Kamer­vragen aan de minister van VROM over de noodzaak van een Wereld Milieu Orga­ni­satie

Indiendatum: nov. 2009
Antwoorddatum: 6 dec. 2009

Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de noodzaak van een Wereld Milieu Organisatie. (Ingezonden 9 november 2009)

Vraag 1
Kent u het bericht “Why we need a world environment organisation”? 1)

Antwoord
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht “Why we need a world environment organisation”.

Vraag 2
Deelt u de mening van milieuminister Prestigiacomo van Italië en milieuminister Michuki van Kenia dat wereldwijde milieuproblemen, van verdwijnende biodiversiteit en aantasting van bossen tot instortende visbestanden en klimaatverandering, niet zullen worden opgelost zonder pittig denkwerk over internationaal bestuur? Zo ja, op welke wijze wilt u hier vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Ja. Tijdens de Millennium top in 2005 is besloten mogelijkheden te onderzoeken voor een meer coherente VN milieu-architectuur. Onderhandelingen hierover in New York zijn echter in 2008 in een patstelling geëindigd. De Bestuursraad van het VN Milieuprogramma (UNEP GC) heeft tijdens de afgelopen zitting in februari een ministeriële adviesgroep ingesteld die voorstellen ontwikkelt voor een verbeterd milieubestuur. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking maakt deel uit van deze groep, die rapporteert aan de komende UNEP GC (februari 2010).

Vraag 3 en 5
Deelt u hun mening dat er een urgente noodzaak is voor een Wereld Milieuorganisatie onder VN-vlag die over voldoende invloed beschikt om verandering te bewerkstelligen en zij aan zij te staan met organisaties zoals de Wereldhandelsorganisatie en de Wereldgezondheidsorganisatie? Zo ja, op welke wijze gaat u hier een bijdrage aan leveren? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening van de beide milieuministers dat internationale organisaties die gericht zijn op duurzame ontwikkeling vaak versnipperd zijn en de autoriteit en financiële middelen missen om daadwerkelijk hun mandaat te kunnen uitvoeren? Zo ja, op welke wijze wilt u bijdragen aan een verbetering van de slagkracht van deze organisaties? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op 3 en 5
De Europese Unie steunt de roep om een meer geïntegreerde structuur voor internationaal milieubestuur gebaseerd op bestaande instituties. De Europese Raad heeft zich in juni 2005 uitgesproken voor de overgang van UNEP in een volwaardige VN-organisatie, gebaseerd in Nairobi, met een versterkt mandaat en stabiele, adequate en voorspelbare financiering. Wij staan hier nog steeds volledig achter. Voorstellen tot versterking van UNEP maken deel uit van het pakket dat voorligt aan de komende UNEP GC. Daarbij zij opgemerkt dat we steeds kritisch zullen blijven bezien of voorstellen voor nieuwe instituties ook daadwerkelijk leiden tot versterking en stroomlijning. De vorm moet bij de functie en doelstellingen passen.

Vraag 4
Deelt u de mening van beide milieuministers en van bondskanselier Merkel en president Sarkozy dat de Klimaattop in Kopenhagen aangegrepen moet worden om een krachtige Wereld Milieu Organisatie onder VN-vlag op te richten? Zo ja, op welke wijze zult u hieraan een bijdrage leveren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Het klimaatverdrag kent reeds een krachtige organisatie binnen de VN. De klimaattop in Kopenhagen zal inhoudelijk richting geven aan de acties voor de komende jaren en zal daarin rekening houden met verwante beleidsvelden, zodat een coherente milieu-architectuur wordt bevorderd. Er liggen overigens geen concrete voorstellen op tafel over de oprichting van een Wereld Milieu Organisatie.

Vraag 6
Kunt u uiteenzetten wat er is gebeurd met de UNEP-rapporten, zoals de vooruitblik 2008, waarin wordt gesproken van de uitputting van de visbestanden in 2050 als er niet snel effectieve maatregelen worden genomen?

Antwoord
Er zijn diverse internationale rapporten, zoals de Millennium Ecosystem Assessment (van 2005) en de FAO “State of World fisheries” (2008), waarin de achteruitgang van visbestanden aan de orde wordt gesteld. Wereldwijde duurzame visserij is een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet. In 2007 is het Beleidsprogramma Biodiversiteit (“Biodiversiteit Werkt”) uitgebracht, waarin mariene biodiversiteit en duurzame visserij een prioriteit zijn. Nederland werkt daarbij volgens het principe dat de internationale inzet niet alleen consistent moet zijn, maar ook coherent met regionaal en Europees beleid ter zake (en vice versa). Ook in Europees verband zijn initiatieven genomen om een meer effectief beheer van de visbestanden tot stand te brengen. Dit geschiedt meer en meer op basis van langetermijnbeheerplannen. Ook noemen wij de uitvoering van de VN-resolutie inzake de bescherming van kwetsbare mariene ecosytemen op de volle zee in verband met de bodemberoerende visserij. Daarnaast zijn over de aanpak van de IUU-visserij (Illegal, Unreported, Unregulated) vorig jaar vergaande besluiten genomen en is onlangs de Europese controleverordening aangepast. Ik wijs ten slotte op de komende herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van de EU, waarin verduurzaming een leidend thema is. Nederland zal voor het einde van 2009 zijn visie op deze hervorming toezenden aan de Europese Commissie.

Vraag 7
Deelt u de mening dat in navolging van de klimaattop en met het oog op de UNEP-rapporten, een VN-top over biodiversiteit, overbevissing en bescherming van de oceanen zeer wenselijk is? Zo ja, op welke wijze gaat u zich hiervoor inzetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Het jaar 2010 is uitgeroepen tot Internationaal jaar van de biodiversiteit. In oktober van dat jaar wordt in Tokio de tweejaarlijkse Conferentie van Partijen van de Conventie inzake Biodiversiteit gehouden. Bescherming van de mariene biodiversiteit staat daar op de agenda. De EU ziet het belang van een nieuw doel tijdens deze Conferentie van Partijen na het verlopen van het huidige doel voor 2010. Nederland onderschrijft het belang van het overeenkomen van een nieuwe langetermijn visie en duidelijke doelen tijdens deze Conferentie van Partijen om het biodiversiteitsverlies tegen te gaan.

Hoogachtend,

de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dr. Jacqueline Cramer

de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders