Kamer­vragen aan de minister van LNV en van BuZa over het illegaal vissen van Europa in West-Afrika


Indiendatum: mrt. 2010

Vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Buitenlandse Zaken over het illegaal vissen van Europa in West-Afrika

1. Bent u ervan op de hoogte dat Europese visserijschepen illegaal vissen in de kustwateren van de Westelijke Sahara1 ?

2. Zijn er ook Nederlandse vissers betrokken bij de visserij in de genoemde kustwateren van West-Sahara? Zo ja, hoe groot is het Nederlandse aandeel in deze visserij en welke conclusies verbindt u hieraan met het oog op de uitspraak van het juridisch bureau van het Europees Parlement?

3. Kunt u uiteenzetten hoe het kan dat de gelden voor de visrechten niet ten goede komen aan de lokale bevolking en wie daar toezicht op zou moet houden? Welke conclusies verbindt u aan deze constatering?
4. Bent u van mening dat deze gelden bij andere visserij-partnerschapsovereenkomsten wel ten goede komen aan de lokale bevolking? Zo ja waar baseert u dat op?

5. Kunt u uiteenzetten aan welke randvoorwaarden de visserij in deze visserij-partnerschapsovereenkomsten moet voldoen, ten aan zien van duurzaamheid en het voorkomen van overbevissing en is hier enige vorm van toezicht op? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke criteria worden deze randvoorwaarden gesteld? Zo neen, waarom niet?

6. Is het waar dat de gevangen vis op de lokale markten terecht komt? Zo ja, kunt u toelichten waarom Europese of zelfs Nederlandse trawlers deze vissen dan zouden moeten vangen en waarom het niet aan de lokale vissers zou kunnen worden overgelaten? Zo neen, waar gaat de gevangen vis dan heen?

1 NRC-Handelsblad 24-02-2010: Dispuut over visserijverdrag EU en Marokko

Indiendatum: mrt. 2010
Antwoorddatum: 20 apr. 2010

Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over het illegaal vissen van Europa in West-Afrika (ingezonden 5 maart 2010).

Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat Europese visserijschepen illegaal vissen in de kustwateren van de Westelijke Sahara?[1]

Antwoord
Europese schepen vissen in de Marokkaanse wateren en in de wateren voor de kust van het ‘non-self governing territory’ Westelijke Sahara binnen het kader van het visserijpartnerschap dat de EU en Marokko hebben afgesloten. Het feit dat Europese schepen in de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara vissen is, niet per definitie illegaal. De legaliteit hangt af van de manier waarop het partnerschap door Marokko, de de facto administratieve verantwoordelijke over de Westelijke Sahara, wordt geïmplementeerd. Er mogen economische activiteiten plaatsvinden in ‘non-self governing territories’, waarbij de opbrengsten van deze activiteiten ten goede moeten komen aan de oorspronkelijke bevolking van het gebied.

Vraag 2
Zijn er ook Nederlandse vissersschepen in de genoemde kustwateren van West-Sahara actief? Zo ja, hoe groot is het Nederlandse aandeel in deze visserij en welke conclusies verbindt u hieraan met het oog op de uitspraak van het juridisch bureau van het Europees Parlement?

Antwoord
Het visserijakkoord tussen de EU en Marokko is nu ruim 3 jaar van kracht. In die periode heeft er één Nederlands schip ongeveer anderhalve maand lang gevist in de onder het akkoord vallende wateren. Voor zover bekend was dit zowel in de Marokkaanse wateren, als in de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara.

Het Europees Parlement overlegt momenteel met de Europese Commissie over de economische betrokkenheid van de oorspronkelijke bevolking bij deze visserij. Ik volg deze discussie op de voet. Aangezien dit overleg nog niet is afgerond, is het te vroeg om op dit moment hieraan conclusies te verbinden.

Vraag 3
Kunt u uiteenzetten hoe het kan dat de gelden voor de visrechten niet ten goede komen aan de lokale bevolking en wie daar toezicht op zou moet houden? Welke conclusies verbindt u aan deze constatering?

Antwoord
In het visserijpartnerschap is bepaald dat opbrengsten uit het partnerschap ten goede moeten komen aan de lokale bevolking. De Europese Commissie monitort de uitvoering van het partnerschap en heeft in dit verband regelmatig overleg met Marokko. De Commissie heeft een aantal voorbeelden gegeven van manieren waarop de lokale bevolking van dit visserijakkoord zou profiteren. De overslag van vis vindt plaats in de havens gelegen in de Westelijke Sahara (bijvoorbeeld Laayoune, Dakhla en Boujdour) en het versterken van de lokale visserijsector wordt meegenomen als doel, wanneer er programma’s in het kader van het visserijakkoord worden opgezet.

De Europese Commissie heeft echter ook geconcludeerd in het groenboek “Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid” dat visserijpartnerschap­pen in het algemeen onvoldoende hebben geleid tot armoedebestrijding en het bereiken van de millenniumdoelen.

Het Europees Parlement heeft de Europese Commissie vorige maand gevraagd om meer informatie over in hoeverre de lokale bevolking werkelijk profiteert van dit specifieke visserijpartnerschap en op welke wijze. De Commissie en het Parlement hebben hier achter gesloten deuren op dinsdag 16 maart over gesproken.

De Europese Commissie zal hierover de Raad nader informeren.

Vraag 4
Bent u van mening dat deze gelden bij andere visserij-partnerschapsovereenkomsten wel ten goede komen aan de lokale bevolking? Zo ja, waar baseert u dat op?

Vraag 5
Kunt u uiteenzetten aan welke randvoorwaarden de visserij in deze visserij-partnerschapsovereenkomsten moet voldoen, ten aanzien van duurzaamheid en het voorkomen van overbevissing, en is hier enige vorm van toezicht op? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke criteria worden deze randvoorwaarden gesteld? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 4 en 5
Om dit risico voor de lokale economie in ontwikkelingslanden te minimaliseren, is in de Europese Raad in 2004 afgesproken ([2]) dat de Europese visserijpartner­schapsovereenkomsten gebaseerd dienen te zijn op de best beschikbare weten­schappelijke gegevens over de omvang van de visbestanden en op de vraag of er een surplus is aan vis dat niet door de lokale vissers kan worden opgevist. Ook dient rekening gehouden te worden met de belangen van de lokale visserijsector. De visserijpartnerschapsovereenkomsten moeten ook voldoen aan andere technische duurzaamheidsrandvoorwaarden, zoals gebruik van bepaalde netten en respect voor een biologische rustperiode. De lokale autoriteiten bewaken deze voorwaarden. Daartoe zijn schepen in vele akkoorden en ook in het onderhavige verplicht waarnemers aan boord te nemen.

De implementatie van dit beleid heeft naar de mening van de Europese Commissie echter nog in onvoldoende mate geleid tot duurzame visserijovereenkomsten met derde landen. Nederland onderschrijft dan ook de conclusies van de Europese Commissie in het groenboek “Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid” dat de steun voor de visserijsector in derde landen waarmee Europa een overeenkomst heeft, weliswaar heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de visserijsector, maar onvoldoende op het gebied van armoedebestrijding en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen.

Vraag 6
Is het waar dat de gevangen vis op de lokale markten terecht komt? Zo ja, kunt u toelichten waarom Europese of zelfs Nederlandse trawlers deze vissen zouden moeten vangen en waarom het niet aan de lokale vissers zou kunnen worden overgelaten? Zo nee, waar gaat de gevangen vis heen?

Antwoord
Voor het partnerschap werd afgesloten, is er door een onafhankelijk bureau een wetenschappelijke analyse gemaakt van de omvang van de visbestanden die zich voor de kust van Marokko en de Westelijke Sahara bevinden. Daarbij is ook geanalyseerd welk deel daarvan niet door lokale vissers zou kunnen worden gevangen (het surplus, zie vragen 4 en 5) aangezien die onvoldoende capaciteit hebben. De Europese schepen vangen alleen dat deel van de bestanden en beperken derhalve niet de visserijmogelijkheden van de lokale vissers. Van de door de EU-schepen gevangen vis komt 25% op de lokale markt terecht.

Dit is een van de voorwaarden van het partnerschap en bedoeld om de lokale economische activiteit te stimuleren De andere 75% van de vis die de Europese schepen vangen gaat naar andere, vooral Afrikaanse markten.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN

VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Interessant voor jou

Kamervragen aan de ministers van LNV en van VROM over de uitspraak van de Raad van State over de Brabantse reconstructieplannen

Lees verder

Vragen over bijenvolksterfte door onduurzame maisteelt

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer