Inbreng Vestering SO Initiatiefnota Groen in de stad
Inbreng van de Partij voor de Dieren
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de initiatiefnemers voor hun nota aangaande groen in de stad. De leden onderschrijven het belang van groen in de stad voor het welzijn van mens en dier, ter bevordering van de biodiversiteit en als hulpmiddel voor het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte en piekbuien. Bovendien onderschrijven de leden dat de woonopgave gecombineerd moet en kan worden met meer natuurinclusief bouwen en meer groen in de stad en merken hierbij op dat dit in combinatie moet gaan met de energietransitie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie kunnen zich vinden in sommige van de voorstellen, zoals het stellen van natuurvriendelijke eisen aan nieuwbouwwoningen in het bouwbesluit. De leden merken echter op dat sommige voorstellen wat vrijblijvend lijken, zoals “te zorgen voor meer uitdagend groen voor kinderen”. Waarom hebben de initiatiefnemers er niet voor gekozen om voorstellen te verankeren of concretiseren? De leden hebben verder de volgende vragen.
De initiatiefnemers stellen voor om te streven naar een afstandsnorm van 350 meter van bebouwing tot groen. Hierbij merken de leden op dat op het moment bouwen altijd voorrang heeft op groen. En dat er ook nog een enorme bouwopgave ligt. Hoe zouden de initiatiefnemers ervoor zorgen dat een afstandsnorm van 350 meter van bebouwing tot groen niet sneuvelt wanneer bouwen in de praktijk voorrang krijgt? Welk kwalitatief beeld hebben de initiatiefnemers bij “groen” in de stad? Kunnen de initiatiefnemers bevestigen dat het hier gaat om niet alleen esthetisch, functioneel of gebruiksgroen, maar ook expliciet om groen met biodiversiteitswaarde? Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat verstaan wordt onder groen; over hoeveel hectare per bewoner spreken de initiatiefnemers en is een groen grasveld ook voldoende groen, of moet er sprake zijn van meer begroeiing en biodiversiteit, gezien het pleidooi voor biodiversiteit in de stad? Hoe kan dit streven worden gestimuleerd? Waarom hebben de initiatiefnemers er niet voor gekozen om dit streven vast te leggen in een verplicht percentage groen in de stad of hectare per persoon? Wie zou volgens de initiatiefnemers verantwoordelijkheid moeten dragen om de afstand tot groen te verkleinen en de hoeveelheid groen vast te leggen, en welke rol speelt het Rijk hierbij? Delen de initiatiefnemers de mening dat de grote groene parken, stroken, daken, straten en waterplassen via een aansluiting met het buitengebied moeten kunnen aansluiten op het NatuurNetwerk, waardoor er een biodivers, groen netwerk over het land ontstaat? Delen de initiatiefnemers het inzicht dat zo’n groen netwerk ook ingesteld moet zijn op klimaatverandering en daarom mogelijk breder moet worden aangelegd?
De initiatiefnemers stellen, terecht, dat het gebruik van herbiciden en insecticiden in de openbare en particuliere ruimte uit de boze is, omdat dit de basis van de voedselpiramide aantast. Tevens vinden de initiatiefnemers dat bewoners opgeroepen kunnen worden om geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en om tuinen niet te bestraten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie beamen deze uitspraak en willen hierbij benadrukken dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet alleen de biodiversiteit en de waterkwaliteit aantast, maar dat ook schadelijk is voor de gezondheid van burgers. De leden merken echter op dat er geen concreet voorstel is om het gebruik van bestrijdingsmiddelen door bewoners tegen te gaan. Op welke manier kan, volgens de initiatiefnemers, het gebruik van bestrijdingsmiddelen worden gestopt, dan wel gereduceerd? Zijn de initiatiefnemers voornemens om concrete voorstellen te introduceren? En welke rol moet en kan de Rijk hierin spelen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven verder de notitie van de initiatiefnemers om te voorkomen dat een nog groter percentage van het oppervlak van steden verhard raakt en steunen hierbij het principe “nee, tenzij” voor verharding. De leden merken op dat er geen concreet voorstel is om het “nee, tenzij” principe met betrekking tot verharding en bestrating in de openbare en particuliere ruimte vorm te geven. Op welke concrete manier kan, volgens de initiatiefnemers, het “nee, tenzij” vastgelegd worden? Wie moet hierin het voortouw en de verantwoordelijkheid nemen? Welke rol heeft en zou het Rijk moeten hebben?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen ook het voorstel om natuurvriendelijke eisen te stellen aan nieuwbouwwoningen in het bouwbesluit. De initiatiefnemers doen echter verschillende voorstellen en de leden. Hoe gaan de initiatiefnemers al deze voorstellen opnemen? Hoe denken de initiatiefnemers over de balans tussen landelijke en lokale kaders en de mogelijkheden bij kleine gemeenten om eigen natuurbeleid voor nieuwbouw te formuleren? In hoeverre denken de initiatiefnemers dat gemeenten belemmerd worden doordat ze geen aanvullende eisen aan het gebouw mogen stellen. Is het bijvoorbeeld problematisch dat gemeenten geen nestelstenen voor vogels en vleermuizen kunnen voorschrijven? Hoe kunnen andere maatschappelijke opgaven, zoals klimaatadaptatie en energietransitie, meegenomen worden met natuurvriendelijke eisen in het bouwbesluit? Wat vinden de initiatiefnemers van de suggestie om een percentage waterinfiltratie bij nieuwbouw en renovatie te verplichten? Vinden de initiatiefnemers dat het Rijk kaders moet stellen met betrekking tot het opstellen van regels met betrekking tot waterberging en –infiltratie? Delen de initiatiefnemers het inzicht dat ook bij renovatie natuurlijkvriendelijke eisen moeten worden meegenomen? Klopt het dat het stellen van natuurvriendelijke eisen in het bouwbesluit ook betekent dat voor alle bedrijventerreinen, scholen, kantoren en woningen door woningcorporaties maatregelen moet worden genomen? Hoe moet het voorstel om te zorgen voor meer ‘uitdagend’ groen concreet gemaakt worden? Zouden scholen en/of gemeenten verplicht een percentage of deel van hun schoolplein klimaatadaptief moeten vergroenen? Wat vinden de initiatiefnemers van een incidentele én structurele rijkssubsidie voor groene schoolpleinen, zodat er niet alleen budget is voor het vergroenen van het schoolplein, maar ook voor het onderhoud?
Tot slot stellen de initiatiefnemers voor om een rijkssubsidieregeling op te stellen voor soortenmanagementplannen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ondersteunen dit plan, maar merken hierbij op dat soortenmanagementplannen niet noodzakelijkerwijs bescherming bieden aan individuele dieren, die zich in spouwmuren bevinden. Ondanks dat een burger geen onderzoeksplicht meer heeft voor het aspect van populatiebescherming, dankzij een soortenmanagement plan, moet er nog steeds ter plekke bekeken worden wat de situatie is voordat er geïsoleerd wordt. De leden zien hierbij wel wat haken en ogen, omdat uit de praktijk blijkt dat particuliere woningeigenaren bijna nooit ontheffingen op de wet Natuurbescherming aanvragen voor renovatie werkzaamheden en dat de provincies hier ook niet op handhaven. Op basis van een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland[1] kan bovendien geconcludeerd worden dat de provincies van de isolatiebedrijven mogen eisen dat ze zich aan de zorgplicht houden en dat het aan de isolatiebedrijven is om een quickscan te laten uitvoeren. Hoe kunnen burgers en isolatiebedrijven gestimuleerd worden op een goede controle van dieren en welk onderdeel kan dit zijn van een soortenmanagementplan? Bovendien duurt het een aantal jaar voordat soortenmanagement plannen zijn opgesteld. Wat zijn de concrete voorstellen van de initiatiefnemers om zorg te dragen voor de wet Natuurbescherming en de zorgplicht terwijl de soortenmanagementplannen worden opgesteld?
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Schriftelijke inbreng over het Tweede resultatenoverzicht realisatieplan visie Waardevol en verbonden
Lees verderBijdrage Teunissen aan het Notaoverleg Initiatiefnota lid Kwint over Nederlandse popsector
Lees verder