Inbreng verslag wets­voorstel - wijziging van de wet mili­eu­beheer


16 mei 2019

Inbreng Partij voor de Dieren verslag (wetsvoorstel) - Wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU L 76) (Kamerstuk 35190)

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de stukken die betrekking hebben op de Wijziging van de Wet milieubeheer. Deze leden hebben hierover nog de nodige vragen en opmerkingen.

Na eerder aanjager te zijn geweest voor goede wereldwijde klimaatafspraken zijn de bedroevend lage klimaatdoelstellingen die het huidige Europa zichzelf nu stelt een trieste illustratie van het gebrek aan ambitie en oplossingsgerichtheid. Kortom, hoe groter de EU is geworden, hoe meer de Europese regels die van de laagste gemene deler zijn geworden. We leven in een Europa van het minimum. Het probleem is dat lidstaten Europa als excuus gebruiken om zelf niks te doen. Zoals dat in het politieke taalgebruik heet: ‘geen nationale koppen op Europees beleid.’ Daarmee verlamt de EU het beleid op nationaal niveau en worden verdergaande ambities van lidstaten de kop ingedrukt.

Als een van de rijkste continenten én een van de hoofdveroorzakers van klimaatverandering, draagt Europa een extra grote verantwoordelijkheid om het voortouw te nemen in het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Voor bedrijven is het nu nog vaak goedkoper om door te gaan met vervuilen dan om milieumaatregelen te nemen. De Partij voor de Dieren wil dat de EU de uitstoot van broeikasgassen aan banden legt en toewerkt naar een werkelijk CO₂-neutrale economie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de Europese doelen voor het reduceren van de CO₂-uitstoot veel te laag liggen. Deze leden bepleiten dat de EU een voortrekkersrol neemt in het maken van mondiale, bindende afspraken over het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen en over maatregelen om de opwarming van de Aarde te stoppen. In 2030 zou de uitstoot van broeikasgassen met minstens 65% gereduceerd moeten zijn ten opzichte van 1990. Uiterlijk in 2040 moet de Europese Unie uitstootvrij zijn.

Ook hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie fundamentele kritiek op het emissiehandelssysteem EU-ETS omdat dit systeem de indruk laat bestaan dat bedrijven er recht op zouden hebben om te vervuilen. Illustratief voorbeeld is het tergend lage tempo waarmee de hoeveelheid beschikbare rechten jaarlijks wordt verminderd. In 2030 komen de EU-ETS-sectoren slechts uit op een vermindering van de uitstoot van 43% ten opzichte van 2005. Dat ijkjaar is bovendien misleidend. In Nederland wordt het klimaatbeleid immers grotendeels gebaseerd op ijkjaar 1990. Er moet een einde komen aan boekhoudkundige trucs die niet zelden het doel hebben om verwarring te zaaien of de werkelijkheid mooier voor te stellen dan ze is. Is het kabinet bereid om in haar communicatie naar het Nederlandse publiek ook altijd inzichtelijk te maken wat de inspanning zou moeten zijn ten opzichte van 1990?

Wat is de inzet van het kabinet om het tempo waarin emissierechten uit de markt genomen worden verder te versnellen dan de voorgestelde percentages? Er moet immers een maximale inspanning geleverd worden om de opwarming van de Aarde te beperken tot maximaal 1,5°C. Wat is volgens het kabinet die maximale inspanning?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen aandacht voor de besteding van het moderniseringsfonds en het innovatiefonds. Zo achten deze leden het problematisch dat via het innovatiefonds subsidie wordt verleend aan projecten voor de ondergrondse opslag van CO₂ (CCS). Wat is momenteel de stand van zaken van de herziening van dit innovatiefonds?

Wat is de inzet van het kabinet om zich bij deze herziening in te zetten voor investeringen in échte duurzaamheid in plaats van schijnoplossingen zoals CCS?

Beantwoording:

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat de Europese doelen voor het reduceren van de CO2-uitstoot veel te laag liggen. Deze leden bepleiten dat de EU een voortrekkersrol neemt in het maken van mondiale, bindende afspraken over het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen en over maatregelen om de opwarming van de aarde te stoppen. In 2030 zou de uitstoot van broeikasgassen met minstens 65% gereduceerd moeten zijn ten opzichte van 1990. Uiterlijk in 2040 moet de Europese Unie uitstootvrij zijn.

Ook hebben de leden van de PvdD-fractie fundamentele kritiek op het emissiehandelssysteem EU-ETS omdat dit systeem de indruk laat bestaan dat bedrijven er recht op zouden hebben om te mogen vervuilen. Illustratief hiervoor is het tergend lage tempo waarmee de hoeveelheid beschikbare rechten jaarlijks wordt verminderd. In 2030 komen de EU-ETS-sectoren slechts uit op een vermindering van de uitstoot van 43% ten opzichte van 2005. Dat ijkjaar is bovendien misleidend. In Nederland wordt het klimaatbeleid immers grotendeels gebaseerd op ijkjaar 1990. Er moet een einde komen aan boekhoudkundige trucs die niet zelden het doel hebben om verwarring te zaaien of de werkelijkheid mooier voor te stellen dan ze is. Is de regering bereid om in de communicatie naar het Nederlandse publiek ook altijd inzichtelijk te maken wat de inspanning zou moeten zijn ten opzichte van 1990?

Sinds de start van het ETS in 2005, bestaat er een onderscheid in het klimaatbeleid van de EU tussen ETS-sectoren en niet-ETS sectoren. Voor de ETS-sectoren wordt daarom het jaar 2005 als referentiejaar gebruikt. Het zou dan ook verwarrend werken als het reductiedoel en de doelbereiking van het ETS ten opzichte van een ijkpunt worden gesteld dat vijftien jaar ligt voor het van start gaan van het instrument. Om deze reden zal in de communicatie niet worden uitgegaan van het ijkjaar 1990 voor de ETS-sectoren. Om geen onderscheid te creëren tussen ETS- en non-ETS-sectoren wordt er bij non-ETS ook uitgegaan van 2005. Daar komt bij dat veel lidstaten betere en nauwkeurigere gegevens hebben vanaf 2005, terwijl er soms onvoldoende gegevens zijn vanaf 1990.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de inzet van de regering is om het tempo waarin emissierechten uit de markt genomen worden verder te versnellen dan de voorgestelde percentages. Er moet immers een maximale inspanning geleverd worden om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5°C. Wat is volgens de regering die maximale inspanning?

Nederland pleit in Europa voor een emissiereductie van 55% in 2030 ten opzichte van 1990 om in lijn te komen met de 1,5 graad opgave van de Overeenkomst van Parijs. Indien hieraan gehoor wordt gegeven, kan op basis van een emissiereductie van 55% in 2030 besloten worden welke maximaal benodigde inspanning benodigd is in het ETS, in de vorm van de jaarlijkse verlaging van het ETS-plafond.

De leden van de PvdD-fractie vragen aandacht voor de besteding van het moderniseringsfonds en het innovatiefonds. Zo achten deze leden het problematisch dat via het innovatiefonds subsidie wordt verleend aan projecten voor de ondergrondse opslag van CO2 (CCS). Wat is momenteel de stand van zaken van de herziening van dit innovatiefonds? Wat is de inzet van de regering om zich bij deze herziening in te zetten voor investeringen in daadwerkelijke duurzaamheid in plaats van schijnoplossingen zoals CCS?

De Europese Commissie is op dit moment bezig met de vormgeving van de essentiële voorwaarden voor de eerste call voor projecten. Nederland en de andere lidstaten worden hierbij betrokken. De eerste ‘call’ opent eind 2020, gevolgd door reguliere openstellingen tot 2030. Het kabinet is blij dat de reikwijdte van het innovatiefonds bij de herziening is uitgebreid naar CO2-reducerende opties voor de energie-intensieve industrie.