Vragen over seleenvergiftiging bij zeugen en de volksgezondheidsrisico's bij consumptie van varkensvlees
Indiendatum: sep. 2013
Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over seleenvergiftiging bij zeugen en de volksgezondheidsrisico’s bij consumptie van varkensvlees.
- Kent u het bericht “Mogelijke seleenvergiftiging bij zeugen” uit Boerderij van 18 september 2013[1] waarin wordt gesproken over verlammingen bij zeugen?
- Heeft u aanwijzingen dat er in Nederland op grote schaal overmatige toedieningen van selenium aan zeugen plaatsvinden? Zijn er de laatste vijf jaar vaker meldingen van seleenvergiftiging bij landbouwdieren binnengekomen? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven?
- Hoe beoordeelt u de onderzoeksresultaten van de Gezondheidsdienst voor dieren die 0,3 mg/kg seleen aantroffen in het voer[2], mede in het licht van het recent verschenen rapport van de European food Safety Authority[3] die spreekt over een veilige gehalte van maximaal 0,2 mg Se/kg?
- Is het bericht van de Gezondheidsdienst voor Dieren reden voor u om onderzoek in te stellen naar het mengen van selenium in veevoer voor rund en varken, mede daar de European Food Safety Authority dit jaar heeft gewaarschuwd voor volksgezondheidsrisico’s bij bepaalde categorieën consumenten die dierlijke producten eten met een te hoog gehalte van selenium (L-SeMet)? Zo nee, waarom niet?
- Bent u bereid de controles op mogelijk te hoge gehaltes aan selenium in varkensvlees te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
- Hoe beoordeelt u het feit dat, om hoogproductieve zeugen op de been te houden, er in het voer selenium wordt toegevoegd met als risico intoxicatie? Acht u een dergelijke bedrijfsvoering verantwoord in het kader van volksgezondheid-, diergezondheid- en dierenwelzijnsrisico’s?
- Hoe beoordeelt u het feit dat zeugen in de intensieve veehouderij maar liefst tweemaal per jaar moeten werpen waardoor het natuurlijke selenium-buffer bij zeugen na de tweede worp volledig uitgeput is en zeugen zelfs een te laag seleniumgehalte in het lichaam hebben? Deelt u de mening dat de intensieve productie van biggen de gezondheid en het welzijn van de zeugen in gevaar brengt? Zo ja, wat gaat u doen om deze praktijk een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
- Wat vindt u ervan dat in de huidige varkensfokkerijen een zeug reeds na twee tot tweeënhalf jaar wordt afgevoerd en vervangen wegens slechte voortplanting, slecht beenwerk (kreupelheid), ziekte of sterfte, terwijl in de 70'er jaren een zeug nog zo'n vijf tot acht jaar meeging? Vindt u hoogproductieve zeugen passen binnen uw visie op veilig voedsel en een duurzame, diervriendelijke veehouderij met robuuste dieren? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat er snel een einde komt aan deze ernstige aantasting van de gezondheid en het welzijn van de zeugen?
[2] ““Nieuws van de Veekijker”, bulletin van de Gezondheidsdienst voor Dieren, september 2013, pag. 1
Indiendatum:
sep. 2013
Antwoorddatum: 15 okt. 2013
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over seleenvergiftiging bij zeugen en de volksgezondheidsrisico’s bij de consumptie van varkensvlees (kenmerk 2013Z17871).
1. Kent u het bericht “Mogelijke seleenvergiftiging bij zeugen”, waarin wordt gesproken over verlammingen bij zeugen?
Antwoord: Ja.
2. Heeft u aanwijzingen dat er in Nederland op grote schaal overmatige toedieningen van selenium aan zeugen plaatsvinden? Zijn er de laatste vijf jaar vaker meldingen van seleenvergiftiging bij landbouwdieren binnengekomen? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven uitgewerkt naar diersoort?
Antwoord: Ik heb geen aanwijzingen dat selenium op grote schaal overmatig aan zeugen wordt toegediend. De melding in mei 2013 van een mogelijke seleenvergiftiging op twee zeugenbedrijven is de enige melding van mogelijke seleenvergiftiging sinds de start van de basismonitoring dierziekten door de Gezondheidsdienst voor Dieren in 2002. Ook bij herkauwers is dit de afgelopen 10 jaar nooit gesignaleerd.
3. Hoe beoordeelt u de onderzoeksresultaten van de Gezondheidsdienst voor Dieren, die 0,3 mg/kg seleen aantrof in het voer, mede in het licht van het recent verschenen rapport van de European Food Safety Authority, die spreekt over een veilig gehalte van maximaal 0,2 mg Se/kg?
Antwoord: Het gaat om twee bedrijven waar de Gezondheidsdienst voor Dieren onderzoek heeft verricht naar zeugen met specifieke klachten. Deze klachten kunnen onder andere zijn veroorzaakt door een seleenvergiftiging, dit kon echter niet worden bevestigd met aanvullend onderzoek. Op één bedrijf bleek in overleg met de dierenarts gekozen te zijn voor een variant voer dat een wat hoger gehalte seleen bevat, namelijk 0,3 mg/kg seleen in plaats van 0,2 mg/kg. Dit gehalte ligt onder de huidige wettelijk toegestane norm van 0,5 mg/kg seleen voor diervoer. Naar aanleiding van het recente advies van de EFSA wordt door de Europese Commissie in afstemming met de lidstaten bezien of deze norm moet worden aangepast.
4. Is het bericht van de Gezondheidsdienst voor Dieren reden voor u om een onderzoek in te stellen naar het mengen van selenium in veevoer voor rund en varken, mede daar de European Food Safety Authority dit jaar heeft gewaarschuwd voor volksgezondheidsrisico’s bij bepaalde categorieën consumenten, die dierlijke producten eten met een te hoog gehalte van selenium (L-SeMet)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Nee, het gaat hier om geïsoleerde bedrijfsproblemen waartussen geen verband bestaat. Naar aanleiding van de bevindingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren is het voer bij de voerleverancier onderzocht. Hierbij zijn geen gehalten aan seleen in het diervoer aangetroffen die de norm overschreden.
5. Bent u bereid de controles op mogelijk te hoge gehaltes aan selenium in varkensvlees te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Nee, de meldingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren zijn nader onderzocht en blijken op zichzelf te staan. Daarbij zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd en er zijn geen aanwijzingen dat deze problematiek breder speelt.
6. Hoe beoordeelt u het feit dat, om hoogproductieve zeugen op de been te houden, er in het voer selenium wordt toegevoegd met als risico intoxicatie? Acht u een dergelijke bedrijfsvoering verantwoord in het kader van volksgezondheid-, diergezondheid- en dierenwelzijnsrisico’s?
7. Hoe beoordeelt u het feit dat zeugen in de intensieve veehouderij maar liefst tweemaal per jaar moeten werpen, waardoor de natuurlijke seleniumbuffer bij zeugen na de tweede worp volledig uitgeput is en zeugen zelfs een te laag seleniumgehalte in het lichaam hebben? Deelt u de mening dat de intensieve productie van biggen de gezondheid en het welzijn van de zeugen in gevaar brengt? Zo ja, wat gaat u doen om deze praktijk een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 6 en 7: Seleen is een sporenelement dat dieren dagelijks nodig hebben. Seleen is nodig voor o.a. groei, weerstand en vruchtbaarheid. Omdat de hedendaagse zeug binnen verblijft, moeten belangrijke sporenelementen die normaliter uit de natuur worden opgenomen aan het voer worden toegevoegd. Bij alle toevoegingen is het zaak de maximale gehaltes voor diervoeders in acht te nemen. Dat geldt zowel voor vitamines als in dit geval voor seleen. Ik heb geen aanwijzingen dat seleen op grote schaal overmatig wordt toegevoegd (zie antwoord op vraag 2). Daarnaast zijn er ook geen aanwijzingen dat de hedendaagse fokkerij negatief van invloed is op het seleengehalte in het lichaam van zeugen, waardoor het welzijn van de zeug op dat punt niet gewaarborgd zou zijn.
8. Wat vindt u ervan dat in de huidige varkensfokkerijen een zeug reeds na twee tot tweeënhalf jaar wordt afgevoerd en vervangen wordt wegens slechte voortplanting, slecht beenwerk (kreupelheid), ziekte of sterfte, terwijl in de jaren '70 een zeug nog zo'n vijf tot acht jaar meeging? Vindt u hoogproductieve zeugen passen binnen uw visie op veilig voedsel en een duurzame, diervriendelijke veehouderij met robuuste dieren? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat er snel een einde komt aan deze ernstige aantasting van de gezondheid en het welzijn van de zeugen?
Antwoord: Het management op zeugenbedrijven moet erop gericht zijn de gezondheid en het welzijn van de zeug te borgen, of een zeug nu 2, 3 of 5 jaar oud wordt. Er bestaat een spreiding tussen bedrijven ten aanzien van het vervangingspercentage en de redenen waarom men zeugen vroegtijdig moet vervangen. Projecten die opgestart zijn in het kader van groepshuisvesting drachtige zeugen en het project vitale biggen besteden aandacht aan het bevorderen van de levensduur en de levenskwaliteit van de zeug. Immers, hoe gezonder de zeug hoe economisch vitaler en duurzamer het bedrijf.
(w.g.) Sharon A.M. Dijksma
Staatssecretaris van Economische Zaken
[2] ““Nieuws van de Veekijker”, bulletin van de Gezondheidsdienst voor Dieren, september 2013, pag. 1
Interessant voor jou
Vragen over het plan om de leefbaarheid van het dorp Moerdijk op te offeren voor economische ontwikkeling
Lees verderVragen over de voorgenomen ontruiming van de vluchtflat
Lees verder