Kamervragen aan de minister van LNV over dierziektebestrijding en over de vergoeding vogelpestuitbraak
Indiendatum: apr. 2007
Vragen van het lid Thieme van de Partij voor de Dieren aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over dierziektebestrijding
1. Kent u het bericht 'Ruiming en vaccinatie helpen niet bij pestuitbraak in pluimveedicht gebied' (1)?
2. Deelt u de opvatting van de onderzoekers van Animal Sciences Groep van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, de veterinaire faculteit van de Universiteit Utrecht en diergezondheidsbedrijf GD, dat ruiming en noodvaccinatie geen reële bestrijdings¬methoden bij een vogelpestuitbraak in pluimveedicht gebied zijn? Zo ja, bent u bereid met spoed beleid te ontwikkelen dat diervriendelijk en wel effectief is voor de bestrijding van een vogelpestuitbraak en kunt u aangeven wat de uitgangspunten zijn van dat beleid? Zo neen, waarom niet?
3. Is het waar dat in de Gelderse Vallei en het zuiden van Nederland een dichtheid bestaat van 4 pluimveebedrijven per vierkante kilometer? Bent u voornemens beleid te ontwikkelen dat gericht is op ontvlechting van de intensieve veehouderij met het oog op inperking van het risico van verspreiding van dierziekten zoals vogelpest? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
4. Deelt u de mening dat de dreiging van een H5N1-uitbraak, die algemeen wordt verwacht, extra urgentie geeft aan het nemen van maatregelen om de verspreiding van dierziekten via concentraties in de intensieve veehouderij in te dammen? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor uw beleid? Zo neen, waarom niet?
--------------------------------------
Vragen van het lid Thieme van de Partij voor de Dieren aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vergoeding vogelpestuitbraak
1. Kent u het bericht ‘Kritiek op vergoeding vogelpest. Matthews krijgt na ruiming 900.000 euro’ ? (2)
2. Kunt u aangeven of het in de Nederlandse regelgeving denkbaar is dat een bedrijf dat risicovol gedrag aan de dag legt ten aanzien van dierziekten, gecompenseerd kan worden voor dat slechte gedrag ten tijde van ruiming? Zo neen, op welke wijze toetst u de mate van risicovol gedrag? Zo ja, hoe verantwoord u dit beleid met het oog op de verantwoordelijkheid die ondernemers hebben ten aanzien van hun bedrijf en de maatschappij?
3. Bent u bereid beleid te ontwikkelen waardoor de veehouderij een grotere eigen verantwoordelijkheid gaat dragen ten aanzien van het voorkomen van dierziekten, bijvoorbeeld door de aansprakelijkheid in geval van schade neer te leggen bij de sector en niet (deels) te compenseren uit publieke middelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer denkt u dit beleid te implementeren?
4. Kunt u aangeven wat de kosten voor de overheid zijn geweest van het bestrijden, voorkomen van dierziekten en compenseren van geleden schade over de afgelopen 5 jaren? Zo neen, waarom niet?
5. Acht u het een taak van de overheid om dergelijke bedragen uit te geven aan problemen die (deels) ontstaan kunnen zijn als gevolg van een onzorgvuldige werkwijze? Zo ja, waarom? Zo neen, hoe gaat u uw beleid hierop aanpassen en wanneer?
(1)Agrarische Dagblad d.d. 20-4-07
(2) Agrarisch Dagblad d.d. 25-04-07
Indiendatum:
apr. 2007
Antwoorddatum: 30 mei 2007
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de gecombineerde antwoorden op schriftelijke vragen toekomen over de dierziektebestrijding en over de vergoeding vogelpestuitbraak van het lid Thieme (PvdD).
A. Dierziektebestrijding
1
Kent u het bericht 'Ruiming en vaccinatie helpen niet bij pestuitbraak in pluimveedicht gebied'?
Ja.
2
Deelt u de opvatting van de onderzoekers van Animal Sciences Groep van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, de veterinaire faculteit van de Universiteit Utrecht en diergezondheidsbedrijf GD, dat ruiming en noodvaccinatie geen reële bestrijdings¬methoden bij een vogelpestuitbraak in pluimveedicht gebied zijn? Zo ja, bent u bereid met spoed beleid te ontwikkelen dat diervriendelijk en wel effectief is voor de bestrijding van een vogelpestuitbraak en kunt u aangeven wat de uitgangspunten zijn van dat beleid? Zo neen, waarom niet?
Het bovengenoemde krantenbericht refereert aan epidemiologisch modelmatig onder¬zoek dat is uitgevoerd naar de verspreiding van Aviaire Influenza (AI), “Risk maps for the spread of highly pathogenic avian influenza in poultry”. Het onderzoek is gebaseerd op gegevens afkomstig van de uitbraak van vogelpest in 2003 in Nederland en is uitgevoerd onder leiding van de Animal Sciences Group, Universiteit Wageningen.
De conclusie van het onderzoek met betrekking tot de effectiviteit van preventief ruimen, is dat in de twee gedefinieerde pluimveedichte gebieden alleen een preventieve ruiming van meer dan 3 kilometer rond een besmet bedrijf effect zal hebben op het indammen van het virus. Daarnaast concludeert het onderzoek dat maatregelen zoals preventieve ruiming samen met hygiënemaatregelen en vervoersverboden, de lengte en de ernst van een uitbraak verkleinen, waardoor het risico op verspreiding van de ziekte kleiner wordt en daarmee het aantal besmette vogels beperkt wordt.
Ook wijst het onderzoek op het feit dat noodvaccinatie tijdens een uitbraak van vogelpest weliswaar niet effectief is om de verspreiding van vogelpest tegen te gaan, maar dat daarentegen preventieve vaccinatie wel effect heeft op het voorkomen van insleep en op de verspreiding van het virus.
Het betreft hier een modelmatig onderzoek, uitgevoerd door instituten van naam en ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan de resultaten van dit onderzoek.
Op dit moment wordt binnen mijn ministerie gewerkt aan de Nationale Agenda Diergezondheid, waarin het toekomstige diergezondheidsbeleid voor de periode
2007-2013 wordt beschreven. De uitkomsten van dit onderzoek worden daarbij betrokken. Komend najaar zal ik deze Nationale Agenda aan uw Kamer sturen.
3
Is het waar dat in de Gelderse Vallei en het zuiden van Nederland een dichtheid bestaat van 4 pluimveebedrijven per vierkante kilometer? Bent u voornemens beleid te ontwikkelen dat gericht is op ontvlechting van de intensieve veehouderij met het oog op inperking van het risico van verspreiding van dierziekten zoals vogelpest? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Ja, volgens het onderzoek is de pluimveedichtheid in de twee hoogrisicogebieden gemiddeld 3,8 pluimveebedrijven per vierkante kilometer.
Voorkomen van dierziektes is het belangrijkste thema van de Nationale Agenda Diergezondheid, hierbij zal ook rekening gehouden worden met het aspect van de ruimtelijke ordening.
4
Deelt u de mening dat de dreiging van een H5N1-uitbraak, die algemeen wordt verwacht, extra urgentie geeft aan het nemen van maatregelen om de verspreiding van dierziekten via concentraties in de intensieve veehouderij in te dammen? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor uw beleid? Zo neen, waarom niet?
Sinds 2004 in Azië de hoogpathogene variant H5N1 ontdekt werd, zijn er in de Europese Unie en in Nederland preventieve maatregelen getroffen om een mogelijke insleep van dit virus in de gehouden pluimveepopulatie te voorkomen. Deze maatregelen variëren van importverboden van levend pluimvee en hun producten uit de met H5N1-besmette landen tot het afschermen van het gehouden pluimvee in de risicoperioden om insleep van buitenaf te voorkomen. Daarnaast dienen de vervoermiddelen, die uit een land met een uitbraak van vogelpest komen, een extra reiniging en ontsmetting te ondergaan en heeft de Europese Unie de importen van wilde vogels aan banden gelegd.
Specifiek voor Nederland is dat hier ook de mogelijkheid tot preventief vaccineren tegen vogelpest mogelijk is, commercieel pluimvee met vrije uitloop en het hobbypluimvee kunnen hieraan deelnemen.
Deze maatregelen dragen bij aan het verkleinen van het risico op insleep van het H5N1- virus in de Nederlandse pluimveepopulatie.
B. Vergoeding vogelpestuitbraak
1
Kent u het bericht 'Kritiek op vergoeding vogelpest'. Matthews krijgt na ruiming € 900.000,-?
Ja.
2
Kunt u aangeven of het in de Nederlandse regelgeving denkbaar is dat een bedrijf dat risicovol gedrag aan de dag legt ten aanzien van dierziekten, gecompenseerd kan worden voor dat slechte gedrag bij een ruiming? Zo ja, hoe verantwoordt u dit beleid met het oog op de verantwoordelijkheid die ondernemers hebben ten aanzien van hun bedrijf en de maatschappij? Zo neen, op welke wijze toetst u de mate van risicovol gedrag?
De bestrijding van dierziekten en de schadeloosstelling bij het voordoen van dierziekten enerzijds en de naleving van preventieve veterinaire regelgeving anderzijds zijn twee op zichzelf staande zaken.
Bij de ruiming van de dieren op een bedrijf vanwege het optreden van een besmettelijke dierziekte heeft de houder recht op een tegemoetkoming in de schade uit het Diergezond¬heidsfonds van de overheid. Dit recht is in de Gezondheids- en welzijnswet (Gwwd) neergelegd om een hoge mate van medewerking van de (pluim)veehouder te krijgen bij het melden ten behoeve van snelle en effectieve bestrijding van besmettelijke dierziekten. De hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van een aantal objectieve criteria (zoals het aantal zieke of gezonde dieren, marktwaarde dieren in gezonde staat).
De minister heeft in een beperkt aantal gevallen de bevoegdheid om de tegemoetkoming te verlagen of in het geheel achterwege te laten. Dit kan in het uitzonderlijke geval dat het optreden van een besmettelijke dierziekte aantoonbaar te wijten is aan de (pluim)¬veehouder.
Tot 2006 was in de systematiek van tegemoetkomingen tevens het instrument van kortingen geregeld, dat werd toegepast bij de houders van geruimde bedrijven die de preventieve veterinaire regelgeving hadden overtreden. Bij Wet van 8 september 2005 (Stb. 2005, 487) is het instrument van kortingen ingetrokken, omdat dit instrument niet effectief bleek en zelfs een doorkruising betekende van de centrale doelstelling van de systematiek van tegemoetkomingen (melding ziekteverschijnselen).
Ik verwijs naar de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer (TK 2004-2005, 29 354). Bij de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel is tevens uiteengezet hoe de preventieve regelgeving wordt gehandhaafd.
Overigens dekt de tegemoetkoming van de overheid bij de bestrijding uitsluitend de schade door de ruiming van dieren en vernietiging van producten. Overige (gevolg)schade blijft in beginsel als bedrijfsrisico voor rekening van de houder.
3
Bent u bereid beleid te ontwikkelen waardoor de veehouderij een grotere eigen verantwoordelijkheid gaat dragen ten aanzien van het voorkomen van dierziekten, bijvoorbeeld door de aansprakelijkheid in geval van schade neer te leggen bij de sector en niet (deels) te compenseren uit publieke middelen? Zo ja, wanneer denkt u dit beleid te implementeren? Zo neen, waarom niet?
De kosten van het voorkomen van dierziekten (preventieve maatregelen op het bedrijf) worden door de bedrijven zelf gedragen. In het kader van de ontwikkeling van het toekomstige diergezondheidsbeleid voor de periode 2007-2013 (Nationale Agenda Diergezondheid) waaraan nu wordt gewerkt en waarover ik de Kamer later zal informeren, is preventie een speerpunt. Ook zal worden ingegaan op financiering van de bestrijding.
4
Kunt u aangeven wat de kosten voor de overheid zijn geweest van het bestrijden en voorkomen van dierziekten en het compenseren van geleden schade over de afgelopen
5 jaar? Zo neen, waarom niet?
De kosten van de overheid voor de bestrijding van dierziekten worden bepaald door de uitgaven van de overheid voor de bewaking en bestrijding. En verder door de ontvangsten uit de doorberekeningen aan het bedrijfsleven voor de bestrijding en bijdragen van de EU. Bij de ontvangsten uit de doorberekening aan bedrijfsleven en bijdragen van de EU is er sprake van vertragingen die het beeld per jaar sterk beïnvloeden.
Het geheel van uitgaven en inkomsten wordt verantwoord in het Diergezondheidsfonds dat onderdeel is van de rijksbegroting. Begroting en verantwoording worden jaarlijks ter goedkeuring aan het parlement aangeboden.
5
Acht u het een taak van de overheid om dergelijke bedragen uit te geven aan problemen die (deels) ontstaan kunnen zijn als gevolg van een onzorgvuldige werkwijze? Zo ja, waarom? Zo neen, hoe gaat u uw beleid hierop aanpassen en wanneer?
Zoals reeds bij vraag 2 is aangegeven zijn de bestrijding van dierziekten en schadeloos¬stelling bij het voordoen van dierziekten enerzijds, en de naleving van preventieve veterinaire regelgeving anderzijds twee op zichzelf staande zaken. Nederland is op basis van communautaire regelgeving verplicht bepaalde besmettelijke dierziekten te bestrijden. De noodzaak van de bestrijding van dergelijke dierziekten wordt door mij onderschreven.
Over de bekostiging van de dierziektebestrijding zijn afspraken gemaakt met het bedrijfsleven, dat voor een groot deel aan de financiering van het Diergezond¬heidsfonds bijdraagt. Voor het overige verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Interessant voor jou
Kamervragen aan de minister van VWS over openheid over bottom-up proces n.a.v. evaluatie Wet op de Dierproeven
Lees verderKamervragen aan de minister van LNV over het welzijn van paarden
Lees verder