Kamer­vragen aan de ministers van Binnen­landse Zaken en Justitie over toege­nomen agressie tegen homo's


Indiendatum: jul. 2007

Vragen van het lid Thieme van de Partij voor de Dieren aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie over toegenomen agressie tegen homo's

1. Kent u het bericht 'Homo’s uitgescholden en bespuugd' (1)?

2. Is het juist dat geweld en agressie jegens homo’s in toenemende mate voorkomt? Zo ja, waaraan schrijft u deze ontwikkeling toe en bent u voornemens beleid te ontwikkelen om deze vorm van intolerantie een halt toe te roepen?

3. Klopt het dat in de afgelopen anderhalf jaar bij de politie in Amsterdam 25 aangiftes zijn gedaan wegens geweld tegen homo’s en dat hoofdcommissaris Welten dat ‘het topje van de ijsberg’ heeft genoemd?

4. Kunt u aangeven of de toename van het geweld een landelijke trend is of zich concentreert op bepaalde steden?

5. Heeft u de indruk dat plegers van geweld tegen homo’s dat met voorbedachten rade doen en plaatsen waar homo’s elkaar ontmoeten opzoeken met de intentie geweld tegen hen te plegen?

6. Bent u met ons van mening dat er strengere straffen zouden moeten komen voor plegers van dergelijk geweld. Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u daaraan werken?

7. Bent u bereid tot het instellen van een gebiedsverbod voor plegers van geweld jegens homo’s om recidive te voorkomen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u aan die bereidheid vorm geven?

(1) Dagblad De Pers 5 juli 2007 pag. 3

Indiendatum: jul. 2007
Antwoorddatum: 30 sep. 2007

Antwoorden van de minister van Justitie, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over agressie tegen homo’s.

Vraag 1
Kent u het bericht homo’s uitgescholden en bespuugd?


Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat geweld en agressie jegens homo’s in toenemende mate voorkomt? Zo ja, waaraan schrijft u deze ontwikkeling toe en bent u voornemens beleid te ontwikkelen om deze vorm van intolerantie een halt toe te roepen?
Vraag 3
Klopt het dat in de afgelopen anderhalf jaar bij de politie in Amsterdam 25 aangiftes zijn gedaan van geweld tegen homo’s en dat de hoofdcommissaris dat ‘het topje van de ijsberg’ heeft genoemd?
Vraag 4
Is de toename van het geweld een landelijke trend of concentreert het zich op bepaalde steden?


Antwoord 2, 3 en 4
Het aantal meldingen van homodiscriminatie bij de antidiscriminatiebureaus in de afgelopen jaren schommelt rond bijna 4 procent van alle meldingen. Landelijk is er verder geen beeld van de meldingen en aangiften rond homovijandigheid. In de afgelopen jaren hebben zich, soms ernstige, geweldsincidenten en gevallen van intimidatie voorgedaan in verschillende wijken en steden.

Hoofdcommissaris Welten heeft tijdens een interview aangegeven dat er bij het korps op dat moment 25 gevallen van geweld tegen homoseksuelen bekend waren. Het ging daarbij niet alleen om aangiften maar ook om meldingen. Feitelijk zijn er in 2006 zes, en in het eerste half jaar van 2007 zeven aangiften van dergelijk geweld gedaan. In de overige gevallen betrof het meldingen die (nog) niet tot een officiële aangifte hebben geleid. De hoofdcommissaris maakte de vergelijking met het topje van de ijsberg in relatie tot misdrijven in het algemeen, die bij de politie niet alle bekend zijn omdat lang niet in alle gevallen aangifte wordt gedaan. De opmerking was vooral bedoeld als oproep om slachtoffers daadwerkelijk aangifte te laten doen.

De absolute stijging van het aantal aangiften in 2007 gaf de politie aanleiding nader onderzoek in te stellen. Dit betekent dat de politie bij melders van incidenten aandringt op het alsnog doen van aangifte en dat bij bestaande aangiften van geweldsdelicten nogmaals een verdiepingsonderzoek wordt gedaan om te achterhalen of discriminatoire elementen gericht tegen homoseksuelen hierbij een rol spelen. Dit zou kunnen betekenen dat het aantal feitelijke aangiften nog gaat toenemen. Onderdeel van het onderzoek is ook te ontdekken of er sprake is van een significante stijging van dit type geweldsdelicten of dat ook andere aspecten een rol spelen in relatie tot de stijging. Bij dit laatste valt te denken aan toename van aangiftebereidheid door met name de extra media-aandacht en/of toename van registratie van meldingen binnen de politiesystemen die betrekking hebben op agressie en geweld tegen homoseksuelen.

Als bekend werkt de politie momenteel aan de verbetering van de registratie van discriminatiezaken en zaken met een discriminatoire achtergrond. Het Landelijke Expertisecentrum Diversiteit (LECD) van de politie ontwikkelt momenteel een uniform regionaal format voor een criminaliteitsbeeldanalyse discriminatie. Deze ontwikkelingen maken het mogelijk een gedegen regionaal inzicht in discriminatiezaken te verkrijgen. Deze regionale criminaliteitsbeeldanalyses zullen gestapeld kunnen worden tot een landelijke criminaliteitsbeeldanalyse discriminatie, waarin het aantal delicten met een homofobe achtergrond cq. geweldsdelicten tegen homoseksuelen, inzichtelijk wordt.
Tenslotte zal het in het nieuwe bedrijfsprocessensysteem van het OM (GPS) mogelijk zijn om voor elk delict de maatschappelijke classificatie aan te geven. Per delict kan deze worden gespecificeerd. Voor discriminatie kan dan onder andere worden aangegeven op welke grond is gediscrimineerd. De grond "homosexuele gerichtheid" zal naast andere gronden als ras, geslacht, godsdienst of levensovertuiging etc. als maatschappelijke classificatie worden opgenomen. Ook door GPS is het derhalve mogelijk een beter inzicht te verkrijgen in de discriminatiezaken.
GPS zal naar verwachting eind 2007 gefaseerd binnen het OM uitgerold worden.

Vraag 5
Hebt u de indruk dat plegers van geweld tegen homo’s, dat met voorbedachte rade doen? Hebt u de indruk dat zij plaatsen opzoeken waar homo’s elkaar ontmoeten met de intentie geweld tegen hen te plegen?


Antwoord 5
Ik heb hierin geen inzicht, mede doordat er, voorzover mij bekend, geen recent onderzoek is verricht naar de achtergrond van de daders. Overigens verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie over het toenemende geweld tegen homo’s in Amsterdam waarin ook is vermeld dat momenteel wordt bekeken hoe in toekomstig onderzoek homofoob geweld meegenomen kan worden.

Vraag 6
Deelt u de mening dat er strengere straffen zouden moeten komen voor plegers van dergelijk geweld? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u daaraan werken?


Antwoord 6
Het is aan de rechter om met inachtneming van de wettelijke strafmaxima en de ernst van het feit en de persoon van de verdachte een passende straf op te leggen. De maximumstraf voor geweldsmisdrijven loopt op van een gevangenisstraf van twee jaar of een geldboete van de vierde categorie bij eenvoudige mishandeling tot twaalf jaar of een geldboete van de vijfde categorie bij zware mishandeling met voorbedachten rade. Indien het feit de dood ten gevolge heeft staat daar maximaal vijftien jaar op. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze strafmaxima te laag zijn.
Ik voeg daaraan toe dat indien aangenomen mag worden dat homohaat aanleiding is geweest tot het begaan van het misdrijf, de officier van justitie dit als een strafverzwarende omstandigheid in de eis dient te betrekken; de strafeis moet dan, conform de Aanwijzing discriminatie, met 25% worden verzwaard.

Vraag 7
Bent u bereid tot het instellen van een gebiedsverbod voor plegers van geweld jegens homo’s om recidive te voorkomen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u aan die bereidheid vorm geven?

Antwoord 7
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben een wetsvoorstel (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast) opgesteld dat de burgemeester en de officier van justitie extra bevoegdheden geeft om preventief in te grijpen bij aanhoudende ernstige overlast. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld in de Gemeentewet een regeling op te nemen voor het opleggen van een meer of minder langdurige gebiedsontzegging door de burgemeester ter handhaving van de openbare orde en in het Wetboek van Strafvordering een regeling voor een gedragsaanwijzing door de officier van justitie, die ertoe strekt in afwachting van de strafrechtelijke afdoening van een strafbaar feit door de rechter de verdachte een gebiedsverbod, een contactverbod of een meldingsplicht op te leggen, dan wel de aanwijzing zich te doen begeleiden ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten door deze verdachte.
De maatregelen uit het wetsvoorstel kunnen ook van pas komen bij het bestrijden van geweld tegen homo's .
Het wetsvoorstel ligt thans ter advisering voor bij de Raad van State.

Volledigheidshalve wijs ik er ook nog op dat de rechter in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een straatverbod als voorwaarde voor de schorsing kan opleggen. Voorts biedt artikel 14c, tweede lid, onder 5 van het Wetboek van Strafrecht voor de rechter de mogelijkheid om in geval van een al dan niet geheel voorwaardelijke veroordeling, gedurende de proeftijd of een gedeelte daarvan, een bijzondere voorwaarde, het gedrag van de veroordeelde betreffende, op te leggen. In dit verband kan gedacht worden aan een straatverbod.

Interessant voor jou

Kamervragen aan de minister van LNV over de bevoegdheid om dieren te doden

Lees verder

Kamervragen aan de ministers van LNV en VWS over gesmokkelde apen in Maleisië

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer