Vragen Van Esch en Vestering over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof
Indiendatum: 24 nov. 2022
Vragen van de leden Van Esch en Vestering (beide Partij voor de Dieren) aan de minister voor Natuur en Stikstof en minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof
- Kan de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangeven waarom hij bij het Wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 14-11-2022 in reactie op motie Van Esch [Kamerstuk 36200-VII-101] stelt dat “het gewoon allemaal een beetje anders zit (…) middels de bouwvrijstelling is niets vergund”?
- De minister stelt dat er middels de bouwvrijstelling niets is vergund, maar kan de minister bevestigen dat er – dankzij de bouwvrijstelling – allerlei projecten door mochten gaan die de overheden anders niet had mogen laten doorgaan/vergunnen?
- Kan de minister aangeven hoeveel projecten doorgang hebben gekregen dankzij de bouwvrijstelling die anders niet hadden mogen worden vergund (vanwege significante effecten)? Zo nee, waarom niet?
- Kan de minister in kaart brengen hoeveel stikstofdepositie er door deze projecten, die zijn toegestaan op basis van de bouwvrijstelling, is en nog zal worden veroorzaakt? Zo nee, waarom niet?
- Gaat de minister de stikstofdepositie die dankzij de bouwvrijstelling extra is en zal worden veroorzaakt (maar die niet veroorzaakt had mogen worden vanwege de slechte staat van de natuur) alsnog compenseren? Zo nee, waarom niet?
Indiendatum:
24 nov. 2022
Antwoorddatum: 9 jan. 2023
Vragen van de leden Van Esch en Vestering (beiden PvdD) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof en voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof (ingezonden 24 november 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 9 januari 2023).
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom u bij het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 14 november 2022 in reactie op motie van het lid Van Esch stelt dat «het gewoon allemaal een beetje anders zit (...) middels de bouwvrijstelling is niets vergund»?[1]
Antwoord 1
In de genoemde motie werd gesteld dat dankzij de bouwvrijstelling projecten zijn vergund. Ik had in mijn antwoord moeten preciseren dat door de bouwvrijstelling projecten doorgang konden vinden waarvoor geen natuurvergunning is verleend, omdat deze alleen in de realisatiefase tot stikstofdepositie leidden en waarvoor ook om andere redenen dan stikstof geen natuurvergunning vereist was. Die projecten vielen dan buiten de vergunningplicht en werden dus als zodanig niet vergund.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er, dankzij de bouwvrijstelling allerlei projecten door mochten gaan die de overheden anders niet hadden mogen laten doorgaan/vergunnen gezien het feit dat u stelt dat er middels de bouwvrijstelling niets is vergund?
Antwoord 2
Het klopt dat er projecten doorgang konden vinden die zonder bouwvrijstelling mogelijk een natuurvergunning voor de realisatiefase hadden moeten aanvragen. Overigens zou bij sommige van die projecten na een voortoets van de gevolgen voor het aspect stikstof (via een berekening) alsnog geconcludeerd kunnen worden dat de projecten niet vergunningplichtig waren, vanwege het ontbreken van het risico van significante gevolgen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel projecten doorgang hebben gekregen dankzij de bouwvrijstelling die anders niet hadden mogen worden vergund, vanwege significante effecten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is niet mogelijk om een dergelijk overzicht te geven. Dit kan, ten eerste, niet omdat er geen totaaloverzicht of registratie van bouwprojecten in Nederland bestaat. Het is daarom niet mogelijk om inzicht te bieden in de stikstofemissies van geïnitieerde projecten.
Ten tweede bevatte de bouwvrijstelling een vrijstelling van rekenwerk. Dit hield in dat initiatiefnemers voor wat betreft stikstofdepositie die werd veroorzaakt door bouwwerkzaamheden in de realisatiefase van een project konden verwijzen naar de bouwvrijstelling bij de beoordeling of het project al dan niet significante gevolgen had voor Natura 2000-gebieden. Het is daarom niet te zeggen welke projecten wel of niet vergunningplichtig zouden zijn geweest.
Vraag 4
Kunt u in kaart brengen hoeveel stikstofdepositie er door deze projecten, die zijn toegestaan op basis van de bouwvrijstelling, is en nog zal worden veroorzaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, zie ook het antwoord op vraag 3.
In zijn algemeenheid is wel te zeggen dat de bijdrage van bouwactiviteiten aan de landelijke stikstofdeken niet groot is. Het beeld is dat het totaal van bouw en industrie samen zo’n 10% van de stikstofdeposities in Nederland veroorzaken (de deposities van de bouw worden niet als zodanig geregistreerd). Voor de bouw gaat het om stikstofdioxiden die vrijkomen bij verbrandingsprocessen in bouwmaterieel. Bouwmachines veroorzaken een kleine 3% van de landelijke emissies.
Vraag 5
Gaat u de stikstofdepositie, die dankzij de bouwvrijstelling extra is en zal worden veroorzaakt maar die niet veroorzaakt had mogen worden vanwege de slechte staat van de natuur, alsnog compenseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De gevolgen van de stikstofdepositie in de realisatiefase van projecten zijn in deze gevallen niet per activiteit beschouwd. Dat betekent niet automatisch dat die depositie niet veroorzaakt had mogen worden. Bij een voortoets had alsnog geconstateerd kunnen worden dat de activiteiten voor het aspect stikstof geen potentiële significante gevolgen zouden hebben. Het kabinet zet zich in om op korte termijn een forse daling van emissies te bewerkstelligen, en om op langere termijn een blijvend dalende lijn in te zetten. Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van 25 november 2022 (Kamerstukken I 2022/23, 30 252, G).
[1] Kamerstuk 36 200-VII, nr. 101.
Interessant voor jou
Vragen Van Esch over dat het RIVM wéér veel gevaarlijke stoffen rond Tata Steel meet
Lees verderVragen Van Raan over de gebrekkige antwoorden aangaande stikstof
Lees verder