming. Een aantal zeer vergaande permanente wijzigingen werden doorgevoerd in de Natuurbeschermingswet, volgend op wijzigingen die al eerder in 2005 en 2009 waren doorgevoerd. De natuurbeschermingswet is zodanig gewijzigd dat bestaand gebruik dat geen significante gevolgen zou hebben, of het nou wel of niet in het beheerplan is opgenomen, vergunningsvrij verklaard is en het niet meer mogelijk is passende maatregelen te verplichten bij verslechtering wanneer het bestaand gebruik wordt uitgevoerd overeenkomstig het beheerplan. Verder is er onder andere een hele nieuwe regeling ingevoerd over hoe om te gaan met stikstofdepositie van bestaande veehouderijen bij vergunningverlening en beheerplannen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat er een stevig wetenschappelijk fundament nodig is om zulke vergaande wijzigingen te kunnen doorvoeren in de Natuurwetgeving, en constateren tegelijkertijd dat deze wetenschappelijke onderbouwing er nooit is geweest. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien heel graag een uitgebreide analyse van de regering tegemoet over de mate waarin de wijzigingen in de natuurbeschermingswet ook daadwerkelijk de kwaliteit van de besluitvorming hebben bevorderd. Graag een reactie. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren krijgen namelijk continu berichten die het tegenovergestelde aanduiden. De kranten berichtten dat de vergunningverlening in het kader van Natura 2000 stagneert en dat het bevoegde gezag van de provincies kampt met vele vragen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien aan het grote aantal gewonnen rechtszaken door milieu-, natuur- en lokale belangenorganisaties dat het bevoegd gezag duidelijk moeite heeft om de natuur- en milieubelangen goed te borgen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren weten zich in deze mening gesteund door juristen en professoren die tijdens het rondetafelgesprek over de permanente crisis- en herstelwet afgelopen maand gezegd hebben dat de instanties die de wet in praktijk moeten brengen, de provincies en gemeenten, de vele wijzigingen die in een zeer kort tijdsbestek zijn doorgevoerd niet kunnen bijhouden. Deze experts waren unaniem van mening dat deze waterval aan wetswijzigingen niet bijdragen aan de continuïteit van wetgeving. Zij waren van mening dat al deze wijzigingen de provincies en gemeenten dus helemaal geen duidelijkheid brachten, maar juist veel meer onduidelijkheid veroorzaakten met vertragingen in vergunningverlening tot gevolg. Graag een reactie. Kan de regering bevestigen dat ook de Raad van State heeft geconcludeerd in haar advies bij het voorliggende wetsvoorstel dat de vele ingrijpende wijzigingen in de natuurbeschermingswet niet bijdragen aan de voor de praktijk hoogstnoodzakelijke continuïteit van het wettelijke kader? Welke consequenties verbindt de regering hieraan?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich grote zorgen over de onduidelijkheden die zijn ontstaan in de Natuurbeschermingswet door de kort op elkaar doorgevoerde wijzigingen, waarbij de klap op de vuurpijl nog moet komen met de beoogde invoering van de nieuwe wet Natuurbescherming. Kan de regering uiteenzetten in hoeverre zij heeft getoetst of er wel voldoende capaciteit, kennis en ervaring aanwezig is bij de decentrale overheden om met deze ingewikkelde systematiek om te gaan, voordat zij de vele wijzigingen doorvoerde en de bevoegdheid overhevelde? Deelt de regering de mening dat het continu doorvoeren van wijzigingen en overhevelen van taken naar decentrale overheden juist afbraak doet aan de hanteerbaarheid in de praktijk van de Natuurbeschermingswet? Kan de regering aangeven waarom zij van mening is dat zij de lasten verlicht en de processen versnelt door continu wijzigingen door te voeren in de Natuurbeschermingswet, terwijl in de praktijk nu blijkt dat die juist alles alleen maar onduidelijker maken? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben bij het doorvoeren van de vele wijzigingen, samen met de Raad van State, al hun grote twijfels geuit, en willen de regering nogmaals vragen om een uitgebreide analyse over de mate waarin de wijzigingen in de natuurbeschermingswet ook daadwerkelijk de kwaliteit van de besluitvorming hebben bevorderd. Graag een reactie. Kan de regering de juridische procedures die naar aanleiding van de wijzigingen in de Natuurbeschermingswet zijn gevoerd meenemen in de beantwoording van deze vraag? Kan de regering hierin concreet uiteenzetten of er met de in 2010 doorgevoerde permanente wijzigingen meer vergunningen voor projecten en activiteiten zijn afgegeven in het kader van Natura 2000 dan in dezelfde periode daarvoor? Kan de regering uiteenzetten welke tijdswinst en lastenvermindering er concreet is geboekt in de vergunningverlening in het kader van Natura 2000 sinds deze wijzigingen zijn doorgevoerd in de Natuurbeschermingswet in 2010? Kan de regering ook aangeven of het aantal beroepszaken die tegen beslissingen zijn ingesteld sinds de wijzigingen in de wet aanzienlijk zijn verminderd? Hoe verhouden de vele berichten uit de provincies over ontstane onduidelijkheden met betrekking tot vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet zich volgens de regering tot het gestelde doel de wet in de praktijk beter hanteerbaar te maken? En hoe verhoudt de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat door de opvolgende wetswijzigingen als onderdeel van de crisis- en herstelwet de implementatie van artikel 6 lid 2 en deels ook artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn onnodig diffuus en gecompliceerd zijn geworden, zich tot ditzelfde doel? Kan de regering uiteindelijk bevestigen dat het verduidelijken en in de praktijk beter hanteerbaar maken van de Natuurbeschermingswet dus niet is gelukt door middel van wetswijzigingen als onderdeel van de crisis- en herstelwet?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kunnen na de vele wijzigingen in de Natuurbeschermingswet enkel concluderen dat de Natuurbeschermingswet er onnodig en opzettelijk onduidelijker op geworden is, de vergunningsprocedures verder stagneren, de instandhoudingsdoelstellingen verder uit beeld raken, de Vogel- en Habitatrichtlijnen incorrect zijn geïmplementeerd en de noodzakelijke inkrimping van de veehouderij achterwege zijn gebleven. De regering heeft de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn ondertekend, maar de regering wil niet accepteren dat er een grens zit aan de vervuiling door de intensieve veehouderij, dus heeft zij door de jaren heen een trukendoos opengezet om deze richtlijnen maar niet te hoeven uitvoeren. Doelbewust heeft de regering een mist gecreëerd, waardoor het lijkt alsof de uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn heel ingewikkeld is. Daarmee kan de aanpak van het probleem steeds vooruit worden geschoven met als gevolg dat wij nu inderdaad in een situatie zitten die nauwelijks meer hanteerbaar is. Moet de regering inmiddels niet gewoon toegeven dat de vele wijzigingen helemaal niets te maken hadden met het versnellen van de vergunningverlening en het tegengaan van de crisis, maar enkel zijn doorgevoerd omdat de regering het maar lastig vindt dat de natuurbeschermingswet grenzen stelt aan projecten, plannen en uitbreidingen en dat simpelweg niet wil accepteren? De regering had in 2010 alle Natura 2000 al definitief moeten aanwijzen. Maar dat wil de regering niet, omdat er in 133 van de in totaal 160 Natura 2000 gebieden sprake is van een veel te hoge stikstofdepositie. Die worden veroorzaakt door het steeds ongestoord laten van de intensieve veehouderij rondom de Natura 2000-gebieden. Heel duidelijk is dat deze regering, net als haar voorgangers, de intensieve veehouderij wil beschermen tegen de natuurbeschermingswetgeving in plaats van de natuur te beschermen tegen de intensieve veehouderij. De regering durft niet hardop toe te geven dat er een grens zit aan de intensieve veehouderij en de mogelijkheden voor uitbreidingen in deze sector. De regering zoekt steeds verder de randen van het toelaatbare op totdat het elastiek knapt en dit beleid zich juist tegen haar gaat keren. Door de natuurbeschermingswet steeds verder te versoepelen, krijgt de natuur steeds minder bescherming, krijgen projecten alle ruimte, komt natuur steeds verder in de verdrukking en zal dit uiteindelijk veel meer projecten doen remmen. Graag een reactie. Kan de regering de analyse onderschrijven van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar rapport ‘Natura 2000 - juridische ruimte, natuurdoelen en beheerplanprocessen’ dat wanneer de kwaliteit van een gebied verslechtert, dit er eerder toe zal leiden dat een beoogd plan of project mogelijk significante effecten zal hebben op een gebied en dat vergunningverlening voor een dergelijk project of toestemming voor een plan dan steeds moeilijker en moeilijker wordt? Zo nee, op basis van welke wetenschappelijke inzichten komt zij tot een andere conclusie? Hoe verklaart de regering haar keuze voor continue versoepeling met deze wetenschap in haar achterhoofd? Kan de regering bevestigen dat het continu versoepelen van de natuurwetgeving uiteindelijk het tegenovergestelde effect heeft op het versnellen van vergunningverlening?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien het continu gerommel aan het begrip bestaand gebruik en de invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als perfecte voorbeelden van het voortdurend oprekken van de regelgeving om koste wat kost uitbreiding en stikstofuitstotende activiteiten in en om Natura 2000 gebieden mogelijk te maken, terwijl dit helemaal niet kan vanuit ecologisch opzicht. De depositie van stikstof is al jaren veel en veel te hoog in bijna alle Natura 2000 gebieden. De depositie moet in vele Natura 2000 gebieden aanzienlijk worden teruggebracht om binnen een redelijke termijn het stikstofgehalte onder de kritische depositiewaarden te kunnen krijgen om zo uiteindelijk een gunstige staat van instandhouding te kunnen verzekeren. De regering moet zorgen voor een aanzienlijke afname binnen een heel korte tijd om nog enig zicht te houden op het behoud van onze waardevolle natuur, maar de regering doet juist het tegenovergestelde. Wanneer veehouders rondom Natura 2000 er mee stoppen benut de regering deze daling in de depositie voor een nieuwe stikstofuitstotende activiteit zoals voor uitbreiding van een veestapel door een andere veehouder. Het PBL concludeert dat het met het invoeren van de PAS het feitelijk veel moeilijker en in bepaalde gebieden zelfs onmogelijk wordt om nog aan de verplichtingen van artikel 6 lid 2 van de habitatrichtlijn te voldoen. Graag krijgen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een reactie op de conclusie van het PBL. Hoe verantwoordt de regering haar keuze deze conclusie van het PBL te negeren, de PAS toch in te voeren, terwijl ze van te voren al weet dat ze de internationale regels zal overtreden en het zonder het benutten van de depositiedaling veel waarschijnlijker is dat de achteruitgang van natuur wel een halt kan worden toegeroepen? Kan de regering bevestigen dat lidstaten verslechtering van habitats en significante verstoring van soorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen dienen te voorkomen volgens artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn? Kan de regering bevestigen dat de Europese Commissie een ingebrekestellingsprocedure kan starten tegen een lidstaat wanneer deze artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn schendt? Kan de regering uiteenzetten wie in dat geval de juridische en financiele kosten zal moeten dragen: het Rijk - en dus de belastingbetaler – of de veehouder?
De regering heeft de implementatie van de EU richtlijnen op nog veel meer punten aan haar laars gelapt met het doorvoeren van de crisis- en herstelwet. Ze heeft de natuurbeschermingswet op een dusdanige manier gewijzigd dat zowel bestaand gebruik dat wel en niet in het beheerplan is opgenomen vergunningsvrij is. Kan de regering bevestigen dat juist door deze aanpassing ondernemers vaak niet langer de toegevoegde waarde zien om hun activiteiten in het beheerplan ondergebracht te krijgen? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat het beheerplan op deze manier geen totaaloverzicht van de activiteiten meer kan weergeven en er op die manier niet beoordeeld kan worden in welke mate de cumulatieve effecten mogelijk significante gevolgen hebben. Kan de regering uiteenzetten hoe zij het overzicht waarborgt van alle activiteiten in en rondom het gebied en welke effecten al deze activiteiten tezamen hebben op het gebied? Kan de regering uiteenzetten hoe zij zeker kan stellen dat zij met deze wijziging voldoet aan de expliciete verplichting van de Habitatrichtlijn tot het voorkomen van verslechtering en verstoring? Kan de regering bevestigen dat met deze wijziging het risico veel groter is geworden dat nu alleen nog maar achteraf kan worden vastgesteld dat er verstoring of verslechtering heeft plaatsgevonden? Ook het nemen van passende maatregelen is niet mogelijk wanneer het bestaand gebruik wordt uitgevoerd overeenkomstig het beheerplan sinds de inwerkingtreding van de crisis- en herstelwet. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren concluderen dat ook hier de regering de juiste implementatie van de Habitatrichtlijn toentertijd aan haar laars heeft gelapt. De Habitatrichtlijn verplicht expliciet tot het voorkomen van verslechtering en verstoring. Wanneer dit wordt veroorzaakt door bestaand gebruik dat in het beheerplan is getoetst en waarvan de effecten blijkbaar zijn onderschat, ook dan zou het bevoegd gezag maatregelen moeten kunnen nemen. Maar ook hier blijkt dat alles aan de kant moet om maar geen paal en perk te stellen aan vervuilende en verstorende activiteiten. Graag een reactie. Kan de regering aangeven waaraan zij de zekerheid ontleent de Vogel- en Habitatrichtlijn met deze wijziging niet te overtreden? Op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing komt de regering tot de conclusie dat dit wetsvoorstel een juiste implementatie is van de Vogel- en Habitatrichtlijn? Kan de regering uiteenzetten wie er voor de kosten opdraaien als er rechten worden vergund aan boeren op basis van bestaand gebruik, terwijl de Vogel- en Habitatrichtlijn mogelijkerwijs niet juist zijn geïmplementeerd en daardoor worden geschonden? Hoe gaat de regering dit dan achteraf rechtzetten? Wie draait er op voor de kosten van investeringen die veehouders hebben gedaan, wanneer blijkt dat deze simpelweg niet voldoende zijn om de vereiste natuurkwaliteit in beeld te krijgen? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen van de staatssecretaris de toezegging dat de belastingbetaler hier nooit voor zal gaan opdraaien. Kan de staatssecretaris dat garanderen? Zo nee, waarom niet?
Effecten op de rechtspraak en rechtszekerheid voor burgers en decentrale overheden
Onjuiste besluiten zullen door de rechter tegengehouden moeten worden. Dat is het fundament van onze rechtsstaat. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hechten veel belang aan het principe dat een ieder naar de rechter kan stappen om te vragen om een oordeel over een besluit. De crisis- en herstelwet heeft dit principe ernstig aangetast. Dit werd verdedigd door de regering met een beroep op de tijdelijkheid van de wet. De regering wil echter nu de wet permanent maken, zonder een nadere analyse van de gevolgen hiervan op de rechtszekerheid. Graag ontvangen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hier een nadere toelichting en onderbouwing voor. Kan de regering aangeven hoeveel rechtszaken er zijn aangespannen sinds het van kracht worden van de crisis- en herstelwet in maart 2010 op het gebied van het brede omgevingsrecht, dus inclusief het milieu- en natuurwetgeving? Bij hoeveel zaken heeft de rechter het besluit van bevoegd gezag vernietigd? Hoeveel rechtszaken zijn er gevoerd tegen besluiten die op grond van de crisis- en herstelwet genomen zijn? Welk effect heeft het schrappen van het pro-forma beroep en de mogelijkheid om aanvullende beroepsgronden in te leveren hierbij gehad? Is het relativiteitsvereist gebruikt bij een van de rechtszaken?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat het voor burgers steeds moeilijker gemaakt wordt om hun recht te halen ten opzichte van de machtige – en helaas vaak falende - overheid. De reeds genoemde maatregelen die in de crisis- en herstelwet zijn opgenomen, en waarvan de regering heeft aangekondigd om deze breed in te willen voeren door middel van wijzigingen van de Awb en invoering van de omgevingswet zijn daar een element van. Een ander is het verhogen van de griffierechten door deze regering. Kan de regering bevestigen dat het voor individuele burgers en voor kleine stichtingen en verenigingen die de kwaliteit van hun (directe) leefomgeving willen beschermen, door deze wijzigingen steeds moeilijker wordt om naar de rechter te stappen? Zij hebben vaak maar beschikking over beperkte middelen, kunnen geen beroep doen op dure advocaten en onderzoeksbureaus en moeten dit soort activiteiten naast hun werk doen. Een overheid die maatschappelijk betrokken, hardwerkende burgers serieus neemt, zou hun in staat moeten stellen om op te komen voor hun rechten, deelt de regering die mening? Zo ja, waarom stelt de regering dat steeds verdergaande maatregelen voor die burgers hierin belemmeren?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de wijze waarop projecten onder de werking van de crisis- en herstelwet worden gebracht. Kan de regering ingaan op de kritiek van de Raad van State op het feit dat de crisis- en herstelwet, door toevoeging van projecten op de bijlagen I en II per AMvB, de rechtsgelijkheid aantast? Deelt zij de mening van de Raad van State dat een dergelijke maatregel met een dermate groot rechtsgevolg, per formele wet zou moeten geschieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering hieraan? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dit niet alleen als een aantasting van de fundamentele rechten van burgers, maar ook als een maatregel die het omgevingsrecht nog complexer maakt, in plaats van duidelijker, zoals de regering voor ogen zegt te hebben. Hoe kan de regering dit verantwoorden?
De regering geeft ook aan dat het lokale en provinciale bestuur primair zelf verantwoordelijk is voor de aanpak van en besluitvorming over ruimtelijke projecten. Hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot het permanent maken van de crisis- en herstelwet, waarin decentrale overheden juist vaak niet zelf meer mogen beslissen over ruimtelijke projecten in hun normale invloedssfeer? Het ontnemen van het beroepsrecht van decentrale overheden tast een van de fundamenten van onze rechtsstaat aan, naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren, en bovendien werkt het averechts, zo zegt ook de Raad van State in haar advies. Graag een reactie. Kan de regering hierbij ook ingaan op het voorbeeld dat de Raad van State ook noemt in haar advies, en waar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren al eerder met de regering de confrontatie is aangegaan, namelijk de gasopslag in Bergen? Dit omstreden project is onder de crisis- en herstelwet gebracht toen de regering duidelijk werd dat de gemeenten niet zomaar akkoord wilde gaan met de opslag van Russisch gas in haar gemeente, omdat zij zich zorgen maakte om de veiligheid. Doordat de gemeente werd gedwongen om mee te werken, en haar het recht was ontnomen om in beroep te gaan tegen de beslissing van de regering, is het vertrouwen van de burgers naar de rijksoverheid nog veel verder afgenomen. Bovendien heeft het hardhandig ingrijpen van de regering niet gezorgd voor snelle of goeie besluitvorming, omdat vele burgers in beroep zijn gegaan. Volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren is dit tekenend voor het effect van het opleggen van omstreden projecten voor de regering, en is dit een van de vele redenen waarom de crisis- en herstelwet niet verlengd maar afgeschaft moet worden. Graag een reactie. Lokale en regionale bestuurders hebben vaak veel meer kennis van het gebied waarover besloten wordt. Zij weten waar de problemen en de kansen liggen, weten welke belangen er zijn en proberen de belangen van hun kiezers zo goed mogelijk te borgen. Daartoe moeten zij de mogelijkheden behouden, ook bij de bestuursrechter. Graag een reactie waarom de regering dit kennelijk anders ziet, en hoe zich dit verhoudt tot de uitgangspunten van het regeerakkoord en de door de regering verder doorgevoerde decentralisatie.
Hoofdstuk 1 van de crisis- en herstelwet
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel de eindtermijn van de tijdelijke crisis- en herstelwet uit de wet haalt, waarmee hij permanent wordt. Tegelijkertijd is er een omgevingswet aangekondigd, waarin de crisis- en herstelwet wordt opgenomen. Het idee van de regering is dat de crisis- en herstelwet dan kan worden ingetrokken, kan de regering dat bevestigen? Maar wat gebeurt er nu als die omgevingswet niet wordt aangenomen? Die kans is reëel denken de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren omdat de plannen van de regering de grootste wetgevingsoperatie sinds jaren behelzen. Expert wijzen er nu al op dat de haast die de regering hiermee maakt de kwaliteit op geen enkele wijze ten goede kan komen. Voor zo’n ingrijpend wetgevingstraject moet je meerdere jaren uittrekken. Er moeten bovendien zorgvuldige probleemanalyses aan ten grondslag liggen. Aan deze harde randvoorwaarden gaat het kabinet voorbij. Kans is dus groot dat er straks helemaal geen nieuwe omgevingswet is waar het parlement mee akkoord kan gaan, en ondertussen is deze crisis- en herstelwet met de nu voorliggende wijziging wel degelijk permanent gemaakt. Graag een reactie. Is het inderdaad ook de verwachting van de regering dat de door haar aangegeven planning van de nieuwe omgevingswet niet haalbaar zal zijn? Is dat de werkelijke reden van het nu al permanent willen maken van de crisis- en herstelwet?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn benieuwd naar de mening van de regering over de Raad van State? Vindt zij dit een waardevol instituut, en is zij van mening dat de adviezen van de Raad ter harte genomen moeten worden? Waarom heeft de regering dat dan niet gedaan? Het advies van de Raad van State over de crisis- en herstelwet was vernietigend, maar daarnaast naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ook zeer voorspelbaar. De reactie van de regering op dit advies is naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ernstig onder de maar. Er is nog niet aan de helft van het advies van de Raad tegemoet gekomen door de regering. Er zijn een aantal kritiekpunten verwerkt in het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting die de Kamer is toegestuurd, maar het grootste deel van de kritiek van de Raad van State staat nog steeds recht overeind. Daarom hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de vastekamercommissie Infrastructuur & Milieu ook voorgesteld om hernieuwd advies te vragen aan de Raad van State, een voorstel dat werd overgenomen door de meerderheid van de vastekamercommissie. De regering weigert echter gehoord te geven aan de opdracht van de Kamer. Waarom? Is de regering bang voor de kritiek van de Raad van State? Graag een reactie, in aanvulling op de brief die de Kamer van de regering heeft mogen ontvangen hierover, aangezien ook hier niet in werd gegaan op de fundamentele kritiek op de crisis- en herstelwet en het permanent maken hiervan, noch op het ontbreken van een nadere toelichting op de kritiek van de Raad waaraan de regering niet tegemoet is gekomen.
Actualisering van de crisis- en herstelwet
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat in het eerste hoofdstuk van het voorliggende wetsvoorstel een aantal wijzigingen in de bestaande crisis- en herstelwet worden doorgevoerd, waar de regering in de Memorie van Toelichting nauwelijks toelichting op geeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorgestelde wijziging, onder E, van artikel 2.2, waarmee het aanwijzen van een ontwikkelingsgebied nu ook buiten bestaand stedelijk gebied en industrieterreinen mogelijk wordt. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen? Hoe verhoudt zich dit tot de parlementaire behandeling van de oorspronkelijke crisis- en herstelwet, werd er toen niet expliciet uitgesproken dat ontwikkelings- en experimenteergebieden, waar dus van de bestaande milieu- en geluidsnormen afgeweken mag worden, juist begrenst moesten worden tot bestaande stedelijke- en industriegebieden? Wat is de aanleiding om deze begrenzing nu te schrappen? Welke consequenties zal deze wijziging hebben, en kan de regering daarbij expliciete ingaan op de consequenties voor het milieu en de natuur in het landelijke gebied, en de bewoners daarvan? Welke ontwikkelingen wil de regering met deze wijziging aanjagen? Kan de regering uitsluiten dat hiermee nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor bevoegd gezag om bijvoorbeeld LandbouwOnwikkelingsGebieden te creëren, waar de intensieve veehouderij alle ruimte krijgt om uit te breiden, inclusief bijvoorbeeld het afwijken van geldende stanknormen? Waarom is er aan deze wijziging geen aandacht besteed in de Memorie van Toelichting, en komt dit alleen summier terug in de artikelsgewijze toelichting?
Tevens wordt de evaluatieplicht voor experimenten afgeschaft. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit zeer opmerkelijk. Niet alleen weigerde de regering voor invoering van de crisis- en herstelwet inzicht te geven in de verwachtte effecten van de wet en weigert zij op de evaluatie te wachten alvorens deze wet permanent te maken, nu wil zij ook de evaluatieplicht van experimenten afschaffen. Uiteraard beamen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat er ook tussentijds, dus voordat een experiment na wellicht tien jaar afloopt, behoefte bestaat aan inzicht in de resultaten van het experiment. Maar deze leden leggen hierbij wel de nadruk op het woordje ‘ook’, en dit doet geenszins af aan de behoefte om na afloop van het experiment inzicht te willen in de bereikte resultaten, onder andere op het gebied van duurzaamheid. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben tevens nog nooit antwoord gekregen op vragen over de tussentijdse resultaten van experimenten, en er bestaat bovendien ook geen verplichting om een dergelijke tussentijdse evaluatie uit te voeren. De enige wettelijke plicht op het rapporteren van de resultaten van het jarenlang afwijken van de wettelijke bescherming van milieu en omwonenden wordt nu geschrapt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit werkelijk onbegrijpelijk en wensen een nadere toelichting van de regering.
3. Verbeteringen omgevingsrecht
De regering zegt met een aantal veranderingen in de wetgeving een verbetering te willen bewerkstellingen op het terrein van het omgevingsrecht. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in de voorgestelde wijzigingen echter nauwelijks verbeteringen, maar eerder een nog verdere vermindering van de bescherming van natuur en milieu.
3.1 Vermindering van lasten
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betwijfelen de door de regering gestelde vermindering van lasten. Zij zien eerder een verschuiving van lasten optreden, van bedrijven naar burgers, en van bedrijven naar overheden. Deelt de regering die mening? Zo nee, op basis van welke gegevens komt zij tot een ander oordeel? Zo ja, hoe verantwoordt de regering dat, zeker in deze tijden waarin iedereen de broekriem moet aanspannen en de overheid al zoveel moet bezuinigen? Waarom moeten projectontwikkelaars en uitbreidende boeren vrij worden gesteld van extra lasten, die vervolgens op het bordje van bevoegd gezag of de voor zijn recht opkomende burger terechtkomen? Graag een reactie.
Houdbaarheid onderzoeksgegevens
Bij het al dan niet toestaan van een gevraagde activiteit, moeten altijd de relevante en actuele onderzoeksgegevens betrokken worden, deelt de regering die mening? De regering stelt dat het voortdurend rekening moeten houden met nieuwe gegevens een belangrijke oorzaak van vertragingen in de besluitvorming rond infrastructurele projecten is. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden ten eerste graag willen weten waar deze stelling op gebaseerd is. Ook de Raad van State stelt dat de ernst van de problematiek niet overtuigend is aangetoond, om een dergelijke wijziging te rechtvaardigen. Ten tweede willen zij erop wijzen dat nieuwe gegevens altijd tot een nieuw besluit kunnen leiden, ook met de wijzigingen die de regering nu voorstelt, kan de regering dat bevestigen? Wanneer een besluit tot het toestaan van een activiteit ertoe leidt dat bijvoorbeeld de aanvaardbare normen zullen worden overschreden – en die normen zijn Europees rechterlijk bepaald -, of wanneer een besluit ertoe leidt dat bijvoorbeeld de habitat van een Europees rechterlijk beschermde soort wordt aangetast, dan doet het er niet toe dat dit nieuwe gegevens zijn. Deze zullen betrokken moeten worden, kan de regering dat bevestigen?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dan ook geen enkel voordeel in het bij voorbaat vaststellen van een houdbaarheid van twee jaar bij gegevens. Waar is de genoemde twee jaar op gebaseerd? De regering stelt de lasten door het verlengen van de houdbaarheid van gegevens verminderden, maar dat geldt ten hoogste alleen voor de aanvrager van de vergunning. Het is nu voor eventuele appelanten van een besluit nog moeilijker en duurder om een foutief besluit -bijvoorbeeld een besluit dat genomen is op grond van verouderde informatie- van tafel te krijgen, omdat zij moeten gaan aantonen dat de gegevens waarop het besluit is genomen, inderdaad verouderd zijn. Kan de regering dat bevestigen? Deelt de regering de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat het verlengen van de houdbaarheid van onderzoeksgegevens de indruk kan geven van bevooroordeeld handelen, en dat het uitgaan van verouderde gegevens de legitimiteit van bevoegd gezag niet ten goede komt?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen er ook op dat, zoals de regering ook zelf toegeeft, het voorzorgsprincipe een dergelijke wijze van omgaan met gegevens voor de natuurbeschermingswet onmogelijk maakt. Deelt de regering de mening dat het voorzorgprincipe ook centraal zou moeten staan in de regels die het milieu moeten beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt het verlengen van de houdbaarheid van onderzoeksgegevens zich hiertoe? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren menen bovendien dat de voorgestelde wijziging het omgevingsrecht verder compliceert in plaats van vereenvoudigd. De regering wekt namelijk met deze wijziging de indruk dat gegevens prima te gebruiken zijn als ze maar niet ouder zijn dan twee jaar. Bevoegd gezag kan die twee jaar dus als richtsnoer gaan gebruiken, en niet meer kijken naar de actualiteit van de gegevens. Maar ook onder de huidige wijziging is het niet de bedoeling, en zal de rechter het dus ook niet toestaan, dat er met verouderde gegevens wordt gewerkt, kan de regering dat bevestigen? Deelt zij dan ook de mening dat de gestelde twee jaar een schijnzekerheid creëert bij zowel ondernemers als bevoegd gezag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt deze wijziging dan toch doorgevoerd?
De Raad van State wijst er ook op dat de verlenging van de houdbaarheid van gegevens niet beperkt wordt tot het ruimtelijke domein, maar nu breder geïntroduceerd wordt. Dit baart de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ernstige zorgen. Kan de regering aangegeven welke consequenties dit heeft? Wat betekent het dat er ook bij het toepassen van de wet gewasbeschermingsmiddelen van twee jaar oude gegevens uitgegaan kan worden? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren weten dat er juist op dit terrein in snel tempo meer wetenschappelijke inzichten zijn die de schadelijkheid van landbouwgif aantonen, en zij zien dat deze recente gegevens nu al meestal niet worden gebruikt door het bevoegd gezag. Het huidige voorstel zal dit alleen maar verergeren, met grote consequenties voor het milieu, flora en fauna, en de volksgezondheid. Graag een reactie. Was het de bedoeling van de regering om de houdbaarheid van gegevens ook buiten het ruimtelijke domein te verlengen? Zo ja, waarom, en waarom wordt dit dan geschaard in het hoofdstuk ‘verbeteringen omgevingswet’? Zo nee, is de regering bereid deze wijziging terug te draaien?
Natura 2000
De leden van de Partij voor de Dieren zien dat ondanks alle kritieken op de eerder doorgevoerde wijzigingen in de natuurbeschermingswet, alle onduidelijkheden die daardoor zijn ontstaan, bewijzen uit de praktijk van stagnatie van vergunningverlening, de regering gewoon verder gaat met het doorvoeren van nieuwe wijzigingen waarvan de juridische houdbaarheid onzeker is. Opnieuw schrijft de regering in de Memorie van Toelichting van het huidige wetsvoorstel dat de voorliggende wijzigingen in de Natuurbeschermingswet 1998 als doel hebben de toepassing van de Natuurbeschermingswet 1998 in de praktijk beter hanteerbaar te maken, zonder afbreuk te doen aan de doelen van de wet en de Vogel- en Habitatrichtlijn. In het wetsvoorstel kunnen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat er nog maar eens in de twee jaar in plaats van jaarlijks door het PBL wetenschappelijk in kaart gebracht mag worden wat de stand van de beleidsuitvoering en de voortgang is. Verder is de regering voornemens de regels rondom stikstofdepositie in Natura 2000 opnieuw te versoepelen en de regelgeving voor projecten te verbreden naar plannen. De regering regelt met voorliggend wetsvoorstel dat activiteiten die niet, of per saldo niet, leiden tot een toename van op de vaste ondergrond neerslaand stikstof doorgang kunnen vinden. Wanneer is verzekerd dat er op projectniveau geen toename van dergelijke depositie plaatsvindt, dan voorziet dit wetsvoorstel er in dat er per definitie geen sprake kan zijn van te verwachten significante effecten van die activiteiten.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben ernstige twijfels bij het opnieuw doorvoeren van nieuwe wijzigingen in de Natuurbeschermingswet. Zij zijn van mening dat het verdubbelen van de termijn waarop het PBL wetenschappelijke rapporten vervaardigd met daarin de stand van zaken in de beleidsuitvoering, de voortgang en nieuwe ontwikkelingen niet wenselijk is aangezien we op het gebied van natuur de vinger aan de pols moeten houden. Deelt de regering de mening dat dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van het voorzorgsprincipe? Zo nee, waarom niet? Kan de regering uiteenzetten waarom zij het wenselijk acht de evaluatietermijn te verdubbelen, juist nu blijkt dat er zoveel onduidelijkheden bestaan in de beleidsuitvoering? Kan de regering uiteenzetten hoe zij voldoende de vinger aan de pols denkt te kunnen houden met deze wijziging?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het opnieuw versoepelen van de stikstofregelgeving echt onacceptabel. Als er op projectniveau geen toename is, bestaat er nog steeds de mogelijkheid dat er lokaal een toename in neerslag ontstaat die significante effecten kan hebben op het naastgelegen zeer gevoelig habitattype. Het is maar net op welke schaal het project wordt gedefinieerd. Kan de regering uiteenzetten op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing zij kan garanderen dat wanneer er op projectniveau geen toename is er dan dus ook geen significante effecten zijn? Kan de regering bevestigen dat er lokaal nog steeds verslechtering van habitats kan optreden als er op projectniveau geen toename is van de stikstofneerslag, maar lokaal mogelijk wel? Zo nee, waarom niet? Kan de regering bevestigen dat lidstaten expliciet verslechtering van als beschermd aangewezen habitat dienen te voorkomen volgens artikel 6 lid 2 van de habitatrichtlijn? Waaraan ontleent de regering dan de juridische en wetenschappelijke zekerheid dat er geen verslechtering kan optreden, terwijl helemaal niet uitgesloten kan worden dat er geen significante effecten zullen ontstaan op lokaal niveau? Graag een reactie. Ook is de regering voornemens de bovenstaande regels voor projecten gelijk te trekken met regels voor plannen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat plannen vaak een minder duidelijk omlijnd kader kennen dan projecten. Kan regering uiteenzetten welke definitie zij geven aan plannen in het kader van de voorgestelde wijziging? Hoe kan de regering garanderen dat er geen verslechtering zal optreden wanneer plannen ontrokken worden aan de passende beoordeling, terwijl plannen vaak nog geen duidelijk omlijnd kader van activiteiten kennen? Aan welk wetenschappelijk onderzoek ontleent de regering deze zekerheid?
Waarom wil de regering nu opnieuw wijzigingen doorvoeren in de Natuurbeschermingwet, terwijl de regering voornemens is binnen een half jaar de nieuwe wet Natuur aan de Kamer aan te bieden? Kan de regering concreet aangeven welke winsten er worden geboekt die absoluut noodzakelijk zijn en geen half jaar kunnen wachten, terwijl al duidelijk is geworden dat de decentrale overheden die de wijzigingen in praktijk moeten toepassen, de vele wijzigingen niet bijhouden en de kennis en capaciteit niet hebben om deze adequaat in de praktijk door te voeren?
Schrappen van wettelijk verplichte milieuprogramma voor alle bestuursniveaus (art 2.1.9 A t/m D)
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag weten waarom er, ondanks de wettelijke verplichting hiertoe, door veel gemeenten en provincies geen milieuprogramma wordt vastgesteld, en waarom dit kennelijk gedoogd wordt. De regering kan wel stellen dat hierdoor blijkt dat de verplichting een dergelijk programma op te stellen niet meer aansluit op de praktijk, de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit de omgekeerde wereld, willen graag benadrukken dat de wet kennelijk op grote schaal niet wordt nageleefd. Waarom zijn hier nooit consequenties aan verbonden? Wat heeft de regering gedaan om er alsnog voor te zorgen dat de verplichte milieuprogramma’s worden opgesteld? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien, kennelijk in tegenstelling tot de regering, wel een duidelijke meerwaarde in het op schrift stellen van de acties die bevoegd gezag gaat ondernemen om het leefmilieu van haar burgers te verbeteren, en zijn dan ook tegen het afschaffen van deze verplichting.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het advies van de Raad van State dit punt niet terugkomen, is dit punt pas na het advies van de Raad door de regering toegevoegd aan het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, waarom, en is de regering bereid dit punt alsnog ter advisering aan de Raad voor te leggen?
Algemene regels voor indirecte lozingen buiten inrichtingen
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat de wijziging van de wet milieubeheer om het vergunningsvrij lozen van afvalwater wederom reparatiewetgeving betreft, en dat dit naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maar weer eens duidelijk maakt dat de regering met onzorgvuldige besluiten komt. Wederom een uitstekend voorbeeld van bestuurlijk en politiek onvermogen, zo zien deze leden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn bij de invoering van het activiteitenbesluit, waar de voorliggende wijziging nu een juridische basis voor moet bieden, al uitgebreid ingegaan op de voorziene consequenties voor het milieu, de natuur en de kwaliteit van het oppervlaktewater van het niet langer afgeven van vergunningen voor de lozing van afvalwater. Ook hier zal een daling van de administratieve lasten voor bedrijven zich vertalen in een stijging van de maatschappelijke kosten, doordat er geen zicht meer is op de lozingen die zich voordoen, en doordat de mogelijkheid voor bevoegd gezag om extra regels te verbinden aan lozingen afneemt. Graag een reactie.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het advies van de Raad van State ook dit punt niet terugkomen, is dit punt pas na het advies van de Raad door de regering toegevoegd aan het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, waarom, zeker gezien het feit dat het activiteitenbesluit vorig parlementair jaar al is behandeld in de Kamer, en is de regering bereid dit punt alsnog ter advisering aan de Raad voor te leggen?
3.3 Stimuleren ontwikkeling en wegnemen knelpunten praktijk (par 2.3 wet)
Verlaten van de grondslag van de aanvraag (art 2.3.1)
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben, zoals duidelijk moge zijn, grote problemen met de crisis- en herstelwet, het permanent maken en met de voorgestelde quick wins. Voor het verlaten van de grondslag van de aanvraag maken zij echter een uitzondering. Dit had naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren al eerder ingevoerd moeten worden, en zij vinden het dan ook goed dat de regering dit nu regelt. Het zou echter wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren in een ander wetsvoorstel geregeld moeten worden. De regering geeft aan dat dit punt mede wordt doorgevoerd ter implementatie van de nieuwe EU Richtlijn industriële emissies. Moeten er nog andere onderdelen van deze richtlijn geïmplementeerd worden? Zo ja, welke, en op welke wijze is de regering voornemens dit te doen?
De regering merkt op dat er onder art 2.30 van de Wabo een onderzoeksplicht bestaat voor het bevoegd gezag of de bestaande vergunningsvoorschriften nog toereikend zijn. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betwijfelen of deze plicht altijd netjes wordt nageleefd, en willen graag weten of de regering er zicht op heeft dat deze plicht inderdaad wordt nageleefd. Op welke wijze houdt de regering de uitvoering van deze plicht in de gaten?
Het verlaten van de grondslag van de vergunningsaanvraag maakt het naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren mogelijk voor bevoegd gezag om toch economische activiteiten toe te staan, zonder bijvoorbeeld de geldende milieunormen te overschrijden. De regering geeft aan dat dit bijvoorbeeld mogelijk is door andere technieken voor te schrijven die de milieudruk van een activiteit of project zouden kunnen beperken. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien ook dat het voor bevoegd gezag hierdoor mogelijk wordt om bijvoorbeeld een geplande veehouderij wel toe te staan, wanneer de minder dieren gehouden worden dan de aanvrager oorspronkelijk wil, kan de regering dat bevestigen?
De regering geeft aan dat door de mogelijkheid voor het verlaten van de grondslag van de aanvraag, het intrekken van de vergunning minder snel in beeld zal komen. In theorie kunnen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat bevestigen, maar zij willen er toch op wijzen dat het intrekken van een vergunning werkelijk maar heel erg zelden gebeurd. Er zijn zoveel gevallen bekend van bedrijven die overtreding na overtreding begaan, waarbij dat elke keer weer gedoogd wordt door bevoegd gezag. Voorbeelden zijn Themphos, Dow, en nu weer Odfjell. Kan de invoering van het verlaten van de grondslag van de aanvraag ook in dit soort gevallen een oplossing bieden?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het advies van de Raad van State dit punt niet terugkomen, is dit punt pas na het advies van de Raad door de regering toegevoegd aan het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, waarom, en is de regering bereid dit punt alsnog ter advisering aan de Raad voor te leggen?
4. Effecten van het wetsvoorstel
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen er nogmaals op dat de effecten van het wetsvoorstel niet aangegeven worden door de regering. Door het –voor het uitkomen van de eerste serieuze evaluatie- permanent maken van een tijdelijke crisiswet, neemt de regering een voorschot op de toekomst, die kennelijk in haar gedachten wordt gekenmerkt door een permanente crisis. Nogmaals, zonder te kunnen onderbouwen of het wetsvoorstel bijdraagt aan herstel. De grootste uitdaging voor de uitvoeringspraktijk is in de ogen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren het bijhouden van alle wijzigingen in het omgevings- en bestuursrecht die elkaar in rap tempo opvolgen. De aangekondigde omgevingswet van de regering is daar, na het voorliggende wetsvoorstel, de volgende illustratie van. De invoering van de Wabo kampte met talloze problemen, waaronder hele praktische die betrekking hadden op de benodigde ict, en is nog steeds niet probleemloos in werking, of de regering kondigt al aan deze wet weer te willen integreren in een nog meer omvattende wet. Het nemen van kwalitatief goede besluiten wordt hier niet door vergemakkelijkt, integendeel. En als de regering toch beoogt om deze omvangrijke wijziging tot een goed einde te brengen, moet zij het de uitvoeringspraktijk nu niet nog moeilijker maken door de crisis- en herstelwet permanent te maken, en en passant nog een aantal wijzigingen door te voeren die zij opportuun acht. Graag een reactie op deze punten, en een nadere onderbouwing van deze keuze van de regering.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen het voorliggende wetsvoorstel dan ook met kracht af.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Inbreng Schriftelijk Overleg Eerste Kamer over decentralisatie natuurakkoord
Lees verderBijdrage Ouwehand AO Water voor ontwikkeling
Lees verder