Inbreng verslag Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij
35 633 |
Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij |
Nr. 3 |
MEMORIE VAN TOELICHTING |
Inbreng verslag fractie Partij voor de Dieren
- I. ALGEMEEN
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel dat voorziet in de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij in Nederland.
De leden zijn zeer verheugd dat er eindelijk daadwerkelijk een einde komt aan deze onethische, moreel verwerpelijke en volstrekt overbodige sector. Zoals ook in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel wordt geschetst, sprak de Kamer zich al in 1999 uit tegen de nertsenfokkerij. Het is bijzonder triest dat het meer dan 21 jaar heeft moeten duren voordat dit verbod eindelijk van kracht zal zijn. Tientallen miljoenen nertsen zijn in de tussenliggende jaren gefokt, hebben hun korte leven moeten doorbrengen in draadgazen kooitjes boven hun eigen uitwerpselen en zijn vervolgens in het najaar vergast om hun pels als bont te kunnen verkopen. Hieraan zal nu eindelijk een einde komen.
Tegelijk is het wrang dat de Nederlandse belastingbetaler nu in totaal meer dan tweehonderdmiljoen euro moet gaan betalen voor het uitkopen van de nertsenfokkers, het slopen van de stallen en het vergoeden van de dieren die vroegtijdig zijn vergast vanwege de coronabesmettingen in de sector. De leden hebben hierover nog enkele vragen.
1. Inleiding
2. Doel en aanleiding
2.1. Wet verbod pelsdierhouderij
2.1.1. Totstandkoming
2.1.2. Gerechtelijke procedure
2.2. Vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen hierbij allereerst nogmaals kort hun zorgen uiten over de reactie van het kabinet op de ontwikkelingen van de afgelopen maanden. Nadat in april het eerste geval werd ontdekt van een coronabesmetting onder nertsen, zijn bij herhaling de risico’s hiervan onderschat. Ook nadat half mei bleek dat het virus niet alleen van mens op nerts, maar ook van nerts op mens kon overspringen. En op het moment dat het OMT-Z het zorgelijk noemde dat het niet lukt om grip te krijgen op de verspreiding van het virus in de pelsdierhouderij en daarbij adviseerde om de sector zo spoedig mogelijk te beëindigen, heeft het nog maanden geduurd voordat het kabinet met een concreet voorstel kwam. Ondanks de waarschuwing dat, hoe langer er nertsen op grote schaal worden gehouden terwijl het virus nog circuleert, hoe langer het risico voor de volksgezondheid (reservoirvorming) blijft bestaan. Daar komt nog bij dat het virus al die tijd heeft kunnen muteren doordat het tussen mens en nerts heen en weer sprong.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat een van de belangrijkste aanbevelingen van de Commissie Van Dijk, die de uitbraak van de Q-koorts onderzocht, was dat bij voor mensen gevaarlijke dierziekten vanuit het voorzorgsbeginsel gehandeld dient te worden. Deze leden vinden dat deze aanbeveling volledig van toepassing is op de coronabesmettingen bij nertsen. De leden van de Partij –voor de Dieren-fractie vinden het onbegrijpelijk dat deze fundamentele les uit de Q-koorts-crisis niet door de regering is toegepast. Handelen vanuit het voorzorgbeginsel zou immers hebben betekend dat het kabinet in een eerder stadium had moeten besluiten dat de nertsenhouderij moest worden stilgelegd.
De leden wijzen de regering er op dat inmiddels in 7 landen nertsenvarianten van het coronavirus zijn geconstateerd bij mensen; naast Nederland en Denemarken, geldt dit ook voor Zuid Afrika, Zwitserland, de Faeröer eilanden, Rusland en de Verenigde Staten. De leden vragen de regering dan ook met klem om internationaal te pleiten voor een einde aan de nertsenfokkerij. En brengen hierbij in herinnering dat de Kamer in 2009 al een motie aannam die opriep om in te zetten op een Europees nertsenfokverbod (Motie van het lid Ouwehand, Kamerstuk 30826, nr.21).
Daarnaast zou op z’n minst moeten worden voorkomen dat de inventaris uit de Nederlandse nertsenfokkerij wordt verkocht of geëxporteerd naar het buitenland om daar de nertsenfokkerij voort te zetten. De leden hebben teleurgesteld geconstateerd dat hier geen bepaling over is opgenomen in het wetsvoorstel of de bijbehorende beleidsregel en vragen de regering deze omissie te herstellen.
In de memorie van toelichting wordt beschreven dat door het vroegtijdig vergassen van alle dieren bij besmette bedrijven, gevoelsmatig het einde van de pelsdierhouderij naar voren werd gehaald. In deze situatie wordt stoppen als een natuurlijk moment gezien.
Kan de regering bevestigen dat het ook mogelijk was geweest om het fokken van nertsen stil te leggen op basis van de maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan, dus als dit zou zijn opgenomen als bepaling in de Tijdelijke COVID-wet?
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1. Verkorten van de overgangstermijn
3.1.1. De overgangstermijn
3.1.2. Nieuwe einddatum
3.2. Nadeelcompensatie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het, zeker in deze tijd waarin zoveel ondernemingen worden geraakt door de coronapandemie en de maatregelen die hiertegen worden genomen, niet uit te leggen dat er zoveel geld wordt uitgetrokken voor deze sector.
Voor het bepalen van de hoogte van de nadeelcompensatie zijn veel factoren meegewogen die ieder voor zich vragen oproepen. De leden van de Partij voor de Dieren vragen de regering waarom deze regeling wordt uitgewerkt en vastgelegd in een beleidsregel. Waarom is hier niet gekozen voor een Algemene maatregel van bestuur, zoals ook is gedaan bij de regels over de tegemoetkoming in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen? De leden zijn van mening dat de Kamer meer te zeggen dient te hebben over een regeling van deze omvang. Door de nadeelcompensatie op deze manier te koppelen aan voorliggend wetsvoorstel, ontstaat het gevoel dat de Kamer slechts mag tekenen bij het kruisje. Dat is wat deze leden betreft onacceptabel.
3.3. Gevolgen voor de subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat de subsidieregeling voor de sloop- en ombouwkosten zal worden aangepast. Kan de regering uitsluiten dat dit als gevolg heeft dat het totaalbedrag van deze subsidieregeling verder wordt verhoogd?
4. Verhouding tot hoger recht
4.1. Artikel 1 EP EVRM
4.1.1. Algemeen
4.1.2. Gevolgen van dit wetsvoorstel voor het eigendomsrecht
4.1.3. Ontneming of regulering van eigendom
4.1.4. Voorwaarden voor regulering van eigendom
4.1.4.1. Bij wettelijk voorschrift voorzien
4.1.4.2. Gerechtvaardigd algemeen belang
4.1.4.3. Redelijk evenwicht (fair balance)
4.1.5. Conclusie 1 EP EVRM
4.2. Artikel 14 van de Grondwet
4.3. EU-recht
4.3.1. Vrij verkeer van goederen
4.3.2. Vrij verkeer van vestiging
4.3.3. Vrij verkeer van werknemers
4.3.4. Richtlijn 2015/1535 (technische voorschriften)
5. Gevolgen
5.1. Inschatting economische gevolgen voor de pelsdierhouderij
5.2. Fiscale gevolgen nadeelcompensatie
6. Advies en consultatie
7. Uitvoering
8. Toezicht en handhaving
9. Regeldruk
10. Financiële gevolgen voor de overheid
11. Inwerkingtreding
II. ARTIKELEN
Artikel I,
Onderdeel A (Nieuwe einddatum overgangstermijn)
Onderdeel B (Nadeelcompensatie)
Artikel II
Wij staan voor:
Wij zijn tegen:
Interessant voor jou
Schriftelijke inbreng over het compenseren van nertsenfokkers
Lees verderBijdrage Van Raan aan Begroting OCW, onderdeel cultuur
Lees verder