Schriftelijke inbreng Raad Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking
Schriftelijke inbreng Partij voor de Dieren SO Raad Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 8 juni 2021
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking en de kabinetsappreciatie van het Post-Cotonou verdrag. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden zijn verheugd te lezen dat het kabinet tijdens de aankomende Raad inzet op het tegengaan van sociale ongelijkheid, klimaatverandering en het versterken van financiële stabiliteit. Tegelijkertijd vragen de leden zich af of de minister haar handelsagenda verenigbaar vindt met deze inzet, daar waar de effecten van deze agenda juist het tegenovergestelde teweegbrengen als wat het kabinet hier zegt te beogen. Onze agressieve exportstrategie gaat ten koste van lokale economieën in arme landen. Terwijl we boeren in landen zoals Ghana zeggen te helpen door ze beter zaadgoed te verstrekken, sluiten we verdragen af waarmee we hun markt juist overspoelen met goedkope, gesubsidieerde landbouwproducten. Terwijl we satellietbeelden delen zodat boeren in Mozambique beter kunnen inspelen op het klimaat, geven we ook exportkredietverzekering af aan bedrijven die niet alleen ontwrichtende conflicten stimuleren, maar ook klimaatverandering aanjagen met als gevolg het wegvagen van de oogsten van de Mozambikanen. De bestrijding van honger en armoede in de wereld begint bij het in lijn brengen van onze handelsagenda met onze inzet op ontwikkelingssamenwerking, en niet andersom. Kan de minister hierop reageren?
De leden lezen dat het kabinet zich in het kader van COVID-19 inzet voor de wereldwijde toegang tot vaccins en het herstel van lokale economieën van de klappen die ze door het coronavirus te verduren hebben gekregen. De leden zijn van mening dat de bevordering van wereldwijde toegang tot vaccins te traag verloopt en farmaceutische bedrijven te weinig worden aangemoedigd om deze toegang daadwerkelijk te verschaffen. Ook het kabinet weigert zich aan te sluiten bij de roep van vele ontwikkelingsorganisaties om te stoppen met het blokkeren van de TRIPS-vrijstelling met betrekking tot COVID-19 vaccins in de WTO. Tegelijkertijd zijn de leden bezorgd over hoe ons handelsbeleid steeds maar weer inzet op het verder in geding brengen van de natuur, waar nieuwe virussen en pandemieën op de loer liggen. Om met bestsellerauteur David Quammen te spreken: het allerbeste medicijn tegen toekomstige pandemieën is de natuur en de dieren met rust laten. De leden vragen zich af wat de minister doet om te voorkomen dat we over een tijdje weer het gevecht aan moeten gaan met een nieuwe pandemie. Is de minister het met de leden eens dat de economieën van de minst ontwikkelde landen en middeninkomenslanden een nieuwe pandemie waarschijnlijk niet te boven kunnen komen? Is de minister bereid om tijdens de Raad als deel van haar inzet op het herstel van ontwikkelingslanden uit de coronacrisis, ook het belang van het bestrijden van de grondoorzaken van het virus aan te kaarten bij haar ambtsgenoten? Kan ze toezeggen dat ze aan zal dringen op een hervorming van het Europese handelsbeleid naar wat nodig is om nieuwe pandemieën te voorkomen en voorts het Nederlandse handelsbeleid op dit punt te evalueren?
Voorts willen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ingaan op het Post-Cotonou verdrag. De leden maken zich zorgen over het voornemen om nog meer vrijhandelsverdragen af te sluiten, de zogenoemde Europese Partnerschapsakkoorden (EPAs). Deze verdragen worden gepresenteerd als voordelig voor beide partijen omdat het de wederkerige opening van markten veronderstelt, maar in realiteit vervangen ze in vele gevallen bestaande unilaterale handelspreferenties. Wie op de lijst van minst ontwikkelde landen staat, heeft weinig te winnen met een EPA, want het krijgt toch al vrije toegang tot de EU. Het openstellen voor Europese producten kan de eigen industrie en landbouw schaden. Sommige landen blokkeren dan ook terecht een akkoord binnen een handelsblok, omdat ze vrezen dat hun ontluikende economieën bedolven worden onder goedkope, gesubsidieerde landbouwproducten uit Europa. Zo geeft de Europese Unie haar eigen boeren subsidie voor het produceren van spotgoedkope melk, waar Afrikaanse boeren op de wereldmarkt nooit mee kunnen concurreren, maar verwacht vervolgens van Afrikaanse landen dat ze hun markten openstellen. Kan de minister erkennen dat EPAs overheden de mogelijkheid ontnemen om hun kleine boeren te beschermen tegen oneerlijke concurrentie? Is de minister het met de leden eens dat de economieën van LDC’s niet competitief genoeg zijn om tegen deze internationale concurrentie op te kunnen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie benadrukken dat handel belangrijk is voor de verdere ontwikkeling van de ACS-landen, maar zijn van mening dat hier geen oneerlijke vrijhandelsverdragen voor nodig zijn, integendeel, omdat deze altijd leiden tot het verlies van de zwakste schakel. Waarom kiest Europa er niet voor om unilaterale handelspreferenties in tact te houden onder de mogelijkheden die de WTO daarvoor biedt? Is de minister bekend met het onderzoek van consultancybureau PwC[1] naar de gevolgen van EPAs in ACS-landen, dat stelt dat liberalisering van handel de ontwikkeling van een moderne, industriële sector kan bedreigen, een sector die alleen kan overleven en bloeien als deze kan worden beschermd tegen importproducten? EPAs zouden volgens de Europese Unie bijdragen aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Kan de minister toelichten waaruit blijkt dat dit het geval is geweest voor al afgesloten EPAs? Zijn hier cijfers of onderzoeken naar beschikbaar die de minister met de Kamer kan delen? Klopt het dat de door EPAs geboden hulp bestaat uit bijvoorbeeld een workshop over regelgeving, wat in wezen weinig voorstelt? Wat vindt de minister van de stelling van ECDPM dat het nieuwe verdrag laat zien dat het ACS-EU partnerschapskader van afnemend belang is als het gaat om het bieden van hulp? Welke landen blokkeren momenteel het sluiten van een EPA met de EU en wat zijn hier de beweegredenen voor? Waarom zet het kabinet niet in op het stimuleren van lokale verwerkende industrieën en regionale handel, in plaats van grootschalige liberalisering van handel met de EU? Deelt de minister de zienswijze van de leden dat eerlijke handel het scheppen van ruimte veronderstelt voor ontwikkelingslanden om de eigen economieën op te bouwen, voordat men de grenzen openstelt voor internationale handel? Heeft de Europese Commissie inmiddels een definitieve keuze gemaakt over de vraag of het verdrag alleen door het Europees Parlement of ook door de nationale parlementen zal worden goedgekeurd? Wat is het krachtenveld binnen de Raad op dit punt? Tot slot vragen de leden de minister te reageren op het opiniestuk van hulporganisatie Caritas, waarin gesteld wordt dat het nieuwe verdrag er onvoldoende in slaagt om hulp te dekoloniseren. Kan de minister reageren op de stelling dat terwijl het verdrag gaat over ‘gelijkwaardige partnerschappen’, de EU nog steeds vanuit het startpunt van macht en overwicht lijkt te bewegen in plaats van naar een economisch ontwikkelingsniveau waarbij de afhankelijkheidsrelatie van ACS-landen opgeheven kan worden? Wat vindt de minister van de analyse van Caritas dat het landbouwhoofdstuk op grote bedrijven stuurt, terwijl een verbetering van de positie van kleine agrariërs niet wordt geadresseerd?
[1] https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2005/january/tradoc_121195.pdf
Interessant voor jou
Bijdrage Van Raan aan debat over duurzaam vervoer
Lees verderBijdrage Van Raan aan verantwoordingsdebat
Lees verder