Schriftelijke inbreng over mijnbouw/Groningen
Zandsuppletie om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op hun vragen over zandsuppletie, om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren, en hebben hierover enkele vragen. De minister geeft aan dat er 10 miljoen kuub extra zand wordt gesuppleerd[1], geleverd door het Rijk, om de veroorzaakte bodemdaling door het winnen van gas en zout te compenseren. Hierbij merken de leden op dat er jaarlijks gemiddeld 12 miljoen kuub zand nodig is om de zogeheten basiskustlijn te behouden, aldus de MER Zandwinning.[2] Kortom, in plaats van bodemdaling te voorkomen, levert het Rijk zand om de gevolgen van de gas- en zoutwinning op te vangen. Beschouwt de demissionaire minister (hierna: minister) het opvullen van ´mijnbouwgaten´ als een nuttige toepassing, wanneer er ook kust mee beschermd had kunnen worden? Kan de minister aangeven over welke periode de 10 miljoen kuub extra zand gesuppleerd zal worden? Beaamt de minister dat zo de economie boven de ecologie wordt gesteld, nu bodemdaling door kan gaan dankzij zandsuppletie in plaats van deze te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Bovendien lijkt de minister te suggereren dat het compenseren van bodemdaling met zandsuppletie gelijk is aan kustsuppletie en ophoogzand, zaken die van nationaal belang zijn. Beaamt de minister dat zandsuppletie om bodemdaling door het winnen van gas en zout te compenseren vermijdbaar is en dus niet van nationaal belang is, in tegenstelling tot die voor kustbescherming? Wordt zand, dat dient voor suppletie bij bodemdaling door gas- en zoutwinning, juridisch beschouwd als ophoogzand en valt het daarmee onder zaken van nationaal belang? Zo ja, kan de minister aangeven waar dit staat?
Ook blijkt uit de antwoorden van de minister dat door de bodemdaling ten gevolge van de gas- en zoutwinning de erosie van de kust wordt versneld[3], waardoor nog eens extra zandsuppletie nodig is. Hierbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat zelfs bij het stoppen met gas- en zoutwinning (een dichte kraan) de bodemdaling nog decennia doorgaat. Zand dat in principe gewonnen wordt om ten goede te komen aan kustbescherming, wordt nu ingezet om mijnbouwgaten te vullen. Dat verdoezelt hoe erg de bodemdaling door gas- en zoutwinning is, en gaat in tegen het ‘hand aan de kraan’-principe’[4], dat stelt dat de kraan dicht gaat wanneer de bodemdaling sneller verloopt dan het natuurlijke herstelvermogen minus de zeespiegelstijging. Beaamt de minister dat het suppleren van zand in strijd is met het ‘hand aan de kraan’-principe? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat het rapport over mijnbouw en het ‘hand aan de kraan’-principe af is? Zo ja, kan de minister dit met de Kamer delen? Zo nee, wanneer zal dit rapport naar de Kamer gestuurd worden?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat uit de MER Zandwinning blijkt dat Rijkswaterstaat zand wint voor derden, bijvoorbeeld voor waterschappen ten behoeve van kustonderhoud. In de ogen van de leden van de Partij voor de Dierenfractie staat kustonderhoud niet gelijk aan het vullen van gaten in de bodem ten gevolge van gas- en zoutwinning. Bovendien stelt het Rijk dat er vanaf 2022/2023 tot 2028 in totaal 20 miljoen kuub extra zand voor derden wordt gewonnen. Klopt het dat de helft van de 20 miljoen kuub bedoeld is voor gas- en zoutwinning en niet voor waterschappen? Beaamt de minister dat dit disproportioneel veel is, voor een grondstof die ingezet zou moeten worden voor kustbescherming? Zo nee, waarom niet? Hoeveel betalen de gas- en zoutbedrijven voor deze commerciële suppleties, hoeveel betalen de waterschappen en hoeveel kost het de overheid om dit zand te winnen?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat in het algemeen gesteld kan worden dat alle methoden van zandwinning impact hebben op het milieu, bijvoorbeeld op de kustmorfologie en het functioneren van ecosystemen. Daarnaast blijkt dat de milieueffecten voor de winning, het transport en het gebruik van zand niet volledig bekend zijn. Zo blijkt uit de MER Zandwinning dat nader onderzoek gewenst is voor de gevolgen van bijvoorbeeld vertroebeling op vogels, zoals de scholekster. Nader onderzoek is ook gewenst op het gebied van schelpdieren, op het gebied van de zee-eend, de eider, de kanoet en de topper. Kortom, meer onderzoek is nodig. Kan de minister toezeggen dat dit onderzoek er komt? Zo ja, wanneer zal dit onderzoek afgerond worden?
En dan hebben we het alleen nog maar over de effecten van zandwinning, want de effecten van zandsuppletie zijn NIET meegenomen in de MER. De leden van de Partij voor de Dierenfractie wijzen erop dat de oorspronkelijke bodem van de Waddenzee slikkig is en rijk aan voedsel voor onder andere vogels. Het zand dat gebruikt wordt om de gaten te vullen is van een andere samenstelling. Daarmee wordt de facto de samenstelling van bodem en fauna veranderd. De leden menen dat hiermee de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee worden aangetast, hetgeen in strijd is met het ‘hand aan de kraan’-principe. De minister stelt dat extra zandsuppletie niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Kan de minister aangeven welke voorwaarden dit zijn en hoe gecontroleerd wordt dat men zich aan deze voorwaarden[5] houdt? Kan de minister garanderen dat de beschermde bodem van de Waddenzee niet zal veranderen van samenstelling door bodemdaling en invoer van zand? Kan de minister toezeggen dat de effecten van zandsuppletie meegenomen zullen worden in de volgende MER? Kan de minister ook aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de aangekondigde herziening van de vergunningverlening voor mijnbouw onder de Waddenzee? Wanneer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd? Klopt het dat momenteel in de vergunning is opgenomen dat natuurschade door mijnbouw gecompenseerd mag worden door aanvoer van zand vanaf de Noordzee? Zo ja, kunnen deze stukken gedeeld worden met de Kamer? Kan de minister aangeven op welke juridische gronden dit opgenomen kan worden in de vergunningen en hoe zich dit verhoudt tot het ‘hand aan de kraan’-principe? Want het is, volgens de leden van de Partij voor de Dierenfractie, hiermee in strijd. Zo nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek en monitoring over de stapeling van cumulatieve effecten van projecten voor klimaatadaptatie, duurzaam medegebruik en natuurversterkende maatregen in relatie tot alle economische activiteiten in het Waddengebied dat uitgevoerd wordt via het Deltaprogramma (Kennisprogramma Zeespiegelstijging), het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW), en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026 (Uitvoeringsagenda)? Wanneer is het af en zal het naar de Kamer worden gestuurd? Is de minister bereid te wachten met het vergunnen van nieuwe, of gewijzigde, winningsplannen totdat het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Kan de minister aangeven hoe zeespiegelstijging door klimaatverandering in deze analyse is meegenomen? Want van klimaatverandering is al volop sprake in het Waddengebied. Vanwege het unieke karakter van dit intergetijdengebied zullen de gevolgen in het Waddengebied van gebied tot gebied verschillen. Sommige plekken zullen dalen, andere stijgen. Een tekort aan sediment leidt bijvoorbeeld tot erosie, wat weer leidt tot sterkere golfkracht op andere plekken. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat extra golfkracht aan de kusten leidt tot verplaatsing van zand van het ene Waddeneiland naar het andere, met als gevolg dat versterkte erosie zal plaatsvinden van de dichter bevolkte eilanden. Kortom, klimaatverandering heeft grote, nog onbekende gevolgen voor erosie en daarmee zal er een onbekende behoefte aan zandsuppletie zijn voor het beschermen van onze kustlijn. Daarom willen de leden van de Partij voor de Dierenfractie weten hoe de minister extra bodemdaling door gas- en zoutwinningsuppletie, gevolgd door extra zandsuppletie, in een gebied, dat zo uniek en gevoelig is voor verandering, kan toestaan. Kan de minister laten onderzoeken hoeveel sediment nodig is om het intergetijdengebied van de Waddenzee mee te laten groeien met zeespiegelstijging? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het door het KNMI mede-opgestelde scenario voor zeespiegelstijging om de ‘gebruiksruimte’ voor mijnbouw onder de Waddenzee te kunnen vaststellen? Is het scenario af en wanneer zal het scenario met de Kamer worden gedeeld?
Tot slot wijzen de leden van de Partij voor de Dierenfractie erop dat het gebruik van zand in lijn zal moeten komen met het beleid aangaande circulaire economie. Voor de circulaire economie moet onderzocht worden hoeveel zand Nederland gebruikt en hoe we dit circulair kunnen maken, aangezien het zand dat nu gesuppleerd wordt ten behoeve van kustbescherming decennialang in gebruik is en hiermee niet circulair. Kan de minister aangeven hoeveel bruikbaar zand er beschikbaar is, hoeveel zand er nodig zal zijn in de toekomst en hoeveel zand onttrokken en gesuppleerd kan worden zonder het milieu te beschadigen? Is de minister het ermee eens dat we het zand waarover we nu beschikken moeten koesteren en dat we dit niet kunnen inzetten voor praktijken die niet duurzaam zijn, zoals gaswinning?
Convenant investeringsaftrek kleine velden op land
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van het convenant ‘investeringsaftrek kleine velden op land’. De leden staan niet achter dit convenant, dat is opgesteld als onderdeel van het verhogen van de investeringsaftrek voor de winning van aardgas op zee. Hiermee wordt namelijk het winnen van aardgas op zee goedkoper gemaakt met belastinggeld. In de ogen van de leden van de Partij voor de Dierenfractie is de investeringsaftrek en zeker het verhogen ervan een fossiele subsidie. Mede daarom hadden de leden van de Partij voor de Dierenfractie vorig jaar tegen de investeringsaftrek gestemd. Beaamt de minister dat de investeringsaftrek een belastingvoordeel is en daarmee een fossiele subsidie volgens de definitie van de World Trade Organization (WTO)[6]? Zo nee, waarom niet? Erkent de minister dat Nederland in 2013 had afgesproken om vóór 2020 alle fossiele subsidies af te bouwen[7]? Hoe gaat de minister zich aan deze afspraak houden?
Daarnaast hebben de leden nog enkele vragen over het convenant. Op welke juridische gronden wordt de Waddenzee als land gedefinieerd, gezien de minister stelt dat de Waddenzee hoort bij kleine gasvelden op land? Betekent dit dat er niet meer gevist kan worden, omdat het land is? Hoe verhoudt het convenant zich tot de afspraken in het regeerakkoord[8] dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land, inclusief de Waddenzee? Waren er afgelopen vier jaar (tijdens het regeerakkoord) exploitatievergunningen afgegeven? Zo ja, hoeveel en waar? Bovendien merken de leden op dat veel inwoners, evenals sommige gemeenten en waterschappen in Friesland, zich verzetten tegen de winning van gas uit kleine gasvelden. Beaamt de minister dat er verzet is tegen het winnen van gas uit kleine velden? Wanneer is er volgens de minister te weinig draagvlak om gaswinning door te zetten? Of is de minister van plan gaswinning zonder lokaal draagvlak doorgang te laten vinden?
[1] Vragen Van Raan over zandwinning - Partij voor de Dieren
[2] https://www.commissiemer.nl/pr...
[3] “Door de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee en de daardoor veroorzaakte bodemdaling (tijdens en na productie) ontstaat er vanuit de morfologische dynamiek van de Waddenzee een extra vraag naar zand. Dit heeft tot gevolg dat de kusten van de Waddeneilanden sneller eroderen en er extra suppleties nodig zijn om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven.” https://www.google.com/url?sa=...
[4] Kamerstuk 29684, nr. 204 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) “Het systeem van het «hand aan de kraan»-principe en de daarin opgenomen waarborgen heb ik uitvoerig toegelicht in mijn brief van 30 mei 2016 (Kamerstuk 29 684, nr. 140). De gebruiksruimte voor gaswinning onder de Waddenzee wordt bepaald door het natuurlijke meegroeivermogen (sedimentatiesnelheid) van de komberging waarin gaswinning plaatsvindt, verminderd met de zeespiegelstijging. Voor de gaswinning onder de Waddenzee geldt dat zolang de bodemdalingssnelheid door de gaswinning lager is dan de beschikbare gebruiksruimte, er geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee plaatsvindt en er dus geen schade optreedt aan de natuur. Om te bepalen of de gebruiksruimte wordt overschreden zijn drie factoren van belang: de zeespiegelstijging in de Waddenzee, de sedimentatie in de Waddenzee (natuurlijk herstelvermogen) en de bodemdaling door gaswinning onder de Waddenzee.”
[5] Kamerstuk 29684, nr. 205 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) “Waar nodig wordt aanvullend onderzoek gedaan, passend beoordeeld en in sommige gevallen ook apart een vergunning aangevraagd voor de suppletie, als niet aan de eisen van het Natura 2000-beheerplan kan worden voldaan. Hiermee is gewaarborgd dat de zandsuppleties – onder de gestelde voorwaarden – veilig en verantwoord kunnen worden uitgevoerd en er dus geen sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Noordzeekustzone of een ander Natura 2000-gebied.” -
[6] https://wedocs.unep.org/bitstr...
[7] https://www.nrc.nl/nieuws/2019...
[8] Kamerbrief over Mijnbouw Wadden https://www.google.com/url?sa=...
Interessant voor jou
Schriftelijke inbreng over de avondklok
Lees verderSchriftelijke inbreng over Wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2018/1581/EU
Lees verder