Inbreng Verslag Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing
Inbreng van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie aan het verslag (wetsvoorstel) Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing
1. Inleiding
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing en willen de regering nog een aantal kritische vragen voorleggen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het wetsvoorstel lang op zich heeft laten wachten. Al in 2010 – elf jaar geleden - stemde de gehele Tweede Kamer voor een motie waarin de regering werd verzocht om een wetswijziging die het mogelijk zou maken om een houdverbod als zelfstandige straf op te leggen. Deze leden constateren dat het vervolgens tot 2018 duurde voor het wetsvoorstel door de regering in consultatie werd gebracht. Daarna duurde het tot eind 2020 voor de regering de consultatieadviezen had verwerkt en het wetsvoorstel naar de Raad van State stuurde, ondanks het feit dat de Tweede Kamer al meermaals naar de voortgang van het wetsvoorstel had gevraagd en had aangedrongen op spoedige behandeling. Deze leden zijn erg bedroefd dat handhavers, het OM en de rechter in de tussenliggende jaren niet de mogelijkheid hebben gehad het houdverbod als zelfstandige maatregel te eisen dan wel op te leggen. Deze leden lezen dat de regering in eerste instantie geen prioriteit gaf aan het wetsvoorstel, en dat er later nog naar financiering gezocht moest worden. Kan de regering nader toelichten waarom het zo lang heeft geduurd voor het wetsvoorstel gereed was? Waarom kreeg het wetsvoorstel geen prioriteit bij het ministerie, niet alleen gedurende de coronapandemie, maar ook de in periode daarvoor?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het onderzoek ‘Dieren Verboden’ van Bureau Beke uit 2015 naar de toepassing van het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf[1] inmiddels verouderde cijfers bevat (periode 2010 – 2015) omdat het wetsvoorstel zo lang is blijven liggen. Kan de regering aangeven hoeveel dierenwelzijnszaken er de afgelopen vijf jaar door de rechter zijn afgedaan, of er sprake is van een toename of een afname en op welke strafbare feiten de zaken betrekking hadden? Hoeveel dierenwelzijnszaken werden door het OM in de afgelopen vijf jaar geseponeerd en wat waren hier de redenen voor? In hoeveel van de zaken volgde strafoplegging en om welke straffen ging het? Hoe vaak is het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf opgelegd? Hoe vaak werd het houdverbod vervolgens overtreden? Is de regering bekend waarom het houdverbod in bepaalde zaken niet werd geëist dan wel opgelegd? Hoe lang was de gemiddelde proeftijd? Gemiddeld hoeveel maanden na het misdrijf volgde een vonnis? Hoeveel dierenwelzijnszaken werden bestuursrechtelijk afgedaan en wat waren de sancties? Verwacht de regering dat met het voorliggende wetsvoorstel, het houdverbod als zelfstandige maatregel vaker zal worden opgelegd omdat het effectiever is dan het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf?
In de Tweede Kamer wordt dus al meer dan elf jaar gesproken over de noodzaak van het kunnen opleggen van een houdverbod als zelfstandige straf. Hierbij is regelmatig benadrukt dat dit zou moeten kunnen gelden voor ieder geval van dierenmishandeling of –verwaarlozing, zowel bij particuliere als bij bedrijfsmatige houders van dieren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben de regering bij herhaling gevraagd naar de mogelijkheden voor een beroepsverbod voor veehouders die zich (in binnen- en buitenland) bij herhaling schuldig maken aan (ernstige) dierenmishandeling en/of –verwaarlozing. Toch lezen de leden in de memorie van toelichting dat de voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren “voor zover deze het houdverbod betreffen, zien op particuliere houders.” Op welk moment en door wie is besloten dat het houdverbod als zelfstandige maatregel uitsluitend voor particuliere en niet voor bedrijfsmatige houders van dieren hoeft te gelden, en wat was hiervoor de reden?
Erkent de regering dat de aangenomen motie Van der Ham uit 2010[2], waarin de regering werd verzocht met een wetswijziging te komen die het mogelijk maakt om een houdverbod als zelfstandige straf of maatregel op te leggen bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling, geen onderscheid maakt tussen particuliere en bedrijfsmatige houders van dieren? Erkent de regering dat de aangenomen motie Graus-Wassenberg over een levenslang houd- en beroepsverbod voor recidiverende dierenbeulen evenmin dit onderscheid maakte?[3]
In het rapport ‘Dieren Verboden’ van Bureau Beke werd als knelpunt beschreven dat het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf komt te vervallen zodra de voorwaardelijke straf ten uitvoer is gelegd.[4] Dit werd met het oog op dierenwelzijn en het risico op herhaling over het algemeen een onwenselijk effect gevonden. De veroordeelde kan dan immers weer ongestraft dieren houden en er zal een nieuw (strafrechtelijk) dossier moeten worden aangelegd. Dieren kunnen nadat het houdverbod is komen te vervallen alleen dan weer worden weggehaald als er sprake is van strafbaar gedrag van de eigenaar jegens die dieren. Als voornaamste voordeel van een zelfstandige maatregel ten opzichte van een bijzondere voorwaarde, noemt het rapport dat een overtreding van het houdverbod vervolgd kan worden als een nieuw strafbaar feit terwijl het houdverbod blijft doorlopen. Met het oog op de handhaving van dierenwelzijn en het voorkomen van recidive kan dit een krachtiger werking hebben dan een bijzondere voorwaarde.[5]
Erkent de regering dat dit zowel geldt voor particuliere als bij bedrijfsmatige houders van dieren?
Wat voegt dit wetsvoorstel toe aan het bestaande instrumentarium als het gaat om gevallen van dierenmishandeling of –verwaarlozing door professionele, ofwel bedrijfsmatige houders van dieren?
De regering schrijft in de memorie van toelichting dat een houdverbod voor bedrijfsmatige houders van dieren al mogelijk is op grond van de Wet economische delicten, maar dan als bijkomende straf. Kan de regering uitgebreider toelichten op welke manier de Wet economische delicten voorziet in een beroeps/houdverbod in het geval van dierenmishandeling of -verwaarlozing? Kan de regering uiteenzetten hoe vaak een dergelijk houdverbod in de afgelopen tien jaar is opgelegd aan professionele houders van dieren, waaronder veehouders? Hoe vaak zijn gevallen van dierenmishandeling of –verwaarlozing door professionele, ofwel bedrijfsmatige houders van dieren strafrechtelijk afgedaan en hoe vaak bestuursrechtelijk?
Kan de regering aangeven of een professionele houder die bedrijfsmatig een houd- of beroepsverbod opgelegd krijgt voor dierenmishandeling, als particulier nog dieren zou mogen houden?
Voorts vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zich af wat het voorliggende wetsvoorstel toevoegt aan het handhavingsinstrumentarium in de strijd tegen illegale puppyhandel (genoemd in de inleiding bij het wetsvoorstel), andere malafide fokkers (zoals fokkers van rassen met ongezonde fysieke kenmerken), handelaren, trainers (van bijvoorbeeld politiehonden) en dierenartsen. Klopt het dat het houdverbod als zelfstandige maatregel op deze bedrijfsmatige houders van dieren niet van toepassing zal zijn? Klopt het dat dit wetsvoorstel ook geen instrumenten biedt om de internationale malafide dierenhandel in wilde en exotische (beschermde) dieren aan te pakken?
2. Algemene uitgangspunten handhaving Wet dieren
De leden van de PvdD-fractie vragen of is overwogen om dit wetsvoorstel aan te grijpen om te kijken naar de hoogte van de strafmaat bij overtreding van het verbod op dierenmishandeling, het houden van risicovolle dieren, het verbod op ingrepen, het verbod op het doden van dieren en het verbod op het onthouden van de nodige zorg. Zo nee, waarom niet?
3. Ontvangen adviezen en internetconsultatie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat er veertig reacties zijn ontvangen bij de internetconsultatie over het voorliggende voorstel. Hoeveel reacties zijn er ontvangen van partijen uit de vee- en vleessector en om welke partijen gaat dit? Wat was de strekking van deze reacties? De leden vragen de regering per ingebracht punt toe te lichten of en zo ja op welke wijze deze reacties hebben geleid tot aanpassing van dit wetsvoorstel.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de regering niet ingaat op de adviezen over de onderdelen die naar aanleiding van de consultatie zijn vervallen. Kan de regering aangeven om welke onderdelen het gaat, wat de adviezen waren en waarom de regering ervoor heeft gekozen de onderdelen te laten vervallen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de regering ervoor heeft gekozen af te zien van de wijziging van artikel 67 Sv, dat wil zeggen het mogelijk maken van inbeslagneming buiten heterdaad bij verdenking van het aanhitsen of het opzettelijk onvoldoende terughouden van een dier. Het is de leden niet duidelijk waarom de regering hiervoor heeft gekozen. Kan de regering toelichten waarom dit bij nader inzien als een te vergaand middel wordt gezien? Kan de regering tevens toelichten of op een alternatieve wijze invulling gegeven is aan de doelstelling van het wijzigen van artikel 67 Sv zoals omschreven in de ‘Contourenbrief houdverbod’[6]? Kan de regering het bovenstaande toelichten aan de hand van een praktijkvoorbeeld?
4. De gedragsaanwijzing van de officier van justitie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd te lezen dat in het voorliggende wetsvoorstel de officier van justitie de mogelijkheid wordt gegeven een gedragsaanwijzing op te leggen aan de verdachte om de periode voorafgaand aan de rechterlijke veroordeling te overbruggen.
Deze leden lezen dat er bij dierenmishandelingszaken vaak geen gronden zijn voor voorlopige hechtenis. In de ‘Contourenbrief houdverbod’[6] lezen zij dat voorlopige hechtenis in dierenwelzijnszaken zelden of nooit wordt toegepast. Kan de regering dit nader toelichten? Deze leden zien namelijk graag dat het strafrechtelijke instrumentarium ten volle wordt benut bij dierenmishandelingszaken. Deze leden lezen dat het overtreden van de gedragsaanwijzing strafbaar is. Welke sancties staan hierop? Kan een verdachte bijvoorbeeld in voorlopige hechtenis worden genomen wanneer hij of zij (herhaaldelijk) de gedragsaanwijzing overtreedt? Zo nee, waarom niet?
Deze leden lezen dat de gedragsaanwijzing maximaal 90 dagen van kracht blijft en daarna maximaal drie keer met 90 dagen kan worden verlengd. Deze leden constateren dat de gedragsaanwijzing daarmee maximaal 360 dagen van kracht kan zijn. In de “Contourenbrief houdverbod”[6] lezen deze leden dat deze termijn gebaseerd is op de gemiddelde duur waarmee dierenwelzijnszaken op zitting komen. Echter, in het rapport ‘Dieren verboden’ van Bureau Beke[7] lezen zij dat het vonnis in zaken waarin een houdverbod is opgelegd gemiddeld dertien maanden na het misdrijf volgt. Hoe verklaart de regering deze discrepantie? Zijn er recentere cijfers beschikbaar over de gemiddelde duur waarmee dierenwelzijnszaken op zitting komen? Waarom is deze termijn niet gebaseerd op de maximale duur waarmee dierenwelzijnszaken in het verleden op zitting zijn gekomen? Deze leden zijn van mening dat voorkomen moet worden dat de gedragsaanwijzing zou komen te vervallen indien het onverhoopt langer duurt voor een dierenwelzijnszaak tot zitting komt.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het toezicht op de naleving van een gedragsaanwijzing een taak is van de politie, maar dat in de praktijk veelal door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming zal gebeuren. Ook lezen zij dat de reclassering “een rol kan spelen”. Deze leden wijzen de regering op de passage in het rapport ‘Dieren verboden’ van Bureau Beke[8], waarin expliciet wordt gewaarschuwd voor onduidelijke taakverdeling tussen handhavingspartijen: “Er bestaan geen afspraken rondom de handhaving van het houdverbod. Hierdoor is het onduidelijk welke partij in dat kader moet optreden, met het risico dat geen enkele partij zich voor de handhaving verantwoordelijk voelt. Door die onduidelijkheid blijft een actieve handhaving van het houdverbod vaak achterwege.” Deze leden vinden dat dit evengoed geldt voor de gedragsaanwijzing voorafgaand aan een rechterlijke uitspraak. Daarom verbaast het deze leden dat de regering de handhavingstaak niet expliciet belegt bij één partij, uiteraard met oog voor individueel maatwerk. Waarom heeft de regering hier niet voor gekozen? De regering schrijft dat het OM bij het vorderen van het houdverbod aan de rechter zal verzoeken om bij de oplegging te bepalen welke instantie er toezicht dient te houden op het naleven van het houdverbod. Deze leden vragen zich af of de officier van justitie eenzelfde taak zou kunnen vervullen bij het bepalen welke instantie er toezicht dient te houden op de gedragsaanwijzing?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af hoe de gedragsaanwijzing in de praktijk zal worden toegepast? Waar het bij een particuliere houder van dieren relatief eenvoudig is om een hond of een kat in beslag te nemen, zal dit bij een bedrijfsmatige houder met 11.000 varkens gecompliceerder zijn. Ook vragen de leden om een nadere toelichting van de mogelijkheden die het voorliggende voorstel zal bieden om zaken van terugkerende dierenmishandeling en ernstige verwaarlozing in de veehouderij aan te pakken. De leden hebben in de afgelopen jaren diverse keren gevraagd naar de mogelijkheden om een omstreden varkenshouder aan te pakken die in Duitsland een beroepsverbod kreeg voor ernstige dierenwelzijnsovertredingen. Ook in Nederland zijn bij stallen van deze varkenshouder tussen 2007 en 2020 diverse ernstige overtredingen geconstateerd door de NVWA waar bestuursrechtelijk en strafrechtelijk tegen is opgetreden.[9]
Deze leden vinden het onverteerbaar dat een dergelijke veroordeelde recidivist in Nederland gewoon zijn gang mag blijven gaan. Hoe gaat het voorliggende wetsvoorstel helpen om een einde te maken aan deze voortdurende misstanden?
En wat is de stand van zaken met betrekking tot de Europese zwarte lijst voor dierhouders met een beroepsverbod?
Tot slot vragen de leden of de aanwijzing om geen dieren te houden wanneer de gezondheid of het welzijn van dieren wordt bedreigd, ook zal kunnen worden gegeven bij constatering van een zeer ernstige misdraging richting andere dieren op een bedrijfslocatie. Zo stuitte de NVWA afgelopen zomer bij een boerderij in Gelderland op een illegale (onverdoofde) slachting van schapen in het kader van het Offerfeest.[10] Inspecteurs betrapten de verdachten hierbij op heterdaad bij het onverdoofd slachten van schapen en hadden op dat moment al vijf schapen op gruwelijke wijze gedood. Naast de vijf reeds gedode schapen, stonden er nog achttien schapen klaar om illegaal geslacht te worden. Toch konden de nog levende dieren niet in beslag worden genomen, omdat hier geen rechtsgrond voor was. Zal het voorliggende voorstel daar wel een mogelijkheid toe bieden en zo nee, is de regering bereid deze mogelijkheid te creëren?
5. Aanhitsen als misdrijf
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren delen de mening van de regering dat niet elk bijtincident, hoe tragisch deze ook zijn voor mens en dier, gekarakteriseerd moet worden als opzettelijk. Daarom kunnen deze leden zich vinden in het onderscheid tussen het opzettelijk aanhitsen als misdrijf en de overige gedragingen uit artikel 425 Sr die strafbaar zijn als overtreding. Deze leden vinden het goed dat de regering aanhitsen tegen andere (wilde) dieren tevens strafbaar stelt.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen zich af wat er op het gebied van preventie gedaan wordt om aanhitsen en bijtincidenten te voorkomen?
6. De rechterlijke zelfstandige vrijheidsbeperkende maatregel
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat in strafzaken naar aanleiding van bijtincidenten, dierenmishandeling en dierverwaarlozing relatief lage strafmaxima gelden. Deze leden delen die inschatting. Het schokt deze leden dat ernstige dierenmishandeling en - verwaarlozing regelmatig afgedaan worden met een taakstraf of korte celstraf, waarbij zelfs de huidige strafmaxima niet geëist dan wel opgelegd worden.[11][12] Deelt de regering deze mening? Kan de regering toelichten waarom OM en rechters weinig gebruik maken van de huidige strafmogelijkheden? Deelt de regering de mening dat er een grote discrepantie bestaat tussen het extreme dierenleed en de maatschappelijke onrust, onvrede en woede over dierenmishandeling en –verwaarlozing, en de hoogte van de straffen die worden opgelegd? Hoe verklaart de regering dit? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen met dit wetsvoorstel ook de strafmaxima te verhogen om het handhavingsinstrumentarium te versterken?
Kan de regering nader toelichten op welke wijze inbeslagname van dieren bij verdenking van verwaarlozing of mishandeling met dit wetsvoorstel sneller en effectiever plaats kan vinden? Welke gevolgen zal snellere en effectievere inbeslagname hebben voor de opvanglocaties? Heeft de regering geïnformeerd bij de opvanglocaties wat zij nodig hebben om de gevolgen van dit wetsvoorstel te ondervangen en kan de regering die informatie met de Kamer delen? Op welke manier wordt gewaarborgd dat de officier van justitie een zorgvuldig en weloverwogen besluit neemt met betrekking tot inbeslagname en daaropvolgend teruggave (na eventuele educatieve maatregel) of herplaatsing of euthanasie? Deze leden ontvangen signalen dat dieren regelmatig worden geëuthanaseerd of herplaatst door de officier van justitie vanwege hoge bewaarkosten, soms zelfs voor de inhoudelijke zitting heeft plaatsgevonden of tegen het vonnis van de rechter in.[13] Kan de regering aangeven of zij deze signalen herkent en wat zij doet om te bevorderen dat inbeslaggenomen dieren zorgvuldig en weloverwogen worden behandeld?
Duur van de maatregel
Deze leden zijn teleurgesteld dat de regering ervoor kiest de termijn voor het houdverbod als zelfstandige maatregel te maximeren op tien jaar. De regering geeft hiervoor als reden dat aansluiting wordt gezocht bij de thans geldende maximale duur van tien jaar indien het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Deze leden begrijpen deze redenering niet in het licht van het doel van het voorliggende wetsvoorstel, namelijk het versterken van het huidige handhavingsinstrumentarium. Kan de regering dit nader toelichten?
Daarnaast lezen deze leden dat de regering van mening is dat een houdverbod als zelfstandige maatregel van langere duur, of zelfs levenslang, met toezicht gedurende die periode, niet in verhouding staat tot de beperkte en gerichte vrijheidsbeperking die de zelfstandige vrijheidsbeperkende maatregel in essentie is. Dat een zelfstandige vrijheidsbeperkende maatregel naar geldend recht bedoeld is als een gerichte en beperkte maatregel, kan inderdaad een reden zijn om een levenslang houdverbod niet als zelfstandige maatregel juridisch vorm te geven. Maar het betekent niet dat een levenslang houdverbod ethisch niet juist of zelfs gewenst is. Bovendien is het recht niet statisch. De regering schrijft zelf dat maatschappelijke normen rondom dierenwelzijn ingrijpend zijn veranderd[14]. Ook rechtsnormen veranderen door de tijd heen. Daarom zijn deze leden teleurgesteld dat de regering slechts een legalistisch argument geeft om het levenslange houdverbod af te wijzen. Met het oog op de wens van de Tweede Kamer om een levenslang houdverbod in te stellen voor recidiverende dierenbeulen[15] missen deze leden een brede ethische beschouwing over de eventuele wenselijkheid en toepasbaarheid van een houdverbod langer dan tien jaar of levenslang. Kan de regering alsnog een dergelijke beschouwing met de Kamer delen? Op welke manier geeft de regering zich rekenschap van het feit dat maatschappelijke normen rondom dierenwelzijn zijn veranderd, sinds de laatste wijziging van het houdverbod (de verlenging van de proeftijd van drie naar tien jaar van het houdverbod als bijzondere voorwaarde)? Indien de regering het niet binnen de kaders van het strafrecht vindt passen om een levenslang houdverbod als rechterlijke zelfstandige maatregel vorm te geven, kan zij aangeven welke alternatieven zij ziet om ervoor te zorgen dat recidiverende dierenmishandelaars- en verwaarlozers nooit meer dieren mogen houden?
Toezicht en handhaving
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden de paragraaf over handhaving en toezicht erg summier. Zij betreuren dat de regering de kans niet heeft gegrepen de aanpak van dierenmishandeling en –verwaarlozing in den brede te versterken. Een adequaat handhavingsinstrumentarium staat of valt met de daadwerkelijke handhaving in de praktijk. De leden van de Partij voor de Dieren vrezen dat politie en LID momenteel slechts het topje van de ijsberg zien. Wat deze leden betreft kan het houdverbod als zelfstandige maatregel pas echt succesvol zijn als politie en LID er capaciteit bij krijgen. Zij moeten immers controleren of de gedragsaanwijzing en het houdverbod als zelfstandige maatregel worden nageleefd en ingrijpen wanneer dit niet het geval is. Deelt de regering deze inschatting?
Hoeveel taakaccenthouders dierenwelzijn zijn er momenteel bij de politie? Hoeveel van hun diensturen besteden zij gemiddeld aan dierenwelzijn? Hoeveel strafzaken behandelen zij gemiddeld per jaar? Hoeveel officieren van justitie zijn er momenteel met dierenwelzijn in hun portefeuille? Wordt hiermee een goede geografische dekking bereikt? Hoeveel zaken werden in de afgelopen vijf jaar geseponeerd omdat er onvoldoende capaciteit was om de zaak rond te krijgen?
Deze leden lezen in het rapport “Dieren verboden”[16] dat het houdverbod als bijzondere voorwaarde relatief beperkt is opgelegd in voorgaande jaren. Bureau Beke schrijft dat een mogelijke oorzaak voor het relatief beperkte aantal opgelegde houdverboden de relatieve onbekendheid ervan is bij OM en rechters. Heeft de regering inspanningen gepleegd om het houdverbod bekender te maken bij de rechterlijke macht? Zo ja, welke inspanningen waren dat en met welk resultaat? Zo nee, waarom niet? Is de regering van plan inspanningen te plegen om de bekendheid van het houdverbod te vergroten zodra het als zelfstandige maatregel mogelijk wordt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Dierenwelzijnszaken zijn een gespecialiseerde taak. Hoe wordt de kennis binnen de politie en het OM geborgd? Worden er intern cursussen aangeboden en wordt hiermee een goede geografische dekking bereikt? Zijn de registratiesystemen van de handhavende instanties inmiddels beter op elkaar afgestemd en welke knelpunten zijn er nog? Hoe wordt geborgd dat alle handhavende instanties bij informatie kunnen of iemand een houdverbod opgelegd heeft gekregen?
De leden lezen dat de NVWA inschat dat het houdverbod en de educatieve maatregel zullen leiden tot 40 extra zaken in verhouding tot de huidige situatie. Als gevolg van verbreding van het strafrechtelijk instrumentarium met het bestuursrechtelijk instrumentarium, zal de divisie Inspectie van de NVWA op jaarbasis 4 fte extra nodig hebben. Kan de regering toelichten waarom de werklast voor de NVWA zal toenemen? Waarom is dit niet terug te vinden in de Memorie van Toelichting en waarom is daar geen financiering voor gezocht? Gaat de regering hier alsnog de middelen voor beschikbaar stellen? En hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de uren die hiervoor beschikbaar zijn, ook daadwerkelijk kunnen worden besteed aan deze taken, gezien de grote capaciteitstekorten bij de NVWA?
Verhouding tot bijzondere voorwaarde
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat de toegevoegde waarde is om het houdverbod als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf te behouden naast een houdverbod als zelfstandige maatregel. Kan de regering hierbij een concreet praktijkvoorbeeld geven?
7. Bestuursrechtelijke maatregelen
Maatregelen met betrekking tot houders van dieren (educatieve maatregel)
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn tevreden met de voorgenomen educatieve maatregelen met betrekking tot houders van dieren. Deze leden willen evenwel aangeven dat ook aan de voorkant zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat dieren worden verwaarloosd of mishandeld door gebrekkige kennis of onkunde, bijvoorbeeld door bij aanschaf van een hond een cursus te verplichten. Kan de regering aangeven of en op welke manier zij inzet op preventie en of zij iets ziet in de verplichte hondencursus?
8. Uitbreiding verbod op deelname aan en toelaten tot wedstrijden en tentoonstellingen en keuringen na bepaalde aangewezen lichamelijke ingrepen
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn tevreden met de uitbreiding van het verbod op het tentoonstellen, verhandelen, deelnemen aan wedstrijden en toelaten tot wedstrijden van dieren die een verboden ingreep hebben ondergaan. Deze leden zien net als de regering dat het al jaren geldende verbod niet de gewenste verandering in gedrag heeft voortgebracht. Op welke manier gaat de regering waarborgen dat het uitbreiden van het verbod, met een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen (medische) ingreep waaronder in ieder geval het couperen, wel de gewenste gedragsverandering teweeg gaat brengen? Ook hierbij geldt dat de uitwerking van de maatregel in de praktijk staat of valt met het daadwerkelijke toezicht en de handhaving. Is de regering van mening dat er sinds het ingaan van het verbod voldoende is gehandhaafd? Indien de regering die mening is toegedaan, hoe kan het dan dat er nog steeds geen gedragsverandering heeft plaatsgevonden? Op welke manier denkt de regering dat de voorliggende wetswijziging daarin verandering gaat brengen? Hoe gaat de regering toezien dat de handhavingscapaciteit hiervoor op orde is?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen zich af waarom ervoor wordt gekozen een overtreding van het verbod slechts te bestraffen met een bestuurlijke boete. Als de regering echt van zins is een duidelijke norm te stellen en gedragsverandering teweeg te brengen, waarom wordt het strafrechtelijke instrumentarium hiervoor dan niet ingezet? Het houdverbod als zelfstandige maatregel lijkt deze leden hier uitermate geschikt voor. Wat deze leden betreft is het couperen van een dier opzettelijke dierenmishandeling.
Welke maatregelen gaat de regering nemen tegen de organisaties die het tentoonstellen, verhandelen, deelnemen aan wedstrijden en toelaten tot wedstrijden van dieren die een verboden ingreep hebben ondergaan faciliteren? Ziet de regering mogelijkheden ook hier strafrechtelijk op te treden?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen aan de regering een inschatting te geven hoeveel dieren er jaarlijks verboden ingrepen ondergaan en hoeveel gecoupeerde paarden en andere dieren er jaarlijks op beurzen, wedstrijden en tentoonstellingen worden aangeboden of gepresenteerd? Indien deze cijfers niet bekend zijn bij de regering, hoe kan het dat dit niet bekend is?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen welke mogelijkheden de regering ziet om op te treden tegen dierenartsen die meewerken of uitvoering geven aan het illegaal couperen of andere verboden lichamelijke ingrepen uitvoeren? Acht de regering dergelijke dierenartsen geschikt voor hun functie? Daarnaast vragen deze leden zich af of de regering voorziet dat dieren de grens over zullen worden gebracht om in het buitenland verhandeld of tentoongesteld te worden of te laten deelnemen aan wedstrijden, om zo het Nederlandse verbod te omzeilen? Wat doet de regering om dit te voorkomen?
9. Doen vervallen strafbaarstelling algemene zorgplicht Wet dieren
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verbaasd over het besluit om de strafbaarstelling van de overtreding van algemene zorgplicht geheel te laten vervallen nu het eindelijk in werking zal treden. Wat zijn de afwegingen geweest bij dit besluit en welke alternatieven zag de regering voor het geheel laten vervallen?
In de memorie van toelichting wordt gesteld dat handhaving van de algemene zorgplicht alleen mogelijk wordt via het bestuursrecht. Kan de regering voorbeelden geven van situaties waarin via het bestuursrecht kan worden gehandhaafd op basis van dit artikel 1.4 van de Wet dieren?
10. Huidige inzet op preventie van dierenmishandeling
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de inzet op preventie van dierenmishandeling versterkt moet worden. Dierverwaarlozing en mishandeling gebeurt soms met opzet, maar wordt ook vaak veroorzaakt door onkunde, gecombineerd met meervoudige psychosociale problematiek zoals cognitieve tekortkomingen, schulden, drugs- en alcoholverslaving en huisvestingsproblemen[17].
Deze leden zijn teleurgesteld dat deze paragraaf wederom erg summier is en alleen aandacht besteedt aan voorlichting. Uit het hierboven geschetste profiel van een dierenmishandelaar blijkt evident dat voorlichting geen oplossing biedt voor deze gevallen. Hoe geeft de regering zich hier rekenschap van?
11. Uitvoerings- en financiële consequenties
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de handhavende instanties geen extra financiering krijgen met dit wetsvoorstel. De regering schrijft dat de uitvoeringsconsequenties van dit wetsvoorstel beperkt zijn en dat de werkzaamheden die voortvloeien uit dit wetsvoorstel ingepast kunnen worden in bestaande werkprocessen. Dit bevreemdt deze leden. Met de toevoeging van de gedragsaanwijzing en het houdverbod als zelfstandige maatregel, evenals de strafbaarstelling van de overtreding ervan, zullen de politie en LID er een aanzienlijke toezichthoudende en controlerende taak bij krijgen. Zij moeten immers controleren of de gedragsaanwijzing of het houdverbod wordt nageleefd en ingrijpen wanneer dit niet het geval is. De gedragsaanwijzing bestond eerst niet en hoefde dus ook niet gecontroleerd te worden. Het houdverbod zal in veel gevallen langer van kracht blijven omdat het niet vervalt bij het ingaan van een voorwaardelijke straf. Kan de regering nader toelichten waarom zij van mening is dat er geen noodzaak is tot extra capaciteit en financiering bij handhavende instanties?
[1] Kamerstuk 28 286, nr. 921
[2] Kamerstuk 30 511, nr. 36
[3] Kamerstuk 35570-XIV-16
[4] Kamerstuk 28 286, nr. 921
[5] Kamerstuk 28 286, nr. 853
[6] Kamerstuk 28286, nr. 921
[7] Kamerstuk 28286, nr. 853
[8] Kamerstuk 28286, nr. 853
[9] Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel van de Handelingen nr. 2132
[10] https://www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2021/07/20/illegale-slachterij-opgeroldingelderland
[11] Dierenbeul martelt en doodt zeven katten, hoeft van OM niet meer de cel in | Hart van Nederland
[12] https://www.gelderlander.nl/home/man-die-eigen-hond-op-beestachtige-wijze-vermoordde-mag-van-rechter-weer-hond-als-huisdier~aa4cd6fe/
[13] https://www.advocatenblad.nl/2017/11/24/een-dier-is-g%E2%80%8Ceen-zaak/ ; https://www.groene.nl/artikel/hond-zoekt-liefde
[14] Kamerstuk 28286, nr. 921
[15] Kamerstuk 35570-XIV-16
[16] Kamerstuk 28 286, nr. 921
[17] De aard van het beestje, kenmerken en achtergronden van dierenmishandelaars”, Politie & Wetenschap Bureau Beke, 2017
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdrage Wassenberg aan debat over een school die leerlingen dwingt voor hun geaardheid uit te komen
Lees verderBijdrage Ouwehand aan debat over het eindverslag van de informateur
Lees verder