Inbreng Voorstel Wet Huis voor klok­ken­luiders


31 januari 2013

(Voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Voortman, Segers en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders)

De fractie van de Partij voor de Dieren wil haar complimenten overbrengen aan de leden die het initiatief hebben genomen tot een wettelijke regeling voor de bescherming van klokkenluiders. De leden van deze fractie maken zich met de initiatiefnemers grote zorgen over de mogelijkheden van ambtenaren en werknemers in de private sector om misstanden te melden, gelet op de problemen waarin bekende en minder bekende klokkenluiders verzeild zijn geraakt.

De fractie van de Partij voor de Dieren is van mening dat een goede regeling voor (de juridische bescherming van) klokkenluiders cruciaal is in een democratische rechtsstaat omdat bij gebrek aan een dergelijke regeling belangrijke misstanden, integriteitsproblemen in het bestuur, misbruik van overheidsgeld en bedreiging van volksgezondheid, veiligheid en milieu niet of nauwelijks aan de oppervlakte kunnen komen. Deze fractie onderschrijft de conclusies van de Evaluatie klokkenluidersregelingen publieke sector waaruit blijkt dat de bestaande vormen van zelfregulering niet voldoen en onvoldoende bescherming bieden aan melders van misstanden. Het ontbreekt aan een cultuur waarin mensen zonder angst maatschappelijke misstanden durven melden. De fractie van de Partij voor de Dieren sluit zich dus aan bij de overwegingen van de indieners die met het wetsvoorstel tot doel hebben de voorwaarden voor het melden van maatschappelijke misstanden te verbeteren, door onderzoek naar misstanden mogelijk te maken en melders van misstanden beter te beschermen.

De fractie van de Partij voor de Dieren heeft een aantal vragen over het wetsvoorstel.

Indieners schrijven dat werknemers die een vermoeden hebben van een maatschappelijke misstand zich kunnen melden bij het Huis voor klokkenluiders. Het Huis zal vervolgens een onderzoek instellen, waarbij eerst vooronderzoek wordt gedaan waarin bekeken wordt of voldoende is onderbouwd dat er sprake is van een schending van wettelijke voorschriften, een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten, die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst. Na dit vooronderzoek kan het Huis een onafhankelijk feitenonderzoek instellen.
De fractie van de Partij voor de Dieren vraagt zich af hoe de geheimhouding van het Huis in deze gevallen is geregeld. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is in het wetsvoorstel opgenomen dat het vooronderzoek niet openbaar wordt gemaakt. Kan de melder er op deze wijze op rekenen dat zijn werkgever niet op de hoogte wordt gebracht van zijn melding gedurende het vooronderzoek? Na dit vooronderzoek kan immers de conclusie zijn dat er geen sprake is van een misstand, maar van een arbeidsconflict. In dat geval lijkt het onwenselijk als de werkgever op de hoogte is gebracht of anderszins lucht heeft gekregen van het feit dat de werknemer een melding heeft gedaan bij het Huis voor klokkenluiders. Hoe kijken de indieners naar deze situatie, zijn zij van mening dat het wetsvoorstel nu voldoende waarborg biedt op dit punt?
Wat gebeurt er met het vooronderzoek als vervolgens niet wordt overgegaan tot onafhankelijk feitenonderzoek? Wordt het vooronderzoek bewaard of vernietigd en wie heeft toegang tot het materiaal?
Welke mogelijkheden staan er open voor de melder om bezwaar te maken tegen de beslissing van het Huis om niet over te gaan tot nader feitenonderzoek?

De initiatiefnemers schrijven dat een werknemer, om aanspraak te maken op de rechtsbescherming, te goeder trouw en naar behoren moet melden. Te goeder trouw houdt in dat de melder moet handelen vanuit zuivere motieven. De fractie van de Partij voor de Dieren vraagt zich af hoe deze voorwaarde wordt getoetst. Kunnen de indieners dit toelichten?

Tot slot enkele vragen over het Fonds voor klokkenluiders.
De Partij voor de Dieren-fractie onderschrijft de noodzaak van financiƫle ondersteuning van klokkenluiders die geconfronteerd worden met kosten voor bijvoorbeeld juridische procedures, sociaalpsychologische hulp en inkomensschade. Wel vraagt deze fractie zich af hoe de indieners kijken naar het risico op inkomensschade als dit wetsvoorstel juist regelt dat de melder niet ontslagen mag worden op grond van het feit dat hij ter goeder trouw en naar behoren een melding heeft gedaan over een vermoeden van een misstand. Ook tijdens het (voor)onderzoek en tot een jaar na het feitenonderzoek mag niet worden overgegaan tot ontslag. Hoe moet de mogelijkheid om inkomensschade op te vangen vanuit het Fonds in dit licht worden gezien?
Indieners schrijven dat uitkeringen uit het Fonds een aanvullend karakter hebben, en dat in beginsel geen vergoeding zal worden uitgekeerd als de kosten of de schade langs andere wegen kan worden verhaald. Dat uitgangspunt onderschrijft de Partij voor de Dieren-fractie, maar deze fractie wijst erop dat het verhalen van kosten en schade een jarenlang proces kan vergen voor de melder. Voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om in dergelijke gevallen te werken met een voorschot-regeling, waarbij het Fonds de kosten opvangt voor de periode waarin de zaak nog loopt, waarna de bedragen aan het Fonds kunnen worden geretourneerd als de melder uiteindelijk bij de betrokken partijen de kosten heeft weten te verhalen?