Schriftelijke inbreng over de vogelgriep en de geitenstop
Inbreng Partij voor de Dieren schriftelijk overleg over vogelgriep en de uitspraak van de Raad van State over het niet kunnen weigeren van vergunningen voor uitbreiding van een geitenhouderij in Utrecht
Aan het eind van deze maand, op 30 juni, is het precies twee jaar geleden dat de Kamer de motie Ouwehand aannam die opriep om vóór het einde van dat jaar te komen met een ambitieus plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönose aanmerkelijk te verkleinen.[1] Nederland zat nog vol in de eerste fase van de coronapandemie, ging van lockdown naar lockdown en –op enkele partijen na- was er een breed gevoelde urgentie om alles op alles te zetten om een volgende pandemie te voorkomen. De aangenomen motie leidde tot het instellen van de commissie Bekedam die vervolgens hard heeft gewerkt aan het rapport Zoönosen in het vizier, met 167 pagina’s en 51 aanbevelingen over (maatregelen tegen) het ontstaan, de verspreiding en de ernst van zoönosen.[2] Dit rapport staat nog steeds als een huis. Maar sinds het verschijnen van dit rapport in juni 2021 is het vanuit de kant van het kabinet oorverdovend stil. Het wachten is nog altijd op een daadwerkelijk plan van aanpak, ofwel het Actieplan zoönosen. De leden van de Partij voor de Dierenfractie begrijpen niet waarom dit zo lang moet duren.
Vogelgriep
De urgentie is immers onverminderd hoog. Sinds 30 juni 2020 is het niet bij het coronavirus gebleven. Ook het vogelgriepvirus kwam terug en leidde tot de ergste uitbraak van dit virus in Europa ooit. Alleen al in Nederland zijn in de afgelopen zeven maanden zo’n 3,3 miljoen kippen, eenden en kalkoenen in de pluimvee-industrie vergast vanwege vogelgriep. In de Gelderse Vallei, één van de gebieden met het grootste aantal pluimveebedrijven bij elkaar, ging het virus van stal naar stal en zijn in minder dan twee maanden tijd 1,2 miljoen dieren vergast. Voor deze situatie werd door deskundigen al gewaarschuwd sinds de grote vogelgriepuitbraken in 2003. Toch is er sindsdien niets gedaan met de aanbeveling om het aantal pluimveebedrijven en het extreem hoge aantal dieren dat daar op een kluitje moet leven, terug te brengen of om te beginnen met preventieve vaccinatie.
Kan de minister bevestigen dat de dreiging van het vogelgriepvirus nog altijd niet weg is en dat er op dit moment nog steeds vogels worden gevonden die slachtoffer zijn geworden van het virus?
Er bestaat de komende seizoenen zelfs een reëel risico op introductie van nieuwe virusvarianten met een hoger zoönotisch potentieel via trekvogels uit Siberië, concluderen de deelnemers van het Deskundigenberaad Zoönosen over vogelgriep.[3] Het gaat dan bijvoorbeeld om H5N6 dat in China/Zuidoost-Azië rondgaat en daar onder mensen al tot significante en toenemende ziekte en sterfte heeft geleid. De leden van de Partij voor de Dierenfractie vinden dit zeer zorgwekkend. Tegelijk hebben we in de Gelderse Vallei kunnen zien hoe het vogelgriepvirus zich tussen bedrijven heeft kunnen verspreiden -ondanks alle voorzorgsmaatregelen zoals de ophokplicht, hygiënemaatregelen en vervoersverboden.
Erkennen de ministers dat het weliswaar nooit helemaal te voorkomen is dat het vogelgriepvirus zal opduiken, maar dat we de risico’s hiervan niet onnodig groot moeten maken?
De leden constateren dat ook het Deskundigenberaad zoönosen –net als de commissie Bekedam- stellig adviseert om het aantal pluimveebedrijven in gebieden met veel watervogels en in gebieden met veel pluimveebedrijven bij elkaar te verminderen. Erkent de minister dat dit zeer belangrijke maatregelen zijn om het risico op verspreiding en het ontstaan van eventuele mutaties van het vogelgriepvirus te verminderen? Toch blijft de minister verwijzen naar verder onderzoek en naar decentrale overheden, waar de bevoegdheid ligt om beperkingen te kunnen stellen bij de vergunningverlening. Waarom wordt bijvoorbeeld aan Wageningen Bioveterinary Research gevraagd om –naast aanwezigheid in waterrijke gebieden- ook de overige risicofactoren voor vogelgriep in beeld te brengen? Dit is toch al gedaan door de commissie Bekedam?
Voor de Partij voor de Dierenfractie is dit weer een nieuwe illustratie van het feit dat de volksgezondheid nog altijd niet werkelijk voorop staat. Eerder hebben we juist kunnen zien dat decentrale overheden helemaal geen mogelijkheid hebben om vergunningen uit voorzorg te weigeren met het oog op mogelijke risico’s voor de volksgezondheid, zoals op grond van zoönotische risico’s. Hierdoor is het nog altijd mogelijk dat bedrijven zich vestigen in gebieden waar dat op grond van de gezondheidsrisico’s zeer onwenselijk is. De leden roepen de minister op om dit snel mogelijk te maken en niet te wachten tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ook vragen de leden wat de minister van LNV heeft besproken met de burgemeesters van Ede en Barneveld wat betreft de pluimveedichtheid in de Gelderse Vallei.[4] Is de inzet bij dit gesprek afgestemd met de minister van VWS?
De leden van de PvdD-fractie hebben bij herhaling gevraagd naar het verslag van het Deskundigenberaad zoönosen. Op 10 maart was de bijeenkomst waarbij deze deskundigen hebben gesproken over de zoönotische risico’s van het vogelgriepvirus, maar het verslag ontving de Kamer pas bijna drie maanden later. Zijn er in de tussenliggende maanden in het verslag aanpassingen gedaan op verzoek van één van de betrokken ministeries? Kunnen de leden er van uit gaan dat de toezegging aan de Partij voor de Dierenfractie dat het besluit dat het ministerie zich niet meer bemoeit met adviezen van het OMT ook geldt voor het OMT-zoönosen, in het verlengde daarvan ook geldt voor adviezen van adviesorganen als het Deskundigenberaad zoönosen?[5] Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de leden hoe het mogelijk is dat de overzichten van het aantal dieren dat (preventief) is vergast bij uitbraken in de Gelderse Vallei pas na enige tijd zijn aangevuld en daarna in een groot aantal gevallen is gerectificeerd.[6] Hoe kan het dat niet bekend is hoeveel bedrijven zijn gevestigd in een gebied van 1 kilometer rond een bedrijf waar een besmetting is aangetroffen en welk bedrijf wel en welk bedrijf niet leeg staat? Heeft het ministerie enig idee hoeveel dieren er precies in de stallen zitten in de Gelderse vallei? Hoe is het mogelijk dat de NVWA er van uit ging dat één bepaald bedrijf leegstond, maar dat dit toch niet zo bleek te zijn?[7] Ging dit om een bedrijf waar een uitbraak was geweest of dat in een 1 kilometer zone van een eerder besmet bedrijf lag? Ook vragen de leden of er sinds oktober 2021 kuikens zijn gedood of broedeieren zijn vernietigd door de vervoersverboden die zijn ingesteld vanwege vogelgriep? Zo ja, hoeveel en op welke manier? Zo nee, welke alternatieve bestemming hebben deze dieren en eieren gekregen?
Voor de Partij voor de Dierenfractie is het onacceptabel om nog langer door te gaan met dit beleid van vrijwel jaarrond ophokken en (preventief) vergassen van dieren. En zij herhalen de vraag die zij eerder stelden, maar nog niet is beantwoord: waar ligt voor de minister de grens waarbij het telkens weer vergassen van dieren en vervolgens weer opnieuw vullen van de stallen voor hem niet langer acceptabel is?[8]
Uitspraak van de Raad van State over het niet kunnen weigeren van vergunningen voor uitbreiding in de geitenhouderij
De leden van de Partij voor de Dierenfractie danken de ministers voor de reactie op de uitspraak van de Raad van State over vergunningen in de geitenhouderij, waar deze leden tijdens het commissiedebat Zoönosen naar hebben gevraagd. Het is zeer zorgwekkend dat nu is bevestigd dat omgevingsvergunningen voor uitbreiding van het aantal geiten niet mogen worden geweigerd op grond van bescherming van de gezondheid van omwonenden. Dit betekent dus dat geitenhouders gewoon kunnen uitbreiden door meer geiten te houden, zolang ze maar geen extra stallen bouwen. Ook wanneer een provincie een geitenstop instelt om haar inwoners te beschermen, heeft dit dus weinig effect. Dat betekent dat de landelijke wetgeving om uit voorzorg de volksgezondheid te beschermen tegen risico's uit de veehouderij niet voldoet. De leden vragen de ministers of zij de mening delen dat dit een zeer onwenselijke situatie is. De minister stelde immers eerder dat decentrale overheden de mogelijkheid zouden moeten hebben om de gezondheid van haar inwoners te beschermen.[9] De leden herhalen de oproep om dit snel aan te pakken en niet te wachten tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet die immers verschillende keren is uitgesteld.
Is de minister van VWS op de hoogte van het feit dat voor geiten geen stelsel van productierechten bestaat, zoals dit wel bestaat bij kippen, varkens en koeien, waardoor het aantal geiten in Nederland niet op die manier wordt begrensd? Is de minister van VWS op de hoogte van het feit dat voor geiten geen specifieke huisvestingsnormen gelden op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren? Erkent de minister dat de overheid op dit moment dus geen enkel instrument heeft om het aantal geiten te begrenzen? Erkent de minister dat dit ertoe heeft geleid dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie explosief is gestegen, mede doordat het houden van andere diersoorten wél is begrensd? Erkent de minister dat hierdoor het aantal mensen dat gezondheidsrisico’s loopt, mogelijk eveneens is gestegen? Op welke manier gaat de minister deze onwenselijke situatie beëindigen?
[1] Kamerstuk 25295-452
[2] Bekedam, H. c.s. (2021) Zoonosen in het vizier. Rapport van de expertgroep zoonosen.
[3] Brief van 1 juni 2022. Reactie op het advies van het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) over risico’s van aviaire influenza voor de humane volksgezondheid
[4] https://www.gld.nl/nieuws/7651364/minister-wil-er-alles-aan-doen-nieuwe-uitbraken-vogelgriep-te-voorkomen
[5] Kamerstuk 25295-1869
[6] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vogelgriep/besmettingen-vogelgriep-bij-bedrijven
[7] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vogelgriep/nieuws/2022/04/28/vogelgriep-vastgesteld-op-legbedrijf-in-lunteren
[8] 2022Z07668 Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nieuwe vogelgriepuitbraak in de Gelderse Vallei en het feit dat dit «seizoen» een vijfde van alle eenden in de eendenhouderij is vergast (ingezonden 15 april 2022).
[9] Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, Aanhangsel van de Handelingen nr 1411
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Bijdrage Van Raan aan debat over luchtvaart
Lees verderBijdrage Van Esch aan debat over water
Lees verder