Kamer­vragen aan de minister van LNV over plezier­jacht in ganzen­foe­ra­geer­ge­bieden waarin de samen­leving miljoenen inves­teert (vervolg)


Indiendatum: nov. 2008

  1. Kunt u aangeven op welke wijze de voorwaarden voor jacht in foerageergebieden voor overwinterende ganzen die u noemt in uw beantwoording op vraag 3, in regelgeving zijn vastgelegd, en welke strafbepalingen gelden bij overtreding van deze voorwaarden?
  2. Deelt u de mening dat de twee adviezen van Alterra waarop u zich baseert bij het toestaan van jacht op de vijf vrij bejaagbare soorten (houtduif, wilde eend, haas, konijn en fazant) in ganzenfoerageergebieden juist concluderen dat:
    - jacht van anderhalf uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsondergang ernstige verstoring geeft, niet te verenigen is met de doelstelling de vogels er optimaal te kunnen laten foerageren, en daarom ontoelaatbaar is;
    - ook het invoeren van incidentele jachtdagen niet zonder risico’s is;
    - en als al een afstand tot de foeragerende ganzen zou moeten worden gehanteerd een afstand tussen de 500 en 1500 meter wordt genoemd;
    - verstoring ook leidt tot extra kosten van ganzenbeheer, omdat verontruste ganzen de beschermde gebieden verlaten en elders gaan foerageren, hetgeen leidt tot extra schadeclaims uit het Faunafonds;
    én de twee rapporten van Alterra de principiële vraag durven te stellen in hoeverre ook maar de geringste verstoring van de overwinterende ganzen door jacht verenigbaar is met de doelstellingen van de veilige opvanggebieden voor ganzen? Zo neen, waarom niet?
  3. Deelt u de mening dat de plezierjacht in ganzenfoerageergebieden geen enkel doel dient, anders dan vermaak, en in geen enkel opzicht opweegt tegen de doelstellingen van de veilige opvanggebieden voor ganzen waar de overheid ook nog eens jaarlijks miljoenen in investeert? Zo neen, waarom niet?
  4. Deelt u de mening dat de verstoring, die plaatsvindt in de periode van half oktober tot eind januari, júist gelijk valt met de periode dat deze gebieden het meest kwetsbaar zijn (overwinterende ganzen uit het hoge noorden) en daarmee haaks staat op datgene wat we met deze gebieden willen bereiken, namelijk zo min mogelijk schade buiten de foerageergebieden? Zo neen, waarom niet?
  5. Bent u bereid de jacht op de vijf bejaagbare soorten in ganzenfoerageergebieden te verbieden? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Hoe legitimeert u de combinatie van verstorende hobby-activiteiten met het beleid van gedogen van ganzen in aangewezen gebieden, waar deze activiteiten volgens deskundigen met elkaar in strijd zijn?

Indiendatum: nov. 2008
Antwoorddatum: 26 jan. 2009

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op vragen van het lid Thieme (PvdD) over de jacht in ganzenfoerageergebieden.

  1. Kunt u uiteenzetten op welke wijze de voorwaarden voor jacht in foerageergebieden voor overwinterende ganzen die u noemt in uw beantwoording op vraag 3, in regelgeving zijn vastgelegd, en welke strafbepalingen gelden bij overtreding van deze voorwaarden?

    De voorwaarden zijn niet als zodanig vastgelegd in regelgeving. De genoemde voorwaarden zijn een specificering van de algemene bepalingen omtrent jacht en beheer en schadebestrijding en zijn de uitwerking van het Beleidskader Faunabeheer. Er bestaan geen directe strafbepalingen bij het overtreden van deze voorwaarden, niet anders dan de algemene strafbepalingen die gelden bij overtredingen van de Flora- en faunawet.
  2. Deelt u de mening dat de twee adviezen van Alterra waarop u zich baseert, bij het toestaan van jacht op de vijf vrij bejaagbare soorten (houtduif, wilde eend, haas, konijn en fazant) in ganzenfoerageergebieden juist concluderen dat:
    - jacht van anderhalf uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsondergang ernstige verstoring geeft, niet te verenigen is met de doelstelling de vogels er optimaal te kunnen laten foerageren, en daarom ontoelaatbaar is;
    - ook het invoeren van incidentele jachtdagen niet zonder risico’s is;
    - en als al een afstand tot de foeragerende ganzen zou moeten worden gehanteerd, een minimale afstand tussen de 500 en 1500 meter wordt genoemd;
    - verstoring ook leidt tot extra kosten van ganzenbeheer, omdat verontruste ganzen de beschermde gebieden verlaten en elders gaan foerageren, hetgeen leidt tot extra schade¬claims uit het Faunafonds? Zo neen, waarom niet?

    Ganzen wennen aan verstoringen. De hierboven genoemde conclusies gelden ten aanzien van verstoringen binnen een straal van 500 meter. Daarbuiten hebben de verstoringen minimaal tot geen verstorend effect, afhankelijk van de gewenning van de ganzen. Hiervan uitgaande concludeer ik vooralsnog dat deze verstoringen geen significant effect hebben op de beleidsdoelstellingen van het Beleidskader Faunabeheer.
  3. Deelt u de principiële vraag in de twee rapporten van Alterra in hoeverre ook maar de geringste verstoring van de overwinterende ganzen door jacht verenigbaar is met de doelstellingen van de veilige opvanggebieden voor ganzen? Zo neen, waarom niet?

    Zie 2.
  4. Deelt u de mening dat de plezierjacht in ganzenfoerageergebieden geen enkel doel dient, anders dan vermaak, en in geen enkel opzicht opweegt tegen de doelstellingen van de veilige opvanggebieden voor ganzen, waar de overheid ook nog eens jaarlijks miljoenen in investeert? Zo neen, waarom niet?

    Nee. De jachthouder heeft een zorgplicht voor zijn jachtveld en die houdt de instandhouding van een redelijke wildstand in. Dat is bij wet vastgelegd in artikel 37, eerste lid, van de Flora- en faunawet.
  5. Deelt u de mening dat de verstoring, die plaatsvindt in de periode van half oktober tot eind januari, júist samenvalt met de periode dat deze gebieden het meest kwetsbaar zijn (overwinterende ganzen uit het hoge noorden), en daarmee haaks staat op datgene wat we met deze gebieden willen bereiken, namelijk zo min mogelijk schade buiten de foerageergebieden? Zo neen, waarom niet?

    Nee. Zie mijn antwoorden op vraag 2 en 3.
  6. Bent u bereid de jacht op de vijf bejaagbare soorten in ganzenfoerageergebieden te verbieden, gelet op bovenstaande conclusies? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Hoe legitimeert u de combinatie van verstorende hobby-activiteiten met het beleid van gedogen van ganzen in aangewezen gebieden, waar deze activiteiten volgens deskundigen met elkaar in strijd zijn?

    zie 5.

    DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
    VOEDSELKWALITEIT,




    G. Verburg

Interessant voor jou

Kamervragen aan de minister van LNV over herten op Terschelling

Lees verder

Kamervragen aan de minister van LNV over aanrijdingen zwijnen in relatie tot jacht

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer