Vragen over schade door inves­te­ringen van Rabobank


Indiendatum: 21 sep. 2023

Vragen van de leden Tjeerd de Groot (D66) en Van Raan (PvdD) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën over het rapport van bureau Profundo 'Rabobanks share in the Brazilian bill, accountable for € 9,5 billion to € 61 billion'

1. Bent u bekend met het rapport 'Rabobanks share in theBrazilian bill, accountable for € 9,5 billion to € 61 billion'?[1]

2. Hoe past de financiering van dergelijke transacties door financiële instellingen, zoals de Rabobank, bij het klimaatcommitment dat de Rabobank in 2019 heeft ondertekend en waarover verschillende voortgangsrapportages zijn verschenen?

3. Hoe reflecteert u op het principe van ¨de vervuiler betaalt¨ in relatie tot financiële instellingen?

4. Deelt u de mening dat banken een bijdrage zouden moeten leveren aan het tegengaan van de klimaat- en natuurcrisis?

5. Hoe houdt De Nederlandsche Bank toezicht op het risico voor de maatschappij van dit soort financieringen en hoe moet dit worden meegewogen in de risicomodellen van banken?

6. Welke stappen worden er gezet om het principe van ¨de vervuiler betaalt¨ toe te passen op financiële instellingen?

7. Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar maatregelen om te normeren en te beprijzen zodat financiële instellingen te maken krijgen met true pricing van klimaatrisico’s?

8. Zal Nederland zich in het kader van de Europese ontbossingsverordening hard maken voor een wetsvoorstel om directe en indirecte Europese geldstromen die ontbossing veroorzaken aan banden te leggen?

9. Gaat u met de ondertekenaars van het klimaatcommitment en de financiële sector in den breedte in gesprek om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te bepreken?

10. Hoe kijkt u naar het beprijzen van risico’s door bijvoorbeeld een schadebedrag te storten in nationale stikstof- en internationale klimaatfondsen?

11. Deelt u de mening dat financiële instellingen transparant hun milieu- en sociale schade zouden moeten berekenen door middel van een gestandaardiseerde rekenmethode, zoals door Profundo in hun onderzoek voorgesteld?

12. Hoeveel Nederlanders hebben de eerlijke geldwijzer geraadpleegd en hoeveel van hen zijn vervolgens overgestapt naar een bank die minder vervuilend is en een hogere spaarrente biedt?

13. Hoeveel Nederlanders konden niet overstappen omdat zij verplicht moeten bankieren bij de bank waar zij ook hun hypotheek hebben afgesloten?

14. Bent u bereid om met De Nederlandsche Bank te onderzoeken hoe actieve transparantie over duurzaamheid zoals die volgt uit de Sustainable Finance DisclusureRegulation (SFDR) toegankelijk kan worden gemaakt voor alle consumenten bij financiële instellingen

[1] Greenpeace, 15 september 2023, 'Rabobank’s share in theBrazilian bill Accountability for € 9.5 billion to € 61 billion – the follow-up report' https://www.greenpeace.org/static/planet4-netherlands-stateless/2023/09/29291ac7-reportrabobank-share-in-66bn-2023-15septnew.pdf.

Indiendatum: 21 sep. 2023
Antwoorddatum: 22 dec. 2023

Vragen van de leden Tjeerd de Groot (D66) en Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën over het rapport van bureau Profundo «Rabobanks share in the Brazilian bill, accountable for € 9,5 billion to € 61 billion» (ingezonden 21 september 2023).

Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof (ontvangen 22 december 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 244.

Vraag 1

Bent u bekend met het rapport «Rabobanks share in the Brazilian bill, accountable for € 9,5 billion to € 61 billion»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe past de financiering van dergelijke transacties door financiële instellingen, zoals de Rabobank, bij het klimaatcommitment dat de Rabobank in 2019 heeft ondertekend en waarover verschillende voortgangsrapportages zijn verschenen?

Antwoord 2

Met het klimaatcommitment committeerden financiële instellingen zich om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het akkoord van Parijs en het Klimaatakkoord. Financiële instellingen committeerden zich aan het in kaart brengen van de CO2-voetafdruk van hun relevante financieringen en beleggingen en aan het opstellen van actieplannen om deze voetafdruk te verkleinen. Met het klimaatcommitment zijn geen afspraken gemaakt over de exacte maatregelen die financiële instellingen dienen te nemen om hun CO2-voetafdruk terug te dringen. Wel hebben de koepelorganisaties van de financiële sector een leidraad ontwikkeld die richtlijnen geeft voor de invulling van de actieplannen.2 Daarnaast heb ik uitgesproken dat ik verwacht dat de maatregelen die instellingen nemen in lijn zijn met het 1,5 gradenscenario en de ambities van het kabinet. Met behulp van voortgangsrapportages wordt de kwaliteit van de actieplannen van financiële instellingen getoetst en bijvoorbeeld in kaart gebracht welke doelstellingen worden gekozen en voor welk deel van de balans actieplannen zijn opgesteld. Op basis van de rapportage van maart jl. concludeerden de Minister voor Klimaat en Energie en ik dat de ondertekenaars goed op weg zijn, maar dat de invulling van de actieplannen soms concreter kan en dat de vergelijkbaarheid van de plannen een aandachtspunt is.3 Ik blijf de ondertekenaars van het klimaatcommitment aanmoedigen om zo ambitieus mogelijk invulling te geven aan het commitment.

Vraag 3 en 4

Hoe reflecteert u op het principe van «de vervuiler betaalt» in relatie tot financiële instellingen?

Deelt u de mening dat banken een bijdrage zouden moeten leveren aan het tegengaan van de klimaat- en natuurcrisis?

Antwoord 3 en 4

Deze beide opvattingen herken ik. De vervuiler betaalt vormt één van de pijlers onder het klimaatbeleid van het kabinet voor de reële economie. De financiële sector is weliswaar niet direct, maar wel indirect verantwoordelijk voor de uitstoot van de bedrijven die zij financiert en het biodiversiteitsverlies dat zij veroorzaken. De middelen die banken, verzekeraars, pensioenfondsen en vermogensbeheerders beheren en investeren zijn immers sturend voor de financiering van een duurzame economie. In de beleidsagenda duurzame financiering die ik in juni 2022 mede namens de Minister voor Klimaat en Energie naar uw Kamer heb gestuurd, staat deze rol van de financiële sector als vliegwiel voor de verduurzaming van de economie ook centraal.4

Vraag 5

Hoe houdt De Nederlandsche Bank toezicht op het risico voor de maatschappij van dit soort financieringen en hoe moet dit worden meegewogen in de risicomodellen van banken?

Antwoord 5

Van banken wordt verwacht dat zij de financiële risico’s die zijn gerelateerd aan de verandering van de fysieke leefomgeving en de duurzame transitie voor hun portefeuille in kaart brengen en maatregelen nemen om deze risico’s te ondervangen. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Europese Centrale Bank (ECB) hebben hier in hun toezicht aandacht voor. DNB kijkt bijvoorbeeld naar de beheersing van klimaat- en milieurisico’s, zoals transitie, fysieke, reputatie en juridische risico’s. In het geval van grote banken is ook het toezicht van de ECB relevant. De «Gids m.b.t. klimaat- en milieurisico’s» van de ECB geeft aandachtspunten voor het hele beheersingsproces van dit type risico’s.5 Deze gids geeft invulling aan het toezicht en eventuele handhavingsmaatregelen, zoals een verhoging van de kapitaalvereisten, van de ECB. Deze handhavingsmaatregelen kan de ECB inzetten als banken hun financiële risico’s die zijn gerelateerd aan klimaatverandering onvoldoende mitigeren.

Ik zet mij er, in de diverse lopende Europese onderhandelingen over de toezichtraamwerken voor financiële instellingen, voor in om de integratie van duurzaamheidsrisico’s in deze kaders verder te versterken. Dit heeft o.a. geresulteerd in meer aandacht voor duurzaamheidsrisico’s in de verordening en richtlijn kapitaalvereisten, die op banken van toepassing zijn. In het akkoord zijn bijvoorbeeld meer bevoegdheden voor de toezichthouders binnen het bankspecifieke (pijler 2) toezicht op dit thema opgenomen en additionele eisen geïntroduceerd voor het opstellen van transitieplannen en rapportage- en openbaarmakingsverplichtingen.6

Vraag 6

Welke stappen worden er gezet om het principe van «de vervuiler betaalt» toe te passen op financiële instellingen?

Antwoord 6

In mijn antwoord op vraag 4 beschrijf ik dat de Beleidsagenda duurzame financiering de basis vormt voor mijn beleid voor de verduurzaming van de financiële sector. Het afgelopen jaar heb ik mij ingezet voor het versterken van de vliegwielfunctie van de financiële sector in de financiering van de duurzame transitie, bijvoorbeeld door in te zetten op een hoger ambitieniveau van het klimaatcommitment en door het maatschappelijk middenveld beter bij dit commitment te betrekken. Daarnaast heb ik mij ook samen met de Minister voor Natuur en Stikstof ingezet voor de opname van de financiële sector in het Global Biodiversity Framework onder het VN-Biodiversiteitsverdrag. Ik ben tevreden dat overheden hebben afgesproken maatregelen te nemen die ervoor moeten zorgen dat de negatieve gevolgen van de financiële sector op biodiversiteit verminderen en de sector een grotere positieve bijdrage kan gaan leveren.

Vraag 7

Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar maatregelen om te normeren en te beprijzen zodat financiële instellingen te maken krijgen met true pricing van klimaatrisico’s?

Antwoord 7

Een versnelling van de klimaattransitie is nodig: wereldwijd, in Europa en in Nederland. Ik vind het belangrijk dat de financiële sector bijdraagt aan deze transitie, omdat zij hierin een cruciale rol speelt. Ik heb samen met de Minister voor Klimaat en Energie aangekondigd om samen met de sector te verkennen of, en zo ja, hoe wetgeving financiële ondernemingen kan ondersteunen in haar bijdrage aan de duurzame transitie.7 De basis van deze verkenning wordt gevormd door een consultatiedocument. Dit document is op 21 december gepubliceerd en staat tot 15 februari open. Na het sluiten van de consultatie zal het volgende kabinet worden geïnformeerd over mogelijke beleidsopties. Deze verkenning raakt vele aspecten, waaronder het vestigingsklimaat, regelgeving die in de Europese Unie in ontwikkeling is en de toegang van het MKB tot financiering. 8 Daarom zijn de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hier ook bij betrokken. Ook wordt gekeken naar maatregelen voor andere milieudoelen zoals biodiversiteit en circulaire economie. Ik voer hierover gesprekken met de sector, maatschappelijke organisaties en toezichthouders en ben hierover in nauw overleg met de betrokken departementen. Dit vergt – mede gelet op het voorgaande en de benodigde zorgvuldigheid – meer tijd. Ik wil benadrukken dat in dit onderzoek primair wordt gekeken naar een inspanningsverplichting, actieplanverplichting en het betrokkenheidsbeleid, en niet naar het inzichtelijk maken van de verborgen kosten van klimaatfinanciering om een true price te bepalen.9

Vraag 8

Zal Nederland zich in het kader van de Europese ontbossingsverordening hard maken voor een wetsvoorstel om directe en indirecte Europese geldstromen die ontbossing veroorzaken aan banden te leggen?

Antwoord 8

In het kader van de verordening ontbossingsvrije producten worden op dit moment geen wettelijke acties genomen om geldstromen aan banden te leggen. De verordening werkt d.m.v. het opleggen van producteisen aan fysieke goederen. Deze dienen legaal en ontbossingsvrij geproduceerd te zijn. Ook geldt een traceerbaarheidsverplichting. Het moet te herleiden zijn in welk gebied producten geproduceerd zijn. Bij import naar en export van de Europese markt moeten bedrijven aantonen dat producten conform deze eisen geproduceerd zijn op basis van het gepaste zorgvuldigheidsprincipe. Financiële instellingen en hun diensten vallen momenteel buiten de reikwijdte van de verordening. De verordening in de huidige vorm is namelijk geen passend instrument voor het controleren van financiële stromen. De Europese Commissie zal in de effectbeoordeling van de verordening kijken naar de rol van de financiële sector bij het voorkomen van geldstromen die direct of indirect aan ontbossing en bosdegradatie bijdragen. Daarbij zal worden beoordeeld of het nodig is om financiële instellingen, rekening houdend met alle relevante bestaande horizontale en sectorale wetgeving, via rechtshandelingen van de Unie, specifieke verplichtingen op te leggen. Deze effectenbeoordeling volgt uiterlijk op 30 juni 2025. Het kabinet zal te zijner tijd een appreciatie maken van de effectenbeoordeling.

Ik vind het van groot belang dat de financiële sector rekening houdt met mogelijk gevolgen van financiering voor ontbossing. Daarom ondersteunt het kabinet initiatieven die helpen om dergelijke gevolgen te agenderen en in kaart te brengen, zoals de Taskforce on Nature-related Financial Dislosures, het Partnership Biodiversity Accounting Financials en de werkgroep biodiversiteit onder het Platform voor Duurzame Financiering. Daarnaast is het positief dat verschillende financiële instellingen in Nederland de «Finance for Biodiversity Pledge» hebben ondertekend. Hiermee hebben ze toegezegd om vrijwillig te rapporteren over biodiversiteit in 2024.

Vraag 9

Gaat u met de ondertekenaars van het klimaatcommitment en de financiële sector in den breedte in gesprek om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te bepreken?

Antwoord 9

Ik spreek regelmatig met de ondertekenaars van het klimaatcommitment en de financiële sector in den brede over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in de duurzame transitie, bijvoorbeeld in de context van reguliere gesprekken die ik met vertegenwoordigers van de sector of instellingen voer, de Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment en het Platform voor Duurzame Financiering. In deze gesprekken spreek ik de financiële sector aan op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Vraag 10

Hoe kijkt u naar het beprijzen van risico’s door bijvoorbeeld een schadebedrag te storten in nationale stikstof- en internationale klimaatfondsen?

Antwoord 10

Onder het beprijzen van risico’s versta ik in deze context dat de vervuiler betaalt voor de schade die wordt toegebracht aan het milieu of wordt beloond voor het vermijden van deze schade. Hierdoor zou de vervuilende partij meer rekening moeten gaan houden met de schade die wordt toegebracht aan het milieu omdat dit de partij in de portemonnee raakt. Voor zover dit leidt tot hogere financiële risico's, kan een toezichthouder mogelijk strengere kapitaaleisen aan banken opleggen. Dit kan doorwerken in de prijs voor de financiering van vervuilende activiteiten, maar heeft dit niet tot doel.

Een structurele wijze om beprijzing in de reële economie vorm te geven op het gebied van stikstof is het instellen van een heffing of het oprichten van een verhandelbaar rechtensysteem.10 Een volgend kabinet kan beslissen over deze en eventuele aanvullende maatregelen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en stikstof.11 Hier moet wel bij worden opgemerkt dat het koppelen van de eventuele opbrengsten van beprijzende maatregelen aan specifieke uitgaven niet is toegestaan volgens de Nederlandse begrotingsregels. Deze regels vragen om een scheiding tussen inkomsten en uitgaven.

Daarnaast verschilt toekomstige beprijzing van externaliteiten van een eenmalige storting in een nationaal stikstof- en/of internationaal klimaatfonds voor in het verleden toegebrachte schade. Stortingen van private ondernemingen in een internationaal klimaatfonds voor bijvoorbeeld een schatting van in het verleden toegebrachte klimaatschade in Brazilië, is niet juridisch af te dwingen door het kabinet.

Dit laat onverlet dat ik van mening ben dat de transitie naar een duurzaam systeem van landbouw en een duurzame economie een opdracht is voor alle partijen. De bijdrage van alle betrokkenen, inclusief consumenten en private ondernemingen, is nodig om deze transitie te maken, verdere schade te voorkomen en schade te herstellen.

Vraag 11

Deelt u de mening dat financiële instellingen transparant hun milieu- en sociale schade zouden moeten berekenen door middel van een gestandaardiseerde rekenmethode, zoals door Profundo in hun onderzoek voorgesteld?

Antwoord 11

De richtlijn duurzaamheidsrapportering verplicht grote ondernemingen en beursondernemingen (m.u.v. micro) om op gestandaardiseerde wijze duurzaamheidsinformatie te rapporteren. Dit verbetert de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie van ondernemingen in de EU. De rapportagestandaarden (European Sustainability Reporting Standards of «ESRS») worden opgesteld door de Europese Commissie. De huidige concept-ESRS bevat ook rapportageverplichtingen ten aanzien van milieu- en sociale schade. Indien blijkt dat de definitieve EU-standaard onvoldoende specifiek is op kan ik dit onder de aandacht brengen bij de Europese Commissie. Daarnaast wordt er internationaal ook gewerkt aan het standaardiseren van rapportages en meetmethodes, onder meer door de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures. Ik steun deze ontwikkelingen.

Vraag 12

Hoeveel Nederlanders hebben de eerlijke geldwijzer geraadpleegd en hoeveel van hen zijn vervolgens overgestapt naar een bank die minder vervuilend is en een hogere spaarrente biedt?

Antwoord 12

Deze informatie heb ik niet en is naar mijn weten ook niet openbaar beschikbaar. Ik verwijs graag naar de Eerlijke Geldwijzer voor het eventueel verstrekken van deze gegevens.

Vraag 13

Hoeveel Nederlanders konden niet overstappen omdat zij verplicht moeten bankieren bij de bank waar zij ook hun hypotheek hebben afgesloten?

Antwoord 13

In 2016 is in Nederland voor hypotheekovereenkomsten voor consumenten een verbod op koppelverkoop geïntroduceerd. Koppelverkoop is het aangaan of aanbieden van een kredietovereenkomst als onderdeel van een pakket met andere onderscheiden financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst niet afzonderlijk wordt aangeboden aan de consument. Banken mogen consumenten in Nederland dus niet verplichten om te bankieren bij de bank waar zij een hypotheekovereenkomst bij hebben afgesloten en het staat consumenten dus vrij om over te stappen als zij daar aanleiding voor zien.

Vraag 14

Bent u bereid om met De Nederlandsche Bank te onderzoeken hoe actieve transparantie over duurzaamheid zoals die volgt uit de Sustainable Finance Disclusure Regulation (SFDR) toegankelijk kan worden gemaakt voor alle consumenten bij financiële instellingen?

Antwoord 14

De richtlijn duurzaamheidsrapportering (ook wel Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)) verplicht financiële instellingen die beleggingsproducten aanbieden om in de precontractuele informatie en de productinformatie op hun website informatie op te nemen over de duurzaamheidskenmerken en duurzaamheidsdoelstellingen van hun financiële producten. Op deze wijze is de duurzaamheidsinformatie over de financiële producten inzichtelijk voor consumenten. De Autoriteit Financiële Markten (AFM), niet DNB, is de toezichthouder op deze richtlijn en beoordeelt de naleving hiervan. De richtlijn duurzaamheidsrapportering verplicht grote ondernemingen en beursondernemingen (m.u.v. micro) om duurzaamheidsinformatie te rapporteren en biedt daarmee inzicht in de duurzaamheidskenmerken van de instelling zelf. De richtlijn duurzaamheidsrapportering wordt momenteel geïmplementeerd en treedt vanaf boekjaar 2025 gefaseerd in werking.

1

Greenpeace, 15 september 2023, «Rabobank’s share in the Brazilian bill Accountability for € 9.5 billion to € 61 billion – the follow-up report» (Externe link:https://www.greenpeace.org/static/planet4-netherlands-stateless/2023/09/29291ac7-reportrabobank-share-in-66bn-2023-15septnew.pdf).

2

Zie: https://klimaatcommitment.nl/herziene-leidraad-klimaatcommitment/.

3

Kamerstuk 32 013, nr. 281.

4

Kamerstuk 33 043, nr. 108.

5

ECB, «Guide on climate-related and environmental risks», November 2020, https://www.bankingsupervision.europa.eu/ecb/pub/pdf/ssm.202011finalguideonclimate-relatedandenvironmentalrisks~58213f6564.en.pdf.

6

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 1957 voor de uitkomsten van de onderhandelingen over deze verordening en richtlijn.

7

Kamerbrief voortgang klimaatcommitment financiële sector 2023.

8

Gedacht kan worden aan de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD).

9

Kamerstuk 32 013, nr. 281.

10

Zie ook het IBO rapport «Normeren en beprijzen van stikstofemissies – Sturen op stikstof», dat in juni aan uw Kamer is aangeboden.

11

Op klimaatgebied, dat een samenhang kent met stikstofbeleid, zorgt het Europese handelssysteem (ETS) voor een oplopende beprijzing van klimaatschade in verschillende sectoren. Ook binnen Nederland zijn gedurende het afgelopen kabinet al stappen gezet om de schade van fossiele uitstoot beter te beprijzen. In het IBO «Aanvullend normerend en beprijzend nationaal klimaatbeleid voor 2030 en 2050» zijn eerder al aanvullende maatregelen geïdentificeerd die een volgend kabinet op het gebied van klimaat zou kunnen nemen.

Interessant voor jou

Vragen Wassenberg over het bericht dat de veroordeelde horrorfokker in Eersel opnieuw honden houdt

Lees verder

Vragen Akerboom over de landelijke vrijstellingslijst

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer