Vragen over zeer ernstige dierverwaarlozing op boerderij Den Ham
Indiendatum: jan. 2011
Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over zeer ernstige dierverwaarlozing
1. Kent u het bericht ´Dramatische verwaarlozing op boerderij Den Ham´? [1]
2. Is het waar dat er 205 koeien zijn achtergelaten op deze boerderij? Waarom is dat het geval? Deelt u de mening dat de dieren op deze boerderij zorg onthouden is, dat er geen garantie te geven is over het welzijn van deze dieren, en dat zij meteen weggehaald moesten worden bij deze boerderij? Waarom is dat niet gebeurd?
3. Bent u bereid er alsnog voor te zorgen dat de dieren weggehaald worden bij deze veehouder? Zo nee, waarom niet?
4. Wat waren de omstandigheden op deze boerderij die de nVWA aantrof, en hoe heeft zij de boerderij achtergelaten? Hoe worden de dieren momenteel verzorgd en hoe wordt hier toezicht over gehouden?
5. Welke vervolgstappen worden ondernomen om het welzijn van de dieren te garanderen?
6. Is het waar, dat er op dit bedrijf al eerder sprake was van verwaarlozing? Zo ja, wat is er eerder voorgevallen, hoe vaak zijn er misstanden geconstateerd en welk traject is er toen ingezet?
7. Is het waar dat volgens de nVWA de situatie verbeterd was sinds het eerder geconstateerde geval van dierverwaarlozing? Waar baseerde de nVWA zich op in deze?
8. Hoe vaak is de nVWA sinds het constateren van het eerdere geval van dierverwaarlozing op het bedrijf aanwezig geweest om toe te zien op het welzijn van de dieren?
9. Deelt u de mening dat deze veehouder, en anderen in vergelijkbare gevallen, een permanent verbod op het houden van dieren zouden moeten kunnen krijgen? Zo ja, bent u bereid om de mogelijkheid te creëren voor het opleggen van een permanent houdverbod? Zo nee, waarom niet, en op welke manier dient er volgens u dan omgegaan te worden met houders van dieren waarvan keer op keer geconstateerd zijn dat zij niet in staat zijn goed voor hun dieren te zorgen?
Indiendatum:
jan. 2011
Antwoorddatum: 17 feb. 2011
1. Kent u het bericht ´Dramatische verwaarlozing op boerderij Den Ham´? [1]
Ja.
2 en 3.
Is het waar dat er 205 koeien zijn achtergelaten op deze boerderij? Waarom is dat het geval? Deelt u de mening dat de dieren op deze boerderij zorg onthouden is, dat er geen garantie te geven is over het welzijn van deze dieren en dat zij meteen weggehaald moesten worden bij deze boerderij? Waarom is dat niet gebeurd?
Bent u bereid er alsnog voor te zorgen dat de dieren weggehaald worden bij deze veehouder? Zo nee, waarom niet?
Het probleem op dit bedrijf was niet gelegen in het voeren van de rundveestapel, maar in de huisvesting. In de stal waar ruim 100 koeien zijn weggehaald, hadden de ligplaatsen een klei-ondergrond. Dit leverde in combinatie met mest problemen op. Ook de klimaatomstandigheden speelden een belangrijke rol bij het ziek worden van de veestapel.
Op het bedrijf zijn 205 kalveren achtergebleven. Deze dieren verblijven in een andere stal, waar de huisvesting wel voldoet. De ondergrond bestaat hier uit een betonvloer met daarop rubbermatten. De nVWA heeft hier geen problemen geconstateerd ten aanzien van het dierenwelzijn. Inbeslagname van deze dieren is daarom niet nodig.
De nVWA controleert wekelijks de stand van zaken op het bedrijf. Als zich toch problemen voordoen met de nog aanwezige dieren, zullen alsnog passende maatregelen worden genomen.
4. Wat waren de omstandigheden op deze boerderij die de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) aantrof en hoe heeft de nVWA de boerderij achtergelaten? Hoe worden de dieren momenteel verzorgd en hoe wordt hier toezicht over gehouden?
Bij de controle in januari 2011 heeft de nVWA geconstateerd dat het rundvee geen droge ligplaats had, dat meerdere runderen in meer of mindere mate kreupel waren, dat meerdere kalveren ziek waren en dat er 73 kadavers van met name nuchtere kalveren (nuka’s) aanwezig waren. Ruim 100 dieren zijn afgevoerd en namens mij in bewaring genomen. De betreffende dieren staan onder structureel toezicht van een dierenarts. Verder heeft de veehouder op mijn verzoek ruim 140 dieren verkocht aan derden.
5. Welke vervolgstappen worden ondernomen om het welzijn van de dieren te garanderen?
De komende periode controleert de nVWA wekelijks het bedrijf. De veehouder mag pas weer dieren aanvoeren zodra de huisvesting op een zodanige manier is aangepast dat welzijnsproblemen worden voorkomen. Daarnaast moet de veehouder verbeteringen doorvoeren in de bedrijfsvoering. Het project Toekomst, van LTO-Nederland en de GD, is hierbij behulpzaam. Het project Toekomst is gericht op het bieden van hulp bij het aanpakken van de structurele oorzaken van dierverwaarlozing door ondernemers.
Tegen de ondernemer is een proces-verbaal opgemaakt.
6, 7 en 8.
Is het waar dat er op dit bedrijf al eerder sprake was van verwaarlozing? Zo ja, wat is er eerder voorgevallen, hoe vaak zijn er misstanden geconstateerd en welk traject is er toen ingezet?
Is het waar dat volgens de nVWA de situatie verbeterd was sinds het eerder geconstateerde geval van dierverwaarlozing? Waar baseerde de nVWA zich op in deze?
Hoe vaak is de nVWA sinds het constateren van het eerdere geval van dierverwaarlozing op het bedrijf aanwezig geweest om toe te zien op het welzijn van de dieren?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 4 van de leden Koopmans en Ormel (CDA) (nVWA/2011/2352).
(deze vragen en antwoorden):
2 en 4. Klopt het dat de inbewaringneming gevolg was van een hercontrole van een bedrijf, waar vorig jaar ook al sprake was van verwaarlozing?
Klopt het dat vorig jaar na het bestuursrechtelijk proces de ondernemer een verbeterplan moest opstellen en uitvoeren? Op welke wijze werd de uitvoering van het verbeterplan gemonitord en gecontroleerd?
De inbewaringneming is het gevolg van een hercontrole van de nVWA. De hercontrole is vervroegd uitgevoerd wegens een melding door de gemeente Zuidhorn van acute dierverwaarlozing. De nVWA zou later in dezelfde maand reeds een hercontrole op het bedrijf uitvoeren.
Het gaat om een bedrijf dat in de zomer van 2010 is omgeschakeld van melkvee naar de opfok van nuchtere kalveren. Begin 2010 was inderdaad ook al sprake van dierverwaarlozing. Het gaat echter om twee verschillende situaties. Begin 2010 was sprake van welzijnsproblemen bij het melkvee. De veehouder is toen opgedragen de situatie te herstellen. De nVWA heeft in deze periode hercontroles uitgevoerd. In het voorjaar van 2010 was aan het einde van de stalperiode de situatie hersteld. De nVWA is het bedrijf daarna blijven monitoren door middel van I&R- en Rendac-analyses.
Eind december 2010/begin januari 2011 is de situatie sterk verslechterd.
Deze verslechtering is helaas ook buiten het gezichtsveld gebleven van de begeleiders van het project Toekomst (ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 5). De oorzaak lijkt te liggen in acute problemen in de bedrijfsvoering (problemen met de behandeling van zieke dieren en problemen in de stal vanwege het winterweer). In deze periode werden veel dieren aangemeld bij Rendac. In dezelfde periode blijkt de veehouder zeer veel nuchtere kalveren (nuka’s) te hebben aangevoerd op het bedrijf. Dit verklaart tevens het feit dat de 73 kadavers die gevonden zijn op het bedrijf met name nuka’s waren. De ernstige dierverwaarlozing is derhalve in de laatste zes weken ontstaan).
9. Deelt u de mening dat deze veehouder, en anderen in vergelijkbare gevallen, een permanent verbod op het houden van dieren zouden moeten kunnen krijgen?
Zo ja, bent u bereid om de mogelijkheid te creëren voor het opleggen van een permanent houdverbod? Zo nee, waarom niet en op welke manier dient er volgens u dan omgegaan te worden met houders van dieren waarvan keer op keer geconstateerd zijn dat zij niet in staat zijn goed voor hun dieren te zorgen?
Zoals al eerder in beantwoording van Kamervragen[1] is aangegeven, biedt de huidige wetgeving de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een houdverbod op te leggen. Het is aan de rechter om al dan niet een houdverbod op te leggen.
Ik wijs u in dit verband op het bij de Eerste Kamer aanhangige initiatiefwetsvoorstel van de leden Ormel en Jacobi (Kamerstukken I, 30 511, nr. A) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht onder meer in verband met het verhogen van het maximaal op te leggen houdverbod van maximaal 3 naar maximaal 10 jaar. Het bestaande houdverbod wordt in dit voorstel, door verhoging van de maximaal op te leggen periode voor een houdverbod, effectiever gemaakt.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
dr. Henk Bleker
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Vragen over behandeling van klokkenluiders
Lees verderVragen over het wederom ten onrechte verlenen van een vergunning voor het gebruik van kunstlicht en knaldempers bij afschot
Lees verder