Vragen Van Raan over inves­te­ringen van ontwik­ke­lings­banken in de vee-industrie


Indiendatum: 30 jul. 2020

Schriftelijke vragen van het lid Van Raan aan de minister van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over investeringen van ontwikkelingsbanken in de vee-industrie

  1. Kent u het bericht ‘Revealed: development banks funding industrial livestock farms around the world” uit The Guardian van 2 juli 2020?[1]
  2. Wat vindt u ervan dat de International Finance Corporation (IFC), onderdeel van de Wereldbank, en de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), de afgelopen tien jaar $2,6 miljard hebben geïnvesteerd in het deel van de vee-industrie dat juist destructief is voor het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs?
  3. Op welke manier vindt u het zelf nog langer moreel te rechtvaardigen dat de ontwikkelingsbanken hun beleid rechtvaardigen door er alleen op te wijzen dat ze slechts inspelen op de vraag naar vlees en zuivel en dat vlees en zuivel onderdeel uitmaken van de eetgewoonten van mensen in ontwikkelingslanden, en dus geen oog hebben voor het feit dat aanbod van vlees en zuivel onderdeel van de oorzaak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis is en het in het kader van het klimaatakkoord van Parijs juist de bedoeling is dat wereldwijd de productie en consumptie van vlees en zuivel afgeschaald wordt?
  4. Bent u bekend met het gegeven dat de productie van vlees en zuivel in zeer belangrijke mate bijdragen aan onder meer waterverontreiniging en uitputting van zoetwater, ontbossing, verlies van de biodiversiteit en klimaatverandering?[2] Zo ja, op welke manier vindt u het zelf nog moreel verantwoord om geen veroordelende uitspraken te doen over het uitleengedrag van de Wereldbank en de ERBD?
  5. Onderschrijft u het gegeven dat, ondanks dat de uitstoot van broeikasgassen per dier wellicht minder kan zijn, maar doordat het totale aantal dieren toeneemt, ook de totale hoeveelheid uitstoot van broeikasgassen toeneemt en dit niet langer verantwoord is? Zo nee, op welke manier is de toename van broeikasgassen toelaatbaar?
  6. Bent u bekend met het gegeven dat het vooral ontwikkelingslanden zijn die het eerste en het meeste last hebben van de gevolgen hiervan?
  7. Herinnert u zich het VN-rapport van augustus 2019 over het verband tussen landgebruik, klimaatverandering en voedselzekerheid, waarin staat dat voedselzekerheid alleen bereikt kan worden als wereldwijd de overstap wordt gemaakt naar een meer plantaardig dieet?[3]
  8. Vindt u het, hierop gelet, in het belang van ontwikkelingslanden, klimaat-rechtvaardig dat er door met name Westerse landen gedomineerde internationale banken geïnvesteerd wordt in dergelijke ontwrichtende vee-industrie? Zo ja, op welke manier?
  9. Op welke manier is het financieren van multinationals zoals Danone en Smithfield Foods, Inc. door IFC en de EBRD, zoals vermeld in het artikel, in het langere termijn duurzame belang van de mensen in ontwikkelingslanden, bent u zich ervan bewust dat dit juist niet in hun lange termijn duurzame belang kan zijn[4], bent u bekend met de meerwaarde die kleine familiebedrijven in ontwikkelingssamenwerking kunnen hebben, zoals geschetst door de Special Rapporteur on Food, kunt u toelichten hoe u de meerwaarde van kleine familiebedrijven ziet en hoe het financieren van multinationals door IFC en de EBRD kleine familiebedrijven helpt?
  10. Bent u bekend met het artikel ‘Kippenbedrijf van duizelingwekkende proportie, gestimuleerd door de EU’ in het NRC van 11 mei 2019, waarin de gevolgen van de megaplofkipfabriek MHP – ook gefinancierd door IFC en de EBRD – op allerlei dimensies naar voren komen, deelt u de mening dat dit niet in het lange termijn duurzame belang is van ontwikkelingslanden, en welke lessen trekt u hieruit voor in de toekomst?
  11. Wat betekent het financieren van de multinationals in de vee-industrie voor de concurrentiepositie van lokale boeren en ondernemers, voor het risico voor lokale gemeenschappen om afhankelijk te worden van multinationals, voor het landgebruik, de landverdeling, eigendomsverhoudingen, de kwaliteit van leven en werk, de gezondheid van omwonenden en de werknemers en voor de impact op en de uitputting van natuurlijke bronnen?
  12. Op welke manier draagt het financieren van de vlees- en zuivelindustrie in landen waar de vlees- en zuivelconsumptie op hoog of gemiddeld niveau is, zoals vermeld in het artikel, nog bij aan de voedselzekerheid en armoedebestrijding?
  13. Onderschrijft u dat ‘ontwikkelingssamenwerking’ die neerkomt op het financieren van de grootschalige en dus ontwrichtende vlees- en zuivelindustrie, perverse prikkels creëert die de overstap op een plantaardig eetpatroon afremt en landen op de langere termijn niet helpen in hun duurzame ontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
  14. Hoe wordt geborgd dat het belang van een duurzame ontwikkeling van en een transitie naar een meer plantaardig dieet in ontwikkelingslanden voorop staat?
  15. Vindt u investeringen in de grootschalige vee-industrie via ontwikkelingsbanken en grote internationale bedrijven, al met al, een wenselijke manier van ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, waarom vindt u dit een wenselijke manier van ontwikkelingssamenwerking?
  16. Van welke ontwikkelingsbanken is Nederland lid en hoeveel draagt Nederland per jaar per ontwikkelingsbank af?
  17. Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is, naast de IFC en de EBRD, investeren nog meer in de grootschalige vlees- en zuivelindustrie en op welke manieren doen zij dit? Hoeveel geld hebben zij in de afgelopen tien jaar in de grootschalige vlees- en zuivelindustrie geïnvesteerd, in welke landen en voor welke projecten?
  18. Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is hebben in de afgelopen tien jaar activiteiten gefinancierd die de vraag naar vlees- en zuivelvervangers doet toenemen en op welke manier doen zij dit? Om hoeveel geld gaat het en om welke projecten?
  19. Klopt het dat ontwikkelingsbanken in hun beoordeling van projecten geen rekening houden met het vraageffect dat investeringen in de vee-industrie sorteren, zoals in het artikel wordt gesuggereerd. Hoe kijkt u hier tegenaan?
  20. Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland via de afdrachten aan ontwikkelingsbanken, indien hiermee geïnvesteerd wordt in de vlees- en zuivelindustrie, extra vraag naar dierlijke producten creëert, terwijl dit op de langere termijn zal leiden tot verminderde voedselzekerheid, meer dierenleed en meer klimaat- en biodiversiteitsproblemen wereldwijd?
  21. Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland zich op deze manier zich (mede-)schuldig kan maken aan de grootschalige vernietiging van de leefomgeving van mens en dier?
  22. Op welke concrete manieren kunt u invloed uitoefenen op het beleid van de ontwikkelingsbanken om niet langer te investeren in de vee-industrie, hoe hebt u hier in de afgelopen tien jaar invulling aan gegeven en bent u bereid om uw inspanningen op te voeren? Hoe gaat u dat doen?

[1] https://www.theguardian.com/environment/2020/jul/02/revealed-development-banks-funding-industrial-livestock-farms-around-the-world

[2] https://www.ad.nl/nieuws/vooral-arme-landen-dupe-van-klimaatverandering-bij-ons-minder-extreem-weer~a815b825/; https://www.theguardian.com/environment/2018/oct/10/huge-reduction-in-meat-eating-essential-to-avoid-climate-breakdown

[3] https://www.ipcc.ch/srccl/; https://nos.nl/artikel/2296740-vn-klimaatrapport-voedseltekort-dreigt-vanaf-2050-door-klimaatverandering.html

[4] Zoals geïllustreerd in bijvoorbeeld het artikel ‘Kippenbedrijf van duizelingwekkende proportie, gestimuleerd door de EU’ in het NRC van 11 mei 2019 (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/05/11/bio-industrie-aan-de-buitengrens-a3959881)

Indiendatum: 30 jul. 2020
Antwoorddatum: 11 sep. 2020

Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over investeringen van ontwikkelingsbanken in de vee-industrie (ingezonden 31 juli 2020).

Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 11 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3713.

Vraag 1

Kent u het bericht «Revealed: development banks funding industrial livestock farms around the world» uit The Guardian van 2 juli 2020?1

Antwoord 1

Ja, daar ben ik mee bekend.

Vraag 2

Wat vindt u ervan dat de International Finance Corporation (IFC), onderdeel van de Wereldbank, en de European Bank for Reconstruction and Develop-ment (EBRD), de afgelopen tien jaar $ 2,6 miljard hebben geïnvesteerd in het deel van de vee-industrie dat juist destructief is voor het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs?

Antwoord 2

Investeringen in vlees en zuivel zijn een – beperkt – onderdeel van de portefeuilles van IFC en EBRD op het gebied van voedselzekerheid en duurzame economische ontwikkeling. Beide instellingen hanteren voor elke financiering strikte criteria voor de milieu- en sociale effecten, en toetsen deze aan hun klimaatbeleid. Nederland zet zich er daarbij voor in dat de financie-ringen inderdaad in lijn zijn met mondiale en nationale klimaat- en biodiversi-teitsdoelen en draagt het belang hiervan in het bestuur van deze banken consequent en actief uit. Zie verder het antwoord op vraag 3.

Vraag 3
Op welke manier vindt u het zelf nog langer moreel te rechtvaardigen dat de ontwikkelingsbanken hun beleid rechtvaardigen door er alleen op te wijzen dat ze slechts inspelen op de vraag naar vlees en zuivel en dat vlees en zuivel onderdeel uitmaken van de eetgewoonten van mensen in ontwikkelingslan-den, en dus geen oog hebben voor het feit dat aanbod van vlees en zuivel onderdeel van de oorzaak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis is en het in het kader van het klimaatakkoord van Parijs juist de bedoeling is dat wereldwijd de productie en consumptie van vlees en zuivel afgeschaald wordt?
Antwoord 3
Wereldwijd is er nog steeds voor meer dan 800 miljoen mensen geen voedselzekerheid. In delen van de wereld is vlees en zuivel een van de weinige mogelijkheden om eiwitten in een dieet zeker te stellen. Daarnaast dragen investeringen in efficiency, het tegengaan van verliezen en duurzaam-heid in deze sectoren bij aan voedselzekerheid, duurzame economische ontwikkeling, het tegengaan van en het aanpassen aan klimaatverandering en het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de bestaande productie. Deze aspecten en de genoemde milieu- en klimaattoetsen op individuele projecten maken investeringen in deze sector verantwoord.

Vraag 4
Bent u bekend met het gegeven dat de productie van vlees en zuivel in zeer belangrijke mate bijdraagt aan onder meer waterverontreiniging en uitputting van zoetwater, ontbossing, verlies van de biodiversiteit en klimaatverande-ring?2 Zo ja, op welke manier vindt u het zelf nog moreel verantwoord om geen veroordelende uitspraken te doen over het uitleengedrag van de Wereldbank en de EBRD?

Antwoord 4
Ja, daar ben ik mee bekend. Dit gegeven is de reden dat het kabinet inzet op verduurzaming van de veehouderij, in Nederland en wereldwijd. Voor het tweede deel van de vraag, zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.

Vraag 5
Onderschrijft u het gegeven dat, hoewel de uitstoot van broeikasgassen per dier wellicht minder kan zijn, door de toename van het totale aantal dieren ook de totale hoeveelheid uitstoot van broeikasgassen toeneemt en onder-schrijft u ook dat dit niet langer verantwoord is? Zo nee, op welke manier is de toename van broeikasgassen toelaatbaar?

Antwoord 5
Toename van het totale aantal dieren zal inderdaad kunnen leiden tot een toename van de uitstoot van broeikasgassen. De stelling dat daardoor het aantal dieren nergens mag toenemen, onderschrijf ik niet; waar dat verant-woord is, hangt af van de lokale context. Voor antwoord op het tweede deel van de vraag, zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.

Vraag 6
Bent u bekend met het gegeven dat het vooral ontwikkelingslanden zijn die het eerste en het meeste last hebben van de gevolgen hiervan?

Antwoord 6
Ja, hier ben ik mee bekend.

Vraag 7
Herinnert u zich het VN-rapport van augustus 2019 over het verband tussen landgebruik, klimaatverandering en voedselzekerheid, waarin staat dat voedselzekerheid alleen bereikt kan worden als wereldwijd de overstap wordt gemaakt naar een meer plantaardig dieet?3

Antwoord 7
Ja.

Vraag 8
Vindt u het, hierop gelet, in het belang van ontwikkelingslanden, klimaat-rechtvaardig dat er door met name door Westerse landen gedomineerde internationale banken geïnvesteerd wordt in dergelijke ontwrichtende vee-industrie? Zo ja, op welke manier?

Antwoord 8
De ontwikkelings- en investeringsbanken kunnen, met de instrumenten die deze banken tot beschikking staan, een bijdrage leveren aan een duurzame en klimaatvriendelijke veeteeltsector in ontwikkelingslanden, die past binnen de doelstellingen van het Akkoord van Parijs. Een dergelijke «vergroening» van de veeteeltsector helpt de betrokken landen hun nationale klimaatdoelstellin-gen te bereiken, en kan daarmee zowel een positieve invloed hebben op het klimaat als bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling van deze landen.

Vraag 9
Op welke manier is het financieren van multinationals zoals Danone en Smithfield Foods, Inc. door IFC en de EBRD, zoals vermeld in het bericht, in het langere termijn duurzame belang van de mensen in ontwikkelingslanden? Bent u zich ervan bewust dat dit juist niet in hun lange termijn duurzame belang kan zijn4? Bent u bekend met de meerwaarde die kleine familiebedrij-ven in ontwikkelingssamenwerking kunnen hebben, zoals geschetst door de Special Rapporteur on Food? Kunt u toelichten hoe u de meerwaarde van kleine familiebedrijven ziet en hoe het financieren van multinationals door IFC en de EBRD kleine familiebedrijven helpt?

Antwoord 9
In het BHOS-beleid op het gebied van landbouw en voedselzekerheid staan kleinschalige voedselproducenten – nagenoeg altijd kleine familiebedrijven – centraal. Dit is in het algemeen ook het geval bij publieke sector leningen van de ontwikkelingsbanken. IFC en EBRD geven aan dat zij bij financieringen aan grote landbouwbedrij-ven vaak afspraken maken over verbeterde samenwerking tussen deze bedrijven en kleinere ondernemers en boeren. Beide instellingen leggen in hun sectorstrategieën voor de landbouwsector de nadruk op inclusieve waardeketens om lokale boeren en het MKB op het platteland te ondersteu-nen.

Vraag 10
Bent u bekend met het artikel «Kippenbedrijf van duizelingwekkende proportie, gestimuleerd door de EU» in NRC van 11 mei 2019, waarin de gevolgen van de megaplofkipfabriek MHP – ook gefinancierd door IFC en de EBRD – op allerlei dimensies naar voren komen? Deelt u de mening dat dit niet in het lange termijn duurzame belang is van ontwikkelingslanden, en welke lessen trekt u hieruit voor in de toekomst?

Antwoord 10
Ja, hiermee ben ik bekend.

Zoals gedeeld met uw Kamer hebben maatschappelijke organisaties in 2018 een klacht ingediend bij IFC en de EBRD over de financiering van MHP. Bij beide instellingen zijn deze klachten ontvankelijk verklaard en wordt er op dit moment een geschillenbeslechtingprocedure gevolgd.6 Het is echter nog niet bekend wat de gevolgen van deze klachten zullen zijn voor de goedgekeurde projecten en eventuele verdere vervolgstappen binnen de genoemde instellingen. Nederland zal na afloop van de procedures met interesse kennisnemen van de lessons learned. Verder is het goed te vermelden dat Nederland vanaf 2015, na de motie van Ouwehand en Thieme7, niet meer heeft ingestemd met nieuwe financieringen aan MHP door de ontwikkelings- en investeringsbanken zoals eerder aan uw Kamer gemeld.

Vraag 11
Wat betekent het financieren van de multinationals in de vee-industrie voor de concurrentiepositie van lokale boeren en ondernemers, voor het risico voor lokale gemeenschappen om afhankelijk te worden van multinationals, voor het landgebruik, de landverdeling, eigendomsverhoudingen, de kwaliteit van leven en werk, de gezondheid van omwonenden en de werknemers en voor de impact op en de uitputting van natuurlijke bronnen?


Antwoord 11
Ontwikkelings- en investeringsbanken hanteren strikte milieu- en sociale criteria gericht op het voorkomen dan wel mitigeren van negatieve impact als gevolge van financieringen door deze instellingen. Tijdens de due diligence van individuele projecten door de instellingen wordt vastgesteld dat de investeringen additioneel zijn aan de markt en er geen sprake is van marktverstoring.

Vraag 12
Op welke manier draagt het financieren van de vlees- en zuivelindustrie in landen waar de vlees- en zuivelconsumptie op hoog of gemiddeld niveau is, zoals vermeld in het bericht, nog bij aan de voedselzekerheid en armoedebe-strijding?

Antwoord 12
In landen met een hoog niveau van voedselzekerheid kan het nog steeds om andere redenen zinvol zijn om te investeren in de veeteeltsector, bijvoorbeeld de noodzaak de sector te verduurzamen en de bijdrage die de sector kan leveren aan economische ontwikkeling, gegeven de natuurlijke hulpbronnen van een land.

Vraag 13
Onderschrijft u dat «ontwikkelingssamenwerking» die neerkomt op het financieren van de grootschalige en dus ontwrichtende vlees- en zuivelindus-trie, perverse prikkels creëert die de overstap op een plantaardig eetpatroon afremt en landen op de langere termijn niet helpt in hun duurzame ontwikke-ling? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13
Het gaat hier om investeringen in duurzame(re) landbouw en veehouderij, als onderdeel van de inzet op duurzame voedselsystemen, met een gezonde balans in de consumptie van plantaardig en dierlijk voedsel. Op een verantwoorde manier uitgevoerd, kunnen investeringen in lokale (voedsel)productie (land- en tuinbouw, veeteelt en visserij) een krachtig middel zijn om armoede, honger en ondervoeding te bestrijden en economi-sche ontwikkeling op gang te brengen.

Vraag 14
Hoe wordt geborgd dat het belang van een duurzame ontwikkeling van en een transitie naar een meer plantaardig dieet in ontwikkelingslanden voorop staat?

Antwoord 14
Centraal in het voedselzekerheidsbeleid staat de bevordering van de ontwikkeling naar adequate, gebalanceerde diëten. Lang niet overal kan de consumptie van dierlijke eiwitten omlaag, en in de meest schrijnende situaties van ondervoeding is verhoging van de consumptie uitermate gewenst. In ontwikkelingslanden zijn diëten bij armere groepen nu vaak te eenzijdig op koolhydraten gericht, met een tekort aan eiwitten en micro-nutriënten. Ik verwijs ook naar het rapport van de EAT-Lancet Commission on Healthy Diets from Sustainable Food Systems, waarin een referentiedieet wordt aangeprezen bestaande uit grotendeels plantaardig voedsel, maar ook een gematigde hoeveelheid dierlijke eiwitten.8

Vraag 15
Vindt u investeringen in de grootschalige vee-industrie via ontwikkelingsban-ken en grote internationale bedrijven, al met al, een wenselijke manier van ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, waarom?

Antwoord 15
Zoals al aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 en 3 ondersteunt Neder-land projecten van de ontwikkelingsbanken in de veeteeltsector, met als doel om armoede, honger en ondervoeding te bestrijden en duurzame economi-sche ontwikkeling op gang te brengen. Deze investeringen dienen wel te voldoen aan de strikte standaarden en het klimaatbeleid van de betreffende bank en in lijn te zijn met de mondiale en nationale klimaat- en biodiversi-teitsdoelen. Nederland vraagt multilaterale banken om leiderschap op klimaatactie en doortastendheid ten aanzien van hun inzet om de portefeuil-les in lijn te brengen met de doelen van de overeenkomst van Parijs.

Vraag 16
Van welke ontwikkelingsbanken is Nederland lid en hoeveel draagt Nederland per jaar per ontwikkelingsbank af?

Antwoord 16
Nederland is aandeelhouder van navolgende multilaterale ontwikkelings- en investeringsbanken, die zich onder meer richten op investeringen in ontwikkelingslanden en opkomende economieën. Het is van belang te vermelden dat Nederland in de meeste gevallen niet jaarlijks bijdraagt aan ontwikkelings- en investeringsbanken, maar een aandeel heeft in de vorm van afgegeven garanties en kapitaal, terug te vinden in de betreffende hoofdstuk-ken van de Rijksbegroting en de jaarverslagen9, 10, 11, 12. Zie onderstaande tabel voor een overzicht.


Wereldbank (IFC, MIGA en IBRD)
5,2 miljard euro Waarvan – 4,8 miljard euro garanties – 0,4 miljard euro gestort kapitaal

EIB
13 miljard euro Waarvan – 11,8 miljard euro garanties – 1,2 miljard euro gestort kapitaal

AIIB
0,9 miljard euro Waarvan – 0,7 miljard euro garanties – 0,2 miljard euro gestort kapitaal

EBRD
0,8 miljard euro Waarvan – 0,6 miljard euro garanties – 0,2 miljard gestort kapitaal

ADB
1,3 miljard euro Waarvan – 1,27 miljard euro garanties – 67 miljoen euro gestort kapitaal

IDB group (IDB, IIC)
312,5 miljoen euro Waarvan – 289,8 miljoen euro garanties – 22,7 miljoen euro gestort kapitaal

Daarnaast draagt Nederland bij aan kapitaalverhogingen van deze banken en aan middelenaanvullingen van op de minst-ontwikkelde landen gerichte ontwikkelingsfondsen. Deze bijdragen betreffen doorgaans meerjarige verplichtingen, waardoor betalingen van jaar tot jaar kunnen verschillen. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om afdrachten. Ter illustratie, hierbij een overzicht van de meest recente Nederlandse meerjarenbijdrage aan de drie grootste ontwikkelingsfondsen van de multilaterale banken waarvan Nederland aandeelhouder is:

IDA1
825 miljoen euro
2020–2023

African Development Fund
208 miljoen euro
2020–2022

Asian Development Fund
15 miljoen euro
2017–2020

Daarnaast draagt Nederland in een aantal gevallen bij aan specifieke trustfunds van deze instellingen.

Vraag 17
Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is, naast de IFC en de EBRD, investeren nog meer in de grootschalige vlees- en zuivelindustrie en op welke manieren doen zij dit? Hoeveel geld hebben zij in de afgelopen tien jaar in de grootschalige vlees- en zuivelindustrie geïnvesteerd, in welke landen en voor welke projecten?

Antwoord 17
Bij dezen geef ik u een overzicht van de financieringen aan de veesector in de afgelopen 10 jaar door de ontwikkelings- en investeringsbanken, naast IFC en EBRD. Dit overzicht is samengesteld op basis van de door de betreffende ontwikkelings- en investeringsbanken verstrekte informatie, waardoor er verschillen kunnen zijn in de definities die de ontwikkelings- en investerings-banken hanteren aangaande investeringen in de vlees- en zuivelindustrie. Om de financieringen in perspectief te plaatsen, wordt telkens de omvang van de totale projectuitkeringen van 2019 van de betreffende instelling gemeld.

De Wereldbank heeft sinds 2012 voor ca. 2,3 miljard dollar aan financieringen verstrekt aan overheidsprojecten gericht op de veesector. Deze financieringen werden verstrekt aan landen in Azië en Afrika13. Ter vergelijking: over 2019 alleen bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen en giften van de Wereldbank 49 miljard dollar14. In het geval van de Europese Investeringsbank (EIB) zijn er de afgelopen 10 jaar twee financieringen verstrekt in de veesector met een totale hoogte van 60 miljoen euro. Deze financieringen werden verstrekt aan bedrijven in Marokko en Spanje. Daarnaast heeft de EIB zoals eerder benoemd in gestelde vragen door uw Kamer15 in 2012 een investering van 85 miljoen euro in MHP in Oekraïne gefinancierd. Hierbij ging het niet om een directe investering in de veesector. Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen 48,1 miljard euro16. De Inter-American Development Bank (IDB) heeft de afgelopen 10 jaar 171 miljoen dollar geïnvesteerd in de veesector. De gefinancierde projecten betroffen melkveebedrijven, pluimveebedrijven, varkenshouderijen en rundveebedrijven in onder meer Uruguay, Ecuador, Nicaragua en El Salvador. Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen 10,8 miljard dollar17. De Asian Development Bank (ADB) heeft de afgelopen 10 jaar ruim 277 mil-joen dollar aan financieringen verstrekt voor projecten in de veesector. Dit betreffen investeringen in zuivelbedrijven (veehouderijen en verwerkende bedrijven), pluimveebedrijven en varkenshouderijen in de volgende landen: China, Kazachstan, India, Indonesië, Mongolië en Bangladesh. In 2019 heeft de ADB in totaal 16 miljard dollar uitgekeerd. Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen 16 miljard dollar18. De African Development Bank (AfDB) heeft in de afgelopen 10 jaar 10 mil-joen euro aan de veesector bijgedragen. Deze financieringen betreffen grotendeels investeringen in de verwerkende industrie, maar ook in varkens-houderijen en pluimveebedrijven. Landen waar deze investeringen plaatsvon-den zijn onder meer Kameroen, Ivoorkust en Togo. Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen ca 3,1 mil-jard euro. De Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) is sinds 2016 operationeel en heeft in de afgelopen 4 jaar niet geïnvesteerd in de vlees- en zuivelindus-trie.

Vraag 18
Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is hebben in de afgelopen tien jaar activiteiten gefinancierd die de vraag naar vlees- en zuivelvervangers doet toenemen en op welke manier doen zij dit? Om hoeveel geld gaat het en om welke projecten?

Antwoord 18
Een aantal instellingen is betrokken bij ondersteuning van projecten gericht op de productie van vlees- en zuivelvervangers. Zo geeft de EIB aan dat ze betrokken is (geweest) bij het verstrekken van technische assistentie voor het ontwikkelen van innovatieve projecten gericht op diëten met een kleinere broeikasgasemissie en een kleinere ecologische voetafdruk (inclusief vlees- en zuivelvervangers).

Vraag 19
Klopt het dat ontwikkelingsbanken in hun beoordeling van projecten geen rekening houden met het vraageffect dat investeringen in de vee-industrie sorteren, zoals in het bericht wordt gesuggereerd. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Antwoord 19
Ontwikkelings- en investeringsbanken signaleren een toename van de vraag naar vlees- en zuivelproducten in bepaalde ontwikkelingslanden, en hun financieringen zijn erop gericht om bij te dragen aan een verantwoorde productie en verwerking van deze producten, in lijn met de standaarden van deze banken. Deze financieringen dienen in lijn zijn met de mondiale en nationale klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 en 3.

Vraag 20
Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland via de afdrachten aan ontwikkelingsbanken, indien hiermee geïnvesteerd wordt in de vlees- en zuivelindustrie, extra vraag naar dierlijke producten creëert, terwijl dit op de langere termijn zal leiden tot verminderde voedselzekerheid, meer dierenleed en meer klimaat- en biodiversiteitsproblemen wereldwijd?

Antwoord 20
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 2 en 3.

Vraag 21
Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland zich op deze manier (mede-)schuldig kan maken aan de grootschalige vernietiging van de leefomgeving van mens en dier?

Antwoord 21
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 2 en 3.

Vraag 22
Op welke concrete manieren kunt u invloed uitoefenen op het beleid van de ontwikkelingsbanken om niet langer te investeren in de vee-industrie, hoe hebt u hier in de afgelopen tien jaar invulling aan gegeven en bent u bereid om uw inspanningen op te voeren? Hoe gaat u dat doen?

Antwoord 22
Nederland zet zich, zoals eerder aangegeven, in op zo groot mogelijke reductie van de ecologische en klimaatvoetafdruk van investeringen door ontwikkelingsbanken, in lijn met de mondiale klimaat- en biodiversiteitsdoe-len. Dit dient ondersteund te worden door hun kwaliteitsstandaarden en mechanismen om misstanden aan de kaak te kunnen stellen en weerspiegeld te worden in de klimaatstrategieën van de instellingen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 15 vraagt Nederland multilaterale banken om leiderschap op klimaatactie en doortastendheid ten aanzien van hun inzet om de portefeuilles in lijn te brengen met de doelen van de overeenkomst van Parijs. Nederland oefent onder meer invloed uit via de vertegenwoordiging in de uitvoerende raden van de instellingen en door deelname aan overlegrondes over middelenaanvullingen van de fondsen van de banken en door bijdragen aan Trust Funds. Om het belang van milieu en klimaat beter te verankeren binnen de projecten van IFC op het gebied van dierlijke eiwitten, ondersteunt Nederland boven-dien met een financiële bijdrage het Global Animal Protein Platform van IFC dat tot doel heeft om klimaattransities op gang te brengen in de veeteeltsec-tor, de klimaatvoetafdruk te reduceren en afval- en mestbeheer op niveau te brengen.

Interessant voor jou

Aanvullende vragen Wassenberg over het slachtproces ten tijde van COVID-19 en het Offerfeest

Lees verder

Vragen Wassenberg over bericht dat slachthuis medewerkers heeft aangezet tot afleggen van valse gezondheidsverklaringen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer