Kamer­vragen aan de ministers van VWS en van VROM en Mili­eu­beheer over de gevolgen van vuurwerk


Indiendatum: feb. 2010

Vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de gevolgen van vuurwerk

1. Bent u bekend met de cijfers van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, over dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling 297 mensen zijn behandeld voor (ernstig) oogletsel als gevolg van vuurwerk, een stijging van 10% ten opzichte van vorig jaar?

2. Hoe beoordeelt u dit aantal slachtoffers, in de wetenschap dat het in 56% van de gevallen om omstanders ging die zelf geen vuurwerk hadden afgestoken? Welke verantwoordelijkheid voelt u voor de veiligheid van deze mensen en op welke wijze geeft u daar invulling aan?

3. Hoe beoordeelt u het ernstige letsel dat aan een derde van de 347 behandelde ogen is aangericht in termen van zowel de gezondheidsschade en de gevolgen voor de patiënt zelf, als van de maatschappelijke kosten die gemoeid zijn met de behandeling en het mogelijke optreden van een vorm van arbeidsongeschiktheid?

4. Deelt u de zorgen van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap over de oogbeschadigingen die onherroepelijk optreden op dagen dat in Nederland door iedereen vuurwerk mag worden afgestoken? Zo ja, hoe groot zijn in dit opzicht de zorgen van het kabinet over de gevolgen van consumentenvuurwerk voor de volksgezondheid en op welke wijze komen die tot uiting in uw beleid? Zo neen, kunt u toelichten waarom niet?

5. Bent u van mening dat het huidige beleid voor het afsteken van consumentenvuurwerk afdoende is om oogletsel- en andere schade te voorkomen? Zo ja, waar baseert u dat op en hoe verhoudt uw mening zich tot de recente cijfers van het NOG?

6. Deelt u de mening dat een verbod op consumentenvuurwerk de beste preventieve maatregel is om oogletselschade als gevolg van vuurwerk te voorkomen? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan? Zo neen, kunt u toelichten waar u uw mening op baseert?

7. Is het waar dat er over de jaarwisselingen 2008-2009 en 2009-2010 geen cijfers beschikbaar zijn over de belangrijkste luchtverontreiniging die uit de verbrandingsprocessen vrijkomt1? Zo ja waarom is dat en kunt u deze cijfers alsnog beschikbaar stellen?

8. Kunt u aangeven in welke mate de hoge concentraties koper, strontium, kalium, calcium, antimoon, ijzer, aluminium, titanium, lithium, natrium, magnesium, barium, zink, chloor, zwavel en fosfor in vuurwerk zorgen voor de vervuiling van lucht, grond en water? Zo neen, is het gezien de volksgezondheid en het milieu niet gewenst dat hier duidelijke gegevens over verschijnen?

9. Bent u bekend met de gevaarlijke omstandigheden waaronder werknemers moeten werken in met name de Chinese vuurwerkindustrie, die 90% van al het vuurwerk produceert? Welke cijfers zijn bij u bekend over het aantal explosies dat daar plaatsvindt en het aantal (dodelijke) slachtoffers dat daarbij jaarlijks te betreuren valt? Welke verantwoordelijk voelt u voor deze werknemers?

10. Deelt u de mening dat vuurwerk ernstige nadelen met zich mee brengt voor de volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn, en dat de samenleving als gevolg van het afsteken van vuurwerk met hoge kosten wordt opgezadeld, oa. door de vernielingen die het gebruik van vuurwerk elk jaar met zich meebrengen? Zo ja, kunt u aangeven hoe zwaar u deze nadelen weegt? Zo neen, hoe ziet u het dan?

11. Bent u, gezien de vele negatieve gevolgen van vuurwerk, bereid over te gaan op een verbod op consumentenvuurwerk in het belang van de gezondheid van mens, dier, natuur en milieu? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo neen, waarom niet?

1 http://www.rivm.nl/milieukwaliteit/lucht/publicaties/vuurwerk/

Indiendatum: feb. 2010
Antwoorddatum: 26 mrt. 2010

Geachte Voorzitter,

Mede namens mijn collega van BZK doe ik u hierbij de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over oogletsel door vuurwerk (kenmerk 2010Z02314) ingezonden op 5 februari 2010.


Vraag 1
Bent u bekend met de cijfers van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) die aangeven dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling 297 mensen zijn behandeld voor (ernstig) oogletsel als gevolg van vuurwerk; een stijging van 10% ten opzichte van vorig jaar?

Antwoord
Ja, die cijfers ken ik.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u dit aantal slachtoffers, in de wetenschap dat het in 56% van de gevallen om omstanders ging die zelf geen vuurwerk hadden afgestoken? Welke verantwoordelijkheid voelt u voor de veiligheid van deze mensen en op welke wijze geeft u daar invulling aan?

Antwoord
Natuurlijk is ieder optreden van oogletsel, maar ook ander letsel, zeer te betreuren. Anderzijds vinden we in Nederland dat het afsteken van vuurwerk bij de traditie van het vieren van de jaarwisseling hoort. Daar hebben we in de Kamer onder andere naar aanleiding van de uiterst onrustig verlopen jaarwisseling 2007–2008 uitvoerig over gesproken. We weten echter ook dat bij het afsteken van vuurwerk helaas het risico van het optreden van letsel hoort.

Uit een vergelijking van de cijfers van dit jaar met die van vorig jaar blijkt dat er sprake is van een daling van het aantal slachtoffers dat getroffen is door vuurwerk van een ander. Ook uit de cijfers die Consument en Veiligheid op 18 januari 2010 naar buiten bracht, blijkt een daling op dit punt.

De veronderstelling dat mensen die letsel hebben opgelopen van vuurwerk van anderen, zelf in het geheel geen vuurwerk zouden hebben afgestoken, kan ik niet staven. Uit gegevens van Consument en Veiligheid blijkt dat een groot deel van deze groep die avond zelf ook vuurwerk heeft afgestoken.

Vraag 3
Hoe beoordeelt u het ernstige letsel dat aan een derde van de 347 behandelde ogen is aangericht in termen van zowel de gezondheidsschade en de gevolgen voor de patiënt zelf, als van de maatschappelijke kosten die gemoeid zijn met de behandeling en het mogelijke optreden van een vorm van arbeidsongeschiktheid?

Antwoord
De totale maatschappelijke kosten van letsel als gevolg van vuurwerk zijn niet bekend. Van de ziektekostenverzekeraars is bekend dat de kosten van letselgevallen door vuurwerk beperkt zijn in verhouding tot het totaal aan ziektekosten. Dat neemt niet weg dat de gevolgen van het letsel voor de persoon zelf soms zeer ingrijpend zijn.

Vraag 4
Deelt u de zorgen van het NOG over de oogbeschadigingen die onherroepelijk optreden op dagen dat in Nederland door iedereen vuurwerk mag worden afgestoken? Zo ja, hoe groot zijn in dit opzicht de zorgen van het kabinet over de gevolgen van consumentenvuurwerk voor de volksgezondheid en op welke wijze komen die tot uiting in uw beleid? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?

Antwoord
Natuurlijk moet het optreden van letsel ten gevolge van het afsteken van vuurwerk zoveel mogelijk voorkomen worden. Daar is het kabinetsbeleid ook op gericht. Dat betekent slechts legaal consumentenvuurwerk toestaan, strikte handhaving, goede voorlichting en vooral ook voorkomen van ongeregeldheden.

Verdergaande maatregelen, zoals beperken van de afsteektijden en een algeheel verbod op consumentenvuurwerk zijn eerder besproken, maar konden in de samenleving en de Kamer niet op draagvlak rekenen. Kennelijk vinden we als samenleving het risico acceptabel.


Vraag 5
Bent u van mening dat het huidige beleid voor het afsteken van consumentenvuurwerk afdoende is om oogletsel- en andere schade te voorkomen? Zo ja, waar baseert u dat op, en hoe verhoudt uw mening zich tot de recente cijfers van het NOG?

Antwoord
Een terugkerend item in het beleid rond vuurwerk is voorlichting over de gevaren van vuurwerk. VROM heeft in 2009 wederom de campagne, die uitgevoerd wordt door de Stichting Consument en Veiligheid, met 225.000 euro ondersteund. Die campagne is bedoeld om op de gevaren van het onjuist gebruik van vuurwerk te wijzen. Ditmaal is nadrukkelijk gerefereerd aan oogletsels, omdat het aantal oogletsels procentueel toenam. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, kunnen verdergaande restricties niet op draagvlak rekenen. Dan moeten we als samenleving accepteren dat letsel kan optreden.

Vraag 6
Deelt u de mening dat een verbod op consumentenvuurwerk de beste preventieve maatregel is om oogletselschade als gevolg van vuurwerk te voorkomen? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan? Zo nee, kunt u toelichten waar u uw mening op baseert?

Antwoord
Een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk zal zorgen voor het uitbannen van letsel dat door Nederlands consumentenvuurwerk ontstaat. Dat is dan immers niet meer te koop. Maar het is nauwelijks denkbaar dat het uitvaardigen van een verbod op het afsteken van vuurwerk zal leiden tot het stoppen van het afsteken. Daarvoor is het afsteken van vuurwerk te zeer met de traditie van de jaarwisseling verbonden en zullen veel mensen hun vuurwerk toch blijven kopen (in het buitenland of illegaal in Nederland) en blijven afsteken. En bij dat afsteken zal dan zeker ook letsel ontstaan.

Vraag 7
Is het waar dat er over de jaarwisselingen 2008-2009 en 2009-2010 geen cijfers beschikbaar zijn over de belangrijkste luchtverontreiniging die uit de verbrandingsprocessen vrijkomt? 1) Zo ja, waarom is dat en kunt u deze cijfers alsnog beschikbaar stellen?

Antwoord
De belangrijkste bijdrage aan de luchtverontreiniging als gevolg van het afsteken van vuurwerk is het fijn stof. Als bijlage bij deze antwoorden stuur ik de rapportages van het RIVM over zowel de jaarwisseling 2008-2009 als 2009-2010. Deze rapporten zijn ook op de website van het RIVM te vinden (http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/fijnstof/).


Vraag 8
Kunt u aangeven in welke mate de hoge concentraties koper, strontium, kalium, calcium, antimoon, ijzer, aluminium, titanium, lithium, natrium, magnesium, barium, zink, chloor, zwavel en fosfor in vuurwerk zorgen voor de vervuiling van lucht, grond en water? Zo nee, is het gezien de volksgezondheid en het milieu niet gewenst dat hier duidelijke gegevens over verschijnen?

Antwoord
Zoals in antwoord op vraag 7 is aangegeven, levert fijn stof veruit de belangrijkste bijdrage aan de luchtverontreiniging. Het RIVM heeft in 1993 de bijdrage aan de luchtverontreiniging door andere stoffen als gevolg van het afsteken van vuurwerk onderzocht. Dit rapport wordt als bijlage meegezonden. De conclusie van het RIVM, onder meer gebaseerd op zeer nauwkeurige analyse van een aantal feitelijke metingen, is dat de bijdrage van het merendeel van de genoemde stoffen aan de totale luchtverontreiniging hooguit enkele tienden van procenten tot slechts honderdsten van procenten bedraagt.

Omdat de receptuur van vuurwerk op hoofdlijnen niet is gewijzigd, zullen deze conclusies vandaag de dag nog steeds opgaan.

Vraag 9
Bent u bekend met de gevaarlijke omstandigheden waaronder werknemers moeten werken in met name de Chinese vuurwerkindustrie, die 90% van al het vuurwerk produceert? Welke cijfers zijn bij u bekend over het aantal explosies dat daar plaatsvindt en het aantal (dodelijke) slachtoffers dat daarbij jaarlijks te betreuren valt? Welke verantwoordelijkheid voelt u voor deze werknemers?

Antwoord
Uit contacten met de Chinese overheid is gebleken dat ook daar zorgen leven over calamiteiten in vuurwerkfabrieken, zeker als sprake is van dodelijke slachtoffers. Daarom wordt in de vergunningen voor deze fabrieken steeds meer aandacht gegeven aan het veiliger werken met de ingrediënten van vuurwerk.

Vraag 10
Deelt u de mening dat vuurwerk ernstige nadelen met zich mee brengt voor de volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn, en dat de samenleving als gevolg van het afsteken van vuurwerk met hoge kosten wordt opgezadeld, oa. door de vernielingen die het gebruik van vuurwerk elk jaar met zich meebrengt? Zo ja, kunt u aangeven hoe zwaar u deze nadelen weegt? Zo nee, hoe ziet u het dan?

Vraag 11

Bent u bereid, gezien de vele negatieve gevolgen van vuurwerk, over te gaan op een verbod op consumentenvuurwerk in het belang van de gezondheid van mens, dier, natuur en milieu? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op 10 en 11: Een verbod op het afsteken van vuurwerk door consumenten zal het aantal letselgevallen absoluut duidelijk verminderen. Door een aantal partijen is daar op verschillende manieren voor gepleit. Feit blijft dat uit opiniepeiling blijkt dat slechts 10 à 15% van de Nederlanders voorstander is van zo’n verbod. Er is dus geen maatschappelijk draagvlak voor. En zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, is er ook geen politiek draagvlak voor.

Naar aanleiding van de jaarwisseling 2007–2008 hebben de toenmalige bewindspersonen van VROM en BZK uw Kamer al meegedeeld dat het Kabinet van mening is dat het afsteken van consumentenvuurwerk niet verboden moet worden. Vuurwerk hoort bij het feest dat «oud en nieuw» behoort zijn en zolang het verantwoord gebruikt wordt, beleven veel mensen er plezier aan. Het beleid blijft dus gericht op het slechts toestaan van legaal consumentenvuurwerk, strikte handhaving, goede voorlichting en vooral ook het voorkómen van ongeregeldheden.


Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,



J.C. Huizinga-Heringa

Interessant voor jou

Kamervragen aan de minister van LNV over een in beslag genomen vos

Lees verder

Kamervragen aan de minister van LNV over aangespoelde zandhaaien

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer